Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Leijten over de tweewekentermijn die gehanteerd wordt bij informatieverzoeken
Vragen van het lid Leijten (SP) aan beide Staatssecretarissen van Financiën over de tweewekentermijn die gehanteerd wordt bij informatieverzoeken aan belastingplichtigen (ingezonden 5 augustus 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Van Huffelen (Financiën – Toeslagen en Douane) (ontvangen
14 september 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3734.
Vraag 1
Kunt u aangeven waarom de Belastingdienst wel in de media heeft gereageerd op de Kamervragen
van het lid Omtzigt, maar er geen informatie naar de Kamer is gestuurd?1
Antwoord 1
Naar aanleiding van de Kamervragen die het lid Omtzigt aan mij heeft gericht zijn
er in de media vragen gesteld. Op deze vragen vanuit de media is tijdens het reces
gereageerd door een woordvoerder van de Belastingdienst. Sommige vragen van het lid
Omtzigt behoefden iets meer uitzoekwerk, waardoor mijn volledige reactie op zich moest
laten wachten.
Vraag 2
Op welke wijze worden ouders, die de stuipen op het lijf is gejaagd, geïnformeerd
dat ze langer de tijd hebben om de informatie aan te leveren?
Antwoord 2
Ouders, die eind juni (96.000 ouders) of half juli (30.000 ouders) een vraagbrief
hebben ontvangen en daarop niet hebben gereageerd, hebben op of rond 5 september 2020
een rappelbrief ontvangen met het verzoek om alsnog de jaaropgave te versturen en
het formulier in te vullen. In deze brief wordt, gezien de situatie, een reactietermijn
van drie weken gehanteerd. De medewerkers van de Belastingtelefoon informeren de ouders
hierover desgevraagd, zoals opgenomen in de reeds bestaande instructie. Deze werkwijze
is niet anders dan voorgaande jaren. Gezien de hoeveelheid vragen over de brief en
het responspercentage in vergelijking tot eerdere jaren was er geen noodzaak om over
te gaan tot aanvullende maatregelen. Om de ouders die nog in onzekerheid zaten over
dit proces in te lichten, heb ik recentelijk gezorgd dat zij ook via de website2 hierover geïnformeerd worden.
Vraag 3 en 4
Erkent u dat het onnodig veel stress bij ouders en kosten bij de Belastingdienst oplevert
als dit soort zaken via publieke ophef, in plaats van via goede interne controle,
wordt opgelost? Hoe gaat dit in de toekomst voorkomen worden?
Erkent u dat het niet waar is dat het door de corona-uitbraak komt dat deze brieven
aan het begin van de zomervakantie, met een korte reactietijd, zijn gestuurd, maar
dat dit al jaren gebeurt? Zo neen, hoe verklaart u dan dat mensen melden dat ze vorig
jaar dezelfde behandeling hebben gekregen?
Antwoord 3 en 4
Elk jaar wordt in juni in twee tranches een uitvraagbrief verzonden naar een deel
van de ouders met kinderopvangtoeslag. De vraagbrief wordt verzonden indien de informatie
van de aanvraag van de ouders niet overeenkomt met de gegevens die Toeslagen heeft
ontvangen van de kinderopvang-organisatie of indien geen informatie van de kinderopvang-organisatie
is ontvangen. Ouders wordt gevraagd het aantal afgenomen kinderopvang-uren in te vullen
en de jaaropgave van de kinderopvang mee te sturen.
In de afgelopen jaren zijn de vraagbrieven drie tot vier weken eerder verzonden dan
in 2020. Dat een deel van deze brieven onverhoopt tijdens de zomervakantieperiode
is verstuurd heeft te maken met de afweging om ouders in de Coronaperiode niet te
noodzaken zich buitenshuis te bewegen als gevolg van informatieverzoeken. Dit zou
in tegenspraak zijn met het verzoek van de regering om zoveel mogelijk thuis te blijven,
waardoor gewacht is met verzending. Het weer opstarten van het proces van grootschalige
informatie-uitvraag heeft enkele weken doorlooptijd gekost omdat dit zorgvuldig ingepland
moet worden. Door de vertraging is de tweede zending op een ongelukkig moment, namelijk
in de zomervakantie van regio Noord en regio Zuid, op de mat gevallen.
De in de brief vermelde reactietermijn was in al die jaren gelijk, namelijk twee weken.
In de afgelopen jaren heeft zo’n 80% van de ouders op de eerste vraagbrief gereageerd,
ongeveer 20% heeft een rappelbrief ontvangen. Op de vraagbrief van dit jaar heeft
ook zo’n 80% van de ouders gereageerd.
Ik heb uw Kamer tijdens het Algemeen Overleg Start hersteloperatie kinderopvangtoeslag
van 20 augustus 2020 aan het lid Lodders toegezegd binnenkort te komen met een voorstel
voor een invulling van reactie- en rappeltermijnen. Ik neem daarin het vraagstuk van
de schoolvakanties mee.
Daarnaast wil ik opmerken dat Toeslagen verwacht dat vanaf toeslagjaar 2020 het aantal
uit te sturen brieven aanzienlijk zal afnemen. Door de wijziging van de Regeling Wet
Kinderopvang (onderdeel van Verbeterprogramma Kinderopvangtoeslag) zijn kinderopvangorganisaties
per 1 januari 2020 verplicht om maandelijks gegevens met betrekking tot de genoten
opvang aan te leveren. Hierdoor zal de situatie dat Toeslagen géén gegevens heeft
ontvangen van de organisaties, zoals nu het geval was over 2019, nauwelijks meer voorkomen
en kunnen eventuele afwijkingen eerder geconstateerd en gecorrigeerd worden. Bij de
definitieve toekenning zal dit tot een beperking van het aantal informatieverzoeken
en als logisch gevolg een beperking van de hoeveelheid terugvorderingen moeten leiden.
Vraag 5
Klopt het dat ook bij informatieverzoeken bij de inkomstenbelasting korte reactietermijnen
gelden? Bijvoorbeeld als iemand wordt gevraagd bewijsstukken te sturen in verband
met ziektekosten? Zo neen, kunt u uitsluiten dat dit gebeurt?
Antwoord 5
Voor de inkomensheffing wordt veel gebruik gemaakt van de ICT-service Oscar. Als een
behandelaar met deze service een vraagbrief aanmaakt, dan geeft Oscar een reactietermijn
mee van drie weken. Reageert een burger niet binnen deze termijn dan is het gebruikelijk
om na een week een rappelbrief te sturen waarin een termijn wordt meegegeven van twee
weken. Reageert de burger ook niet op de rappelbrief dan wordt na een week een vooraankondiging
tot afwijking van de aangifte verstuurd met een reactietermijn van twee weken. Deze
termijnen zijn gebaseerd op een oude handreiking uit 2003. De behandelaar kan afwijken
van deze reactietermijnen ten gunste van de burger. In de ICT-service GDC waarmee
ook brieven voor de IH worden aangemaakt, wordt geen reactietermijn meegegeven. De
behandelaar vult zelf een uiterste reactiedatum in.
De mogelijkheid om zelf een datum in te vullen biedt de gelegenheid tot maatwerk.
Zo wordt voor vragen aan buitenlandse belastingplichtigen veelal een langere termijn
in acht genomen dan drie weken. Ook kan zo rekening worden gehouden met de omstandigheden
waarin een burger zich bevindt. Voor vragen over ziektekosten wordt standaard de ICT-service
Oscar gebruikt. Hierbij wordt dus een eerste reactietermijn van drie weken meegegeven.
Vraag 6
Is het mogelijk dat mensen die een bepaalde code achter hun burgerservicenummer (BSN)
hebben staan, bijvoorbeeld duidend op «systeemfraude», kortere reactietijd wordt gegeven
als er informatie wordt opgevraagd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vraag 6
Is het mogelijk dat mensen die een bepaalde code achter hun burgerservicenummer (BSN)
hebben staan, bijvoorbeeld duidend op «systeemfraude», kortere reactietijd wordt gegeven
als er informatie wordt opgevraagd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.