Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Marijnissen en Van Gerven over de financiële belangen van testlabs van medisch-microbiologen
Vragen van de leden Marijnissen en Van Gerven (beiden SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de financiële belangen van testlabs van medisch-microbiologen (ingezonden 11 augustus 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 1 september
            2020).
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met de uitzending van Nieuwsuur d.d. 9 juni en het NRC-artikel «Hoe
               Nederland de controle verloor»?1, 2
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2, 3 en 4
            
Erkent u dat er in de eerste maanden van de coronacrisis veel meer testcapaciteit
               aanwezig was dan benut is geweest, zoals beweerd wordt in de uitzending van Nieuwsuur?
            
Hoe verklaart u dat het Landelijk Coördinatieteam Diagnostische Keten ook concludeert
               dat er veel minder tests zijn gedaan dan er capaciteit was en dit volgens hen te wijten
               is geweest aan «beleid»?
            
Wat is volgens u de belangrijkste reden voor het niet benutten van de aanwezige capaciteit
               van de grote testlabs in de eerste maanden van de coronacrisis?
            
Antwoord 2, 3 en 4
            
In februari was het testbeleid gericht op personen die voldeden aan de casusdefinitie,
               waarin onder andere was opgenomen dat mensen met bepaalde klachten afkomstig uit bepaalde
               regio’s of landen met veel gevallen getest konden worden. Begin maart werd in het
               OMT geconstateerd dat er mogelijk een tekort aan testmaterialen zou kunnen ontstaan
               en op 12 maart jl. heeft het OMT geadviseerd tot een restrictief testbeleid vanwege
               de ervaring van veel laboratoria dat de levering van testmaterialen onzeker was als
               gevolg van de wereldwijde vraagexplosie. Laboratoria wilden bovendien voorkomen dat
               de testcapaciteit door te ruim te testen tekort zou schieten voor diagnostiek voor
               kritische zorg. In de loop van maart werden dankzij snelle validatie door het RIVM
               steeds meer laboratoria in staat gesteld te testen op het coronavirus. Op 29 maart
               jl. gaf de Taskforce Moleculaire diagnostiek aan dat er landelijk gesproken voldoende
               laboratoriumcapaciteit beschikbaar was om het testbeleid te verruimen. Daarom adviseerde
               het OMT op 30 maart jl. om het testbeleid per 6 april jl. te verruimen voor personeel
               en patiënten in alle zorgsectoren. Hierna is het testbeleid stapsgewijs verder verruimd.
            
Vraag 5
            
Erkent u de grote gevolgen die het niet benutten van de volledige testcapaciteit heeft
               gehad voor de veiligheid van zorgverleners en hun patiënten?
            
Antwoord 5
            
Er golden in die periode andere beschermende maatregelen voor zorgverleners en patiënten.
               Bij koorts diende zorgpersoneel thuis te blijven, bij lichte klachten diende men tijdelijk
               werkzaamheden zonder patiëntencontact uit te voeren, of diende men persoonlijke beschermingsmiddelen
               te dragen. In alle gevallen vond overleg plaats met de werkgever ter voorkoming van
               risico’s. Voor patiënten gold dat in zorginstellingen waar op een afdeling twee besmettingen
               werden
            
geconstateerd direct de gehele afdeling in quarantaine genomen. Verder is het onverstandig
               om een één op één relatie tussen het wel of niet testen en de veiligheid van zorgverleners
               en patiënten te leggen.
            
Vraag 6
            
Bent u op de hoogte of er sprake is van een financieel belang bij de medisch-microbiologische
               labs bij het zoveel mogelijk uitvoeren van testen in hun eigen labs? Zo ja, kunt u
               uiteenzetten hoe dit zit? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken?
            
Antwoord 6
            
Ik kan mij niet vinden in de suggestie dat genoemde laboratoria een eventueel belang
               bij het uitvoeren van testen een rol hebben laten spelen in de advisering over de
               inzet van testcapaciteit. Ik ga er vanuit dat alle betrokken spelers zich naar eer
               en geweten hebben ingezet en hebben willen inzetten voor een zo adequaat mogelijke
               bestrijding van het virus. Ik verwacht van alle nieuwe laboratoria in Nederland die
               zich hebben laten valideren voor diagnostiek voor Covid-19 dat medische professionaliteit
               en de bereidheid om bij te dragen aan de bestrijding van de crisis voorop staat.
            
Vraag 7, 8 en 9
            
Kunt u toelichten welke gevolgen deze eventuele financiële belangen hebben gehad in
               het betrekken van de grote labs bij het testen?
            
Hoe beoordeelt u het dat medisch-microbiologen bij voorkeur hun eigen labs willen
               inzetten voor het testen? Op welke manier is daarmee de capaciteit van de grote labs
               onderbenut gelaten? Kunt u dit toelichten?
            
Heeft deze opstelling van medisch-microbiologische labs eraan bijgedragen dat de beschikbare
               testcapaciteit in Nederland niet voldoende is benut? Kunt u dit toelichten?
            
Antwoord 7, 8 en 9
            
In het begin van de pandemie is de diagnostiek in Nederland uitgerold volgens een
               reeds bestaand netwerk van opschalingslaboratoria. Het netwerk is opgezet om in situaties
               met een initieel beperkte hoeveelheid kennis en materialen en een afwezig of beperkt
               aanbod van goed gevalideerde testen, toch een snelle en kwalitatief hoogstaande uitrol
               van de noodzakelijke diagnostische capaciteit en expertise in Nederland te faciliteren.
               De opschaling (uitrol van diagnostiek) gebeurt in verschillende fasen, waarbij de
               mate van opschaling afhankelijk is van het verwachtte beloop van een uitbraak: 1) Implementatie,
               validatie diagnostiek bij RIVM en een tweede centraal expertise centrum (Erasmus MC).
               2) Uitrol naar de eerste ring, de zogenaamde opschalingslaboratoria. Dit waren er
               13 begin maart 2020. 3) Uitrol naar overige medisch microbiologische laboratoria.
               Om die reden is gestart met het inzette van testen bij medisch-microbiologische laboratoria
               en zijn later grotere laboratoria aangesloten. Zie verder ook mijn antwoord op de
               vragen 2, 3 en 4.
            
Alle laboratoria die covid-19 diagnostiek uit willen voeren, moesten zich dus hiervoor
               laten valideren door het RIVM. In maart, april en mei zijn bestaande contracten tussen
               zorginstellingen en GGD’en en de hen bekende regionale laboratoria gebruikt voor de
               analyse van testen, en deze volstonden om te kunnen voorzien in de toenmalige vraag.
               Het Landelijk Coördinatiecentrum Diagnostische Keten coördineert sinds 1 juni jl.
               de toewijzing van teststromen aan de verschillende laboratoria, zodanig dat de hoeveelheid
               afgenomen testen vanuit GGD’en matcht met de capaciteit van de betrokken laboratoria.
               Inmiddels is de testvraag zodanig toegenomen dat steeds meer gevalideerde laboratoria
               worden benut.
            
Vraag 10
            
Hoe kan het dat het Outbreak Management Team (OMT) adviseerde om terughoudend te testen
               vanwege schaarste, die er volgens de grote labs niet was? Kunt u dit toelichten?
            
Antwoord 10
            
Zie hiervoor mijn antwoord op vragen 2, 3 en 4.
Vraag 11
            
Is er door medisch-microbiologen in het OMT op enige manier gestuurd op testen via
               de medisch-microbiologische labs?
            
Antwoord 11
            
Ik heb geen zitting in het OMT en ik kan dan ook geen uitspraken over sturing binnen
               het OMT doen.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.