Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ouwehand over nalatigheid bij de NVWA bij het ingrijpen in slachthuizen waar onvoldoende maatregelen werden genomen tegen de verspreiding van het coronavirus
Vragen van het lid Ouwehand (Partij voor de Dieren) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over nalatigheid bij de NVWA bij ingrijpen in slachthuizen waar onvoldoende maatregelen werden genomen tegen de verspreiding van het coronavirus (ingezonden 7 juli 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat (ontvangen 7 september 2020).
Vraag 1
Hoe voelde u zich toen u de uitzending zag van Nieuwsuur van afgelopen zondag, waarin
duidelijk werd dat toezichthoudend dierenartsen al vanaf het begin van de uitbraak
van het coronavirus in Nederland tevergeefs binnen de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(NVWA) aan de bel trokken en op 23 maart aan het management van de NVWA schreven:
«We werken op plaatsen waar zieke mensen aan het werk zijn. Waar onvoldoende beschermingsmiddelen
beschikbaar zijn. Wij voelen ons (op alle mogelijke manieren) in de steek gelaten
door ons management»?1
Antwoord 1
In het begin van de coronacrisis heeft het kabinet de voedselvoorziening aangewezen
als vitale sector. Om de voedselzekerheid en voedselveiligheid te garanderen moeten
toezichthouders van de NVWA en officiële assistenten van de Kwaliteitskeuring Dierlijke
Sector (KDS) hun werkzaamheden in slachthuizen kunnen uitvoeren. De NVWA is verantwoordelijk
voor de arbeidsomstandigheden voor deze medewerkers vanuit haar verantwoordelijkheid
als werkgever. Vanuit deze rol heeft het management van de NVWA zo veel als mogelijk
gedaan om te zorgen medewerkers van de NVWA en KDS veilig hun werk kunnen doen.
Het management van de NVWA heeft instructies gemaakt voor haar werknemers over welke
maatregelen zij zelf moeten nemen, werkinstructies gewijzigd en beleid gemaakt over
hoe te handelen in onveilige situaties. Eind april kwamen er bij het management op
basis van contacten met medewerkers signalen binnen dat dierenartsen de 1,5 meter
in slachthuizen niet (kunnen) naleven. Naar aanleiding van deze signalen en aansluitend
op de signalen die de FNV heeft afgegeven, heeft het management van de NVWA, om extra
voeling te houden, aan drie ervaren senior toezichthoudend dierenartsen (pluimvee,
roodvlees en levend vee) gevraagd om deze signalen kwantitatief en kwalitatief te
duiden. Daartoe zijn zij op 29 april een interne enquête gestart. Gelijktijdig is
op 28 april opdracht gegeven tot uitvoering van een arbeidshygiënisch onderzoek op
zeven slachthuizen. Naar aanleiding van bovenstaande signalen van medewerkers, de
resultaten van de interne enquête en vooruitlopend op de uitkomst van dit arbeidshygiënisch
onderzoek heeft de NVWA besloten om vanaf 11 mei jl. alle dierenartsen op slachthuizen
de beschikking te laten hebben over mond- en neuskapjes. Deze persoonlijke beschermingsmiddelen
alsmede ruimzichtbrillen worden gebruikt in die situaties waarin het niet mogelijk
is om 1,5 m afstand te houden.
Sinds het begin van de crisis, vanaf 23 maart, heeft de NVWA meermaals schriftelijk
aan de slachthuizen kenbaar gemaakt wat er nodig is voor een veilige werkomgeving
voor haar toezichthouders en de officiële assistenten van KDS. Vrijwel dagelijks is
er contact tussen de NVWA en de slachterijen. Incidentele afwijkingen van de bedrijfsprotocollen
worden besproken waarna slachthuizen het verzoek krijgen eventuele noodzakelijke aanvullingen
daarop te doen. De NVWA heeft onder andere in een brief van 23 maart 2020 alle slachterijen
opgeroepen tot het nemen van maatregelen. Op 23 mei 2020 heeft de NVWA samen met de
Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Inspectie SZW) slachterijen per brief
nogmaals nadrukkelijk gewezen op hun verantwoordelijkheid om het werk conform de RIVM-richtlijnen
uit te voeren. Ook ben ik op 26 mei jl. zelf met de brancheorganisaties van de slachthuizen
in gesprek geweest om hen te wijzen op hun verantwoordelijkheden ten aanzien van de
naleving van de coronamaatregelen en het toezicht daarop.
Daar waar desondanks de door de slachterijen genomen maatregelen niet conform de RIVM-richtlijnen
kan worden gewerkt, heeft de NVWA de mogelijkheid om het slachtproces per direct te
stoppen, totdat aan deze onveilige situatie een einde is gekomen en bedrijven er werk
van hebben gemaakt om de naleving van de RIVM-richtlijnen beter te implementeren.
Dit heeft er de afgelopen vier maanden toe geleid dat de NVWA haar werkzaamheden op
vier slachthuizen tijdelijk heeft opgeschort.
Daarnaast heeft de NVWA informatie over de naleving door slachthuizen van de RIVM-maatregelen
doorgegeven aan de Inspectie SZW, die op basis hiervan, samen met dierenartsen uit
de praktijk, een selectie heeft gemaakt, en inspecties op verschillende slachthuizen
heeft uitgevoerd. Het kabinet heeft op 3 juli jl. een reactie gegeven op de aanbevelingen
van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (Kamerstuk 29 861, nr. 52). Er is gewerkt aan het oprichten van het Samenwerkingsplatform arbeidsmigranten
en COVID-19 en een Landelijke Regietafel. Veiligheidsregio’s, landelijke inspectiediensten
zoals ISZW en NVWA, GGD en het RIVM zijn deelnemers in het samenwerkingsplatform.
Het doel is het ontwikkelen van een integrale en gecoördineerde operationele aanpak
om tijdig bij (potentiële) besmettingshaarden te kunnen interveniëren met het oog
op de volksgezondheid. Uitgangspunten daarbij zijn informatie-uitwisseling en samenwerking.
Het samenwerkingsplatform is vanaf 1 september operationeel. De deelnemende partijen
hebben zowel op landelijk als regionaal niveau contact en werken, waar nodig, samen.
Via de Landelijke Regietafel, waar diverse departementen onderdeel van uitmaken, vindt
de strategische afstemming plaats.
De interim Inspecteur-generaal van de NVWA hecht aan een veilige werkrelatie. Naar
aanleiding van de Nieuwsuur-uitzending is hij in gesprek gegaan met de betrokken freelance
dierenartsen en het management. Ik betreur het ten zeerste als medewerkers zich in
deze moeilijke omstandigheden niet of onvoldoende gehoord voelen, maar ik herken mij
niet in het beeld dat de NVWA onverschillig of nalatig heeft geopereerd.
Vraag 2
Zou u dit willen kwalificeren als falen van de NVWA, van uw ministerie of van allebei?
Antwoord 2
Nee.
Vraag 3
Hebben de signalen van de werkvloer over de onveilige werksituatie u ook bereikt?
Zo ja, wanneer en waarom heeft u hiervan geen melding gedaan, bijvoorbeeld in de beantwoording
van de schriftelijke vragen van de Partij voor de Dieren op 24 maart, 6 mei en 8 mei,
waarbij u wel schreef dat de NVWA het toezicht zal staken wanneer de richtlijnen van
het RIVM niet adequaat worden opgevolgd, dat de NVWA dagelijks meldingen en signalen
bespreekt binnen het managementteam en dat er actie wordt ondernomen als daar aanleiding
toe is?2, 3
Antwoord 3
Vanaf het begin van de coronacrisis zijn de NVWA, mijn ministerie en de sectoren met
elkaar in gesprek over de continuering van het slachtproces en over de wijze waarop
dit binnen de kaders van de RIVM-richtlijnen kan plaatsvinden.
Op 23 maart jl. heeft de NVWA mij geïnformeerd over de brief waarin aan de slachthuizen
een dringend beroep werd gedaan op het uitvoeren van de RIVM-richtlijnen. In de beantwoording
van de door het lid Ouwehand aangehaalde Kamervragen van 24 maart, 6 mei en 8 mei
jl. ben ik ingegaan op de signalen die ik zowel van de NVWA als van FNV heb ontvangen.
Zo heb ik uw Kamer op 26 maart jl.4 bericht over bovengenoemde brief vanwege vragen die toezichthoudende dierenartsen
van de NVWA hebben gesteld over de veiligheid van hun werk in verband met het coronavirus.
Op 20 mei en 4 juni jl.5 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat de situatie op de slachthuizen dagelijks binnen
de NVWA wordt besproken. Daarbij heb ik aangegeven dat, om extra voeling te houden,
een groep van drie ervaren dierenartsen gevraagd is om signalen die zij vanuit het
werkveld ontvingen onder de aandacht van het management te brengen. Daarbij heb ik
onder meer ook gemeld dat er naar aanleiding van signalen van NVWA-medewerkers een
arbeidshygiënisch onderzoek is uitgevoerd. Op 4 juni jl.6 is uw Kamer tevens geïnformeerd over signalen ten aanzien van de kwetsbare positie
van arbeidsmigranten. Ook heb ik tijdens het plenaire debat op 10 juni jl. met uw
Kamer gesproken over de manier hoe is omgegaan met signalen van medewerkers.7
Vraag 4
Als u deze signalen niet kende, hoe is dat mogelijk, na alle keren dat u in de afgelopen
jaren door de Kamer bent gewezen op de signalen en zelfs uit onderzoeksrapporten bleek
dat het management niet ingrijpt bij misstanden, signalen van medewerkers negeert
of haar eigen medewerkers zelfs tegenwerkt? Heeft u een poging gedaan om mensen van
de werkvloer zelf te spreken?
Antwoord 4
Gelet op mijn antwoord op vraag 3, vind ik deze vraag niet opportuun.
Vraag 5
Hoe is het mogelijk dat u op 20 mei aan de Kamer schreef «uit navraag bij de NVWA
bleek niet dat de RIVM-richtlijnen op grote schaal niet worden nageleefd», terwijl
er op dat moment al 12 dagen een verslag lag met zorgwekkende resultaten van een enquête
die is uitgevoerd onder NVWA-medewerkers naar de naleving van de richtlijnen van het
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)?8
Antwoord 5
Ik heb op 20 mei jl. in het antwoord op vraag 8 van het lid Ouwehand9 geschreven: «Uit navraag bij de NVWA bleek niet dat de RIVM-richtlijnen op grote
schaal niet worden nageleefd. Daar waar er wel sprake was van niet naleving van de
RIVM-richtlijnen is door de NVWA handelend opgetreden.» Uit dit antwoord zou onbedoeld
verondersteld kunnen worden dat de NVWA toezicht houdt op de naleving van de RIVM-maatregelen
door slachthuizen. Dat is niet het geval. De NVWA gaat niet over arbeidsomstandigheden
in slachthuizen; daar gaan de slachthuizen over. Ten aanzien van de arbeidsomstandigheden
is de Inspectie SZW de toezichthouder. De NVWA is vanuit haar verantwoordelijkheid
als werkgever verantwoordelijk dat haar toezichthouders en de officiële assistenten
van de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) veilig hun werk kunnen doen.
Ik heb uw Kamer op 20 mei jl. eveneens gemeld dat naar aanleiding van signalen van
medewerkers een arbeidshygiënisch onderzoek is gestart bij een aantal slachthuizen,
en dat de NVWA in afwachting van de uitkomsten besloten heeft om alle dierenartsen
op slachthuizen de beschikking te laten hebben over mondmaskers. De resultaten van
de interne enquête zijn bij dit besluit meegewogen. In aansluiting hierop heeft de
NVWA samen met de Inspectie SZW mede naar aanleiding van dit arbeidshygiënisch onderzoek
op 23 mei jl. een brief aan de slachthuizen gestuurd waarin zij nogmaals nadrukkelijk
gewezen zijn op hun verantwoordelijkheid om het werk conform de RIVM-richtlijnen uit
te voeren. Vanuit haar werkgeversrol volgt de NVWA de (wetenschappelijke) ontwikkelingen
en voert zij risico-inventarisaties uit. Met ingang van 24 augustus heeft de NVWA
op basis van het voorzorgprincipe de draagplicht voor FFP2-maskers uitgebreid naar
werkzaamheden die worden verricht in gekoelde productieomgevingen waar groepen mensen
aan het werk zijn. Het gaat om werkzaamheden in koelruimtes in slachthuizen, op schepen
en in de vlees-, vis-, groente- en fruitverwerkende industrie.
Vraag 6
Heeft de NVWA de resultaten van deze enquête gedeeld met uw ministerie? Zo ja, wanneer
en had u hiervan bij het beantwoorden van de vragen op 20 mei al kennisgenomen?
Antwoord 6
Op 8 mei jl. is mijn ministerie op de hoogte gesteld dat de NVWA naar aanleiding van
signalen van medewerkers een arbeidshygiënisch onderzoek uitvoert op zeven slachthuizen.
Voorts heeft de NVWA mij op 8 mei jl. laten weten dat er vanaf maandag 11 mei 2020
mond- en neuskapjes aan alle dierenartsen op slachthuizen ter beschikking gesteld
werden. Dit besluit is mede genomen naar aanleiding van signalen van medewerkers,
waarin tevens de resultaten van de interne enquête en de voorlopige resultaten uit
het arbeidshygiënisch onderzoek zijn meegewogen. Tijdens het plenaire debat van 10 juni
jl. over COVID-19 bij nertsen, waarin ook de situatie in slachthuizen aan de orde
is gekomen, heb ik uw Kamer gemeld dat er door middel van een enquête bij NVWA-medewerkers
actief is uitgevraagd waar zij tegenaan lopen en dat de punten die daaruit kwamen
ook weer actief zijn opgepakt. De NVWA heeft de resultaten van deze interne enquête
op 9 juli jl. gedeeld met mijn ministerie.
Vraag 7
Erkent u dat deze enquête, waarin bijna de helft van de deelnemers zegt dat ze regelmatig
geen anderhalve meter afstand kunnen houden en dat twee derde stelt dat afstand houden
in de vleessector onmogelijk is, juist wel laat zien dat de RIVM-richtlijnen op grote
schaal niet worden nageleefd?
Antwoord 7
De situatie op de slachthuizen wordt dagelijks binnen de NVWA besproken. Op basis
van contacten met medewerkers kwamen er bij het management van de NVWA signalen binnen
dat dierenartsen de 1,5 meter in slachthuizen niet altijd kunnen naleven. Om extra
voeling te houden heeft het management van de NVWA aan drie ervaren senior toezichthoudend
dierenartsen (pluimvee, roodvlees en levend vee) gevraagd om deze signalen kwantitatief
en kwalitatief te duiden. Daartoe zijn zij op 29 april een interne enquête gestart.
Hierop hebben 135 medewerkers gereageerd; dat is circa 1/3 van de medewerkers die
in slachthuizen ten behoeve van keuringen en/of voor exportcertificering kunnen worden
ingezet.
De interne enquête geeft net als het arbeidshygiënisch onderzoek aan dat de RIVM-maatregelen
niet altijd kunnen worden nageleefd binnen slachthuizen. Zo gaf circa de helft van
de dierenartsen aan regelmatig in situaties te komen waarbij de 1,5 meter niet gehandhaafd
kan worden. Bijna 15% gaf aan zelfs vaak in zo’n situatie terecht te komen. Dit speelde
met name bij de grotere roodvleesslachthuizen en in mindere mate bij pluimveeslachthuizen.
Naar aanleiding hiervan heeft het management van de NVWA maatregelen genomen. Zo heeft
het management naar aanleiding van bovenstaande signalen van medewerkers, de resultaten
van de interne enquête en vooruitlopend op de uitkomst van het arbeidshygiënisch onderzoek
besloten om vanaf 11 mei jl. alle dierenartsen op slachthuizen de beschikking te laten
hebben over mond- en neuskapjes. Deze persoonlijke beschermingsmiddelen alsmede ruimzichtbrillen
worden gebruikt in die situaties waarin het niet mogelijk is om 1,5 m afstand te houden.
Zie ook antwoord 1 voor de overige maatregelen die in dit kader zijn genomen.
Vraag 8
Erkent u dat de verhalen van toezichthoudend dierenartsen van de NVWA in de uitzending
van Nieuwsuur van 5 juli 2020 laten zien dat het helemaal niet klopt dat de NVWA handelend
heeft opgetreden daar waar er sprake was van niet naleving van de RIVM-richtlijnen,
zoals u wel beweerde in uw antwoord op Kamervragen op 20 mei?
Antwoord 8
Nee, zie mijn antwoord op vraag 1, 3 en 7.
Vraag 9
Erkent u dat u de Kamer verkeerd heeft geïnformeerd? Zo ja, welke verklaring heeft
u daarvoor?
Antwoord 9
Nee.
Vraag 10
Deelt u de mening dat u de situatie in de slachthuizen uit de hand heeft laten lopen?
Zou u dit willen kwalificeren als falen van de NVWA, van uw ministerie of van allebei?
Antwoord 10
Nee.
Vraag 11
Voelt u zich verantwoordelijk voor de mensen die ziek zijn geworden? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, waaruit blijkt dat?
Antwoord 11
Werkgevers zijn verantwoordelijk voor het creëren van een gezonde en veilige werkomgeving.
Vanuit de overheid worden daarvoor regels opgesteld. In het geval van COVID-19 zijn
er aanvullend daarop richtlijnen opgesteld voor het voorkomen van besmetting met het
coronavirus, zoals het houden van 1,5 meter afstand en een goede handhygiëne. Deze
richtlijnen zijn algemeen geldend. Daarnaast heeft de vleesverwerkende industrie protocollen
opgesteld voor op de werkplek. Werkgevers en werknemers zijn zelf verantwoordelijk
voor de naleving van de algemene richtlijnen en de protocollen.
Vraag 12
Kunt u bevestigen dat uit een arbeidshygiënisch onderzoek dat in mei is uitgevoerd
op een aantal slachthuizen, bleek dat in slechts twee van de zeven onderzochte slachterijen
de maatregelen goed op orde waren en dat bij de overige vijf slachterijen verbeteringen
«mogelijk of noodzakelijk» zijn?10
Antwoord 12
Ja.
Vraag 13
Hoe is het mogelijk dat u op 4 juni opnieuw schreef dat de NVWA de mogelijkheid heeft
om het slachtproces per direct te stoppen als geconstateerd wordt dat niet kan worden
gewerkt volgens de RIVM-richtlijnen, zonder hierbij te noemen dat zowel uit de enquête
onder NVWA-medewerkers als uit het arbeidshygiënisch onderzoek bleek dat er zeer regelmatig
en in een aantal slachthuizen stelselmatig niet volgens de richtlijnen werd gewerkt,
ook niet door NVWA-medewerkers?11
Antwoord 13
Het management van de NVWA heeft zowel de sector als individuele slachthuizen verschillende
keren gewezen op hun verantwoordelijkheid om de RIVM-maatregelen na te leven. Het
is aan het slachthuis om deze RIVM-maatregelen te vertalen naar een veilige werkomgeving.
De NVWA voert dagelijks gesprekken met de slachthuizen om waar nodig aanvullende maatregelen
te bepalen. Om extra voeling te houden is een groep van drie ervaren dierenartsen
gevraagd om de signalen die zij vanuit het werkveld ontvingen onder de aandacht van
het management te brengen. Naar aanleiding van signalen van NVWA-medewerkers is daarnaast
een arbeidshygiënisch onderzoek uitgevoerd om te inventariseren welke praktische verbeteringen
nodig zijn om medewerkers van de NVWA en hun officiële assistenten van KDS in staat
te stellen om op een veilige manier hun toezichthoudende taken in slachthuizen uit
te voeren.
Het stilleggen van het slachtproces is een uiterst escalatiemiddel dat de NVWA kan
gebruiken in een voor hen onveilige situatie. Dat middel is ook gebruikt.
Vraag 14
Erkent u dat u de Kamer deze informatie heeft onthouden?
Antwoord 14
Nee.
Vraag 15
Klopt het dat de GGD Hart voor Brabant geen steekproeven meer uitvoert bij medewerkers
van Vion Boxtel, omdat «Een positieve testuitslag bij iemand zonder klachten [niet]
wil zeggen dat iemand recent besmet is geraakt en ook niet dat hij/zij op dat moment
besmettelijk is», een stelling die het RIVM verwerpt?12, 13
Vraag 16
Heeft u gezien dat bij Vion Boxtel, waar bij de meest recente steekproef een op de
drie medewerkers besmet bleek, nu slechts bij de ingang wordt gecontroleerd of medewerkers
klachten hebben of symptomen vertonen van het coronavirus?
Antwoord 15 en 16
Het is aan de voorzitter van de veiligheidsregio in het kader van infectieziektebestrijding
om per geval de meest geëigende (beheers)maatregelen te nemen. De voorzitter van de
veiligheidsregio wordt hierover geadviseerd door de GGD. Zoals de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in antwoorden van 8 juli 2020 op Kamervragen
van de leden Moorlag en Gijs van Dijk (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020,
nr. 3521) heeft aangegeven, heeft het bedrijf een breed scala aan maatregelen genomen, waaronder
een dagelijkse gezondheidscheck bij de poort.
Vraag 17
Kunt u bevestigen dat dit strijdig is met uw eerdere verzoek aan de GGD om alle medewerkers
in slachthuizen te testen, al dan niet met steekproeven?14
Antwoord 17
Nee. Omdat het gaat om een grote beroepsgroep van bijna 25.000 personen, is de aanpak
risicogericht en gefaseerd, zoals ik in mijn brief van 4 juni 2020 (Tweede Kamer,
25 295, nr. 386) heb aangegeven. Per regio zullen de slachthuizen steekproefsgewijs worden getest.
Vraag 18
Heeft u gezien dat de 43 medewerkers van een visverwerkingsbedrijf in Twello die besmet
zijn of waren, allemaal geen of lichte klachten hadden?15
Antwoord 18
Ik heb het bericht gelezen.
Vraag 19
Heeft u gelezen dat wetenschappers stellen dat besmettingen door mensen zonder ziektesymptomen
een belangrijke rol kunnen spelen bij de verspreiding van het coronavirus en dat hun
onderzoek laat zien hoe belangrijk het is op grote schaal te testen en geïnfecteerde
personen te isoleren?16
Antwoord 19
Ja.
Vraag 20
Worden er bij andere bedrijven in de vleessector nog steekproeven uitgevoerd? Zo ja,
hoe vaak, bij welke slachthuizen en wat waren per steekproef de uitkomsten? Zo nee,
erkent u dat u hiermee welbewust de situatie laat voortbestaan dat bedrijven in de
vleessector grote brandhaarden blijven voor het coronavirus?
Antwoord 20
Zoals ik al aangaf in mijn antwoord op vraag 17 test de GGD risicogericht en gefaseerd.
Ik heb op dit moment geen aanwijzingen dat er andere brandhaarden in de vleessector
zijn dan degenen die al bekend zijn.
Vraag 21
Wanneer gaat u afdwingen dat de RIVM-richtlijnen wel worden nageleefd, waar de Kamer
u al op 7 mei toe opriep middels de aangenomen motie van de leden Van Esch en Ouwehand
(Kamerstuk 25 295, nr. 345)?
Antwoord 21
In de brief van 4 juni jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 386, p. 32–34) is het kabinet ingegaan op de wijze hoe invulling is gegeven aan de motie
van de leden Van Esch en Ouwehand.
Vraag 22
Wanneer kan de Kamer het nationale plan van aanpak om de uitbraak van het coronavirus
in en rond slachthuizen tegen te gaan verwachten, zoals u heeft aangekondigd naar
aanleiding van de aangenomen motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk 28 286, nr. 1109), die opriep om landelijk de regie te nemen bij het tegengaan van de verdere verspreiding
van het coronavirus in de vleesindustrie?
Antwoord 22
In de brief van de Minister van VWS aan uw Kamer van 4 juni 2020 (Kamerstuk 25 295, nr. 386) is een plan van aanpak aangekondigd dat tevens uitvoering geeft aan de aangenomen
motie Ouwehand. Dit plan is inmiddels ten uitvoer gebracht.
De veiligheidsregio’s hebben samen met de landelijke toezichthouders en de meest betrokken
departementen een samenwerkingsplatform opgericht bij het Landelijk Operationeel Team
Corona (LOT-C). In dat platform vindt op landelijk niveau afstemming plaats tussen
de operationele partners. Het LOT-C maakt mogelijk dat er op landelijk niveau op één
plek, informatie kan worden gedeeld en analyses kunnen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld
om sectoren met een hoog risico op besmetting met het coronavirus te identificeren.
Het landelijke samenwerkingsplatform zal daarbij – met respect voor de verantwoordelijkheden
en bevoegdheden van de verschillende partijen – een gecoördineerde inzet op het regionale
niveau voorbereiden om snel te kunnen optreden bij een uitbraak in een bedrijf of
een sector, zoals recentelijk bij slachterijen. Om potentiële brandhaarden in risicosectoren
te voorkomen zal het platform preventieve acties coördineren. Het risicogericht en
gefaseerd testen van medewerkers door de GGD-en maakt onderdeel uit van de werkzaamheden.
Gezien de grensoverschrijdende aspecten van arbeidsmigratie zal het samenwerkingsplatform
ook contacten onderhouden met buitenlandse autoriteiten, in het bijzonder de Duitse
regionale overheden.
De bestrijding van brandhaarden wordt vervolgens ten uitvoer gebracht door zogenoemde
«vliegende brigades» in de regio waaraan zowel landelijke inspecties als regionale
partijen deelnemen.
Zoals beschreven in de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 3 juli jl., wordt er om de inrichting van het samenwerkingsplatform te begeleiden
er een landelijke regietafel ingericht onder het Directeurenoverleg COVID-19 (DOC-19) (Kamerstuk 29 861, nr. 52). Evenals het DOC-19 staat de landelijke regietafel onder voorzitterschap van de
directeur van het programma Samenleving en COVID-19. In dit DOC-19 spreken en stemmen
departementen en veiligheidsregio’s, gemeenten en politie met elkaar wekelijks af
ter voorbereiding van de Ambtelijke Commissie COVID-19 en de Ministeriële Commissie
COVID-19 (Kamerstuk 25 295, nr. 386, p. 34).
Vraag 23
Waarom weigert u zo halsstarrig om de bandsnelheid in slachthuizen te verlagen en
negeert u hiermee een uitdrukkelijke oproep van de Kamer middels de aangenomen motie
van het Ouwehand (Kamerstuk 28 286, nr. 1118), terwijl u voor de coronacrisis al toegaf dat dierenwelzijn en voedselveiligheid
bij de hoge druk op het slachtproces onvoldoende konden worden geborgd, en de situatie
sinds de uitbraak van corona alleen nog maar nijpender is geworden?17
Antwoord 23
Over mijn voornemens ten aanzien van de motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk 28 286, nr. 1118) heb ik uw Kamer in de brief van 1 juli jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 1120) geïnformeerd. Het kabinet bekijkt op basis van welke wettelijke grondslag invulling
gegeven kan worden aan deze motie. Zonder wettelijke bevoegdheid kan ik immers een
dergelijke maatregel niet treffen. Ik informeer uw Kamer in september hierover. Zoals
aangegeven in antwoorden op Kamervragen van de leden Moorlag en Gijs van Dijk (2020Z11462) op 8 juli jl. heeft de Minister van VWS het RIVM gevraagd nader onderzoek te doen
naar de mogelijke oorzaken van besmetting van medewerkers in slachthuizen. Een direct
verband tussen slachtsnelheid en het verhoogde aantal besmettingen in slachterijen
is tot nu toe niet aangetoond.
Vraag 24
Waarom plaatst u de belangen van de vleesindustrie boven het belang van de volksgezondheid?
Is het u bekend dat vlees geen noodzakelijke levensbehoefte is? Zo nee, onder welke
steen heeft u geleefd?
Antwoord 4
Dit is niet het geval. Indien er in een slachterij een situatie ontstaat die een bedreiging
voor de volksgezondheid vormt, zal daar onmiddellijk actie op worden ondernomen door
de Veiligheidsregio, met betrokkenheid van de GGD en desgewenst met hulp van de Inspectie
SZW en de NVWA. Dat kan een tijdelijke sluiting van een slachterij zijn, zoals is
gebeurd bij Van Rooi Meat of het opleggen van maatregelen, zoals het doen van een
health check aan de poort en het meewerken aan steekproeven onder de medewerkers.
De te nemen maatregelen hangen altijd af van de situatie die wordt aangetroffen en
zullen dan ook per geval kunnen verschillen. Vlees maakt onderdeel uit van het voedingspatroon
van veel mensen. Het is van belang dat ook in deze coronatijd voedsel geproduceerd
wordt, uiteraard binnen de richtlijnen van de RIVM.
Vraag 25
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de gebruikelijke termijn beantwoorden?
Antwoord 25
Ik heb op 13 juli 2020 (Kamerstuk 25 295, nr. 470) uw Kamer in een reactie op de uitzending van Nieuwsuur van 5 juli 2020 laten weten
dat uw Kamer de beantwoording van de Kamervragen voor het einde van het zomerreces
zult ontvangen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
B. van 't Wout, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.