Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg o.a. de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen 18 september 2020
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 499 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 11 september 2020
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brief
van 2 september 2020 over de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen 18 september
2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 497), over de brief van 24 augustus 2020 over het verslag informele Raad voor Concurrentievermogen
van 21 juli 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 498), over de brief van 16 juli 2020 over antwoorden op vragen commissie over o.a. de
geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen over onderzoek en innovatie op
21 juli 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 496), over de brief van 14 juli 2020 over het verslag videoconferentie Raad voor Concurrentievermogen
12 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 495), over de brieven van 17 april 2020 over het Fiche: Mededeling lange-termijnactieplan
betere implementatie en handhaving interne-marktregels en het Fiche: Mededeling over
de Europese mkb-strategie (Kamerstuk 22 112, nrs. 2864 en 2863).
De vragen en opmerkingen zijn op 7 september 2020 aan de Minister van Economische
Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 10 september 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Renkema
De adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg
Vragen en opmerkingen vanuit de fractie en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Raad voor Concurrentievermogen op 18 september. Aan de hand hiervan hebben zij nog
enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Commissiemededeling over belemmeringen op
de interne markt geen concrete voorstellen voor vervolgstappen bevat. Deze leden vragen
hoe het formuleren van concrete acties vorm gaat krijgen, aan welke acties gedacht
wordt en welke rol Nederland hierin gaat vervullen. Op welke termijn verwacht de Staatssecretaris
dat er concrete acties kunnen worden genomen om de belemmeringen weg te nemen? Zal
dit voornamelijk op nationaal of Europees niveau plaatsvinden? In hoeverre verwacht
de Staatssecretaris dat de uitdagingen te overkomen zijn?
De conceptraadsconclusies bevatten een oproep aan de Commissie om uiterlijk 15 januari
2021 een strategisch rapport te presenteren dat ingaat op het wegnemen van belemmeringen
op de interne markt, de voortgang van het Actieplan implementatie en handhaving, en
het weerbaarder maken van de interne markt. Het wegnemen van nog aanwezige belemmeringen
in de interne markt is overigens niet eenvoudig. Zoals het rapport over belemmeringen
van de Europese Commissie laat zien hebben veel belemmeringen te maken met procedures
in lidstaten of verschillen tussen nationale stelsels. Ook zitten belemmeringen vaak
in gebrekkige toepassing of handhaving van interne-marktregels.
De recent opgerichte Taskforce Interne-markthandhaving heeft tijdens de crisis gewerkt
aan het wegnemen van belemmeringen die werden veroorzaakt door maatregelen die lidstaten
namen in de crisis maar die een goed werkende interne markt in de weg stonden.
Het kabinet beoogt om zowel binnen genoemde taskforce als bij het vormgeven van het
strategisch rapport de komende maanden een actieve rol te spelen. Hiervoor treed Nederland
herhaaldelijk in contact met de Commissie en wordt samengewerkt met gelijkgestemde
lidstaten.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de lidstaten worden opgeroepen om internet-marktregels
te handhaven, belemmeringen weg te nemen, en maatregelen te nemen die bijdragen aan
economisch herstel. In hoeverre voldoet Nederland aan deze oproep? Is er sprake van
bepaalde noodzakelijke hervormingen in Nederland die bijdragen aan het beter functioneren
van de interne markt? Verder lezen deze leden dat de Staatssecretaris de komende maanden
zal werken aan de beïnvloeding van het proces aangaande het formuleren van vervolgacties.
Op welke manier geeft de Staatssecretaris hier vorm aan?
Het kabinet is pleitbezorger van het verbeteren van de implementatie en handhaving
van interne marktregels, en het wegnemen van belemmeringen op de interne markt. Het
kabinet geeft hier vorm aan door ook op nationaal niveau op alle beleidsterreinen
te kijken waar er belemmeringen zijn op de interne markt en indien mogelijk deze weg
te nemen. Wat betreft hervormingen is het zo dat Nederland in het kader van het Europees
Semester, geen landspecifieke aanbevelingen heeft gekregen die zijn gerelateerd aan
het functioneren van de interne markt.
Voor een antwoord op de vraag over de beïnvloeding van het proces rondom de interne
markt de komende maanden wordt verwezen naar het eerder gegeven antwoord op de vragen
van de VVD-fractie.
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre maatregelen rondom circulaire en een
duurzame economie in de weg staan van de groei van het midden- en kleinbedrijf (mkb).
Zij benadrukken dat maatregelen omtrent duurzaamheid voor het mkb moeten zijn gericht
op stimulering in plaats van bestraffing. In hoeverre is de Staatssecretaris dit met
deze leden eens? Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om dit standpunt door
te voeren? Hoe staan andere lidstaten hiertegenover?
De leden van de VVD-fractie steunen de inzet van de Staatssecretaris dat maatregelen
om weerbaarheid te versterken proportioneel moeten zijn, waarbij elk probleem een
eigen oplossing nodig heeft en waarbij niet onnodig tot schadelijke protectionistische
maatregelen wordt overgegaan. Deze leden vragen hoe er op het gebied van klimaatmaatregelen
en maatregelen voor de circulaire economie rekening wordt gehouden met het feit dat
veel van deze maatregelen grote investeringen vragen en zorgen hoge kosten voor mkb’ers.
Zij benadrukken dat klimaatmaatregelen vooral gericht moeten zijn op het stimuleren
zoals quick wins en subsidie, en niet op bestraffende maatregelen zoals een hogere
energierekening. Daarnaast vragen zij of de Staatssecretaris het tijdpad kan schetsen
van het pakket aan voorstellen die onderdeel zijn van een nieuwe industriestrategie
voor Europa.
Groei en duurzaamheid staan niet los van elkaar, maar kunnen elkaar juist versterken.
Het mkb kan een substantiële bijdrage leveren aan de huidige transitie naar een duurzame
en circulaire economie, waarbij eerlijke concurrentie vooropstaat. De verplichtende
maatregelen die de Europese Commissie aankondigt, zijn nog onvoldoende concreet om
ze te beoordelen op hun impact voor het mkb. Ook bij de industriestrategie werd geen
tijdpad geschetst, noch is daar tot nu meer duidelijk over gegeven. Zodra hier daar
meer duidelijkheid over komt ontvangt u deze op de gebruikelijke wijze. De Commissie
benadrukt het belang van een goede samenhang tussen de acties voor verduurzaming en
de uitgangspunten van de mkb-strategie. Het uitgangspunt «think small first» speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van regelgeving.
Het kabinet stuurt op een kosteneffectieve mix van push- en pullmaatregelen om zo
de industrie op een haalbare en betaalbare manier de overgang te laten maken naar
klimaatneutraliteit. In het vormgeven van deze mix, zowel Europees als nationaal,
wordt speciale aandacht gegeven aan de haalbaarheid voor het mkb. Dit vraagt om een
integrale benadering, dus ook vanuit het perspectief van ondernemers en de opgave
die op hen afkomt. Uit onderzoek naar de impact van het klimaatakkoord op het mkb1 kwam de financierbaarheid van de benodigde investeringen als belangrijke zorg van
ondernemers naar voren. Dit kabinet neemt dit signaal zeer serieus en onderzoekt de
knelpunten rond financiering en betaalbaarheid voor de ondernemer. De Minister van
Economische Zaken en Klimaat zal u hier dit najaar verder over informeren.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris zeer positief tegenover
het witboek staat en van mening is dat, om een weerbare industrie en de uitdagingen
van nu en de toekomst aan te kunnen, de Europese Unie (EU) gezamenlijk moet optrekken.
Wordt dit sentiment gedeeld onder andere lidstaten? Welke bevoegdheden heeft de EU
om eventuele regels die uit het witboek voortvloeien af te dwingen of te kunnen handhaven?
De meeste lidstaten hebben nog geen officiële positie ten aanzien het witboek. In
recent gehouden Raadswerkgroepen heeft een eerste uitwisseling over dit witboek plaatsgevonden.
Daar bleek dat lidstaten de probleemanalyse steunen en het merendeel van de lidstaten
het initiatief van de Europese Commissie verwelkomt en een wetgevend voorstel van
de Commissie graag tegemoet ziet. Wel heeft een aantal lidstaten zorgen over de administratieve
lasten van eventuele nieuwe instrumenten en over de samenhang met bestaande regels
rondom buitenlandse investeringen en handel (zoals WTO-regels en bilaterale handelsverdragen).
Ook heeft een aantal lidstaten nog vragen over de door de Europese Commissie gekozen
oplossingsrichtingen.
Om de eventuele regels die uit het witboek zouden voortvloeien te kunnen handhaven
of af te dwingen, zal de Europese Commissie informatie- en onderzoeksbevoegdheden
moeten hebben om het concurrentieverstorende effect van de buitenlandse subsidies
weg te nemen. Deze bevoegdheden zullen naar verwachting een sterke gelijkenis vertonen
met de bevoegdheden die de Europese Commissie thans heeft op grond van het EU mededingingsrecht.
De juridische basis voor de voorstellen van de Europese Commissie is nog niet vastgesteld,
maar zou gelegen kunnen zijn in de verdragsbepalingen rondom de interne markt of handel.
Op die basis kunnen deze bevoegdheden voor de Commissie worden vastgesteld.
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd met het actief uitdragen van de beleidsinzet
in gesprekken met de Europese Commissie. Deze leden hebben met betrekking tot de poortwachtersplatforms
en de Nederlandse situatie nog enkele vragen. Is de Staatssecretaris van mening dat
platformen die bedrijven en/of apps zomaar verwijderen de noodzaak van ex ante maatregelen
voor dit soort platformen onderschrijft? Tot slot vragen zij of de Staatssecretaris
kan aangeven wanneer het onderzoek van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) naar
de poortwachtersplatformen gepresenteerd zal worden.
Contractvrijheid is belangrijk. Daar hoort bij dat een bedrijf zelf mag weten met
wie het zaken doet. Tegelijkertijd kan verwijdering van een platform met een groot
bereik een zakelijke gebruiker toegang tot klanten ontzeggen en soms zelfs de das
om doen. Het is in die gevallen daarom belangrijk dat ondernemers hiertegen beschermd
worden. In Europa mogen platforms ondernemers niet zomaar verwijderen. Op 12 juli
jl. is namelijk de Europese Verordening 2019/1150 platform-to-business in werking
getreden. Deze Verordening geeft aan dat platforms in hun algemene voorwaarden op
moeten nemen wat de redenen kunnen zijn om een ondernemer te verwijderen. Als een
platform een ondernemer wil verwijderen, moet dit vergezeld gaan met een gemotiveerd
besluit waarin wordt verwezen naar de algemene voorwaarden. Als een ondernemer het
niet eens is met de verwijdering, kan het gebruikmaken van de verschillende bepalingen
over geschilbeslechting in de verordening. Zo is er een mogelijkheid voor onafhankelijke
externe bemiddeling. De Verordening beschermt daarmee ondernemers die worden verwijderd
van een platform.
In sommige gevallen is dit niet genoeg. Dit geldt met name als een platform een poortwachterspositie
heeft. In dat geval kan een ondernemer namelijk niet om een platform heen om actief
te kunnen zijn op de markt. Daarom pleit ik er sinds mei 20192 in Europa voor om het mogelijk te maken vooraf in te grijpen bij poortwachtersplatforms.
Onderdeel van de kabinetsinzet zijn gedragsregels voor poortwachtersplatforms, inclusief
aanvullende regels voor eerlijke contractvoorwaarden.
Zoals uitgelegd in de beantwoording van de in het schriftelijk overleg van Raad voor
Concurrentievermogen op 21 juli jl. door uw Kamer gestelde vragen3, is het onderzoek van de ACM vertrouwelijk. De ACM kan naar buiten toe dan ook geen
informatie geven over de stand van zaken van haar onderzoek.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige
stukken. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
Deze leden kunnen zich vinden in de prioriteiten voor de interne markt, zoals het
kabinet die heeft geïdentificeerd:
• het verbeteren van de implementatie en handhaving van interne-marktregels;
• het verbeteren van de informatievoorziening over geldende verplichtingen en over mogelijke
partners, marktkansen en netwerken;
• het verminderen van administratieve lasten.
Zij zijn benieuwd welke knelpunten worden ervaren in het kader van de meldplicht onder
de herziene Detacheringsrichtlijn. Wat kan de Staatssecretaris hierover melden?
De (herziene) Detacheringsrichtlijn bevordert een nieuwe en betere balans te treffen
tussen het vrij verkeer van diensten en een gelijk speelveld voor ondernemingen enerzijds
en de bescherming van de rechten van gedetacheerde werknemers anderzijds. De Detacheringsrichtlijn
bepaalt dat dienstverrichters (werkgevers), bij detachering van werknemers naar een
andere EU-lidstaat, de «harde kern» van arbeidsvoorwaarden (loon, werktijden, vakantiedagen
etc.) van het werkland moeten garanderen. Dit leidt tot gelijk loon voor gelijk werk
op dezelfde plaats, een uitgangspunt van het huidige kabinet. De Handhavingsrichtlijn
bevat regels over het toezicht en handhaving van de Detacheringsrichtlijn en onder
meer bepalingen over administratieve samenwerking en grensoverschrijdende samenwerking
tussen de handhavende instanties. Onderdeel van de Handhavingsrichtlijn is de meldingsplicht
waarbij werkgevers uit andere EU/EER-lidstaten en Zwitserland vooraf dienen te melden
waar en wanneer en met welke gedetacheerde werknemers in de lidstaat van ontvangst
wordt gewerkt. In Nederland dienen opdrachtnemers te controleren of deze melding juist
is verricht. De meldplicht stelt handhavingsautoriteiten in staat gericht risicoanalyses
te doen, wat de naleving en de handhaving van wet- en regelgeving op het gebied van
grensoverschrijdende dienstverlening mogelijk maakt. Dit beoogt de bescherming van
de rechten van gedetacheerde werknemers te verbeteren en oneerlijke concurrentie te
bestrijden. In Nederland wordt de meldingsplicht sinds 1 maart 2020 toegepast.
Doordat lidstaten in grote mate vrij zijn om te bepalen hoe ze de meldingsplicht vormgeven,
verschilt de meldingsplicht per lidstaat in vereisten en procedure. Een situatie die
wordt bevestigd in het rapport belemmeringen van de Commissie (COM (2020) 93) en in
het Verslag van de Europese Commissie over de implementatie van de Handhavingsrichtlijn
van 25 september 20194. De verschillen in vereisten en procedure resulteren in diverse belemmeringen voor
grensoverschrijdende dienstverrichters binnen de EU. Zo zijn de aanpassingskosten
hoog, kost het voor veel ondernemers teveel tijd en middelen om uit te vinden wat
de verplichtingen zijn, zorgen afwijkende definities voor onzekerheid bij ondernemers
en zijn de administratieve lasten hoog doordat sommige lidstaten veel (vertaalde)
documenten verplichten. Vooral voor mkb’ers die niet structureel in andere lidstaten
actief zijn is dit een aanzienlijke belemmering voor grensoverschrijdende handel.
De leden van de CDA-fractie willen aandacht vragen voor producten uit derde landen
die, al dan niet via platforms, op de Europese markt komen. Producten die aantrekkelijk
zijn in prijs, maar niet altijd voldoen aan de hoge (veiligheids-)eisen die in de
Europese Unie worden gehanteerd. Met grote gevolgen voor de rechten/bescherming van
consumenten en het gelijke speelveld voor bedrijven. Hoezeer komt ook dit onderwerp
tijdens deze Raad voor Concurrentievermogen ter sprake? Ziet de Staatssecretaris het
ook als een prioriteit? Wat is de reactie van de Staatssecretaris op het onlangs gepubliceerde
advies «Directe import van buiten de EU» van de Sociaal-Economische Raad (SER), Commissie
voor Consumentenaangelegenheden (CCA)5? Neemt de Staatssecretaris de aanbevelingen van de CCA over?
Veiligheid van producten uit derde landen is een onderwerp waar ik zeker aandacht
voor heb. Zo heb ik in de Kamerbrief van 2 juli 20206 uitgebreid toegelicht wat mijn aanpak rondom platforms en directe import is. Ook
kunt u in deze kamerbrief lezen welke stappen er al zijn gezet en wat mijn Europese
inzet de komende periode hiervoor is, zoals uw Kamer heeft gevraagd bij motie van
de leden Aartsen en Palland7. Bijvoorbeeld de online campagne «Laat je niet inpakken» die in november 2019 is
gestart en de herziening van de richtlijn Algemene Productveiligheid.
Productveiligheid is niet geagendeerd voor de komende bijeenkomst van de Raad voor
Concurrentievermogen. Wel pleit ik ervoor dat productveiligheid en de rechten die
consumenten hebben wanneer zij via platforms aankopen doen een plek krijgt in de nieuwe
Consumentenagenda van de Europese Commissie, die eind 2020 wordt gepubliceerd. De
Commissie heeft zelf ook aangegeven specifieke verantwoordelijkheden en regels voor
online platforms te willen8.
Mijn reactie op het advies van de SER over directe import van buiten de EU zal ik
in het najaar aan uw Kamer doen toekomen.
De leden van de CDA-fractie zien dat in de Commissiemededeling over interne-marktbelemmeringen
géén concrete voorstellen voor vervolgstappen worden gedaan. Welke acties, voor het
wegnemen van belemmeringen en het verbeteren van de handhaving, zouden de Europese
Commissie en lidstaten wat de Staatssecretaris betreft als eerste moeten oppakken?
Voor het antwoord op de vraag over de beïnvloeding van het proces rondom de interne
markt de komende maanden verwijs ik u naar het hierboven gegeven antwoord op de vragen
van de VVD-fractie.
Ook lezen deze leden dat de inzet is om ongewenste exportrestricties te voorkomen;
dat delen zij. Heeft de Staatssecretaris beeld bij of, en zo ja, in welke mate of
in welke sectoren en/of exportlanden Nederlandse ondernemers zich hiermee geconfronteerd
zien?
Met name rondom de zogenaamde persoonlijke beschermingsmiddelen (PPE) was sprake van
exportbeperkingen in de eerste fase van de crisis. Dit gebeurde aanvankelijk tussen
enkele lidstaten. Later heeft de EU beperkingen opgelegd aan de export naar derde
landen van dergelijke goederen om tekorten op de interne markt te beperken. Vice versa
hadden derde landen ook exportrestricties ingesteld naar onder andere de EU. Inmiddels
zijn genoemde restricties vanuit de EU weer opgeheven. Ook derde landen hebben hun
beperkingen nagenoeg volledig opgeheven. Met het oog op toekomstige crises zet het
kabinet zich in voor het voorkomen van nieuwe exportbeperkingen.
De leden van de CDA-fractie lezen over de raadsconclusies dat deze er onder andere
toe oproepen om de Taskforce Interne-markthandhaving een sterk mandaat te geven, zodat
alle Commissiediensten hun medewerking zullen moeten verlenen. Wat zal dit mandaat
gaan inhouden, zo vragen deze leden? Een jaarlijks strategisch rapport over de interne
markt achten de leden verder een goed idee. Op welke manieren zal de Staatssecretaris
de komende maanden het proces rondom de interne markt verder proberen te beïnvloeden?
Op 21 september a.s. bespreekt de Taskforce Interne-markthandhaving het voorziene
mandaat. Voor zover nu bekend zal het directoraat-generaal GROW de Taskforce voorzitten.
Tijdens de vergadering zal Nederland erop aandringen dat alle Commissie-onderdelen
geacht worden bij te dragen aan het werk van de Taskforce gelet op de vele raakvlakken
van de interne markt met andere beleidsterreinen. Voor een antwoord op de vraag over
de beïnvloeding van het proces rondom de interne markt de komende maanden verwijs
ik u naar het hierboven gegeven antwoord op de vragen van de VVD-fractie.
De leden van de CDA-fractie verwelkomen het witboek van de Europese Commissie over
buitenlandse subsidies op de interne markt. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe er
in de Raad voor Concurrentievermogen tegen het witboek wordt aangekeken en hoe het
vervolg eruitziet?
Voor de informatie over de positie van andere lidstaten verwijs ik u naar het hierboven
gegeven antwoord op de vraag van de VVD-fractie. Na het afronden van de consultatie
rondom het witboek is het de verwachting dat de Europese Commissie met één of meer
wetgevende voorstellen zal komen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling het pleidooi van het kabinet
voor een «weerbare industrie» gelezen. Hoe zou dit volgens de Staatssecretaris gestalte
kunnen krijgen? Aan welke proportionele, en zo min mogelijk schadelijke/protectionistische,
maatregelen denkt zij?
Het kabinet zet zich in voor een open markt waarbij de voordelen van internationale
handel, toegang tot wereldwijde waardeketens en internationale concurrentie behouden
blijven. Tegelijkertijd is het belangrijk dat de EU niet naïef is ten aanzien van
het veranderende speelveld in de wereld. De EU zal haar (markt)macht meer moeten gebruiken
om met nieuwe en bestaande instrumenten een gelijk speelveld in de handel met derde
landen af te dwingen zodat de voordelen van een open markt volledig benut kunnen worden.
In dit kader passen ook de voorstellen uit het witboek om het gelijke speelveld op
de interne markt beter te borgen.
Om de uitdagingen van nu en in de toekomst aan te kunnen en een weerbare industrie
te garanderen, dient de interne markt zo goed mogelijk te functioneren. In dat kader
is ook een modern Europees innovatie- en industriebeleid van groot belang. Hierbij
zijn investeringen in (en deelname aan) Europese programma’s op het gebied van innovatie
en onderzoek en ontwikkeling belangrijk, zoals bijvoorbeeld de vorming van de Clean Hydrogen Alliance en de momenteel lopende interessepeiling IPCEI Waterstof.
De leden van de CDA-fractie vragen of een nadere invulling van Europees aanbestedingskader
hier ook behulpzaam bij zou kunnen zijn. Bijvoorbeeld om nadere opdrachtverlening
binnen de Europese interne markt te faciliteren, in plaats van binnen de gehele markt
die onder de Government Procurement Agreement (GPA) valt?
Een open markt vormt ook het uitgangspunt van de regels voor de interne markt en de
Europese aanbestedingsrichtlijnen. De interne markt creëert een vrijhandelszone waarbinnen
Europese bedrijven onder gelijke voorwaarden met elkaar kunnen concurreren, ook op
het gebied van aanbestedingen. Ook is de EU aangesloten bij de Overeenkomst inzake
overheidsopdrachten (Government Procurement Agreement, GPA) van de Wereldhandelsorganisatie WTO. Hierdoor krijgt het Nederlandse en Europese
bedrijfsleven, naast de toegang tot de interne markt, toegang tot de markten van de
bij de GPA aangesloten landen. Hier vaart het bedrijfsleven wel bij. Daar staat tegenover
dat wij dan ook toegang bieden tot onze markt aan bedrijven uit GPA-landen. Daarnaast
is het van belang om een gelijk speelveld en wederkerigheid op de markt voor overheidsopdrachten
te bevorderen. Dat gebeurt o.a. via het genoemde witboek en het International Procurement
Instrument (IPI).
De leden van de CDA-fractie vragen ten aanzien van de rechtsbescherming van modellen
in de EU hoe de Staatssecretaris verwacht dat de raadpleging opvolging krijgt en/of
herziening van bestaande dan wel nieuwe wetgeving nodig is? Tevens vernemen deze leden
graag van de Staatssecretaris wat het Nederlandse standpunt is voor wat betreft intellectueel
eigendom en het Actieplan Intellectueel Eigendom?
Inmiddels is de definitieve agenda van de RvC van 18 september 2020 bekend. Het voorzitterschap
heeft de onderwerpen Report on the consultation Design protection in the EU en Intellectual Property Action Plan van de agenda gehaald. Deze onderwerpen zullen mogelijk op de agenda van een volgende
RvC terugkomen. Om Uw Kamer te informeren over de stand van zaken over beide onderwerpen
geef ik u een korte uiteenzetting van het rapport en plan.
Het report on the consultation Design protection van de Europese Commissie betreft een evaluatierapport van de EU modelrechtwetgeving.
Deze wetgeving stamt uit 1998 (Richtlijn) en 2002 (Verordening) en er heeft nog niet
eerder een algehele evaluatie plaatsgevonden. Onlangs heeft de Europese Commissie
een brede stakeholderconsultatie gehouden met als doel om vast te stellen in hoeverre
de huidige regelgeving nog steeds passend is. Gelet op het toenemende economische
belang van bescherming van modellen ter bevordering van innovatie en het ontwikkelen
van nieuwe producten met een aantrekkelijk design is er een groeiende vraag naar toegankelijke,
moderne, effectieve en consistente juridische bescherming van modelrechten in de EU.
Momenteel werkt de Europese Commissie aan dit evaluatierapport en het wordt naar verwachting
nog dit jaar gepubliceerd. Mogelijk kondigt de Europese Commissie daarin wijzigingsvoorstellen
aan. Aan het Intellectual Property Action Plan wordt nog gewerkt. In dit plan zal de Europese Commissie haar visie op de rol van
intellectuele eigendomsrechten (IE) in deze uitdagende tijden uiteenzetten en concrete
voorstellen doen om het IE-kader, en de manier waarop het in de praktijk wordt gebruikt,
te verbeteren. Het actieplan beoogt een coherente EU-brede benadering van IE-beleid
te bevorderen en zal naar verwachting de basis vormen voor verdere initiatieven op
EU-niveau, zowel wetgevend als niet-wetgevend. Het IE-actieplan zal bijdragen aan
de prioriteiten van de Commissie zoals uiteengezet in de Green Deal en de Digitale
Agenda. Ook ten aanzien van het actieplan is een stakeholderconsultatie gehouden,
die op 31 augustus 2020 is afgesloten. Het actieplan zal zeer waarschijnlijk nog dit
jaar worden gepubliceerd. Vanzelfsprekend wordt uw Kamer na het publiceren van het
rapport en het plan nader geïnformeerd over de inhoud en eventuele vervolgstappen.
De leden van de CDA-fractie ondersteunen de Nederlandse inzet voor ex ante-toezicht
op poortwachtersplatforms. Deze leden zijn daarnaast benieuwd naar de uitvoering van
de motie van de leden Palland en Aartsen over consumentvriendelijke gebruikersvoorwaarden
voor digitale platforms9. Hoe heeft de Staatssecretaris uitvoering gegeven aan deze motie?
Ik heb het initiatief genomen om met negen grote en kleinere Nederlandse platforms
goede en concrete praktijkvoorbeelden te inventariseren, die consumentenvertrouwen
in een online omgeving bevorderen. Ook begrijpelijke en consumentvriendelijke voorwaarden
zijn daarbij besproken. Voorbeelden zijn gepubliceerd in het document «bouwen aan
vertrouwen»10. Andere (startende) platforms kunnen zich door de verzamelde voorbeelden in het document
laten inspireren. Wanneer bedrijven onbegrijpelijke of onredelijke voorwaarden voor
consumenten hanteren, kan de ACM hiertegen optreden.
Voorts begrijpen de leden dat de Staatssecretaris niet zelf reageert op de consultatie.
In hoeverre brengt de Staatssecretaris de consultatie en mogelijkheid tot deelname
wel bij specifieke daartoe betrokken of geraakte partijen in Nederland onder de aandacht?
De afgelopen periode heb ik veel gesprekken gevoerd met belanghebbenden over de onderwerpen
in de consultatie. In die gesprekken is op de consultatie en de mogelijkheid tot deelname
daaraan gewezen. Daarnaast heb ik verschillende belanghebbenden benaderd om hen op
de consultatie te attenderen.
In antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie (verslag van het schriftelijk
overleg over de Raad voor Concurrentievermogen op 21 juli 2020 (kamerstuk 21 501-30, nr. 496)) over het versterken van het aanbestedingsinstrumentatrium om oneerlijke én ongewenste
mededinging tegen te gaan, wijst de Staatssecretaris deze leden erop dat dit tot op
zekere hoogte met het bestaande instrumentarium binnen de aanbestedingsregelgeving
kan. In het witboek over buitenlandse subsidies op de interne markt concludeert de
Commissie dat de bestaande instrumenten niet toereikend zijn om het probleem van verstorende
effecten van overheidsondersteuning uit derde landen op de interne markt aan te pakken.
Voorgesteld wordt een nieuw aanbestedingsinstrument te ontwikkelen om marktverstoring
door overheidssteun uit derde landen tegen te gaan. Deze leden kijken uit naar de
uitwerking van dit voorstel.
Eerder hebben de leden van de CDA-fractie vragen gesteld over Apple en de regels die
het bedrijf hanteert voor appontwikkelaars/-aanbieders ten aanzien van het distribueren
van apps die de mededinging beperken. Recent oordeelde de rechter in een voorlopige
uitspraak dat Apple gameproducent Fortnite uit haar appstore mag verwijderen, nadat
het bedrijf Apples regels had overtreden.
Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen deze ontwikkeling, namelijk het weren van
bedrijven en apps uit appstores, met consequenties voor bedrijven en consumenten?
Vindt de Staatssecretaris dat de casus Fortnite de noodzaak voor ex ante regulering
onderstreept, inclusief gedragsregels voor «systemic digital platforms»? Hoezeer staat
dit onderwerp op de Europese agenda?
Ik herken het beeld dat ondernemingen soms nauwelijks invloed kunnen uitoefenen op
de voorwaarden waar ze aan moeten voldoen om op een platform aanwezig te zijn, terwijl
deze aanwezigheid wel nodig kan zijn om klanten te kunnen bereiken. In mijn beantwoording
van de vragen van de VVD-fractie ga ik in het algemeen in op verwijdering uit appstores
en hoe mijn beleidsinzet voor platforms met een poortwachterspositie hier op in kan
grijpen. Mijn oproep om dit op Europees niveau te regelen heeft gehoor gekregen. De
Europese Commissie heeft aangekondigd in het vierde kwartaal van dit jaar met voorstellen
op dit vlak te komen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat er lidstaten zijn die ervoor pleitten dat bedrijven
uit derde landen zich aan de in de EU geldende regels houden, terwijl andere lidstaten
juist voorstander zijn van sterke strategische autonomie en een herindustrialisatie
van de EU. Welke positie heeft Nederland in dit debat?
Het is het belangrijk dat de Europese Unie weerbaar is en het Europees concurrentievermogen
versterkt wordt ten opzichte van derde landen, waarbij rekening wordt gehouden met
open markten, inclusief vrije en eerlijke handel.11 Voor het kabinet is strategische autonomie dan ook geen doel op zich maar een middel
waarmee een weerbare EU vormgegeven wordt, die in staat is om haar eigen publieke
belangen, inclusief de beschikbaarheid van essentiële goederen en diensten te borgen,
en die met een sterke interne markt economisch concurrerend blijft binnen een goed
functionerend mondiaal handelssysteem. Het kabinet ziet een rol voor de EU bij projecten
die om een systeemverandering vragen en lastig van de grond komen, en verwelkomt daartoe
de vorming van Industrie Allianties. Net als bij het Nederlandse missiegedreven innovatie-
en industriebeleid streeft het kabinet ernaar dat de economische kansen van grote
maatschappelijke uitdagingen en het realiseren van een vooraanstaande positie op sleutel
technologieën daarbij centraal staan. Daarbij dient verder gekeken te worden dan puur
financiering en ook de werking van de interne markt, regelgeving, marktcreatie en
vaardigheden mee te nemen. Voorbeelden van Industrie Allianties zijn de Clean Hydrogen Alliance die op 8 juli jl. bekend is gemaakt en de European Raw Material Alliance die naar verwachting op 29 september a.s. gepresenteerd zal worden door de Commissie.
Maatregelen om strategische autonomie te bereiken moeten daarbij proportioneel zijn
en berusten op een grondige analyse. Ook andere instrumenten om weerbaarder te worden,
zoals het witboek over het gelijktrekken van het speelveld op de interne markt in
relatie tot overheidssubsidies uit derde landen – het kabinet ziet dit witboek als
positief – dragen hieraan bij.12 Tezamen vormen de EU-lidstaten een grote thuismarkt waar ondernemers goed kunnen
groeien en waar standaarden gezet kunnen worden. Samen kunnen lidstaten wereldwijd
standaarden (zoals op het gebied van klimaat, circulariteit en digitaal) beïnvloeden
en oneerlijke concurrentie op het mondiale speelveld tegengaan.13
In het fiche: Mededeling lange-termijnactieplan betere implementatie en handhaving
interne-marktregels schrijft de Minister dat het streven naar betere implementatie,
uitvoering en handhaving door lidstaten breed wordt gedeeld, maar dat naarmate de
voornemens concreter worden de standpunten in de praktijk meer uiteen beginnen te
lopen (onder andere ten aanzien van transparantie). Voorziet de Staatssecretaris dat
dit adequate besluitvorming in de toekomst in de weg zal staan?
Het kabinet is hierover zowel optimistisch als realistisch over de genoemde adequate
toekomstige besluitvorming. De nieuwe Taskforce interne-markthandhaving biedt kansen
om zowel concrete knelpunten als horizontale handhavingsaangelegenheden te bespreken.
De Europese Commissie lijkt hieraan groot belang te hechten en ambitie te tonen. Moeilijke
discussies zijn echter niet uitgesloten, met name als het erom gaat dat lidstaten
elkaar onderling aan gaan spreken over specifieke knelpunten. Dat sluit wel aan bij
de kabinetsinzet op meer transparantie over prestaties van Commissie en lidstaten
en daarnaast meer politiek eigenaarschap. Sommige lidstaten vrezen «naming and shaming»,
terwijl het elkaar aanspreken juist zou moeten leiden tot een wederzijds leerproces
en het daadwerkelijk aanpakken van de belemmeringen. Het kabinet blijft zich daarvoor
inzetten, ook al kan het tot lastige discussies leiden. Genoemde taskforce kan een
belangrijke rol spelen en het is een proces dat stap voor stap zal moeten groeien.
De Mededeling heeft ook betrekking op productregelgeving bij verkoop via online platforms.
Dat lijkt de leden van de CDA-fractie heel goed, maar schuilt hierin ook een risico
dat in de praktijk hier aanvullende regels gaan gelden voor Europese platforms en
het gelijke speelveld met platforms van buiten de EU onvoldoende is/wordt geborgd.
De leden van de CDA-fractie willen de Staatssecretaris bedanken voor de inspanningen
van het kabinet voor het mkb, start- en scale-ups in Europa. Deze leden onderschrijven
het belang van: Duurzaamheid en digitalisering; Vermindering van de regeldruk en verbetering
van de markttoegang en Verbetering van de toegang tot financiering.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Europese mkb-strategie erop is gericht dat
het aantal mkb-bedrijven dat zich committeert aan duurzame bedrijfspraktijken, alsook
het aantal mkb-ondernemingen dat gebruikmaakt van digitale technologieën aanzienlijk
toeneemt. Verbreding naar het (traditionele) mkb-peloton vinden ook de leden van wezenlijk
belang. Deelt de Staatssecretaris een dergelijk brede aanpak van de mkb-strategie?
Hoe moet deze strategie gaan landen bij Nederlandse mkb-ondernemers?
De mkb-strategie erkent de grote diversiteit binnen het mkb, waarbij verschillende
problemen en behoeften bestaan, en richt zich op alle verschillende groepen door middel
van zowel horizontale maatregelen die alle soorten mkb raken, als acties die op specifieke
typen mkb zijn gericht. Dit sluit aan bij de Nederlandse aanpak, middels enerzijds
het MKB-actieplan dat extra aandacht heeft voor het brede mkb ofwel het «peloton»
en anderzijds het specifiek beleid gericht op startups en scale-ups en het missiegedreven
Topsectoren- en Innovatiebeleid.
De Overijsselse gedeputeerde Van Hijum is namens het Comité van de Regio’s rapporteur
en adviseur over de nieuwe mkb-strategie van de Europese Commissie. Hij stelt dat
Europa meer kan doen om het mkb te ondersteunen, bijvoorbeeld door:
• rechtstreeks toegang voor mkb-bedrijven tot Europese middelen via regionale hubs;
• mkb-vriendelijk aanbesteden;
• betere bescherming van het bedrijfsleven tegen oneerlijke concurrentie van buiten
de EU, door afspraken in handelsverdragen;
• een Europese variant van de Nederlandse mkb-toets.14
Wat vindt de Staatssecretaris van deze conclusies en welke punten is zij bereid in
Europees verband in te brengen? Passen de conclusies in de Nederlandse inzet voor
het mkb in Europa?
Het kabinet kijkt met belangstelling naar het advies van gedeputeerde Van Hijum. Van
Hijum pleit onder andere voor een aanpak waarbij gebruik wordt gemaakt van regionale
ecosystemen, om zo de afstand tussen Europees beleid en het mkb te verkleinen. Deze
ideeën sluiten aan bij de Nederlandse inzet. Daarnaast is mkb-vriendelijk aanbesteden
een prioriteit voor het Nederlands kabinet. Ten aanzien van de vraag naar het in kaart
brengen van de effecten voor het mkb van EU-wetgeving -verdragen en plannen, wijst
het kabinet erop dat de Europese Commissie vandaag de dag al effectbeoordelingen maakt
waarbij ook de effecten voor het mkb in kaart worden gebracht.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet geen voorstander is van harmonisatie
van de visumprocedures voor ondernemend talent uit derde landen, omdat dit mogelijk
negatief uitpakt voor de Nederlandse start- en scale-ups, én dat de Commissie vooralsnog
geen gehoor heeft willen geven aan het Nederlandse verzoek om transparantie van de
verschillende regels door middel van publicatie op een website. Hoe ziet voor deze
twee onderwerpen het Europese krachtveld eruit?
Het kabinet is geen voorstander van harmonisatie van de visumprocedures voor ondernemend
talent uit derde landen. Nederland kent flexibele en unieke regelingen om ondernemend
talent uit derde landen aan te trekken, zoals de startup verblijfsvergunning voor
innovatieve ondernemers. Europese harmonisatie leidt er hoogstwaarschijnlijk toe dat
de toelatingseisen voor ondernemend talent uit derde landen strenger worden, waardoor
Nederland de eigen startupregeling (startup visa, verblijfsregeling voor zelfstandigen)
en voorwaarden moet loslaten. Dit heeft mogelijk gevolgen voor de aantrekkelijkheid
van het Nederlandse startup ecosysteem ten aanzien van buitenlands ondernemend talent.
Het staat een lidstaat echter vrij om de invulling die een andere lidstaat geeft aan
visumprocedures over te nemen.
Het European Migration Network (EMN), het Europees onderzoeksnetwerk naar migratie-
en asielbeleid binnen de EU, publiceerde eind 2019 een vergelijkend onderzoek naar
visumprocedures voor startups-oprichters in EU-lidstaten. In dit onderzoek komt naar
voren dat dertien EU-lidstaten, waaronder Nederland, een visum heeft dat specifiek
op deze groep is gericht. De invulling die individuele lidstaten hieraan geven verschilt.
Transparantie van verschillende visumprocedures van EU-lidstaten draagt bij aan het
stroomlijnen van reguliere migratie. Een dergelijke informatiepagina voor derdelanders
op EU-niveau is tot op heden niet ingericht.
De leden van de CDA-fractie lezen met instemming over het verlengen van het mandaat
van mkb-gezanten en ondernemers direct plaats te laten nemen in de dialoog. Kan dit
ook worden gezien als een vorm van een mkb-toets op Europees niveau? Zo nee, zou iets
dergelijks volgens de Staatssecretaris alsnog wenselijk zijn?
Bij mkb-toetsen gaat het om het beoordelen van concrete, specifieke stukken voorgenomen
regelgeving. Bij het netwerk van mkb-gezanten en de komst van de zogenaamde Ambassadeurs
voor strategisch ondernemerschap, gaat het om iets anders. De Commissie beoogt namelijk
om een brede permanente dialoog mogelijk te maken over allerlei zaken die relevant
zijn voor het mkb. Op EU-niveau worden reeds vandaag de dag door de Commissie in effectbeoordelingen
de effecten voor het mkb in kaart gebracht.
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de uitvoering van de motie van het
lid Palland c.s. (Kamerstuk 21 501-30, nr. 475) over erkenning dat intracommunautaire maatregelen uit het EU-mededingings- en staatssteunkader
niet of onvoldoende werken voor de maritieme maakindustrie. Kan de Staatssecretaris
een actuele stand van zaken geven?
Ik deel de analyse dat de toepassing van bepaalde instrumenten, zoals het handelsdefensief
instrumentarium en de huidige mededingings- en staatssteunkaders, ontoereikend kunnen
zijn in het geval van de maritieme maakindustrie. Naar aanleiding van de motie van
het lid Palland vind overleg plaats met branchevereniging NMT om gezamenlijk de internationale
handelspraktijken en de effecten voor de Nederlandse maritieme maakindustrie grondig
te analyseren. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van lopende studies van de
OESO-werkgroep scheepsbouw. Het kabinet zet zich in voor een verbetering van de positie
van de maritieme maakindustrie en voor het beter kunnen ondervangen van de gevolgen
van staatssteun uit derde landen. Zo zal de uitwerking van het witboek inzake buitenlandse
subsidies mogelijk handvatten bieden om steun uit derde landen tegen te gaan. Ook
ben ik in overleg met de Europese Commissie om te kijken of onderhandelingen binnen
de OESO of de WTO, bijvoorbeeld inzake het scheepsbouw akkoord, op een nieuwe leest
kunnen worden geschoeid om tegemoet te komen aan de zorgen die leven.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Kamerbrief
«Kabinetsappreciatie Witboek buitenlandse subsidies op de interne markt» (Kamerstuk
22 112, nr. 2902). Vooruitlopend op de consultatie op het witboek hebben zij, in lijn met de hiervoor
genoemde motie van het lid Palland c.s., een aantal vragen/opmerkingen. De Commissie
stelt een nieuw juridisch horizontaal instrument voor om buitenlandse subsidies te
kunnen aanvechten. Kan de Staatssecretaris zich voorstellen dat er daarnaast ook sectorspecifiek
instrumenten worden ontwikkeld om buitenlandse subsidies aan te vechten? Zo ja, binnen
welke termijn? Hoe beziet de Staatssecretaris de huidige World Trade Organization
(WTO) en EU «Trade Defence Instruments» (TDI’s)? In hoeverre bieden deze de Nederlandse
maakindustriesectoren, zoals de scheepsbouw, voldoende effectieve bescherming tegen
oneerlijke concurrentie uit (derde)landen? Wil de Staatssecretaris toezeggen dat zij
het aspect van sectorspecifieke maatregelen meeneemt in de consultatie van het witboek
op 23 september 2020?
De mogelijke instrumenten die in het witboek staan omschreven richten zich primair
op het versterken van het gelijke speelveld op de interne markt. Nederland deelt de
conclusie van de Commissie dat de bestaande instrumenten (zoals WTO-regels, het bestaande
handelsdefensief instrumentarium en de medegingingsregels) niet altijd genoeg aangrijpingspunten
bieden om verstorende effecten van overheidsondersteuning uit derde landen op de interne
markt te kunnen bestrijden.
Het kabinet vindt het van belang dat eventuele nieuwe instrumenten op EU-niveau zoveel
mogelijk generiek toepasbaar zijn, omdat de problematiek rondom oneerlijke concurrentie
door overheidssteun uit derde landen in de gehele economie kan spelen. Ook vervagen
grenzen tussen sectoren steeds vaker, bijvoorbeeld als gevolg van digitalisering.
Met de instrumenten zoals beschreven in het witboek zou een generiek toepasbaar kader
ontstaan, waarbinnen individuele casussen, zoals in de maakindustrie, onderzocht zouden
kunnen worden. Mocht gedurende het wetgevingsproces blijken dat sectorspecifieke aanvullende
maatregelen of uitzonderingen zinvol kunnen zijn, zal het kabinet dat uiteraard zorgvuldig
overwegen.
De mogelijke instrumenten uit het witboek hebben geen directe impact op het gelijke
speelveld bij het concurrentieproces buiten de interne markt. Wel kunnen deze instrumenten
op de meer lange termijn aanleiding geven voor derde landen om terughoudender om te
gaan met het verlenen van overheidssteun. Om te kunnen zorgen dat de Europese industrie
ook mondiaal eerlijk kan concurreren is echter meer nodig. Het verbeteren van het
gelijke speelveld komt onder meer aan de orde bij de onderhandelingen rondom multilaterale
en bilaterale handelsverdragen. Daarnaast zetten het kabinet en de EU zich in voor
het versterken van de concurrentiekracht van de eigen industrie zoals ook omschreven
in het bovenstaande antwoord op de vraag van de CDA-fractie.
Tot slot willen de leden van de CDA-fractie de Staatssecretaris vragen of er een lijst
bestaat van technologische (maak)industriesectoren die voor Nederland van strategisch
belang zijn. Zo nee, ziet de Staatssecretaris meerwaarde in het samenstellen van een
dergelijke lijst?
Er is niet één lijst van sectoren die voor Nederland voor Nederland van strategisch
belang zijn. Een eenduidige lijst gaat voorbij aan de uiteenlopende redenen waarom
een sector van strategisch belang is en om wat voor een aanpak dat vraagt. Op economisch
gebied acht het kabinet de topsectoren van strategisch belang, en daarbinnen is de
sleuteltechnologieënaanpak ontwikkeld om te investeren in voor Nederland essentiële
technologieën.15 Het kabinet houdt verder structureel zicht op bedrijven die van strategisch belang
zijn voor de continuïteit van vitale processen en publieke belangenborging, waaronder
behoud van kennis, technologie en de werking van een goed innovatie ecosysteem. Ik
wil u hierbij wijzen op de NCTV-lijst van bedrijven in de vitale infrastructuur16 waaronder bedrijven in (aanleverketens in) de Nederlandse Defensie Technologische
& Industriële Basis.17
In deze bijzondere conjuncturele situatie houdt het kabinet vinger aan de pols bij
marktontwikkelingen met oog op risico’s voor de Nederlandse publieke belangen. Over
afwegingskaders bij bedrijfsinterventies is uw Kamer eerder geïnformeerd18 evenals over generieke investeringstoetsing en sectorale investeringstoetsing voor
de defensie gerelateerde industrie19, en de Uitvoeringswet voor het Contactpunt FDI-screening waarmee Europese lidstaten
informatie kunnen delen over investeringen en participaties door buitenlandse partijen.
Binnen de reikwijdte vallen ook ondernemingen die beschikken over sleuteltechnologieën
wanneer deze raakvlakken hebben met de nationale veiligheid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken horende
bij het schriftelijk overleg Raad van Concurrentievermogen van 7 september 2020. Deze
leden willen hierover nog een aantal vragen stellen.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat er een brede overeenstemming bestaat
tussen de lidstaten over de conceptconclusies over het versterken en verdiepen van
de interne markt en dat de Europese Commissie wordt opgeroepen tot het vormen van
een agenda en analyse van de interne markt in respectievelijk januari en maart volgend
jaar. Deze leden vragen de Staatssecretaris na uitkomst van deze rapporten de Kamer
spoedig te informeren over de bevindingen.
De conclusies vragen de Commissie om voor 15 januari 2021 een Strategisch rapport
te presenteren. Uw Kamer zal daarover na uitkomst, en ingeval het rapport nieuwe beleidsvoornemens
bevat via een BNC-fiche, tijdig worden geïnformeerd.
De leden van de D66-fractie begrijpen dat door het toenemend economisch belang van
de bescherming van modellen voor de bevordering van innovatie en de ontwikkeling van
nieuwe producten, er steeds meer behoefte is aan consistente rechtsbescherming van
modellen in de EU. Deze leden kijken daarom uit naar de conclusies van de Commissie
over het functioneren van de modelbeschermingsstelsels in de EU. Zij vragen de Staatssecretaris
op welke termijn de opvolging van deze raadpleging verwacht wordt. Ook vragen zij
de Staatssecretaris of de verwachting is dat deze raadpleging leidt tot aanpassingen
in bestaande wetgeving.
De leden van de D66-fractie kijken uit naar het actieplan voor Intellectueel Eigendom
volgend op de routekaart. Deze leden vragen de Staatssecretaris om na presentatie
van het actieplan de Kamer te informeren over het standpunt van het kabinet op het
actieplan en de door de Commissie gesignaleerde uitdagingen.
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de het eerder gegeven antwoord
op de vragen van de VVD-fractie.
De leden van de D66-fractie verwelkomen de fiches over de Europese mkb-strategie en
de specifieke aandacht die hiermee wordt gegeven aan de rol van het mkb in de transitie
naar een duurzame en digitale economie naast haar belangrijke rol in economische groei,
werkgelegenheid en innovatie. Deze leden vragen de Staatssecretaris om een toelichting
op de specifieke inzet van Nederland in het overleg en de visie van de Staatssecretaris
op deze Europese mkb-strategie. Ook vragen de voorgenoemde leden de Staatssecretaris
naar een toelichting op de mkb-strategie in relatie tot de coronacrisis en de economische
gevolgen daarvan voor het mkb.
Het kabinet verwelkomt de Europese mkb-strategie en de specifieke aandacht die hiermee
wordt gegeven aan het mkb binnen het Europese industriepakket. Het mkb is van groot
belang voor economische groei en werkgelegenheid en is een grote initiator van innovaties
en de Commissie onderkent hiermee het belang en de rol van het mkb bij de transitie
naar een duurzame en digitale economie. Hoewel de strategie gepubliceerd is aan het
begin van de coronacrisis is deze nog altijd relevant en zijn de acties nog steeds
belangrijk en urgent. Om sterk uit deze crisis te komen is herstel van het mkb noodzakelijk.
In de strategie aangekondigde initiatieven, zoals ESCALAR20, dragen bij aan herstel en het kabinet onderstreept dan ook de impact die de verdere
uitvoering van deze strategie kan hebben op het economisch herstel van het Europese
mkb.21
De leden van de D66-fractie stellen in dit schriftelijk overleg geen vragen over het
Witboek buitenlandse subsidies, deze zullen de leden inbrengen tijdens het aparte
schriftelijk overleg op 11 september.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de documenten
ter voorbereiding van de Raad voor Concurrentievermogen die op 18 september gehouden
zal worden.
De leden van de GroenLinks-fractie willen als eerste wat zeggen over het Actieplan
voor Intellectueel Eigendom. Kan de Staatssecretaris al wat zeggen over wanneer dit
Actieplan gepresenteerd wordt? Deze leden begrijpen dat het voor innovatie belangrijk
is dat we ons echt inzetten voor bescherming van intellectueel eigendom. Wel vinden
deze leden het ontzettend belangrijk dat dit op een eerlijke manier gebeurd, juist
ook wereldwijd. Is de Staatssecretaris het met de deze leden eens dat de economische
ontwikkeling in armere delen van onze wereld mag hier niet onder te komen lijden?
Wat is het Nederlandse standpunt als het gaat om Intellectueel Eigendom?
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de het eerder gegeven antwoord
op de vragen van de VVD-fractie.
De leden van de GroenLinks-fractie willen ook nog aandacht vragen voor de rechtszaak
die op dit moment in de VS gaande is tussen Epic Games en Apple. Epic Games heeft
Apple aangeklaagd vanwege hun dominante marktpositie. Als reactie hierop heeft Apple
hun populaire app Fortnite uit hun App Store verwijderd. De rechtbank in Californië
heeft besloten dat Apple dit mag doen totdat in de rechtszaak een conclusie getrokken
is. Wat vindt de Staatssecretaris van deze ontwikkeling? Is zij net als deze leden
bezorgd over de negatieve effecten van de verwijdering van bedrijven of apps van appstores
voor app-ontwikkelaars en consumenten? Wat kan de Staatssecretaris op dit moment doen
om app-ontwikkelaars en consumenten hier in Nederland voor te beschermen? Denkt zij
dat deze rechtszaak het belang van ex ante-regelgeving en een zwarte lijst van ongewenst
gedrag van systemic digital platforms zoals voorgesteld door Eurocommissaris Vestager
onderstreept? Is de Staatssecretaris bereid dit ook naar voren te brengen in de aanstaande
Raad voor Concurrentievermogen?
Dit type ontwikkelingen onderstreept inderdaad het belang van mijn beleidsinzet voor
ex ante bevoegdheden. Verwijdering van een platform kan immers een grote nadelige
impact op een onderneming hebben. In mijn beantwoording van de vragen van de leden
van de VVD- en CDA-fracties ga ik nader in op verwijdering uit appstores, de platform-to-business
Verordening, mijn inzet voor platforms met een poortwachterspositie en de voorstellen
die op dit vlak in de EU zijn aangekondigd. Ik blijf de kabinetsinzet uitdragen in
de EU om te zorgen dat de voorstellen van de Europese Commissie in lijn zullen zijn
met de Nederlandse belangen.
De leden van de GroenLinks-fractie kijken uit naar het onderzoek van ACM over Apple’s
misbruik van hun dominante marktpositie via hun App Store. Neemt ACM het verwijderen
van Fortnite uit de Appstore ook mee in het onderzoek? Komt ACM met hun bevindingen
naar buiten zodra zij hun onderzoek hebben afgerond? Kan de Kamer hiervan op de hoogte
worden gehouden?
De ACM voert haar onderzoek onafhankelijk en in vertrouwelijkheid uit. De ACM kan
dan ook geen uitspraken doen over het onderzoek of de reikwijdte ervan zolang dat
onderzoek loopt In haar marktstudie naar appstores gaat de ACM in op verwijdering
uit appstores.22 Zodra er bevindingen naar buiten worden gebracht, zal ik uw Kamer hiervan op de hoogte
stellen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook vragen over de twee fiches die op de
agenda staan. Het is van groot belang dat het mkb goed door deze crisis heen geholpen
wordt en voorbereid wordt op de verschillende crisissen waar we de komende jaren naast
de coronacrisis mee te maken krijgen. Deze leden horen dan ook graag wat de Nederlandse
inzet is tijdens de gedachtewisseling over een toekomstgericht EU-beleid voor het
mkb. Kan de Staatssecretaris hierbij toelichten hoe deze EU-strategie zich verhoudt
tot de coronacrisis en de economische crisis? Ook zijn zij benieuwd hoe dit mkb-plan
past binnen de Green Deal, het actieplan circulaire economie en de digitaliseringsstrategie.
Kan de Staatssecretaris dit toelichten?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op de vraag van D66.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier