Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Leijten en Van Kent over het kwijtraken van toeslagen door transitievergoedingen
Vragen van de leden Leijten en Van Kent (beiden SP) aan de Staatssecretarissen van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het kwijtraken van toeslagen door transitievergoedingen (ingezonden 17 juli 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Van Huffelen (Financiën – Toeslagen en Douane) (ontvangen
8 september 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3736.
Vraag 1
Bent u bekend met het fenomeen dat toeslagen worden teruggevorderd doordat door ontslag
een transitievergoeding wordt toegekend die dusdanig hoog is, dat mensen met lage
inkomens niet meer voor het volledige bedrag aan toeslagen in aanmerking komen of
daardoor deze toeslagen zelfs geheel kwijt raken?
Antwoord 1
Een transitievergoeding kan leiden tot een hoger toetsingsinkomen en daarmee doorwerking
hebben naar de toeslagen. Een transitievergoeding kwalificeert als loon uit vroegere
arbeid en maakt daarmee onderdeel uit van het toetsingsinkomen. Het verzamelinkomen
wordt beïnvloed door tal van factoren. Zo kan iemands inkomen uit (tegenwoordige)
arbeid flink gedaald zijn in het jaar waarin diegene de transitievergoeding ontvangt.
Vraag 2
Deelt u de mening dat toeslagen, een voor velen onmisbare vorm van inkomensondersteuning,
niet moeten worden teruggevorderd als een transitievergoeding, bedoeld om opnieuw
aan het werk te komen, wordt toegekend?
Antwoord 2
Ik deel deze mening niet. In de beantwoording van de volgende vragen licht ik dit
toe.
Vraag 3
Deelt u de mening dat, terwijl voor hoge inkomens de royale gouden handdruk al decennia
gebruikelijk is, de transitievergoeding evenwicht aanbrengt in het ontslagrecht, maar
dat het compenseren met toeslagen tegengesteld is aan deze trend?
Antwoord 3
Het kan voorkomen dat het ontvangen van een transitievergoeding leidt tot terugvordering
van toeslagen. Dat betekent niet automatisch dat de transitievergoeding daarmee haar
doel verloren heeft. Het doel van de transitievergoeding is namelijk tweeledig. Naast
het ondersteunen bij het maken van de transitie naar ander werk is de transitievergoeding
bedoeld om de werknemer te compenseren voor het ontslag. De transitievergoeding behoeft
dus niet uitsluitend besteed te worden aan het vinden van een nieuwe baan. Het klopt
dat met de invoering van de transitievergoeding (onder meer) beoogd is een einde te
maken aan de (soms) hoge ontslagvergoedingen. Hiermee is echter vooral beoogd de mobiliteit
op de arbeidsmarkt te vergroten (van met name oudere werknemers, aangezien leeftijd
geen factor meer is bij de hoogte van de ontslagvergoeding) en het voor werkgevers
aantrekkelijker te maken om een vast contract aan te bieden. Ook is er hierbij van
uitgegaan dat wanneer werknemers minder hoeven te vrezen voor het verliezen van hun
opgebouwde ontslagbescherming, zij eerder de overstap naar een andere werkgever zullen
maken. Een transitievergoeding heeft daarnaast ook zeker niet altijd tot gevolg dat
een inkomensterugval wordt voorkomen.
Het toeslagenstelsel dient een ander doel. Het biedt gerichte inkomensondersteuning
om de financiële toegankelijkheid van zorg, kinderopvang en een huurwoning te waarborgen.
Het stijgen van inkomen en vermogen heeft als consequentie dat in mindere mate inkomensondersteuning
nodig is. Indien het wegvallen van loon uit tegenwoordige arbeid langere tijd aanhoudt
kan dit, ondanks een transitievergoeding, op termijn juist leiden tot een hogere aanspraak
op toeslagen.
Vraag 4
Hoe vaak krijgen toeslaggerechtigden te maken met terugvordering als gevolg van toekenning
van transitievergoedingen?
Antwoord 4
De Belastingdienst beschikt niet over gegevens om na te kunnen gaan hoe vaak een transitievergoeding
een terugvordering van toeslagen als gevolg heeft. De transitievergoeding wordt op
twee verschillende wijzen doorgegeven aan de Belastingdienst. In de aangifte IH en
via de aangifte loonheffing. In de aangifte IH moet een transitie inkomen als inkomen
uit vroegere arbeid worden aangegeven in de rubriek «Andere uitkeringen». Deze rubriek
wordt ook gebruikt voor buitenlandse uitkeringen vergelijkbaar met AOW, WAO, WW, bijstand,
WIA, Wajong of Anw. Hierdoor geeft deze rubriek een onzuiver beeld van het aantal
transitievergoedingen. Daarnaast is het zo dat query’s niet plaatsvinden op aangiftes
zelf (deze worden niet vastgehouden). Dit kan alleen via ABS, het systeem waar de
aangiften in terechtkomen en die onder andere aanslagen genereert. ABS kent alleen
het onderscheid tussen inkomsten uit tegenwoordige arbeid en inkomsten uit vroegere
arbeid. Andere route zou zijn via de aangifte loonheffingen. In de aangifte loonheffingen
is een aparte code beschikbaar (code 62) voor ontslag en transitievergoedingen. Maar
ook dit is een verzamelrubriek, waaruit niet sec de transitievergoeding te abstraheren
valt. Op basis van deze informatie kan dus geen betrouwbaar beeld gegeven worden van
het aantal transitievergoedingen.
Vraag 5
Welke mogelijkheden ziet u om transitievergoedingen te beschouwen als bijzonder inkomen
dat uitgezonderd wordt van de berekening van het toetsingsinkomen voor toeslagen?
Welke mogelijkheden hiervoor ziet u in het geval van vermogensopbouw, gezien het feit
dat het maximaal een jaarinkomen kan zijn en daarmee ruim boven de bedragen van de
vermogenstoets ligt?
Antwoord 5
Het uitzonderen van de transitievergoedingen voor het toetsingsinkomen of de vermogenstoetsen
ligt niet voor de hand. Zoals hiervoor is aangegeven in het antwoord op de vragen 1
en 4 is niet eenduidig aan te geven of een wijziging in een inkomensafhankelijke toeslag
een gevolg is van een ontvangen transitievergoeding. Nog los van dat aspect, biedt
het toeslagenstelsel gerichte inkomensondersteuning om de financiële toegankelijkheid
van zorg, kinderopvang en een huurwoning te waarborgen. Het stijgen van inkomen en
vermogen heeft als consequentie dat in mindere mate inkomensondersteuning nodig is.
Een inkomensterugval, ondanks een ontvangen transitievergoeding, kan leiden tot een
hogere aanspraak op toeslagen.
Vraag 6
Kunt u aangeven waarom de drempelbedragen voor middeling in de aangifte voor de inkomstenbelasting
ruim boven de € 500 per jaar liggen, aangezien dit middeling van een transitievergoeding
bemoeilijkt? Ziet u mogelijkheden dit aan te passen, zodat ook degenen die een relatief
lage transitievergoeding ontvangen via middeling dit bedrag kunnen spreiden?
Antwoord 6
De middelingsregeling is een belastingteruggave die bedoeld is om het progressienadeel
over sterk wisselende inkomens in een tijdvak te verminderen. Hoe sterker de inkomens
over het middelingstijdvak wisselen, hoe groter het progressienadeel zou zijn zonder
de middelingsregeling. Om het nadeel dat ontstaat bij een sterk wisselend inkomen
tegen te gaan, is een drempelbedrag geïntroduceerd.
Daarbij geldt dat het verschil tussen de werkelijke en de op basis van middeling herrekende
belastingheffing ten minste € 545 (het drempelbedrag) moet zijn om in aanmerking te
komen voor een middelingsteruggaaf. Het vaststellen van de hoogte van het drempelbedrag
is daarnaast ingevoerd om de (handmatige) beoordeling van middelingsverzoeken uitvoerbaar
en budgettair beheersbaar te houden. Daarom ligt het niet voor de hand dit drempelbedrag
te verlagen.
In aanvulling op uw vraag merken wij op dat toepassing van middeling alleen leidt
tot een herrekening van het belastingbedrag. Middeling heeft aldus geen invloed op
de toetsingsinkomens over de betreffende jaren en daarom geen invloed op de toeslagen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.