Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over het rapport 'Nitrogen deposition and ammonia concentrations in the Dwingelderveld as affected by surrounding dairy farms'
Vragen van het lid Van Haga (Van Haga) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het rapport «Nitrogen deposition and ammonia concentrations in the Dwingelderveld as affected by surrounding dairy farms» (ingezonden 10 augustus 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 4 september
2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Stikstofdepositie Natura2000-gebied overschat» en het
rapport «Nitrogen deposition and ammonia concentrations in the Dwingelderveld as affected
by surrounding dairy farms»?1 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Onderschrijft u de conclusies uit dit onderzoek met betrekking tot de ammoniakconcentraties
en de stikstofdeposities? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Het is juist dat de hoogste concentraties en deposities dicht bij de bron te vinden
zijn, maar ook op grotere afstanden is sprake van stikstofdepositie. De conclusie
in het rapport van dhr. Santing dat op enige afstand van de bron (circa 400 meter)
helemaal geen stikstofdepositie meer plaatsvindt, onderschrijf ik dan ook niet.
Voor een gemiddelde individuele ammoniakbron slaat slechts 5% van de totale depositie
neer binnen een straal van 500 meter. De overige 95% verdunt zich geleidelijk over
een veel groter oppervlak. Een deel van de ammoniak komt daarbij tot enkele honderden
kilometers van de bron. De depositie op een afstand van 500 meter is daardoor betrekkelijk
klein. Kleiner dan gemeten kan worden met de meettechniek die dhr. Santing heeft toegepast,
maar daardoor niet verwaarloosbaar. Omdat cumulatie optreedt met deposities van andere
stikstofbronnen én deze deposities ook over grote afstanden verdunnen, zijn ogenschijnlijk
kleine stikstofdeposities van individuele bronnen, zoals op 500 meter afstand het
geval kan zijn, relevant.
Vraag 3
Wat vindt u van het feit dat het OPS-model (Operationele Prioritaire Stoffen – model)
ongeschikt is gebleken voor het simuleren van stikstofdepositie op lokaal niveau door
het ontbreken van een gewascompensatiepunt en door overschatting van de droge depositiesnelheid
bij een lage ammoniakconcentratie?
Antwoord 3
Het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof, onder leiding van dhr. Hordijk, heeft
geconstateerd: «Het OPS-model is geschikt om de verspreiding op lokale schaal te modelleren».
Het rapport van dhr. Santing stelt ten onrechte dat een gewascompensatiepunt in het
OPS ontbreekt. Al enige tijd voor het verschijnen van het rapport (in 2012) maakte
het OPS gebruik van een gewascompensatiepunt. De opmerking met betrekking tot de overschatting
van de droge depositiesnelheid bij een lage ammoniakconcentratie lijkt met het veronderstelde
ontbreken van het gewascompensatiepunt samen te hangen.
Vraag 4 en 5
Welke gevolgen heeft dit rapport voor uw beleid ten aanzien van ammoniakconcentraties
en stikstofdeposities?
Op welke termijn gaat u de aanpassingen in uw beleid ten gevolge van dit rapport doorvoeren?
Antwoord 4 en 5
Het kabinet heeft op 24 april 2020 de structurele aanpak stikstof gepresenteerd (Kamerstuk
35 334, nr.3 met een pakket aan natuur- en bronmaatregelen gericht op het verminderen van de depositie
van stikstof op daarvoor gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden. Het rapport van
dhr. Santing biedt geen aanleiding om het beleid hierop te herzien.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.