Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Becker, Koopmans en Middendorp over het bericht dat honderden Chinezen hun valse identiteit ‘herstelden’ bij gemeenten
Vragen van de leden Becker, Koopmans en Middendorp (allen VVD) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht dat honderden Chinezen hun valse identiteit «herstelden» bij gemeenten (ingezonden 15 juni 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid), mede namens
de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties (ontvangen 7 september 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2019–2020, nr. 3448.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht Honderden Chinezen «herstelden» valse identiteit bij
gemeenten?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw informatie over het fenomeen identiteitsfraude door personen met Chinese
afkomst in ons land en hoe zit dit met personen van andere afkomst?
Antwoord 2
Het beeld dat personen uit China zich jaren na vestiging in Nederland tot de gemeenten
wenden om in de basisregistratie personen (hierna de BRP) hun volledige persoonsgegevens
(niet hun nationaliteit) te laten aanpassen, wordt herkend. Zoals uw Kamer bij brief van
22 december 20172 is gemeld, geldt hetzelfde ook voor personen uit met name: Zuid-Soedan, Sierra Leone,
Liberia, Rwanda, Uganda, Tanzania, Myanmar en Azerbeidzjan. Sommige aanvragen zijn
ingrijpende wijzigingen, zoals naam, geboortedatum en geboorteplaats. Deze aanvragen
zijn vaak complex door de diversiteit aan voorgelegde brondocumenten.
Vraag 3
Deelt u de mening dat zowel het verkrijgen van het Nederlanderschap met een valse
identiteit alsmede het kunnen herstellen van een volledige identiteit bij gemeenten
na identiteitsfraude, niet zou moeten kunnen en dat het, mits onbestraft, als een
beloning voelt voor de fraudeur als hij of zij hier vervolgens allerlei rechten aan
kan ontlenen, zoals het eerder met pensioen kunnen gaan? Zo ja, met welke aanpak bestrijdt
u momenteel dergelijke identiteitsfraude?
Antwoord 3
Wij delen de mening dat opzettelijke misleiding niet mag lonen. Het is echter niet
uit te sluiten dat iemand, die in Nederland verblijf houdt onder volledig of gedeeltelijk
onjuiste persoonsgegevens of een onjuiste nationaliteit, naturaliseert of rechtmatig
verblijf heeft. Er zijn verschillende maatregelen genomen om bij asielaanvragen vroeg
in de procedure de juiste identiteitsgegevens te kunnen registreren. Het instellen
van de BRP-straten voor asielaanvragen helpt in belangrijke mate hierbij: gegevens
die worden verkregen bij een asielaanvraag en noodzakelijk zijn voor registratie van
de identiteit, nationaliteit en burgerlijke staat, worden gedeeld met ambtenaren burgerzaken
zodat dezelfde gegevens beschikbaar zijn bij inschrijving in de BRP. Ook zijn regionale
«Werkgroepen Tegengaan Identiteitsfraude» (hierna WTI) ingesteld met daarin vertegenwoordigers
van gemeenten, de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna de IND), politie en het
Openbaar Ministerie (hierna het OM). Daarnaast wordt ingezet op het verbeteren en
efficiënter maken van het identificatie- en registratieproces van asielzoekers, als
belangrijk onderdeel van het Programma Flexibilisering Asielketen van het Ministerie
van Justitie en Veiligheid. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
ondersteunt de aanpak van identiteitsfraude door preventief op te treden. De «Handleiding
uitvoeringsprocedure»3 beschrijft de voorwaarden waaronder een wijziging van persoonsgegevens mogelijk is.
Het «Stappenplan identiteitswijziging in de BRP»4 van de Nederlandse Vereniging van Burgerzaken (hierna de NVVB) beschrijft de te volgen
stappen en hulpmiddelen om tot een besluit te kunnen komen. Verder beschrijft de «circulaire
legalisatie en verificatie buitenlandse bewijsstukken»5 hoe de geldigheid van buitenlandse documenten gecontroleerd moet worden.
Vraag 4
Hoe staat het met de toezegging gedaan op 21 november 2019 tijdens de behandeling
van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2020
om identiteitsfraude van Chinezen extra onder de aandacht van de Immigratie- en Naturalisatiedienst
(IND) te brengen en hier nog eens heel goed naar te kijken?
Antwoord 4
De toezegging aan uw Kamer is gestand gedaan door in de werkoverleggen binnen de IND
het onderwerp identiteitsfraude te bespreken en bij de behandeling van aanvragen specifiek
aandacht te vragen voor identiteitsfraude door Chinezen. De IND leeft de bestaande
werkinstructies na. Fraudesignalen worden onderzocht en indien daartoe aanleiding
bestaat wordt de vergunning of het Nederlanderschap ingetrokken dan wel wordt het
Nederlanderschap niet verleend.
Vraag 5
Hoe verhoudt een «herstel» van de identiteit zich tot akten in de Nederlandse burgerlijke
stand, in het bijzonder als de «hersteller» getrouwd is in Nederland of kinderen in
Nederland heeft gekregen? Kan een verzoek voor «herstel» van gegevens in de Basisregistratie
Personen (BRP) in de ogen van het kabinet überhaupt in behandeling worden genomen
als er al Nederlandse aktes van deze persoon zijn (in het bijzonder gelet op het stelsel
van brondocumenten in de wet BRP)?
Antwoord 5
Uitgangspunt van de BRP is dat wijzigingen van de gegevens in de BRP worden ontleend
aan brondocumenten. In artikel 2.8 van de Wet BRP zijn de uitgangspunten opgenomen
met betrekking tot de bronnen van de gegevens over de burgerlijke staat. Het systeem
maakt onderscheid tussen feiten die zich in Nederland hebben voorgedaan en feiten
die zich buiten Nederland hebben voorgedaan. In beide situaties spelen akten in de
Nederlandse burgerlijke stand een grote rol. De registratie van persoonsgegevens in
de BRP voor feiten die zich in Nederland hebben voorgedaan, gaat primair uit van akten
van de Nederlandse burgerlijke stand (art. 2.8, eerste lid van de Wet BRP). Aanvulling,
doorhaling of verbetering van een akte in de burgerlijke stand kan op verzoek van
belanghebbenden of het OM door de rechtbank worden gelast (art. 1:24 BW). Inhoudelijke
wijzigingen van een Nederlandse akte van de burgerlijke stand, zoals ten aanzien van
de persoonsgegevens van de betrokkene, kunnen dus alleen op last van de rechter worden
aangebracht. Omdat een akte van de burgerlijke stand een brondocument is kan de BRP
vervolgens ook gewijzigd worden. Bij gebrek aan akten van de burgerlijke stand kunnen
geschriften als bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, onderdeel b dienen als brondocument
op grond waarvan de gegevens in de BRP kunnen worden opgenomen en gewijzigd. Het gaat
dan om een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte, een besluit,
een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak of een notariële akte.
Voor feiten die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, geldt de rangorde van documenten
zoals opgenomen in artikel 2.8, tweede lid, van de Wet BRP. Ook voor deze categorie
geldt dat primair moet worden uitgegaan van akten van de Nederlandse burgerlijke stand.
Wanneer dergelijke akten ontbreken komen Nederlandse rechterlijke uitspraken alsmede
akten, geschriften en verklaringen die buiten Nederland zijn opgemaakt in aanmerking
als grondslag voor opname of wijziging van gegevens in de BRP. Bij een verzoek tot
wijziging van gegevens in de BRP zal steeds de rangorde van brondocumenten als opgegeven
in artikel 2.8 van de Wet BRP moeten worden doorlopen.
Vraag 6
Kunt u aangeven in hoeveel gevallen door mensen met een Chinese afkomst de afgelopen
15 jaar is verzocht hun identiteit aan te passen en in hoeveel gevallen dat is toegekend,
in hoeveel gevallen gemeenten dat geweigerd hebben en in hoeveel gevallen de Raad
van State het alsnog heeft toegekend of heeft geweigerd en kunt u dit uitsplitsen
per gemeente?
Antwoord 6
Het is niet mogelijk om met behulp van gegevens uit de BRP deze vraag te beantwoorden.
In de BRP worden alleen de wijzigingen bijgehouden. De reden van een doorgevoerde
wijziging is niet te vinden in de BRP, waardoor het cijfer over toegekende identiteitswijziging
voor deze groep Chinezen niet bepaald kan worden. Navraag bij de Raad van State leert
dat zij uitspraken over de BRP niet registreert naar achtergrond van de rechtzoekende.
Vraag 7
Is u bekend welke werkwijze door de betreffende personen wordt gehanteerd die hun
identiteit willen aanpassen en welke rol vanuit China opgevraagde kopieën van documenten
hierbij spelen?6
Antwoord 7
Burgers kunnen een formele aanvraag bij de gemeente indienen tot wijziging van de
gegevens in de BRP. Om een wijziging te onderbouwen zijn brondocumenten noodzakelijk.
In de door u geschetste casus spelen de opgevraagde kopieën van documenten een rol
omdat burgers hiermee een wijziging in de BRP willen bewerkstelligen. Hierbij is het
doorslaggevend of de documenten als brondocument worden aangemerkt door de medewerkers
burgerzaken van de gemeenten. Brondocumenten kunnen op verschillende wijze worden
ingediend. Soms wordt het origineel overhandigd, soms worden gelegaliseerde kopieën
ingediend. Nadat in de BRP de persoonsgegevens zijn gewijzigd, komt deze wijziging
automatisch terecht in de systemen van de IND. In beginsel worden deze persoonsgegevens
overgenomen. Dit gebeurt om de gemeentelijke basisadministratie en de vreemdelingenadministratie
gelijkluidend te laten zijn, zodat betrokkene niet met verschillende identiteiten
staat geregistreerd in twee administraties. In zijn algemeenheid geldt dat een wijziging
van de persoonsgegevens leidt tot het bezien op intrekking van het verblijfsrecht
bij de IND.
Vraag 8
Op welke wijze wordt de echtheid van de overlegde documenten vastgesteld? Kunnen BRP-medewerkers
van gemeenten de inhoud van documenten bijvoorbeeld laten verifiëren en controleren
door een Nederlandse ambassade in het buitenland? Zo ja, is dat in het geval van Chinese
documenten ook mogelijk? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Zie de beantwoording van vraag 10.
Vraag 9
Hoe betrouwbaar acht het kabinet, ook in het licht van vraag 7, een paspoort dat is
afgegeven door een Chinees consulaat in Europa dat, blijkens de rechtspraak, vaak
plots in het bezit blijkt van personen van Chinese afkomst die hun identiteit willen
herstellen, terwijl de betrokken personen vaak al vele jaren in Nederland verblijven?
Antwoord 9
Het kabinet ziet geen aanleiding om een Chinees nationaal paspoort, afgegeven door
een Chinees consulaat in Nederland of elders in Europa per definitie niet betrouwbaar
te achten. Bij een gemeente kan de vraag spelen of de persoon, die in het paspoort
staat, wel dezelfde persoon is als degene die in de BRP is ingeschreven en verblijf
houdt in de gemeente. Deze problematiek beperkt zich evenwel niet specifiek tot Chinese
paspoorten. Twijfelt een gemeente aan de echtheid van een buitenlands paspoort dan
kan het worden getoetst aan de informatie die gemeenten hierover kunnen vinden in
EdisonTD7. Is die informatie niet toereikend, dan kan het Expertisecentrum Identiteitsfraude
en Documenten (ECID)8 betrokken worden. Uitkomst is dat het paspoort echt is of dat het een vals of vervalst
document is. Uit informatie die de IND van de Chinese autoriteiten heeft verkregen
in 2019 bleek dat Chinese onderdanen bij alle ambassades aanvragen kunnen indienen
voor een paspoort. Dat is niet voorbehouden aan de ambassade in het land waar de Chinese
onderdaan zijn hoofdverblijf heeft.
Vraag 10
Kan het Ministerie van Buitenlandse Zaken gemeenten ondersteunen als zij bij Chinese
autoriteiten willen nagaan op basis waarvan een dergelijk paspoort is afgegeven? Zo
ja op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8 en 10
Voor het controleren van buitenlandse brondocumenten op echtheid hebben gemeenten
toegang tot DISCS (Documenten Informatie Systeem inzake Civiele Status). Dit is een
hulpmiddel ontwikkeld en beheerd door Bureau Documenten van de IND met voorbeelden
van documenten en hun echtheidskenmerken. Twijfelt een gemeente na het raadplegen
van DISCS nog aan de echtheid van het overgelegde document dan kan het document worden
opgestuurd naar Bureau Documenten. Daar worden documenten vooral technisch (o.a. productietechnieken)
als tactisch (inhoudelijk) onderzocht en van de bevindingen wordt een rapport gemaakt.
Een rapport bevat een zekerheidsgradatie zoals deze ook door het Nederlands Forensisch
Instituut wordt gebruikt. De uitkomst is afhankelijk van factoren zoals de technische
opmaak, aantal en kwaliteit van de echtheidskenmerken (hoe moeilijk zijn deze na te
maken); omvang van het vergelijkingsmateriaal; eerder vastgestelde fraude; lokale
regelgeving; feitenonderzoek in het land van herkomst. De Volksrepubliek China is
niet aangesloten bij het Apostilleverdrag, op de speciale administratieve regio’s
Hongkong en Macau na. Dit leidt ertoe dat stukken uit dat land, conform de circulaire
legalisatie en verificatie van buitenlandse bewijsstukken betreffende de staat van
personen, alsmede de toepassing van DNA-onderzoek, moeten worden gelegaliseerd door
de Nederlandse autoriteiten. In China wordt nog gelegaliseerd op de Nederlandse vertegenwoordiging
in dat land. De consulair medewerker verifieert de handtekening van de Chinese ambtenaar
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van China. De inhoudelijke juistheid (verificatie)
van het brondocument kan door de consulair medewerker niet worden vastgesteld. Vermoedt
een uitvoeringsinstantie dat de inhoud van een brondocument niet klopt, dan kan een
verificatieonderzoek vanuit Nederland worden gestart. De rol van het Ministerie van
Buitenlandse Zaken bestaat uitsluitend uit het voor bijvoorbeeld een gemeente zoeken
of verwijzen naar in het buitenland aanwezige onderzoeksbureaus. In China is inhoudelijke
verificatie zo goed als onmogelijk, omdat geen betrouwbare vertrouwenspersonen beschikbaar
zijn. Hierdoor is onafhankelijk onderzoek feitelijk niet mogelijk in China. De uiteindelijke
beslissing of een document geaccepteerd wordt, ligt bij de gemeente of andere uitvoeringsinstantie.
Vraag 11
In welke gevallen neemt het ministerie zelf contact op met het land van herkomst bij
constatering van identiteitsfraude en, wederom mede gelet op vraag 7, mogelijk vervalste
buitenlandse documenten?
Antwoord 11
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
noch het Ministerie van Justitie en Veiligheid nemen zelf contact op met het herkomstland
bij constatering van identiteitsfraude. In een aantal landen is het mogelijk dat een
uitvoeringsorganisatie een verificatieonderzoek laat verrichten naar de inhoud van
documenten. Bijvoorbeeld de IND initieert verificatieonderzoeken, maar neemt daarvoor
in beginsel niet zelf contact op met buitenlandse autoriteiten. Dergelijk onderzoek
vindt plaats via vertrouwenspersonen. Zoals onder het antwoord op vraag 10 is aangegeven,
is dit in China zo goed als onmogelijk. Bureau Documenten van de IND onderhoudt wel
rechtstreeks contact met buitenlandse ambassades en consulaten met betrekking tot
algemene vragen over technische kenmerken van een (bron)document (echtheidskenmerken).
Daarbij worden geen identiteitsgegevens prijsgegeven.
Vraag 12
Is het kabinet bereid om personen die hier door immigratie zijn gekomen en soms al
decennia in Nederland verblijven en waarvan blijkt dat zij opeens hun identiteit willen
wijzigen uit te zonderen van de mogelijkheid om op basis van die herziene identiteit
na 5 jaar het Nederlanderschap te kunnen aanvragen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Het kabinet is niet bereid om rechtmatig verblijvende vreemdelingen uit te sluiten
van het verkrijgen van het Nederlanderschap. Na een wijziging van de persoonsgegevens
in de BRP en als er overigens geen reden is om aan die nieuw opgenomen persoonsgegevens
te twijfelen, is er geen reden om blijvend het Nederlanderschap te onthouden. Sinds
2012 geldt in een dergelijke situatie wel dat het Nederlanderschap dan eerst wordt
verleend na ommekomst van een nieuwe termijn van vijf jaar toelating, die is gestart
na de aanpassing van de gegevens in de BRP. Dit leidt ertoe dat sprake is van een
toelating die gedurende vijf jaar is afgegeven op de persoonsgegevens en de nationaliteit,
waaronder de naturalisatie zal plaatsvinden. Als het gaat om goed uitlegbare wijziging
van persoonsgegevens in de BRP (zoals bijvoorbeeld de correctie van een verschrijving
of van een verkeerde transcriptie naar het Europese schrift), dan geldt er geen nieuwe
termijn en kan het Nederlanderschap worden verleend na ommekomst van de oorspronkelijk
voor betrokkene geldende termijn van vijf jaar toelating.
Vraag 13
Is het kabinet bereid te onderzoeken of het mogelijk is bij vaststelling van identiteitsfraude
met terugwerkende kracht het Nederlanderschap in te trekken, ongeacht de datum van
verkrijging of verlening van het Nederlanderschap en ongeacht de duur van het verblijf
in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Is het Nederlanderschap verkregen voor 1 april 2003 en is daarbij sprake geweest van
identiteitsbedrog, dan geldt op grond van rechtspraak van de Hoge Raad dat betrokkene
de Nederlandse nationaliteit niet heeft gekregen. De Rijkswet op het Nederlanderschap
wijzigde op 1 april 2003. Sindsdien kan na een voornemenprocedure en een belangenafweging
een optie- of naturalisatiebesluit worden ingetrokken wegens, kort samengevat, bedrog,
mits het in te trekken besluit niet ouder is dan 12 jaar. De intrekking is geen sanctie
voor de frauduleuze handeling, maar heeft tot doel het gevolg ervan te corrigeren.
De termijn van 12 jaar is ingevoerd omwille van de rechtszekerheid en is afgeleid
van de verjaringstermijn van het misdrijf «valsheid in geschrifte».9 Eveneens indachtig de rechtszekerheid ziet het kabinet geen aanleiding voor een wijziging
van de bepaling of voor een onderzoek daarnaar.
Vraag 14
Kan van personen die een valse identiteit hebben opgegeven de op basis van die identiteit
ten onrechte verkregen overheidsvoorzieningen worden teruggevorderd en gebeurt dit
ook in de praktijk? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
In het algemeen geldt in de sociale zekerheid en toeslagen dat iedereen die een uitkering
aanvraagt of ontvangt zich aan de inlichtingenplicht moet houden. Van overtreding
daarvan is sprake wanneer de uitkeringsgerechtigde onjuiste of onvolledige informatie
verstrekt of relevante gegevens verzwijgt. Dat is reden tot terugvordering van de
teveel ontvangen uitkering. Of dat in de praktijk mogelijk is, hangt af van de specifieke
omstandigheden en technische mogelijkheden van de uitvoerder. Ter illustratie wordt
hier uiteengezet hoe de Sociale Verzekeringsbank (hierna SVB) en de Belastingdienst
hiermee omgaan. De SVB maakt gebruik van informatie uit de BRP. Op het moment dat
daar gegevens worden gewijzigd neemt de SVB voor lopende uitkeringsrelaties de nieuwe
gegevens over. De lopende uitkering wordt dan overeenkomstig aangepast en er kan een
sanctie opgelegd worden. Bij reeds beëindigde uitkeringsrelaties, zoals de kinderbijslag
nadat het kind 18 is geworden, worden deze signalen niet automatisch verwerkt. Wel
kan naar aanleiding van specifieke informatie over een individueel geval het dossier
alsnog geraadpleegd worden, waarna terugvordering en sanctionering kan volgen. De
SVB dient dan wel over deze informatie te beschikken, na het aflopen van de bewaartermijn
worden de dossiers immers vernietigd. Het onterecht innen van door de Belastingdienst
uitgekeerde toeslagen zal altijd leiden tot de intentie voor terugvordering. Zodra
duidelijk is wat de ware identiteit is van degene die onterecht aanspraak heeft gemaakt
op de toeslagen zal over worden gegaan tot terugvordering. Er zijn voorbeelden dat
dit in de praktijk inderdaad gebeurt. Als het achterhalen van deze identiteit afhankelijk
is van informatie uit het buitenland, is er binnen EU-landen de mogelijkheid een verzoek
om inlichtingen te doen. Wanneer de persoon zich in het buitenland bevindt zal de
buitenlandse overheid op ons verzoek de openstaande bedragen invorderen als ware het
haar eigen belastingvordering (maar wel zonder preferentie).
Vraag 15
Is het kabinet bereid ervoor te zorgen dat identiteitsfraude niet langer kan verjaren
– zodat plegers van identiteitsfraude in de toekomst altijd strafrechtelijk vervolgd
kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 15
Vanuit een oogpunt van rationele inzet van opsporingsmiddelen en vervolgingscapaciteit,
is bij de bepaling van de verjaringstermijnen de ernst van het strafbare feit leidend.
Tegen deze achtergrond gelden op grond van artikel 70 Sr gedifferentieerde verjaringstermijnen,
gebaseerd op de ernst van het strafbare feit, zoals die tot uitdrukking wordt gebracht
in het strafmaximum. Naarmate een strafbaar feit ernstiger is, geldt een langere verjaringstermijn.
Voor verschillende vormen van identiteitsfraude, waaronder valsheid in geschrifte
(art. 225 Sr), geldt op basis daarvan een verjaringstermijn van in beginsel 12 jaar.
Indien binnen deze termijn daden van vervolging hebben plaatsgevonden, kan deze termijn
worden verlengd, tot maximaal 24 jaar (art. 72 Sr). Het door de wetgever gehanteerde
uitgangspunt dat de mogelijkheden tot vervolging door langere verjaringstermijnen
groter worden naarmate het gaat om zwaardere strafbare feiten, zijn redelijk en verantwoord.
Het kabinet ziet dan ook geen aanleiding tot aanpassing van de geldende strafrechtelijke
wetgeving.
Vraag 16
Wat voor sancties kunnen momenteel worden opgelegd bij het vaststellen van identiteitsfraude
of meineed (bij het afleggen van een valse verklaring onder ede voor de BRP) en in
hoeveel gevallen worden er dergelijke sancties opgelegd? Bent u bereid de huidige
bestrijding van identiteitsfraude te evalueren en te onderzoeken welke knelpunten
in deze bestrijding kunnen worden weggenomen?
Antwoord 16
Sancties die opgelegd kunnen worden voor identiteitsfraude en meineed (bij de verklaring
onder ede) wijken niet af van de sancties bij andere misdrijven. Alle bestaande strafmodaliteiten
zijn mogelijk en worden ook opgelegd. Voor identiteitsfraude (art. 326 Sr) staat een
maximale gevangenisstraf van 4 jaar en voor meineed (art. 207 Sr) een maximale gevangenisstraf
van 6 jaar. In de afgelopen jaren werd gemiddeld 75% van de identiteitsfraudezaken
die bij het OM binnen komen voorgelegd aan de strafrechter. In 90% van deze zaken
vindt er schuldigverklaring door de strafrechter plaats. Dit gaat om identiteitsfraudezaken
in het algemeen. Het OM houdt namelijk geen specifieke cijfers bij ten aanzien van
zaken die zijn aangeleverd bij het OM die betrekking hebben op identiteitsfraude in
vreemdelingenzaken en het herstellen van de identiteit. Het is derhalve niet bekend
of en hoeveel strafzaken op dit specifieke type identiteitsfraude in strafrechtsketen
zijn terechtgekomen. Indien sprake is van het gebruik van onjuiste gegevens in een
asielprocedure zijn er overigens meer interventies mogelijk dan alleen de inzet van
het strafrecht (zie de antwoorden 7, 13 en 14). De evaluatie van de bestrijding van
identiteitsfraude is zeer moeilijk, omdat het zeer lastig is om vast te stellen hoe
vaak met succes gefraudeerd wordt. Alleen het ontdekken van fraude kan indicaties
geven van mogelijke verbeterpunten binnen het proces van het registreren van de identiteit.
Met dat doel is de WTI opgericht (zie ook antwoord 3). Daarnaast worden naar aanleiding
van de bijeenkomst »Basisregistraties tegen ondermijning» in maart 2020 door de Rijksdienst
voor Identiteitsgegevens (hierna de RvIG) werkgroepen georganiseerd. Doelstelling
is het analyseren van de problematiek van ondermijning en ontwikkelen van maatregelen.
Identiteitsfraude is faciliterend aan ondermijning en daarom een van de onderwerpen
die op basis van casussen onderzocht worden.
Vraag 17
Deelt u de mening dat in het geval van identiteit er een zekere uniformiteit in uitvoering
van wetgeving hoort te zijn? Klopt het dat wetgeving rond identiteitswijzigingen echter
door gemeenten op verschillende manieren kan worden toegepast? Zo ja, wat is hiervan
de reden?
Vraag 18
Bent u bereid om te onderzoeken – in samenspraak met de Vereniging Nederlandse Gemeenten
(VNG) en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) -of een «Handvest Identiteitsfraude»
voor alle gemeentelijke afdelingen Burgerzaken in Nederland eraan kan bijdragen dat
er een uniform beleid is waardoor voor alle gemeenteambtenaren duidelijk wordt gemaakt
welke procedures moeten worden doorlopen om zo nauwkeurig mogelijk na te gaan of er
bij de aanvrager van een nieuwe identiteit sprake is geweest van eerder gepleegde
identiteitsfraude en de gemeente wijst op het feit dat zij hiervan aangifte met kans
op vervolging kunnen doen?
Antwoord 17 en 18
Deze mening deelt het kabinet; uniformiteit in uitvoering is in dit verband het uitgangspunt.
Er worden hiertoe protocollen toegepast die zien op identiteitswijziging. Deze protocollen
zijn via de RvIG en NVVB beschikbaar voor alle gemeenten. De complexiteit in deze
zaken ligt vooral in de diversiteit van voorgelegde brondocumenten. Elke aanvraag
voor wijziging van persoonsgegevens moet individueel behandeld worden. In de protocollen
wordt gesteld dat bij het constateren van meineed of valsheid in geschriften aangifte
bij de politie gedaan moet worden.
Vraag 19
Is het kabinet bereid te overwegen de wet BRP aan te scherpen om het herstellen van
een volledig andere identiteit onmogelijk te maken dan wel daar een rechterlijke toets
en/of inhoudelijke beoordeling door de IND aan vooraf te laten gaan?
Antwoord 19
Een wijziging van de wet BRP op dit onderwerp is niet nodig. Uitgangspunt is dat zeer
zorgvuldig wordt omgegaan met verzoeken tot gegevenswijziging. Daarom beoordelen de
gemeenten aanvragen tot wijzigingen, conform de geldende instructie, kritisch. Verder
geldt dat de bewijslast tot wijziging van gegevens in de BRP bij de aanvrager ligt.
Uit de jurisprudentie volgt dat deze bewijslast hoog ligt. Deze zorgvuldige procedure
is in het eerdergenoemde Stappenplan identiteitswijziging in de BRP beschreven. Bij
behoefte wordt de IND of de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel
(AVIM) al ingeschakeld. Uiteindelijk is het aan de gemeenten om een besluit te nemen
over wijziging van de gegevens in de BRP. Het is niet passend om de besluitvorming
omtrent het wijzigen van gegevens primair bij de rechter of de IND te leggen omdat
de bijhouding van de BRP een taak van de gemeente is. De IND vervult momenteel wel
een rol tijdens het beoordelingsproces van de gemeente voor zover de beoordeling van
een brondocument niet mogelijk is. De IND ontvangt een automatische melding van de
wijziging. Deze melding leidt tot een procedure bij de IND waarbij het verblijfsrecht
wordt heroverwogen. Bij vermoeden van identiteitsfraude of twijfel aan de identiteit
kan een identiteitsonderzoek bij de AVIM aangevraagd worden.
Vraag 20
Bent u bereid identiteitsfraude door Chinezen extra bij de Chinese autoriteiten onder
de aandacht te brengen en te benadrukken dat Chinese medewerking van groot belang
is om deze fraude te bestrijden, en hen te vragen deze medewerking zoveel als mogelijk
aan Nederland te bieden?
Antwoord 20
Mochten er aanwijzingen zijn dat het effectief zou kunnen zijn voor de bestrijding
van de hier bedoelde fraude om de Chinese overheid te benaderen dan is het Kabinet
bereid dat te doen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.