Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Raan over investeringen van ontwikkelingsbanken in de vee-industrie
Vragen van het lid Van Raan (PvdD) aan de Ministers van Financiën en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over investeringen van ontwikkelingsbanken in de vee-industrie (ingezonden 31 juli 2020).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën), mede namens de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen 11 september 2020). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3713.
Vraag 1
Kent u het bericht «Revealed: development banks funding industrial livestock farms
around the world» uit The Guardian van 2 juli 2020?1
Antwoord 1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat de International Finance Corporation (IFC), onderdeel van de
Wereldbank, en de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD), de afgelopen
tien jaar $ 2,6 miljard hebben geïnvesteerd in het deel van de vee-industrie dat juist
destructief is voor het behalen van de klimaatdoelstellingen van Parijs?
Antwoord 2
Investeringen in vlees en zuivel zijn een – beperkt – onderdeel van de portefeuilles
van IFC en EBRD op het gebied van voedselzekerheid en duurzame economische ontwikkeling.
Beide instellingen hanteren voor elke financiering strikte criteria voor de milieu-
en sociale effecten, en toetsen deze aan hun klimaatbeleid. Nederland zet zich er
daarbij voor in dat de financieringen inderdaad in lijn zijn met mondiale en nationale
klimaat- en biodiversiteitsdoelen en draagt het belang hiervan in het bestuur van
deze banken consequent en actief uit. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Vraag 3
Op welke manier vindt u het zelf nog langer moreel te rechtvaardigen dat de ontwikkelingsbanken
hun beleid rechtvaardigen door er alleen op te wijzen dat ze slechts inspelen op de
vraag naar vlees en zuivel en dat vlees en zuivel onderdeel uitmaken van de eetgewoonten
van mensen in ontwikkelingslanden, en dus geen oog hebben voor het feit dat aanbod van vlees en zuivel onderdeel van de oorzaak van de klimaat- en biodiversiteitscrisis
is en het in het kader van het klimaatakkoord van Parijs juist de bedoeling is dat
wereldwijd de productie en consumptie van vlees en zuivel afgeschaald wordt?
Antwoord 3
Wereldwijd is er nog steeds voor meer dan 800 miljoen mensen geen voedselzekerheid.
In delen van de wereld is vlees en zuivel een van de weinige mogelijkheden om eiwitten
in een dieet zeker te stellen. Daarnaast dragen investeringen in efficiency, het tegengaan
van verliezen en duurzaamheid in deze sectoren bij aan voedselzekerheid, duurzame
economische ontwikkeling, het tegengaan van en het aanpassen aan klimaatverandering
en het verkleinen van de ecologische voetafdruk van de bestaande productie. Deze aspecten
en de genoemde milieu- en klimaattoetsen op individuele projecten maken investeringen
in deze sector verantwoord.
Vraag 4
Bent u bekend met het gegeven dat de productie van vlees en zuivel in zeer belangrijke
mate bijdraagt aan onder meer waterverontreiniging en uitputting van zoetwater, ontbossing,
verlies van de biodiversiteit en klimaatverandering?2 Zo ja, op welke manier vindt u het zelf nog moreel verantwoord om geen veroordelende
uitspraken te doen over het uitleengedrag van de Wereldbank en de EBRD?
Antwoord 4
Ja, daar ben ik mee bekend. Dit gegeven is de reden dat het kabinet inzet op verduurzaming
van de veehouderij, in Nederland en wereldwijd. Voor het tweede deel van de vraag,
zie de antwoorden op de vragen 2 en 3.
Vraag 5
Onderschrijft u het gegeven dat, hoewel de uitstoot van broeikasgassen per dier wellicht
minder kan zijn, door de toename van het totale aantal dieren ook de totale hoeveelheid
uitstoot van broeikasgassen toeneemt en onderschrijft u ook dat dit niet langer verantwoord
is? Zo nee, op welke manier is de toename van broeikasgassen toelaatbaar?
Antwoord 5
Toename van het totale aantal dieren zal inderdaad kunnen leiden tot een toename van
de uitstoot van broeikasgassen. De stelling dat daardoor het aantal dieren nergens
mag toenemen, onderschrijf ik niet; waar dat verantwoord is, hangt af van de lokale
context. Voor antwoord op het tweede deel van de vraag, zie de antwoorden op de vragen 2
en 3.
Vraag 6
Bent u bekend met het gegeven dat het vooral ontwikkelingslanden zijn die het eerste
en het meeste last hebben van de gevolgen hiervan?
Antwoord 6
Ja, hier ben ik mee bekend.
Vraag 7
Herinnert u zich het VN-rapport van augustus 2019 over het verband tussen landgebruik,
klimaatverandering en voedselzekerheid, waarin staat dat voedselzekerheid alleen bereikt
kan worden als wereldwijd de overstap wordt gemaakt naar een meer plantaardig dieet?3
Antwoord 7
Ja.
Vraag 8
Vindt u het, hierop gelet, in het belang van ontwikkelingslanden, klimaat-rechtvaardig
dat er door met name door Westerse landen gedomineerde internationale banken geïnvesteerd
wordt in dergelijke ontwrichtende vee-industrie? Zo ja, op welke manier?
Antwoord 8
De ontwikkelings- en investeringsbanken kunnen, met de instrumenten die deze banken
tot beschikking staan, een bijdrage leveren aan een duurzame en klimaatvriendelijke
veeteeltsector in ontwikkelingslanden, die past binnen de doelstellingen van het Akkoord
van Parijs. Een dergelijke «vergroening» van de veeteeltsector helpt de betrokken
landen hun nationale klimaatdoelstellingen te bereiken, en kan daarmee zowel een positieve
invloed hebben op het klimaat als bijdragen aan een duurzame economische ontwikkeling
van deze landen.
Vraag 9
Op welke manier is het financieren van multinationals zoals Danone en Smithfield Foods,
Inc. door IFC en de EBRD, zoals vermeld in het bericht, in het langere termijn duurzame
belang van de mensen in ontwikkelingslanden? Bent u zich ervan bewust dat dit juist
niet in hun lange termijn duurzame belang kan zijn4? Bent u bekend met de meerwaarde die kleine familiebedrijven in ontwikkelingssamenwerking
kunnen hebben, zoals geschetst door de Special Rapporteur on Food? Kunt u toelichten
hoe u de meerwaarde van kleine familiebedrijven ziet en hoe het financieren van multinationals
door IFC en de EBRD kleine familiebedrijven helpt?
Antwoord 9
In het BHOS-beleid op het gebied van landbouw en voedselzekerheid staan kleinschalige
voedselproducenten – nagenoeg altijd kleine familiebedrijven – centraal. Dit is in
het algemeen ook het geval bij publieke sector leningen van de ontwikkelingsbanken.
IFC en EBRD geven aan dat zij bij financieringen aan grote landbouwbedrijven vaak
afspraken maken over verbeterde samenwerking tussen deze bedrijven en kleinere ondernemers
en boeren. Beide instellingen leggen in hun sectorstrategieën voor de landbouwsector
de nadruk op inclusieve waardeketens om lokale boeren en het MKB op het platteland
te ondersteunen.
Vraag 10
Bent u bekend met het artikel «Kippenbedrijf van duizelingwekkende proportie, gestimuleerd
door de EU» in NRC van 11 mei 2019, waarin de gevolgen van de megaplofkipfabriek MHP
– ook gefinancierd door IFC en de EBRD – op allerlei dimensies naar voren komen? Deelt
u de mening dat dit niet in het lange termijn duurzame belang is van ontwikkelingslanden,
en welke lessen trekt u hieruit voor in de toekomst?
Antwoord 10
Ja, hiermee ben ik bekend.
Zoals gedeeld met uw Kamer5 hebben maatschappelijke organisaties in 2018 een klacht ingediend bij IFC en de EBRD
over de financiering van MHP. Bij beide instellingen zijn deze klachten ontvankelijk
verklaard en wordt er op dit moment een geschillenbeslechtingprocedure gevolgd.6 Het is echter nog niet bekend wat de gevolgen van deze klachten zullen zijn voor
de goedgekeurde projecten en eventuele verdere vervolgstappen binnen de genoemde instellingen.
Nederland zal na afloop van de procedures met interesse kennisnemen van de lessons learned. Verder is het goed te vermelden dat Nederland vanaf 2015, na de motie van Ouwehand
en Thieme7, niet meer heeft ingestemd met nieuwe financieringen aan MHP door de ontwikkelings-
en investeringsbanken zoals eerder aan uw Kamer gemeld.
Vraag 11
Wat betekent het financieren van de multinationals in de vee-industrie voor de concurrentiepositie
van lokale boeren en ondernemers, voor het risico voor lokale gemeenschappen om afhankelijk
te worden van multinationals, voor het landgebruik, de landverdeling, eigendomsverhoudingen,
de kwaliteit van leven en werk, de gezondheid van omwonenden en de werknemers en voor
de impact op en de uitputting van natuurlijke bronnen?
Antwoord 11
Ontwikkelings- en investeringsbanken hanteren strikte milieu- en sociale criteria
gericht op het voorkomen dan wel mitigeren van negatieve impact als gevolge van financieringen
door deze instellingen. Tijdens de due diligence van individuele projecten door de
instellingen wordt vastgesteld dat de investeringen additioneel zijn aan de markt
en er geen sprake is van marktverstoring.
Vraag 12
Op welke manier draagt het financieren van de vlees- en zuivelindustrie in landen
waar de vlees- en zuivelconsumptie op hoog of gemiddeld niveau is, zoals vermeld in
het bericht, nog bij aan de voedselzekerheid en armoedebestrijding?
Antwoord 12
In landen met een hoog niveau van voedselzekerheid kan het nog steeds om andere redenen
zinvol zijn om te investeren in de veeteeltsector, bijvoorbeeld de noodzaak de sector
te verduurzamen en de bijdrage die de sector kan leveren aan economische ontwikkeling,
gegeven de natuurlijke hulpbronnen van een land.
Vraag 13
Onderschrijft u dat «ontwikkelingssamenwerking» die neerkomt op het financieren van
de grootschalige en dus ontwrichtende vlees- en zuivelindustrie, perverse prikkels
creëert die de overstap op een plantaardig eetpatroon afremt en landen op de langere
termijn niet helpt in hun duurzame ontwikkeling? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Het gaat hier om investeringen in duurzame(re) landbouw en veehouderij, als onderdeel
van de inzet op duurzame voedselsystemen, met een gezonde balans in de consumptie
van plantaardig en dierlijk voedsel. Op een verantwoorde manier uitgevoerd, kunnen
investeringen in lokale (voedsel)productie (land- en tuinbouw, veeteelt en visserij) een krachtig middel zijn
om armoede, honger en ondervoeding te bestrijden en economische ontwikkeling op gang
te brengen.
Vraag 14
Hoe wordt geborgd dat het belang van een duurzame ontwikkeling van en een transitie
naar een meer plantaardig dieet in ontwikkelingslanden voorop staat?
Antwoord 14
Centraal in het voedselzekerheidsbeleid staat de bevordering van de ontwikkeling naar
adequate, gebalanceerde diëten. Lang niet overal kan de consumptie van dierlijke eiwitten
omlaag, en in de meest schrijnende situaties van ondervoeding is verhoging van de
consumptie uitermate gewenst. In ontwikkelingslanden zijn diëten bij armere groepen
nu vaak te eenzijdig op koolhydraten gericht, met een tekort aan eiwitten en micro-nutriënten.
Ik verwijs ook naar het rapport van de EAT-Lancet Commission on Healthy Diets from Sustainable Food Systems, waarin een referentiedieet wordt aangeprezen bestaande uit grotendeels plantaardig
voedsel, maar ook een gematigde hoeveelheid dierlijke eiwitten.8
Vraag 15
Vindt u investeringen in de grootschalige vee-industrie via ontwikkelingsbanken en
grote internationale bedrijven, al met al, een wenselijke manier van ontwikkelingssamenwerking?
Zo ja, waarom?
Antwoord 15
Zoals al aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 en 3 ondersteunt Nederland projecten
van de ontwikkelingsbanken in de veeteeltsector, met als doel om armoede, honger en
ondervoeding te bestrijden en duurzame economische ontwikkeling op gang te brengen.
Deze investeringen dienen wel te voldoen aan de strikte standaarden en het klimaatbeleid
van de betreffende bank en in lijn te zijn met de mondiale en nationale klimaat- en
biodiversiteitsdoelen. Nederland vraagt multilaterale banken om leiderschap op klimaatactie
en doortastendheid ten aanzien van hun inzet om de portefeuilles in lijn te brengen
met de doelen van de overeenkomst van Parijs.
Vraag 16
Van welke ontwikkelingsbanken is Nederland lid en hoeveel draagt Nederland per jaar
per ontwikkelingsbank af?
Antwoord 16
Nederland is aandeelhouder van navolgende multilaterale ontwikkelings- en investeringsbanken,
die zich onder meer richten op investeringen in ontwikkelingslanden en opkomende economieën.
Het is van belang te vermelden dat Nederland in de meeste gevallen niet jaarlijks
bijdraagt aan ontwikkelings- en investeringsbanken, maar een aandeel heeft in de vorm
van afgegeven garanties en kapitaal, terug te vinden in de betreffende hoofdstukken
van de Rijksbegroting en de jaarverslagen9, 10, 11, 12. Zie onderstaande tabel voor een overzicht.
Ontwikkelings- en investeringsbanken
Totale verplichtingen
Wereldbank (IFC, MIGA en IBRD)
5,2 miljard euro
Waarvan
– 4,8 miljard euro garanties
– 0,4 miljard euro gestort kapitaal
EIB
13 miljard euro
Waarvan
– 11,8 miljard euro garanties
– 1,2 miljard euro gestort kapitaal
AIIB
0,9 miljard euro
Waarvan
– 0,7 miljard euro garanties
– 0,2 miljard euro gestort kapitaal
EBRD
0,8 miljard euro
Waarvan
– 0,6 miljard euro garanties
– 0,2 miljard gestort kapitaal
ADB
1,3 miljard euro
Waarvan
– 1,27 miljard euro garanties
– 67 miljoen euro gestort kapitaal
IDB group (IDB, IIC)
312,5 miljoen euro
Waarvan
– 289,8 miljoen euro garanties
– 22,7 miljoen euro gestort kapitaal
Daarnaast draagt Nederland bij aan kapitaalverhogingen van deze banken en aan middelenaanvullingen
van op de minst-ontwikkelde landen gerichte ontwikkelingsfondsen. Deze bijdragen betreffen
doorgaans meerjarige verplichtingen, waardoor betalingen van jaar tot jaar kunnen
verschillen. Het gaat hierbij uitdrukkelijk niet om afdrachten. Ter illustratie, hierbij
een overzicht van de meest recente Nederlandse meerjarenbijdrage aan de drie grootste
ontwikkelingsfondsen van de multilaterale banken waarvan Nederland aandeelhouder is:
Nederlandse bijdrage middelenaanvulling
Periode
IDA1
825 miljoen euro
2020–2023
African Development Fund
208 miljoen euro
2020–2022
Asian Development Fund
15 miljoen euro
2017–2020
X Noot
1
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/02/21/kamerbr…
Daarnaast draagt Nederland in een aantal gevallen bij aan specifieke trustfunds van
deze instellingen.
Vraag 17
Welke van de ontwikkelingsbanken waar Nederland lid van is, naast de IFC en de EBRD,
investeren nog meer in de grootschalige vlees- en zuivelindustrie en op welke manieren
doen zij dit? Hoeveel geld hebben zij in de afgelopen tien jaar in de grootschalige
vlees- en zuivelindustrie geïnvesteerd, in welke landen en voor welke projecten?
Antwoord 17
Bij dezen geef ik u een overzicht van de financieringen aan de veesector in de afgelopen
10 jaar door de ontwikkelings- en investeringsbanken, naast IFC en EBRD. Dit overzicht
is samengesteld op basis van de door de betreffende ontwikkelings- en investeringsbanken
verstrekte informatie, waardoor er verschillen kunnen zijn in de definities die de
ontwikkelings- en investeringsbanken hanteren aangaande investeringen in de vlees-
en zuivelindustrie. Om de financieringen in perspectief te plaatsen, wordt telkens
de omvang van de totale projectuitkeringen van 2019 van de betreffende instelling
gemeld.
De Wereldbank heeft sinds 2012 voor ca. 2,3 miljard dollar aan financieringen verstrekt
aan overheidsprojecten gericht op de veesector. Deze financieringen werden verstrekt
aan landen in Azië en Afrika13. Ter vergelijking: over 2019 alleen bedroeg het totale bedrag aan uitgekeerde leningen
en giften van de Wereldbank 49 miljard dollar14.
In het geval van de Europese Investeringsbank (EIB) zijn er de afgelopen 10 jaar twee
financieringen verstrekt in de veesector met een totale hoogte van 60 miljoen euro.
Deze financieringen werden verstrekt aan bedrijven in Marokko en Spanje. Daarnaast
heeft de EIB zoals eerder benoemd in gestelde vragen door uw Kamer15 in 2012 een investering van 85 miljoen euro in MHP in Oekraïne gefinancierd. Hierbij
ging het niet om een directe investering in de veesector. Ook hier ter vergelijking:
in 2019 bedroeg het totale bedrag aan uitgekeerde leningen 48,1 miljard euro16.
De Inter-American Development Bank (IDB) heeft de afgelopen 10 jaar 171 miljoen dollar
geïnvesteerd in de veesector. De gefinancierde projecten betroffen melkveebedrijven,
pluimveebedrijven, varkenshouderijen en rundveebedrijven in onder meer Uruguay, Ecuador,
Nicaragua en El Salvador. Ook hier ter vergelijking: in 2019 bedroeg het totale bedrag
aan uitgekeerde leningen 10,8 miljard dollar17.
De Asian Development Bank (ADB) heeft de afgelopen 10 jaar ruim 277 miljoen dollar
aan financieringen verstrekt voor projecten in de veesector. Dit betreffen investeringen
in zuivelbedrijven (veehouderijen en verwerkende bedrijven), pluimveebedrijven en
varkenshouderijen in de volgende landen: China, Kazachstan, India, Indonesië, Mongolië
en Bangladesh. In 2019 heeft de ADB in totaal 16 miljard dollar uitgekeerd. Ook hier
ter vergelijking: in 2019 bedroeg het totale bedrag aan uitgekeerde leningen 16 miljard dollar18.
De African Development Bank (AfDB) heeft in de afgelopen 10 jaar 10 miljoen euro aan
de veesector bijgedragen. Deze financieringen betreffen grotendeels investeringen
in de verwerkende industrie, maar ook in varkenshouderijen en pluimveebedrijven. Landen
waar deze investeringen plaatsvonden zijn onder meer Kameroen, Ivoorkust en Togo.
Ook hier ter vergelijking: in 2019 bedroeg het totale bedrag aan uitgekeerde leningen
ca 3,1 miljard euro.
De Aziatische Infrastructuur Investeringsbank (AIIB) is sinds 2016 operationeel en
heeft in de afgelopen 4 jaar niet geïnvesteerd in de vlees- en zuivelindustrie.
Vraag 18
Welke van de ontwikkelingsbanken waar Nederland lid van is hebben in de afgelopen
tien jaar activiteiten gefinancierd die de vraag naar vlees- en zuivelvervangers doet
toenemen en op welke manier doen zij dit? Om hoeveel geld gaat het en om welke projecten?
Antwoord 18
Een aantal instellingen is betrokken bij ondersteuning van projecten gericht op de
productie van vlees- en zuivelvervangers. Zo geeft de EIB aan dat ze betrokken is
(geweest) bij het verstrekken van technische assistentie voor het ontwikkelen van
innovatieve projecten gericht op diëten met een kleinere broeikasgasemissie en een
kleinere ecologische voetafdruk (inclusief vlees- en zuivelvervangers).
Vraag 19
Klopt het dat ontwikkelingsbanken in hun beoordeling van projecten geen rekening houden
met het vraageffect dat investeringen in de vee-industrie sorteren, zoals in het bericht
wordt gesuggereerd. Hoe kijkt u hier tegenaan?
Antwoord 19
Ontwikkelings- en investeringsbanken signaleren een toename van de vraag naar vlees-
en zuivelproducten in bepaalde ontwikkelingslanden, en hun financieringen zijn erop
gericht om bij te dragen aan een verantwoorde productie en verwerking van deze producten,
in lijn met de standaarden van deze banken. Deze financieringen dienen in lijn zijn
met de mondiale en nationale klimaat- en biodiversiteitsdoelen. Verder verwijs ik
naar het antwoord op vraag 2 en 3.
Vraag 20
Onderschrijft u de stelling dat niet uitgesloten kan worden dat Nederland via de afdrachten
aan ontwikkelingsbanken, indien hiermee geïnvesteerd wordt in de vlees- en zuivelindustrie,
extra vraag naar dierlijke producten creëert, terwijl dit op de langere termijn zal
leiden tot verminderde voedselzekerheid, meer dierenleed en meer klimaat- en biodiversiteitsproblemen
wereldwijd?
Antwoord 20
Ik verwijs naar de antwoorden op vraag 2 en 3.
Vraag 21
Onderschrijft u de stelling dat niet uitgesloten kan worden dat Nederland zich op
deze manier (mede-)schuldig kan maken aan de grootschalige vernietiging van de leefomgeving
van mens en dier?
Antwoord 21
Ik verwijs naar de antwoorden op vraag 2 en 3.
Vraag 22
Op welke concrete manieren kunt u invloed uitoefenen op het beleid van de ontwikkelingsbanken
om niet langer te investeren in de vee-industrie, hoe hebt u hier in de afgelopen
tien jaar invulling aan gegeven en bent u bereid om uw inspanningen op te voeren?
Hoe gaat u dat doen?
Antwoord 22
Nederland zet zich, zoals eerder aangegeven, in op zo groot mogelijke reductie van
de ecologische en klimaatvoetafdruk van investeringen door ontwikkelingsbanken, in
lijn met de mondiale klimaat- en biodiversiteitsdoelen. Dit dient ondersteund te worden
door hun kwaliteitsstandaarden en mechanismen om misstanden aan de kaak te kunnen
stellen en weerspiegeld te worden in de klimaatstrategieën van de instellingen. Zoals
aangegeven in antwoord op vraag 15 vraagt Nederland multilaterale banken om leiderschap
op klimaatactie en doortastendheid ten aanzien van hun inzet om de portefeuilles in
lijn te brengen met de doelen van de overeenkomst van Parijs.
Nederland oefent onder meer invloed uit via de vertegenwoordiging in de uitvoerende
raden van de instellingen en door deelname aan overlegrondes over middelenaanvullingen
van de fondsen van de banken en door bijdragen aan Trust Funds.
Om het belang van milieu en klimaat beter te verankeren binnen de projecten van IFC
op het gebied van dierlijke eiwitten, ondersteunt Nederland bovendien met een financiële
bijdrage het Global Animal Protein Platform van IFC dat tot doel heeft om klimaattransities op gang te brengen in de veeteeltsector,
de klimaatvoetafdruk te reduceren en afval- en mestbeheer op niveau te brengen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.