Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Groothuizen over het bericht over levenslanggestraften
Vragen van het lid Groothuizen (D66) aan de Minister voor Rechtsbescherming over levenslanggestraften (ingezonden 7 juli 2020).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 11 september 2020). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3627.
Vraag 1
Bent u bekend met de uitspraak van de Haagse voorzieningenrechter van 24 juni 20201 waarin de Staat wordt geboden uiterlijk 8 juli 2020 een beslissing te nemen op het
betreffende ingediende gratieverzoek? Bent u voornemens dit uiterlijk 8 juli 2020
te doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1
Ja. De beslissing is tijdig aan betrokkene uitgereikt.
Vraag 2
Bent u bekend met het advies van het Gerechtshof Den Haag van 25 mei 2020 waarin het
Hof oordeelde dat vanwege het zodanig gebrek aan perspectief op vrijlating van de
gedetineerde, de opgelegde gevangenisstraf naar het oordeel van het hof als inhumaan
moet worden gekwalificeerd?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Wat is uw reactie op dat oordeel? Bent u van mening dat het in een volwassen rechtsstaat
toegestaan is om een door een rechter inhumaan gekwalificeerde detentie te laten voortduren?
Zo ja, waarom?
Antwoord 3
Het genoemde hof heeft, conform zijn wettelijk taak, advies uitgebracht over het al
of niet verlenen van gratie in de desbetreffende zaak. Het advies is naast andere
factoren meegewogen bij de beoordeling van het verzoek.
Vraag 4
Bent u het eens dat onnodige civiele procedures over de duur van de termijn moeten
worden voorkomen, zowel in het belang van de veroordeelde als van de nabestaanden
en/of slachtoffers?
Antwoord 4
Ja. Voor zover mogelijk moeten procedures over het niet tijdig beslissen worden voorkomen.
Dit lukt echter niet altijd. De gratieprocedure bij levenslanggestraften is complex.
Zo zijn er uitgebreide onderzoeken noodzakelijk om tot een zorgvuldige advisering
en beoordeling te kunnen komen. Dergelijke gratieverzoeken vragen, gezien de zeer
ernstige strafbare feiten die zijn gepleegd, de belangen van slachtoffers en nabestaanden
en de mogelijke risico’s bij terugkeer in de samenleving, een zorgvuldige afweging.
Vraag 5 en 6
Wat is uw reactie op de rechtsoverweging uit het arrest van de Hoge Raad2 waaruit blijkt dat de redelijkheid van de termijn een belangrijke rol speelt in de
gratieprocedure?
Gelet op uw antwoorden op eerdere vragen van de indieners3 waarin u stelt dat vanwege uiteenlopende omstandigheden bij gratieverzoeken het onwenselijk
is een termijn aan een gratieverzoek van langgestraften te stellen, kunt u uiteenzetten
waarom in vele strafrechtelijke juridische procedures sprake is van uiteenlopende
omstandigheden waarbij wel algemene termijnen gelden (bijvoorbeeld de algemene eis
tot het uitspreken van een strafvonnis uiterlijk 14 dagen na sluiting van het onderzoek),
maar dit bij een gratieverzoek niet mogelijk zou zijn?
Antwoord 5 en 6
De Hoge Raad heeft in het aangehaalde arrest tot uitdrukking gebracht dat, hoewel
de wet geen termijn kent voor het nemen van een beslissing op een gratieverzoek, er
binnen een redelijke termijn zal moeten worden beslist. Wat in een concreet geval
een redelijke termijn is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Die omstandigheden
kunnen zeer sterk uiteenlopen. Daarnaast dienen in het gratieproces diverse stappen
te worden doorlopen, waarbij in de regel zowel het Openbaar Ministerie (OM) als het
gerecht om advies worden gevraagd. Het beoordelen van het gratieverzoek en het uitbrengen
van advies kost ook deze partijen tijd. Dat is, zoals ik eerder heb aangegeven, juist
de reden dat ik een in de wet neergelegde algemene en een specifieke beslistermijn
onwenselijk vind.
Uiteraard blijft het bij alle gratieverzoeken van belang dat deze voortvarend worden
opgepakt, zowel voor de verzoeker als voor eventuele slachtoffers en nabestaanden.
Hiervoor zetten alle betrokkenen zich ook in. In dit verband kan ik uw Kamer melden
dat een gratieverzoek doorgaans binnen zes maanden wordt afgehandeld.
Vraag 7
Indien u een algemene termijn voor gratieverzoeken onwenselijk vindt, bent u bereid
een termijn specifiek voor langgestraften in te stellen, bijvoorbeeld een termijn
van 6 maanden na indiening van het ambtshalve gratieverzoek, mede gezien het feit
dat het Adviescollege Levenslanggestraften (ACL) na 25 jaar detentie al een uitvoerig
en omvangrijk onderzoek heeft verricht waarbinnen alle gegevens zijn verzameld en
gewogen en het dossier aldus klaarligt?
Antwoord 7
Gratieverzoeken van levenslanggestrafte, waarbij al dan niet inlichtingen aan het
Adviescollege levenslanggestraften wordt gevraagd, kosten doorgaans meer tijd. Dat
hangt samen met de uitgebreide onderzoeken die soms noodzakelijk zijn om tot een zorgvuldige
advisering en beoordeling te kunnen komen. Nadat het Adviescollege Levenslanggestraften
verslag heeft uitgebracht, wordt ook nog advies gevraagd aan het Openbaar Ministerie
en het gerecht dat de straf heeft opgelegd. De adviezen van het OM en gerecht kunnen
aanleiding geven tot nader onderzoek of leiden tot een aanvullend advies van het OM
en het gerecht. Zoals reeds aangegeven vragen dergelijke dossiers, gezien de zeer
ernstige strafbare feiten die zijn gepleegd, de belangen van slachtoffers en nabestaanden
en de mogelijke risico’s bij terugkeer in de samenleving, om een zorgvuldige afweging.
Het stellen van een termijn voor de behandeling van dergelijke verzoeken past daar
niet bij.
Vraag 8
Kunt u gedegen (laten) onderzoeken wat de kosten zijn van de gerechtelijke procedures
en de procedures bij de beroepscommissie van de Raad voor de Strafrechtstoepassing
en Jeugdbescherming (RSJ) die levenslanggestraften hebben moeten voeren ter verkrijging
(of behoud) van uitzicht op invrijheidsstelling sinds het Vinterarrest (EHRM) uit
2013? Kunt u de kosten uitsplitsen voor de rechtspraak, de advocaten, de Staat (waaronder
de kosten van de het kantoor van de landsadvocaat in verband met de door de levenslanggestraften
gevoerde procedures), onderzoeken door Slachtofferhulp Nederland naar de situatie
van slachtoffers, van Reclassering Nederland naar de mogelijkheid van begeleiding
van de levenslanggestrafte bij eventuele re-integratieactiviteiten en de kosten tbv gedragskundige onderzoeken naar onder meer de delictgevaarlijkheid
gedetineerden?
Antwoord 8
Een dergelijk onderzoek zou complex en tijdrovend zijn. Veel kosten zijn verdisconteerd
in de lumpsum budgetten die de verschillende organisaties ontvangen. Dit geldt onder
meer voor de rechtspraak, het Openbaar Ministerie, Slachtofferhulp en de reclassering.
De organisaties houden niet bij hoeveel tijd en middelen worden besteed aan de behandeling
c.q. advisering in het kader van de behandeling van gratieverzoeken van levenslanggestraften.
Vraag 9
Kunt u uitleggen hoe het komt dat u veel vertrouwen heeft in het gerecht wanneer deze
een levenslange gevangenisstraf oplegt, maar wanneer hetzelfde gerecht positief adviseert
ten aanzien van een gratieverzoek bij levenslanggestraften u steeds van dit positieve
advies afwijkt terwijl voor een dergelijke afwijking blijkens wetsgeschiedenis en
jurisprudentie alleen plaats is in geval van bijzondere omstandigheden die niet door
het gerecht in zijn advies zijn meegewogen?
Antwoord 9
Gratie is geen recht van de veroordeelde, maar een discretionaire bevoegdheid van
de Kroon. Bij die discretionaire bevoegdheid hoort een ruime beslisruimte voor de
Kroon om te beoordelen of gratie wel of niet wordt verleend.
In verreweg de meeste gevallen wordt het rechterlijk advies gevolgd. De adviezen van
de rechter wegen zwaar, maar de beslissing van de Kroon blijft berusten op een belangenafweging
per situatie. Dat maakt dat het advies van de rechter in een gratieprocedure niet
vergelijkbaar is met de uitspraak van een rechter waarin een straf wordt opgelegd.
Overigens heeft de procureur-generaal bij de Hoge Raad recent, in een advies aan de
Hoge Raad, uiteengezet dat de door u bedoelde (in lagere rechtspraak gehanteerde)
maatstaf voor afwijking van het rechterlijk advies rechtens onjuist is. De mogelijkheid
af te wijken van het rechterlijk advies is volgens hem niet beperkt tot gevallen waarin
zich feiten of omstandigheden voordoen die niet door het gerecht in zijn advies zijn
meegewogen.
Vraag 10
Bent u het eens dat het juist de rechter is, en niet een politiek ambtsdrager, die
is toegerust om een belangenafweging te maken wanneer het een gratieverzoek van een
langgestrafte betreft, en hierbij de belangen van slachtoffers, nabestaanden, de langgestrafte,
en de eventuele impact op de maatschappij af te wegen? Zo nee, waarom bent u van mening
dat u beter toegerust bent hiertoe? Zo ja, bent u bereid een wetsvoorstel in procedure
te brengen die dit regelt?
Antwoord 10
Het huidige systeem van gratie zorgt ervoor dat een gratieverzoek vanuit verschillende
overheidsorganen wordt beoordeeld voordat er een besluit wordt genomen. De relevante
belangen, waaronder die van slachtoffers, nabestaanden en de eventuele impact op de
maatschappij, krijgen naar mijn mening voldoende gewicht in het gratieproces. Ik zie
op dit moment dan ook geen aanleiding voor een voorstel tot wetswijziging.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.