Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Sienot over het artikel ‘Nog altijd miljarden euro’s subsidie naar fossiele energiesector’ naar aanleiding van het onderzoek van Oil Change International en Milieudefensie
Vragen van het lid Sienot (D66) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het artikel «Nog altijd miljarden euro’s subsidie naar fossiele energiesector» (ingezonden 14 juli 2020).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat), Antwoord van Staatssecretaris
Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst) (ontvangen 14 september 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3986.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Nog altijd miljarden euro’s subsidie naar fossiele
energiesector»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herkent u de onderzoeksresultaten uit het rapport Past time for Action: Subsidies
en Public Finance for Fossil Fuels in the Netherlands van Oil Change International
en Milieudefensie?2
Antwoord 2
Ja. De inzet van het kabinet blijft om door de uitvoering van het Klimaatakkoord in
2050 een CO2-neutrale energievoorziening te bereiken. Hoewel ik mij slechts ten dele kan vinden
in de gepresenteerde cijfers, is niettemin wel duidelijk dat gebruik van en handel
in fossiele grond- en brandstoffen sterk verweven zijn met onze economie, die nog
voor langere tijd medeafhankelijk zal zijn van fossiele brandstoffen. Voor een uitgebreide
toelichting op de overeenkomsten en verschillen tussen de in het rapport gepresenteerde
cijfers en de cijfers die het kabinet hanteert, verwijs ik u naar mijn antwoorden
op de vragen van het lid Van der Lee over dezelfde studie.
Vraag 3
Welke definitie hanteert het kabinet, gelet op het feit dat in de discussies rondom
fossiele subsidies verschillende definities worden gehanteerd, voor fossiele subsidies
en wat is hiervoor de onderbouwing?
Antwoord 3
Het kabinet hanteert de definitie van de WTO en werkt dit verder uit in de brief over
financiële prikkels voor fossiele brandstoffen, die de Kamer heden ontvangt.
De WTO heeft een algemene definitie van subsidies ontwikkeld, die zich niet specifiek
op energie richt maar breed toepasbaar is.
De WTO spreekt van subsidie als:
er sprake is van een financiële tegemoetkoming door de rijksoverheid of een ander
overheidslichaam, die leidt tot een directe stroom van fondsen (leningen, overheidsgaranties,
giften) vanuit overheden naar private partijen (dit zijn de prijssubsidies, die het
International Energy Agency (IEA) regelmatig onderzoekt), er gemiste overheidsinkomsten
zijn (bijvoorbeeld belastingteruggaven en -vrijstellingen), overheden goederen en
diensten leveren of specifieke goederen inkopen, en overheden bijdragen aan specifieke
fondsen geven.
Vraag 4 en 5
Deelt u de mening dat de subsidie op fossiele energie in Nederland die de energietransitie
remmen zo spoedig mogelijk beëindigd dient te worden? Zo nee, waarom niet?
Hoe rijmt u de ambitie van het kabinet om te stoppen met fossiele subsidies in 2020
met deze onderzoeksresultaten?
Antwoord 4 en 5
Het kabinet deelt de mening dat in de transitie geen subsidies of financiële prikkels
voor fossiele brandstoffen passen. Daar waar deze onderdeel zijn van regelingen als
de Europese Richtlijn Energiebelastingen of internationale verdragen, dient afschaffing
in internationaal verband plaats te vinden met het oog op een gelijk speelveld en
met inachtneming van de nodige zorgvuldigheid en oog voor sectorspecifieke omstandigheden.
Vraag 6
Hoe verklaart u dat volgens dit onderzoek in de afgelopen vier jaar de fossiele overheidssteun
met 700 miljoen euro is gestegen?
Antwoord 6
Ik herken dit cijfer niet. Zoals blijkt uit mijn brief aan uw Kamer over financiële
prikkels voor fossiele brandstoffen neemt het totale budgettaire beslag van de daarin
beschreven regelingen in de periode 2016–2020 met ongeveer 200 miljoen toe. Deze toename
wordt verklaard door de jaarlijkse indexatie van de belastingtarieven enerzijds en
door volumeontwikkeling anderzijds binnen de bestaande regelingen. Zoals aangegeven
in mijn antwoord op vraag 2 worden er door de onderzoekers een aantal aanvullende
posten meegenomen die niet als publieke steun voor fossiele brandstoffen gekwalificeerd
kunnen worden.
Vraag 7 en 8
Welke vorderingen heeft het kabinet gemaakt bij het afschaffen van fossiele subsidies
ten opzichte van bijna een jaar geleden toen hier vragen over gesteld zijn naar aanleiding
van de conclusie van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
(OESO) en de Europese Commissie dat Nederland fossiele brandstoffen dubbel zo veel
subsidieert als hernieuwbaar?3 Als er geen voortgang is gemaakt, hoe is dat te verklaren?
Wanneer kan de Kamer de resultaten verwachten van het toegezegde onderzoek naar fossiele
subsidies in Nederland die de energietransitie remmen?
Antwoord 7 en 8
In de antwoorden op de vragen van een jaar geleden (kenmerk 2019D28371) is aangegeven dat een eenduidig overzicht van de fiscale prikkels voor fossiele
brandstoffen en de belemmeringen hiervan voor de energietransitie noodzakelijk is
en dat op basis daarvan wordt bezien welke mogelijkheden er zijn om tot uitfasering
van dergelijke prikkels te komen. Daarnaast is aangeven dat het kabinet werkte aan
de benodigde inventarisatie, die vervolgens internationaal getoetst zou worden door
de OESO. Die toetsing heeft aan het einde van het afgelopen jaar plaatsgevonden tijdens
het bezoek van het IEA-onderzoeksteam in het kader van de In-Depth Review en is daarna
uitgewerkt in het OESO-rapport. Hetzelfde geldt voor het rapport van Clingendael International
Energy Programme over de definitie van subsidies. Voor de inventarisatie en de stappen
die het kabinet op basis hiervan gaat zetten verwijs ik u naar de brief aan de Kamer
over financiële prikkels voor fossiele brandstoffen.
Vraag 9
Hoeveel subsidie investeert dit kabinet, alle verschillende subsidies zoals (SDE+,
ISDE, warmtefonds) bij elkaar opgeteld, per jaar in de energietransitie? Hoeveel subsidie
investeerde het vorige kabinet jaarlijks in de energietransitie?
Antwoord 9
De overheid doet uitgaven voor het klimaatbeleid. De overheid draagt bijvoorbeeld
bij aan het stimuleren van hernieuwbare energie, de verduurzaming van gebouwen, maatregelen
bij landbouw en grondgebruik, het stimuleren van (tweedehands) elektrische auto’s
voor particulieren en het stimuleren van concrete CO2-reductiemaatregelen in de industrie. Ook worden er verschillende pilots en demonstratieprojecten
opgestart om kennis op te doen.
In het regeerakkoord is afgesproken dat in deze kabinetsperiode jaarlijks bijna € 4 miljard
beschikbaar is voor de financiering van de klimaat-en energietransitie. Het grootste
deel van dit bedrag gaat naar de Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE++). Voor
deze regeling is jaarlijks een bedrag beschikbaar dat oploopt naar € 3,4 miljard in
2030. Tot 2030 maakt de regering € 300 miljoen per jaar vrij voor het opbouwen van
expertise en het uitvoeren van proefprojecten (pilots & demonstratie).
Na het regeerakkoord heeft de overheid verschillende aanvullende middelen beschikbaar
gesteld voor het klimaatbeleid. In de najaarsnota 2018 is incidenteel € 500 miljoen
gereserveerd voor maatregelen om op korte termijn CO2 te besparen. Te denken valt aan gedragsmaatregelen op het gebied van mobiliteit,
zoals een campagne voor energie-efficiënter rijgedrag en de juiste bandenspanning.
In de Voorjaarsnota 2019 heeft de overheid daarnaast € 400 miljoen incidenteel en
€ 110 miljoen structureel gereserveerd voor het Klimaatakkoord. Het gaat dan bijvoorbeeld
om middelen voor het warmtefonds. Bij het Klimaatakkoord is additioneel incidenteel
€ 300 miljoen aan middelen vrijgemaakt. Deze middelen worden onder andere gebruikt
voor fietsparkeren, voor het tijdig uitrollen van (duurdere) unieke CO2-reducerende maatregelen en het tijdig beschikbaar stellen van infrastructuur voor
energie en CO2-transport mede om te voorkomen dat bedrijven anders in de problemen kunnen komen.
Middelen in het topsectorenbeleid en het innovatiebeleid zullen (met de missiegedreven
inzet op meerjarige programma’s) sterker gericht worden op de energie- en klimaatopgaven.
Ook komt een deel van de middelen voor decentrale overheden ten goede aan klimaatbeleid.
Een overzicht van de budgettaire gevolgen van het Klimaatakkoord (inkomsten en uitgaven)
zijn samengevat in een budgettaire tabel die met het Klimaatakkoord aan uw Kamer is
gestuurd (Kamerstuk 32 813 nr. 348). Daarnaast zijn in de EZK-begroting 2020 het «Overzicht maatregelen ten behoeve
van het Energieakkoord», het Klimaatakkoord en CO2-reducerende maatregelen (uitvoering Urgenda-vonnis) opgenomen. Dit overzicht is opgesteld
naar aanleiding van de motie Leegte (Kamerstuk 30 196, nr. 278) en bevat alle maatregelen van alle ministeries ten behoeve van het Energieakkoord,
het Klimaatakkoord en de uitvoering van het Urgenda-vonnis.
Voor het vorige kabinet ontbreekt een dergelijk overzicht van klimaatgerelateerde
subsidies. Veruit de grootste uitgave was gericht op de subsidiering van duurzame
energie. Deze subsidies liepen in de vorige kabinetsperiode op naar ruim 1,5 miljard
in 2017.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.