Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beckerman over het bericht ‘Zonneparken: goud voor de ontwikkelaars, nauwelijks verdiensten voor inwoners’
Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de winsten van zonneparken (ingezonden 7 juli 2020).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 7 september
2020).
Vraag 1 en 2
Wat is uw oordeel over het bericht «Zonneparken: goud voor de ontwikkelaars, nauwelijks
verdiensten voor inwoners»1, waaruit naar voren komt dat inwoners niet of nauwelijks meeprofiteren van de winsten
gemaakt door de ontwikkelaars van de zonneparken?
Deelt u de mening dat het feit dat huishoudens betalen voor de winsten van projectontwikkelaars
en hierdoor hun energierekening zien stijgen, het draagvlak voor de energietransitie
wordt ondermijnd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 1 en 2
Maatschappelijk draagvlak geldt als een van de kaders van het kabinet voor het Klimaatakkoord.
Participatie bij hernieuwbare energieprojecten is hiervoor een belangrijke sleutel.
Daarom zijn er in het Klimaatakkoord afspraken opgenomen over op welke manier afspraken
gemaakt worden met de projectomgeving over procesparticipatie en financieel meeprofiteren
van projecten. Zoals ook wordt benoemd in het artikel waar u naar verwijst, is het
Klimaatakkoord pas een jaar oud. De effecten van de afspraken uit het akkoord zullen
daarom nog niet overal even sterk zichtbaar zijn.
SDE-subsidie gaat niet naar de winsten van projectontwikkelaars, maar vergoedt de
onrendabele top van duurzame energieprojecten die anders niet gerealiseerd zouden
worden. Jaarlijks wordt de SDE aangepast om tegen de laagste kosten duurzame energie
– en daarmee CO2-reductie – te realiseren. Hiervoor berekent het Plan Bureau voor de Leefomgeving
(PBL) onder meer het redelijk rendement, waarmee oversubsidiëring wordt voorkomen.
Daarbij is er binnen de SDE+ concurrentie tussen projecten, om de kosten zo laag mogelijk
te houden.
Het kabinet streeft naar een evenwichtige lastenverdeling ten behoeve van versterking
en behoud van het draagvlak voor de energietransitie. De SDE+ wordt betaald vanuit
de opslag duurzame energie (ODE), waaraan zowel bedrijven als huishoudens bijdragen.
In het kader van het Klimaatakkoord heeft het kabinet afspraken gemaakt waardoor de
lasten substantieel verschuiven van huishoudens naar bedrijven.
Vraag 3
Hoeveel zonneparken op Nederlands grondgebied zijn in buitenlandse handen? Hoeveel
subsidiegeld, uit de SDE+-regeling, verdwijnt hiermee naar het buitenland?
Antwoord 3
SDE-subsidie is geen cadeau dat wordt toegekend om (buitenlandse) producenten blij
te maken. De SDE wordt ingezet ter dekking van de onrendabele top van duurzame energieprojecten
in Nederland die zonder subsidie niet gerealiseerd zouden worden. Daarbij is de nationaliteit
van de projectontwikkelaar of financier irrelevant. Gegevens over zonneparken die
in handen van buitenlandse aandeelhouders zijn, heb ik niet tot mijn beschikking en
het is ook niet mogelijk om dit te controleren. Bovendien maakt de Nederlandse energievoorziening
onderdeel uit van een vrije (Noordwest-)Europese markt. Deze markt functioneert naar behoren dankzij de concurrentie tussen
bedrijven. Deze bedrijven hebben aandeelhouders uit verschillende landen. Het uitsluiten
van buitenlandse investeerders is niet mogelijk vanwege Europese mededingingsregels
en zou daarnaast leiden tot een beperking van het aantal beschikbare partijen dat
de benodigde projecten wil en kan financieren. Het doel van de SDE+-regeling is om
de productie van duurzame energie tegen zo laag mogelijke kosten te realiseren in
Nederland. De SDE+ zorgt er zo mede voor dat zonneparken gerealiseerd kunnen worden
en dat de aanlegkosten in de loop der jaren terugverdiend kunnen worden. Het is dus
niet zo dat er zonder tegenprestatie subsidiegelden naar het buitenland verdwijnen.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het enerzijds versoberen van de subsidieregeling voor zon-op-dak
voor huishoudens en anderzijds het verdwijnen van de opbrengsten van de Opslag Duurzame
Energie naar projectontwikkelaars, grotendeels opgebracht door diezelfde huishoudens,
goed laat zien hoe onrechtvaardig het huidige klimaatbeleid is? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Antwoord 4
Nee, ik deel die mening niet. Het kabinet vindt het belangrijk dat de transitie haalbaar
en betaalbaar is voor iedereen. Daarom zijn er verschillende regelingen voor huishoudens
en bedrijven om actief mee te doen aan de transitie.
De kosten voor zonnepanelen zijn de afgelopen jaren sterk gedaald en naar verwachting
zullen deze blijven dalen, waardoor zonnepanelen steeds rendabeler worden en dus steeds
minder fiscale stimulering nodig hebben. Op termijn is naar verwachting geen subsidie
meer nodig om zonnepanelen rendabel te laten zijn. Zowel de SDE+ als de afbouw van
de salderingsregeling leiden tot een kosteneffectieve prikkel om te investeren in
zonnepanelen en zorgen voor een financieel aantrekkelijk perspectief. Zo blijft de
energietransitie haalbaar en betaalbaar voor iedereen.
Vraag 5, 7 en 8
Hoe oordeelt u over het feit dat het beloofde gedeelde eigenaarschap niet van de grond
komt?
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat huishoudens wel degelijk meedelen in de opbrengsten
van zonne-energie en de inbreng van hun belastinggeld op een of andere wijze weer
terugzien?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat van de hernieuwbare-energieprojecten wel 50% eigendom
wordt van de omwonenden?
Antwoord 5, 7 en 8
In hernieuwbare energieprojecten die nu tot stand komen, wordt op verschillende manieren
participatie toegepast. Deze praktijk is sterk in ontwikkeling en groeiende. De afspraken
uit het Klimaatakkoord over participatie en de inzet van alle betrokken partijen zijn
hiervoor van groot belang.
Overheden, ontwikkelaars en de coöperatieve sector worden op verschillende manieren
gestimuleerd en ondersteund in het realiseren van de afspraken over (financiële) participatie.
Dit gebeurt onder meer met kennis en expertise, het realiseren van het ontwikkelfonds
voor energiecoöperaties, en het werk van de Participatiecoalitie in de RES’en. Ook
wordt momenteel in interbestuurlijk verband in kaart gebracht welke juridische mogelijkheden
decentrale overheden hebben om te sturen op participatie. Het beeld is dat lokaal
eigendom steeds vaker wordt toegepast. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat wordt
gestreefd naar 50% lokaal eigendom bij hernieuwbare energieprojecten. Dit betekent
dat de omgeving van een project financieel kan participeren door mee te investeren,
waar ook risico’s bij horen. Er zijn ook andere manieren voor de projectomgeving om
financieel mee te profiteren, zoals via een omgevingsfonds. De uiteindelijke keuzes
over financiële participatie zijn onder meer afhankelijk van de kenmerken en mogelijkheden
van de omgeving en het project.
De afspraken uit het Klimaatakkoord over (financiële) participatie zijn onder meer
gemaakt om lusten en lasten eerlijk te verdelen tussen projectontwikkelaars en de
projectomgeving. De afspraken zijn niet gericht op het terug laten vloeien van belastinggeld
naar inwoners van specifieke gebieden. Met het streven naar 50% lokaal eigendom wordt
naast financiële participatie de zeggenschap van de omgeving in een energieproject
versterkt.
Zoals eerder gezegd, is het Klimaatakkoord pas een jaar oud en zijn de effecten van
de inspanningen op het gebied van participatie naar verwachting pas over enkele jaren
volledig zichtbaar. Een oordeel over het van de grond komen van participatie is daarom
nu nog niet te geven. Om de voortgang van participatie te kunnen volgen heb ik, naar
aanleiding van de motie Heerma c.s. van 3 juli 2019 (Kamerstuk 32 813, nr. 361), opdracht gegeven tot de ontwikkeling van een Monitor Participatie Hernieuwbare
energie op land. In de Klimaatnota zal ik u dit najaar informeren over de uitkomsten
van de nulmeting van deze monitor; dat zal het referentiepunt zijn voor volgende metingen.
Als in de loop van de uitvoering van het Klimaatakkoord blijkt dat de ontwikkeling
van participatie achterblijft, kan dit aanleiding zijn tot aanvullende afspraken of
maatregelen.
Vraag 6
Hoe oordeelt u over het feit dat gemeenten geen inzicht hebben in hoe en hoeveel geld
er terugvloeit naar de regio? Acht u dit een wenselijke ontwikkeling?
Antwoord 6
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat het bevoegd gezag erop toeziet dat initiatiefnemers
en de omgeving het gesprek aangaan over de verschillende manieren waarop de omgeving
kan en wil participeren in het project. Deze afspraken worden vastgelegd in een omgevingsovereenkomst.
Ik vind het van belang dat, daar waar het nog niet gebeurt, initiatiefnemers het bevoegd
gezag inzicht geven in de afspraken die gemaakt zijn over financiële participatie
– en dat de omgevingsovereenkomst hiervoor benut wordt.
De mate waarin bedrijven inzicht geven in het delen van projectspecifieke financiële
informatie is aan henzelf. In de praktijk zijn bedrijven open over hun verdiensten
richting partijen waarmee zij samenwerken, zoals energiecoöperaties. Energiecoöperaties bieden het voordeel dat de financiële informatie voor
de leden van de coöperatie transparant en beschikbaar is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.