Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Moorlag over het bericht dat de NVWA nalatig is bij corona in slachthuizen
Vragen van het lid Moorlag (PvdA) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat de NVWA nalatig is bij corona in slachthuizen (ingezonden 6 juli 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 7 september 2020).
Vraag 1
Kent u het bericht «NVWA nalatig na signalen over slachthuizen als «corona-hotspot»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kent ook u de interne signalen van dierenartsen of andere medewerkers van de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) waaruit blijkt dat er gewaarschuwd werd voor een
onveilige situatie in verband met de bescherming tegen corona? Zo ja, waar bestaan
die signalen uit en wat heeft u ermee gedaan? Zo nee, wilt u zich in deze dan alsnog
laten informeren?
Antwoord 2
Zie het antwoord op vraag 1 en 3 van het lid Ouwehand.
Vraag 3
Is het waar dat uit een interne enquête van de NVWA blijkt dat het houden van anderhalve
meter afstand op zijn best problematisch is en deelt u de mening van de in het bericht
genoemde dierenartsen dat die afstand niet handhaafbaar is? Zo ja, hoe verhoudt zich
dat tot uw eerdere antwoorden dat de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (RIVM) wel gevolgd worden? Zo nee, wat is er dan niet waar?2
Antwoord 3
De situatie op de slachthuizen wordt dagelijks binnen de NVWA besproken. Naar aanleiding
van signalen van dierenartsen die de 1,5 meter in slachthuizen niet altijd kunnen
naleven en aansluitend op de signalen die de FNV heeft afgegeven, heeft het management
van de NVWA, om extra voeling te houden, aan drie ervaren senior toezichthoudend dierenartsen
(pluimvee, roodvlees en levend vee) gevraagd om deze signalen kwantitatief en kwalitatief
te duiden. Daartoe zijn zij op 29 april een interne enquête gestart. Gelijktijdig
is op 28 april een arbeidshygiënisch onderzoek uitgevoerd op zeven slachthuizen. Op
basis van deze signalen en de resultaten van de interne enquête, en vooruitlopend
op de definitieve uitkomst van het arbeidshygiënisch onderzoek heeft de NVWA besloten
om vanaf 11 mei jl. alle dierenartsen op slachthuizen de beschikking te laten hebben
over mond- en neuskapjes. Deze aanvullende persoonlijke beschermingsmiddelen alsmede
ruimzichtbrillen worden gebruikt in die situaties waarin het niet mogelijk is om 1,5
m afstand te houden.
Ik heb op 20 mei jl. in het antwoord op vraag 8 van het lid Ouwehand3 geschreven: «Uit navraag bij de NVWA bleek niet dat de RIVM-richtlijnen op grote
schaal niet worden nageleefd. Daar waar er wel sprake was van niet naleving van de
RIVM-richtlijnen is door de NVWA handelend opgetreden.» Uit dit antwoord zou onbedoeld
verondersteld kunnen worden dat de NVWA toezicht houdt op de naleving van de RIVM-maatregelen
door slachthuizen. Dat is niet het geval. De NVWA gaat niet over de arbeidsomstandigheden
in slachthuizen; daar gaan de slachthuizen zelf over. Ten aanzien van de arbeidsomstandigheden
is de Inspectie SZW de toezichthouder. De NVWA is vanuit haar verantwoordelijkheid
als werkgever verantwoordelijk dat haar toezichthouders en de officiële assistenten
van de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) veilig hun werk kunnen doen.
Ik heb uw Kamer op 20 mei jl. eveneens gemeld dat naar aanleiding van signalen van
medewerkers een arbeidshygiënisch onderzoek is gestart bij een aantal slachthuizen,
en dat de NVWA in afwachting van de uitkomsten besloten heeft om alle dierenartsen
op slachthuizen de beschikking te laten hebben over mondmaskers. De resultaten van
de interne enquête zijn bij dit besluit meegewogen. In aansluiting hierop heeft de
NVWA samen met de Inspectie SZW mede naar aanleiding van dit arbeidshygiënisch onderzoek
op 23 mei jl. een brief aan de slachthuizen gestuurd waarin zij nogmaals nadrukkelijk
gewezen zijn op hun verantwoordelijkheid om het werk conform de RIVM-richtlijnen uit
te voeren. Vanuit haar werkgeversrol volgt de NVWA de (wetenschappelijke) ontwikkelingen
en voert zij risico-inventarisaties uit. Met ingang van 24 augustus heeft de NVWA
op basis van het voorzorgprincipe de draagplicht voor FFP2-maskers uitgebreid naar
werkzaamheden die worden verricht in gekoelde productieomgevingen waar groepen mensen
aan het werk zijn. Het gaat om werkzaamheden in koelruimtes in slachthuizen, op schepen
en in de vlees-, vis-, groente- en fruitverwerkende industrie.
Vraag 4
Begrijpt u dat medewerkers van de NVWA die in slachterijen werken zich in de steek
gelaten voelen door hun management? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 van het lid Ouwehand heb aangegeven, betreur ik
het ten zeerste als medewerkers zich in deze moeilijke omstandigheden niet of onvoldoende
gehoord voelen, maar ik herken mij niet in het beeld dat de NVWA onverschillig of
nalatig heeft geopereerd.
Vraag 5
Deelt u de mening dat er, aangezien medewerkers van de NVWA bij herhaling geen luisterend
oor weten te vinden binnen hun eigen organisatie, een extern meldpunt moet komen waar
zij hun meldingen direct kunnen doen? Zo ja, bent u bereid bij dit meldpunt bij een
van uw departementen onder te brengen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De interim Inspecteur-generaal hecht aan een veilige werkrelatie. De teamleider is
het primaire en meest nabije in de eerste plaats het aanspreekpunt voor medewerkers.
Ook tijdens de coronacrisis voorzien de teamleiders de medewerkers van periodieke
updates met betrekking tot de werkomstandigheden. Indien er een verschil van inzicht
bestaat tussen de medewerker en de teamleider, dan kan geëscaleerd worden naar het
naast liggende hogere management. Indien een medewerker behoefte heeft aan hulp of
ondersteuning bij het bespreekbaar maken van signalen of een verschil van opvatting
dan is desgewenst de hulp van een vertrouwenspersoon beschikbaar.
Het management van de NVWA heeft in de loop van de coronacrisis diverse maatregelen
genomen om haar medewerkers te beschermen. Ik verwijs u ook naar mijn antwoord op
vraag 1 van het lid Ouwehand. Daarbij is er voortdurend onderling contact geweest
tussen medewerkers en management. Het management van de NVWA heeft een dagelijks overleg
met twee afdelingshoofden en drie ervaren senior toezichthoudend dierenartsen (pluimvee,
roodvlees en levend vee) ingericht, naast het managementoverleg om de signalen te
bespreken en om de verbinding te versterken. Het management heeft in instructies voorzien
voor werknemers over welke maatregelen zij zelf moeten nemen, werkinstructies gewijzigd
en beleid gemaakt over hoe te handelen in onveilige situaties.
Naast de interne mogelijkheden om signalen bespreekbaar te maken, hebben ook de NVWA-medewerkers
de mogelijkheid extern bij de Inspectie SZW een melding te doen als zij vinden dat
er in onveilige omstandigheden moet worden gewerkt. De Inspectie SZW heeft, om het
doen van meldingen in relatie tot corona specifieke risico’s te faciliteren een speciaal
meldingenformulier en -proces ontwikkeld. De Inspectie SZW zal per geval bekijken
wat met de melding kan worden gedaan. Dit kan bijvoorbeeld door het uitvoeren van
een inspectie ter plekke.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de NVWA als organisatie zeker zelf moet zorgen dat de RIVM-richtlijnen
nageleefd worden? Zo ja, gaat u hierover met de NVWA in gesprek? Zo, nee waarom niet?
Antwoord 6
Ja. In het begin van de coronacrisis heeft het kabinet de voedselvoorziening aangewezen
als vitale sector. Om de voedselzekerheid en voedselveiligheid te garanderen moeten
toezichthouders van de NVWA en officiële assistenten van de Kwaliteitskeuring Dierlijke
Sector (KDS) hun werkzaamheden in slachthuizen kunnen uitvoeren. De NVWA is verantwoordelijk
voor de arbeidsomstandigheden voor deze medewerkers vanuit haar verantwoordelijkheid
als werkgever. Vanuit deze rol heeft het management van de NVWA zo veel als mogelijk
gedaan om te zorgen dat medewerkers van de NVWA en KDS veilig hun werk kunnen doen.
Vraag 7
Hoe gaat u ervoor zorgen dat in slachterijen de gezondheidsbelangen boven financieel-economische
belangen gaan gelden?
Antwoord 7
Zoals aangegeven in antwoorden op Kamervragen van de leden Moorlag en Gijs van Dijk
(kenmerk 2020D29113)) is het aan de voorzitter van de veiligheidsregio in het kader van infectieziektebestrijding
om per geval de meest geëigende (beheers)maatregelen te nemen. Dat betekent in de
praktijk dat op basis van de geconstateerde situatie in enkele gevallen besloten is
een bedrijf tijdelijk stil te leggen terwijl dat in andere gevallen niet noodzakelijk
was. Ik constateer dat er door economische overwegingen een grote druk staat op het
productiesysteem en het slachtproces, maar in alle gevallen was het belang van de
volksgezondheid leidend.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
B. van 't Wout, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.