Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Becker, Koopmans en Middendorp over het bericht dat honderden Chinezen hun valse identiteit ‘herstelden’ bij gemeenten
Vragen van de leden Becker, Koopmans en Middendorp (allen VVD) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht dat honderden Chinezen hun valse identiteit «herstelden» bij gemeenten (ingezonden 15 juni 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid), mede namens
            de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en
            Koninkrijksrelaties (ontvangen 7 september 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
            vergaderjaar 2019–2020, nr. 3448.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht Honderden Chinezen «herstelden» valse identiteit bij
               gemeenten?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Wat is uw informatie over het fenomeen identiteitsfraude door personen met Chinese
               afkomst in ons land en hoe zit dit met personen van andere afkomst?
            
Antwoord 2
            
Het beeld dat personen uit China zich jaren na vestiging in Nederland tot de gemeenten
               wenden om in de basisregistratie personen (hierna de BRP) hun volledige persoonsgegevens
               (niet hun nationaliteit) te laten aanpassen, wordt herkend. Zoals uw Kamer bij brief van
               22 december 20172 is gemeld, geldt hetzelfde ook voor personen uit met name: Zuid-Soedan, Sierra Leone,
               Liberia, Rwanda, Uganda, Tanzania, Myanmar en Azerbeidzjan. Sommige aanvragen zijn
               ingrijpende wijzigingen, zoals naam, geboortedatum en geboorteplaats. Deze aanvragen
               zijn vaak complex door de diversiteit aan voorgelegde brondocumenten.
            
Vraag 3
            
Deelt u de mening dat zowel het verkrijgen van het Nederlanderschap met een valse
               identiteit alsmede het kunnen herstellen van een volledige identiteit bij gemeenten
               na identiteitsfraude, niet zou moeten kunnen en dat het, mits onbestraft, als een
               beloning voelt voor de fraudeur als hij of zij hier vervolgens allerlei rechten aan
               kan ontlenen, zoals het eerder met pensioen kunnen gaan? Zo ja, met welke aanpak bestrijdt
               u momenteel dergelijke identiteitsfraude?
            
Antwoord 3
            
Wij delen de mening dat opzettelijke misleiding niet mag lonen. Het is echter niet
               uit te sluiten dat iemand, die in Nederland verblijf houdt onder volledig of gedeeltelijk
               onjuiste persoonsgegevens of een onjuiste nationaliteit, naturaliseert of rechtmatig
               verblijf heeft. Er zijn verschillende maatregelen genomen om bij asielaanvragen vroeg
               in de procedure de juiste identiteitsgegevens te kunnen registreren. Het instellen
               van de BRP-straten voor asielaanvragen helpt in belangrijke mate hierbij: gegevens
               die worden verkregen bij een asielaanvraag en noodzakelijk zijn voor registratie van
               de identiteit, nationaliteit en burgerlijke staat, worden gedeeld met ambtenaren burgerzaken
               zodat dezelfde gegevens beschikbaar zijn bij inschrijving in de BRP. Ook zijn regionale
               «Werkgroepen Tegengaan Identiteitsfraude» (hierna WTI) ingesteld met daarin vertegenwoordigers
               van gemeenten, de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna de IND), politie en het
               Openbaar Ministerie (hierna het OM). Daarnaast wordt ingezet op het verbeteren en
               efficiënter maken van het identificatie- en registratieproces van asielzoekers, als
               belangrijk onderdeel van het Programma Flexibilisering Asielketen van het Ministerie
               van Justitie en Veiligheid. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
               ondersteunt de aanpak van identiteitsfraude door preventief op te treden. De «Handleiding
               uitvoeringsprocedure»3 beschrijft de voorwaarden waaronder een wijziging van persoonsgegevens mogelijk is.
               Het «Stappenplan identiteitswijziging in de BRP»4 van de Nederlandse Vereniging van Burgerzaken (hierna de NVVB) beschrijft de te volgen
               stappen en hulpmiddelen om tot een besluit te kunnen komen. Verder beschrijft de «circulaire
               legalisatie en verificatie buitenlandse bewijsstukken»5 hoe de geldigheid van buitenlandse documenten gecontroleerd moet worden.
            
Vraag 4
            
Hoe staat het met de toezegging gedaan op 21 november 2019 tijdens de behandeling
               van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2020
               om identiteitsfraude van Chinezen extra onder de aandacht van de Immigratie- en Naturalisatiedienst
               (IND) te brengen en hier nog eens heel goed naar te kijken?
            
Antwoord 4
            
De toezegging aan uw Kamer is gestand gedaan door in de werkoverleggen binnen de IND
               het onderwerp identiteitsfraude te bespreken en bij de behandeling van aanvragen specifiek
               aandacht te vragen voor identiteitsfraude door Chinezen. De IND leeft de bestaande
               werkinstructies na. Fraudesignalen worden onderzocht en indien daartoe aanleiding
               bestaat wordt de vergunning of het Nederlanderschap ingetrokken dan wel wordt het
               Nederlanderschap niet verleend.
            
Vraag 5
            
Hoe verhoudt een «herstel» van de identiteit zich tot akten in de Nederlandse burgerlijke
               stand, in het bijzonder als de «hersteller» getrouwd is in Nederland of kinderen in
               Nederland heeft gekregen? Kan een verzoek voor «herstel» van gegevens in de Basisregistratie
               Personen (BRP) in de ogen van het kabinet überhaupt in behandeling worden genomen
               als er al Nederlandse aktes van deze persoon zijn (in het bijzonder gelet op het stelsel
               van brondocumenten in de wet BRP)?
            
Antwoord 5
            
Uitgangspunt van de BRP is dat wijzigingen van de gegevens in de BRP worden ontleend
               aan brondocumenten. In artikel 2.8 van de Wet BRP zijn de uitgangspunten opgenomen
               met betrekking tot de bronnen van de gegevens over de burgerlijke staat. Het systeem
               maakt onderscheid tussen feiten die zich in Nederland hebben voorgedaan en feiten
               die zich buiten Nederland hebben voorgedaan. In beide situaties spelen akten in de
               Nederlandse burgerlijke stand een grote rol. De registratie van persoonsgegevens in
               de BRP voor feiten die zich in Nederland hebben voorgedaan, gaat primair uit van akten
               van de Nederlandse burgerlijke stand (art. 2.8, eerste lid van de Wet BRP). Aanvulling,
               doorhaling of verbetering van een akte in de burgerlijke stand kan op verzoek van
               belanghebbenden of het OM door de rechtbank worden gelast (art. 1:24 BW). Inhoudelijke
               wijzigingen van een Nederlandse akte van de burgerlijke stand, zoals ten aanzien van
               de persoonsgegevens van de betrokkene, kunnen dus alleen op last van de rechter worden
               aangebracht. Omdat een akte van de burgerlijke stand een brondocument is kan de BRP
               vervolgens ook gewijzigd worden. Bij gebrek aan akten van de burgerlijke stand kunnen
               geschriften als bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, onderdeel b dienen als brondocument
               op grond waarvan de gegevens in de BRP kunnen worden opgenomen en gewijzigd. Het gaat
               dan om een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte, een besluit,
               een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak of een notariële akte.
            
Voor feiten die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, geldt de rangorde van documenten
               zoals opgenomen in artikel 2.8, tweede lid, van de Wet BRP. Ook voor deze categorie
               geldt dat primair moet worden uitgegaan van akten van de Nederlandse burgerlijke stand.
               Wanneer dergelijke akten ontbreken komen Nederlandse rechterlijke uitspraken alsmede
               akten, geschriften en verklaringen die buiten Nederland zijn opgemaakt in aanmerking
               als grondslag voor opname of wijziging van gegevens in de BRP. Bij een verzoek tot
               wijziging van gegevens in de BRP zal steeds de rangorde van brondocumenten als opgegeven
               in artikel 2.8 van de Wet BRP moeten worden doorlopen.
            
Vraag 6
            
Kunt u aangeven in hoeveel gevallen door mensen met een Chinese afkomst de afgelopen
               15 jaar is verzocht hun identiteit aan te passen en in hoeveel gevallen dat is toegekend,
               in hoeveel gevallen gemeenten dat geweigerd hebben en in hoeveel gevallen de Raad
               van State het alsnog heeft toegekend of heeft geweigerd en kunt u dit uitsplitsen
               per gemeente?
            
Antwoord 6
            
Het is niet mogelijk om met behulp van gegevens uit de BRP deze vraag te beantwoorden.
               In de BRP worden alleen de wijzigingen bijgehouden. De reden van een doorgevoerde
               wijziging is niet te vinden in de BRP, waardoor het cijfer over toegekende identiteitswijziging
               voor deze groep Chinezen niet bepaald kan worden. Navraag bij de Raad van State leert
               dat zij uitspraken over de BRP niet registreert naar achtergrond van de rechtzoekende.
            
Vraag 7
            
Is u bekend welke werkwijze door de betreffende personen wordt gehanteerd die hun
               identiteit willen aanpassen en welke rol vanuit China opgevraagde kopieën van documenten
               hierbij spelen?6
Antwoord 7
            
Burgers kunnen een formele aanvraag bij de gemeente indienen tot wijziging van de
               gegevens in de BRP. Om een wijziging te onderbouwen zijn brondocumenten noodzakelijk.
               In de door u geschetste casus spelen de opgevraagde kopieën van documenten een rol
               omdat burgers hiermee een wijziging in de BRP willen bewerkstelligen. Hierbij is het
               doorslaggevend of de documenten als brondocument worden aangemerkt door de medewerkers
               burgerzaken van de gemeenten. Brondocumenten kunnen op verschillende wijze worden
               ingediend. Soms wordt het origineel overhandigd, soms worden gelegaliseerde kopieën
               ingediend. Nadat in de BRP de persoonsgegevens zijn gewijzigd, komt deze wijziging
               automatisch terecht in de systemen van de IND. In beginsel worden deze persoonsgegevens
               overgenomen. Dit gebeurt om de gemeentelijke basisadministratie en de vreemdelingenadministratie
               gelijkluidend te laten zijn, zodat betrokkene niet met verschillende identiteiten
               staat geregistreerd in twee administraties. In zijn algemeenheid geldt dat een wijziging
               van de persoonsgegevens leidt tot het bezien op intrekking van het verblijfsrecht
               bij de IND.
            
Vraag 8
            
Op welke wijze wordt de echtheid van de overlegde documenten vastgesteld? Kunnen BRP-medewerkers
               van gemeenten de inhoud van documenten bijvoorbeeld laten verifiëren en controleren
               door een Nederlandse ambassade in het buitenland? Zo ja, is dat in het geval van Chinese
               documenten ook mogelijk? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 8
            
Zie de beantwoording van vraag 10.
Vraag 9
            
Hoe betrouwbaar acht het kabinet, ook in het licht van vraag 7, een paspoort dat is
               afgegeven door een Chinees consulaat in Europa dat, blijkens de rechtspraak, vaak
               plots in het bezit blijkt van personen van Chinese afkomst die hun identiteit willen
               herstellen, terwijl de betrokken personen vaak al vele jaren in Nederland verblijven?
            
Antwoord 9
            
Het kabinet ziet geen aanleiding om een Chinees nationaal paspoort, afgegeven door
               een Chinees consulaat in Nederland of elders in Europa per definitie niet betrouwbaar
               te achten. Bij een gemeente kan de vraag spelen of de persoon, die in het paspoort
               staat, wel dezelfde persoon is als degene die in de BRP is ingeschreven en verblijf
               houdt in de gemeente. Deze problematiek beperkt zich evenwel niet specifiek tot Chinese
               paspoorten. Twijfelt een gemeente aan de echtheid van een buitenlands paspoort dan
               kan het worden getoetst aan de informatie die gemeenten hierover kunnen vinden in
               EdisonTD7. Is die informatie niet toereikend, dan kan het Expertisecentrum Identiteitsfraude
               en Documenten (ECID)8 betrokken worden. Uitkomst is dat het paspoort echt is of dat het een vals of vervalst
               document is. Uit informatie die de IND van de Chinese autoriteiten heeft verkregen
               in 2019 bleek dat Chinese onderdanen bij alle ambassades aanvragen kunnen indienen
               voor een paspoort. Dat is niet voorbehouden aan de ambassade in het land waar de Chinese
               onderdaan zijn hoofdverblijf heeft.
            
Vraag 10
            
Kan het Ministerie van Buitenlandse Zaken gemeenten ondersteunen als zij bij Chinese
               autoriteiten willen nagaan op basis waarvan een dergelijk paspoort is afgegeven? Zo
               ja op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 8 en 10
            
Voor het controleren van buitenlandse brondocumenten op echtheid hebben gemeenten
               toegang tot DISCS (Documenten Informatie Systeem inzake Civiele Status). Dit is een
               hulpmiddel ontwikkeld en beheerd door Bureau Documenten van de IND met voorbeelden
               van documenten en hun echtheidskenmerken. Twijfelt een gemeente na het raadplegen
               van DISCS nog aan de echtheid van het overgelegde document dan kan het document worden
               opgestuurd naar Bureau Documenten. Daar worden documenten vooral technisch (o.a. productietechnieken)
               als tactisch (inhoudelijk) onderzocht en van de bevindingen wordt een rapport gemaakt.
               Een rapport bevat een zekerheidsgradatie zoals deze ook door het Nederlands Forensisch
               Instituut wordt gebruikt. De uitkomst is afhankelijk van factoren zoals de technische
               opmaak, aantal en kwaliteit van de echtheidskenmerken (hoe moeilijk zijn deze na te
               maken); omvang van het vergelijkingsmateriaal; eerder vastgestelde fraude; lokale
               regelgeving; feitenonderzoek in het land van herkomst. De Volksrepubliek China is
               niet aangesloten bij het Apostilleverdrag, op de speciale administratieve regio’s
               Hongkong en Macau na. Dit leidt ertoe dat stukken uit dat land, conform de circulaire
               legalisatie en verificatie van buitenlandse bewijsstukken betreffende de staat van
               personen, alsmede de toepassing van DNA-onderzoek, moeten worden gelegaliseerd door
               de Nederlandse autoriteiten. In China wordt nog gelegaliseerd op de Nederlandse vertegenwoordiging
               in dat land. De consulair medewerker verifieert de handtekening van de Chinese ambtenaar
               van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van China. De inhoudelijke juistheid (verificatie)
               van het brondocument kan door de consulair medewerker niet worden vastgesteld. Vermoedt
               een uitvoeringsinstantie dat de inhoud van een brondocument niet klopt, dan kan een
               verificatieonderzoek vanuit Nederland worden gestart. De rol van het Ministerie van
               Buitenlandse Zaken bestaat uitsluitend uit het voor bijvoorbeeld een gemeente zoeken
               of verwijzen naar in het buitenland aanwezige onderzoeksbureaus. In China is inhoudelijke
               verificatie zo goed als onmogelijk, omdat geen betrouwbare vertrouwenspersonen beschikbaar
               zijn. Hierdoor is onafhankelijk onderzoek feitelijk niet mogelijk in China. De uiteindelijke
               beslissing of een document geaccepteerd wordt, ligt bij de gemeente of andere uitvoeringsinstantie.
            
Vraag 11
            
In welke gevallen neemt het ministerie zelf contact op met het land van herkomst bij
               constatering van identiteitsfraude en, wederom mede gelet op vraag 7, mogelijk vervalste
               buitenlandse documenten?
            
Antwoord 11
            
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
               noch het Ministerie van Justitie en Veiligheid nemen zelf contact op met het herkomstland
               bij constatering van identiteitsfraude. In een aantal landen is het mogelijk dat een
               uitvoeringsorganisatie een verificatieonderzoek laat verrichten naar de inhoud van
               documenten. Bijvoorbeeld de IND initieert verificatieonderzoeken, maar neemt daarvoor
               in beginsel niet zelf contact op met buitenlandse autoriteiten. Dergelijk onderzoek
               vindt plaats via vertrouwenspersonen. Zoals onder het antwoord op vraag 10 is aangegeven,
               is dit in China zo goed als onmogelijk. Bureau Documenten van de IND onderhoudt wel
               rechtstreeks contact met buitenlandse ambassades en consulaten met betrekking tot
               algemene vragen over technische kenmerken van een (bron)document (echtheidskenmerken).
               Daarbij worden geen identiteitsgegevens prijsgegeven.
            
Vraag 12
            
Is het kabinet bereid om personen die hier door immigratie zijn gekomen en soms al
               decennia in Nederland verblijven en waarvan blijkt dat zij opeens hun identiteit willen
               wijzigen uit te zonderen van de mogelijkheid om op basis van die herziene identiteit
               na 5 jaar het Nederlanderschap te kunnen aanvragen? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 12
            
Het kabinet is niet bereid om rechtmatig verblijvende vreemdelingen uit te sluiten
               van het verkrijgen van het Nederlanderschap. Na een wijziging van de persoonsgegevens
               in de BRP en als er overigens geen reden is om aan die nieuw opgenomen persoonsgegevens
               te twijfelen, is er geen reden om blijvend het Nederlanderschap te onthouden. Sinds
               2012 geldt in een dergelijke situatie wel dat het Nederlanderschap dan eerst wordt
               verleend na ommekomst van een nieuwe termijn van vijf jaar toelating, die is gestart
               na de aanpassing van de gegevens in de BRP. Dit leidt ertoe dat sprake is van een
               toelating die gedurende vijf jaar is afgegeven op de persoonsgegevens en de nationaliteit,
               waaronder de naturalisatie zal plaatsvinden. Als het gaat om goed uitlegbare wijziging
               van persoonsgegevens in de BRP (zoals bijvoorbeeld de correctie van een verschrijving
               of van een verkeerde transcriptie naar het Europese schrift), dan geldt er geen nieuwe
               termijn en kan het Nederlanderschap worden verleend na ommekomst van de oorspronkelijk
               voor betrokkene geldende termijn van vijf jaar toelating.
            
Vraag 13
            
Is het kabinet bereid te onderzoeken of het mogelijk is bij vaststelling van identiteitsfraude
               met terugwerkende kracht het Nederlanderschap in te trekken, ongeacht de datum van
               verkrijging of verlening van het Nederlanderschap en ongeacht de duur van het verblijf
               in Nederland? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 13
            
Is het Nederlanderschap verkregen voor 1 april 2003 en is daarbij sprake geweest van
               identiteitsbedrog, dan geldt op grond van rechtspraak van de Hoge Raad dat betrokkene
               de Nederlandse nationaliteit niet heeft gekregen. De Rijkswet op het Nederlanderschap
               wijzigde op 1 april 2003. Sindsdien kan na een voornemenprocedure en een belangenafweging
               een optie- of naturalisatiebesluit worden ingetrokken wegens, kort samengevat, bedrog,
               mits het in te trekken besluit niet ouder is dan 12 jaar. De intrekking is geen sanctie
               voor de frauduleuze handeling, maar heeft tot doel het gevolg ervan te corrigeren.
               De termijn van 12 jaar is ingevoerd omwille van de rechtszekerheid en is afgeleid
               van de verjaringstermijn van het misdrijf «valsheid in geschrifte».9 Eveneens indachtig de rechtszekerheid ziet het kabinet geen aanleiding voor een wijziging
               van de bepaling of voor een onderzoek daarnaar.
            
Vraag 14
            
Kan van personen die een valse identiteit hebben opgegeven de op basis van die identiteit
               ten onrechte verkregen overheidsvoorzieningen worden teruggevorderd en gebeurt dit
               ook in de praktijk? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 14
            
In het algemeen geldt in de sociale zekerheid en toeslagen dat iedereen die een uitkering
               aanvraagt of ontvangt zich aan de inlichtingenplicht moet houden. Van overtreding
               daarvan is sprake wanneer de uitkeringsgerechtigde onjuiste of onvolledige informatie
               verstrekt of relevante gegevens verzwijgt. Dat is reden tot terugvordering van de
               teveel ontvangen uitkering. Of dat in de praktijk mogelijk is, hangt af van de specifieke
               omstandigheden en technische mogelijkheden van de uitvoerder. Ter illustratie wordt
               hier uiteengezet hoe de Sociale Verzekeringsbank (hierna SVB) en de Belastingdienst
               hiermee omgaan. De SVB maakt gebruik van informatie uit de BRP. Op het moment dat
               daar gegevens worden gewijzigd neemt de SVB voor lopende uitkeringsrelaties de nieuwe
               gegevens over. De lopende uitkering wordt dan overeenkomstig aangepast en er kan een
               sanctie opgelegd worden. Bij reeds beëindigde uitkeringsrelaties, zoals de kinderbijslag
               nadat het kind 18 is geworden, worden deze signalen niet automatisch verwerkt. Wel
               kan naar aanleiding van specifieke informatie over een individueel geval het dossier
               alsnog geraadpleegd worden, waarna terugvordering en sanctionering kan volgen. De
               SVB dient dan wel over deze informatie te beschikken, na het aflopen van de bewaartermijn
               worden de dossiers immers vernietigd. Het onterecht innen van door de Belastingdienst
               uitgekeerde toeslagen zal altijd leiden tot de intentie voor terugvordering. Zodra
               duidelijk is wat de ware identiteit is van degene die onterecht aanspraak heeft gemaakt
               op de toeslagen zal over worden gegaan tot terugvordering. Er zijn voorbeelden dat
               dit in de praktijk inderdaad gebeurt. Als het achterhalen van deze identiteit afhankelijk
               is van informatie uit het buitenland, is er binnen EU-landen de mogelijkheid een verzoek
               om inlichtingen te doen. Wanneer de persoon zich in het buitenland bevindt zal de
               buitenlandse overheid op ons verzoek de openstaande bedragen invorderen als ware het
               haar eigen belastingvordering (maar wel zonder preferentie).
            
Vraag 15
            
Is het kabinet bereid ervoor te zorgen dat identiteitsfraude niet langer kan verjaren
               – zodat plegers van identiteitsfraude in de toekomst altijd strafrechtelijk vervolgd
               kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 15
            
Vanuit een oogpunt van rationele inzet van opsporingsmiddelen en vervolgingscapaciteit,
               is bij de bepaling van de verjaringstermijnen de ernst van het strafbare feit leidend.
               Tegen deze achtergrond gelden op grond van artikel 70 Sr gedifferentieerde verjaringstermijnen,
               gebaseerd op de ernst van het strafbare feit, zoals die tot uitdrukking wordt gebracht
               in het strafmaximum. Naarmate een strafbaar feit ernstiger is, geldt een langere verjaringstermijn.
               Voor verschillende vormen van identiteitsfraude, waaronder valsheid in geschrifte
               (art. 225 Sr), geldt op basis daarvan een verjaringstermijn van in beginsel 12 jaar.
               Indien binnen deze termijn daden van vervolging hebben plaatsgevonden, kan deze termijn
               worden verlengd, tot maximaal 24 jaar (art. 72 Sr). Het door de wetgever gehanteerde
               uitgangspunt dat de mogelijkheden tot vervolging door langere verjaringstermijnen
               groter worden naarmate het gaat om zwaardere strafbare feiten, zijn redelijk en verantwoord.
               Het kabinet ziet dan ook geen aanleiding tot aanpassing van de geldende strafrechtelijke
               wetgeving.
            
Vraag 16
            
Wat voor sancties kunnen momenteel worden opgelegd bij het vaststellen van identiteitsfraude
               of meineed (bij het afleggen van een valse verklaring onder ede voor de BRP) en in
               hoeveel gevallen worden er dergelijke sancties opgelegd? Bent u bereid de huidige
               bestrijding van identiteitsfraude te evalueren en te onderzoeken welke knelpunten
               in deze bestrijding kunnen worden weggenomen?
            
Antwoord 16
            
Sancties die opgelegd kunnen worden voor identiteitsfraude en meineed (bij de verklaring
               onder ede) wijken niet af van de sancties bij andere misdrijven. Alle bestaande strafmodaliteiten
               zijn mogelijk en worden ook opgelegd. Voor identiteitsfraude (art. 326 Sr) staat een
               maximale gevangenisstraf van 4 jaar en voor meineed (art. 207 Sr) een maximale gevangenisstraf
               van 6 jaar. In de afgelopen jaren werd gemiddeld 75% van de identiteitsfraudezaken
               die bij het OM binnen komen voorgelegd aan de strafrechter. In 90% van deze zaken
               vindt er schuldigverklaring door de strafrechter plaats. Dit gaat om identiteitsfraudezaken
               in het algemeen. Het OM houdt namelijk geen specifieke cijfers bij ten aanzien van
               zaken die zijn aangeleverd bij het OM die betrekking hebben op identiteitsfraude in
               vreemdelingenzaken en het herstellen van de identiteit. Het is derhalve niet bekend
               of en hoeveel strafzaken op dit specifieke type identiteitsfraude in strafrechtsketen
               zijn terechtgekomen. Indien sprake is van het gebruik van onjuiste gegevens in een
               asielprocedure zijn er overigens meer interventies mogelijk dan alleen de inzet van
               het strafrecht (zie de antwoorden 7, 13 en 14). De evaluatie van de bestrijding van
               identiteitsfraude is zeer moeilijk, omdat het zeer lastig is om vast te stellen hoe
               vaak met succes gefraudeerd wordt. Alleen het ontdekken van fraude kan indicaties
               geven van mogelijke verbeterpunten binnen het proces van het registreren van de identiteit.
               Met dat doel is de WTI opgericht (zie ook antwoord 3). Daarnaast worden naar aanleiding
               van de bijeenkomst »Basisregistraties tegen ondermijning» in maart 2020 door de Rijksdienst
               voor Identiteitsgegevens (hierna de RvIG) werkgroepen georganiseerd. Doelstelling
               is het analyseren van de problematiek van ondermijning en ontwikkelen van maatregelen.
               Identiteitsfraude is faciliterend aan ondermijning en daarom een van de onderwerpen
               die op basis van casussen onderzocht worden.
            
Vraag 17
            
Deelt u de mening dat in het geval van identiteit er een zekere uniformiteit in uitvoering
               van wetgeving hoort te zijn? Klopt het dat wetgeving rond identiteitswijzigingen echter
               door gemeenten op verschillende manieren kan worden toegepast? Zo ja, wat is hiervan
               de reden?
            
Vraag 18
            
Bent u bereid om te onderzoeken – in samenspraak met de Vereniging Nederlandse Gemeenten
               (VNG) en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) -of een «Handvest Identiteitsfraude»
               voor alle gemeentelijke afdelingen Burgerzaken in Nederland eraan kan bijdragen dat
               er een uniform beleid is waardoor voor alle gemeenteambtenaren duidelijk wordt gemaakt
               welke procedures moeten worden doorlopen om zo nauwkeurig mogelijk na te gaan of er
               bij de aanvrager van een nieuwe identiteit sprake is geweest van eerder gepleegde
               identiteitsfraude en de gemeente wijst op het feit dat zij hiervan aangifte met kans
               op vervolging kunnen doen?
            
Antwoord 17 en 18
            
Deze mening deelt het kabinet; uniformiteit in uitvoering is in dit verband het uitgangspunt.
               Er worden hiertoe protocollen toegepast die zien op identiteitswijziging. Deze protocollen
               zijn via de RvIG en NVVB beschikbaar voor alle gemeenten. De complexiteit in deze
               zaken ligt vooral in de diversiteit van voorgelegde brondocumenten. Elke aanvraag
               voor wijziging van persoonsgegevens moet individueel behandeld worden. In de protocollen
               wordt gesteld dat bij het constateren van meineed of valsheid in geschriften aangifte
               bij de politie gedaan moet worden.
            
Vraag 19
            
Is het kabinet bereid te overwegen de wet BRP aan te scherpen om het herstellen van
               een volledig andere identiteit onmogelijk te maken dan wel daar een rechterlijke toets
               en/of inhoudelijke beoordeling door de IND aan vooraf te laten gaan?
            
Antwoord 19
            
Een wijziging van de wet BRP op dit onderwerp is niet nodig. Uitgangspunt is dat zeer
               zorgvuldig wordt omgegaan met verzoeken tot gegevenswijziging. Daarom beoordelen de
               gemeenten aanvragen tot wijzigingen, conform de geldende instructie, kritisch. Verder
               geldt dat de bewijslast tot wijziging van gegevens in de BRP bij de aanvrager ligt.
               Uit de jurisprudentie volgt dat deze bewijslast hoog ligt. Deze zorgvuldige procedure
               is in het eerdergenoemde Stappenplan identiteitswijziging in de BRP beschreven. Bij
               behoefte wordt de IND of de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel
               (AVIM) al ingeschakeld. Uiteindelijk is het aan de gemeenten om een besluit te nemen
               over wijziging van de gegevens in de BRP. Het is niet passend om de besluitvorming
               omtrent het wijzigen van gegevens primair bij de rechter of de IND te leggen omdat
               de bijhouding van de BRP een taak van de gemeente is. De IND vervult momenteel wel
               een rol tijdens het beoordelingsproces van de gemeente voor zover de beoordeling van
               een brondocument niet mogelijk is. De IND ontvangt een automatische melding van de
               wijziging. Deze melding leidt tot een procedure bij de IND waarbij het verblijfsrecht
               wordt heroverwogen. Bij vermoeden van identiteitsfraude of twijfel aan de identiteit
               kan een identiteitsonderzoek bij de AVIM aangevraagd worden.
            
Vraag 20
            
Bent u bereid identiteitsfraude door Chinezen extra bij de Chinese autoriteiten onder
               de aandacht te brengen en te benadrukken dat Chinese medewerking van groot belang
               is om deze fraude te bestrijden, en hen te vragen deze medewerking zoveel als mogelijk
               aan Nederland te bieden?
            
Antwoord 20
            
Mochten er aanwijzingen zijn dat het effectief zou kunnen zijn voor de bestrijding
               van de hier bedoelde fraude om de Chinese overheid te benaderen dan is het Kabinet
               bereid dat te doen.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede namens
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties - 
              
                  Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.