Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Baudet over de ontwikkelingen rondom het coronavirus
Vragen van het lid Baudet (FvD) aan de Minister-President en de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Economische Zaken en Klimaat en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de ontwikkelingen rondom het coronavirus (ingezonden 15 juli 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 1 september
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3657.
Vraag 1
Waarom zijn de landelijke vrijheidsbeperkingen – die noodzakelijk waren om het coronavirus
onder controle te krijgen en het gebrek aan IC-capaciteit te voorkomen – naar uw oordeel
nog steeds noodzakelijk?
Antwoord 1
Een flink deel van de maatregelen die het kabinet in het voorjaar heeft getroffen,
zijn na 1 juni versoepeld. De verspreiding van het virus in Nederland was op dat moment
zodanig dat de zorgsector de behandeling van coronapatiënten en de reguliere zorg
weer kon combineren. De maatregelen die nog in stand werden gehouden, achtte het kabinet
nodig om het risico op een nieuwe grote toename van besmettingen te beperken. Inmiddels
ziet het kabinet een toename van het aantal besmettingen en wordt doorlopend bekeken
of aanvullende maatregelen nodig zijn.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de waarschuwing – Verkorte Brandbrief Corona Maatregele – uit de
medische wereld dat het langer in stand houden van de huidige vrijheidsbeperkingen
meer kwaad dan goed doet?1
Antwoord 2
In de brief geven de schrijvers het signaal af dat voortgang op dezelfde voet meer
schade dan goed zou kunnen doen. Dat is een waardevol signaal en het kabinet waardeert
het zeer dat de schrijvers de moeite hebben genomen om dat signaal te expliciteren
en publiceren.
De brief gaat uit van de onterechte veronderstelling dat het kabinet met de Tijdelijke
wet maatregelen covid-19 (Twm covid-19), die sinds 13 juli jl. als wetsvoorstel bij
uw Kamer aanhangig is (Kamerstuk 35 526, nrs. 1–3), allerlei maatregelen wettelijk wil vastleggen. Dat is echter niet de bedoeling
van het kabinet en ook nooit geweest. Het doel van de Twm covid-19 is om een betere
democratische legitimatie te creëren voor het nemen van maatregelen en waarborgen
te bieden voor de bescherming van grondrechten. Het wetsvoorstel maakt het nemen van
maatregelen onder bepaalde voorwaarden mogelijk, maar de daadwerkelijke activering
van de maatregelen wordt steeds bepaald aan de hand van de actuele situatie en een
afweging van verschillende belangen.
Vraag 3
Hoe meet u of de vrijheidsbeperkingen succesvol zijn? Houdt u daarbij ook rekening
met schade op het gebied van het psychosociale domein, economische schade en schade
aan de reguliere gezondheidszorg?
Antwoord 3
Het RIVM, de GGD’en en het Outbreak Management Team (OMT) volgen de verspreiding van
het virus in Nederland en in de rest van de wereld. Bij de beoordeling of de getroffen
maatregelen effectief zijn kijkt het RIVM onder andere naar het aantal vastgestelde
besmettingen, het aantal patiënten in ziekenhuizen, de aanwezigheid van virusdeeltjes
in het riool en de snelheid en de wijze van de verspreiding. Met behulp van modellering
worden vergelijkingen gemaakt van verschillende maatregelen en hun verwachte effectiviteit.
Daarnaast voert het RIVM onderzoeken uit naar de gevolgen van het virus en de maatregelen
voor de gezondheid.
Het OMT geeft een advies aan de rijksoverheid over de maatregelen die het nodig acht
voor de beheersing en bestrijding van het virus. Daarbij kijkt het OMT naar verschillende
mogelijke maatregelen en probeert het een maatregelenpakket samen te stellen dat proportioneel
en subsidiair is: stevig genoeg om de verspreiding van het virus te beheersen, maar
niet zwaarder of ingrijpender dan nodig. De afweging of de maatregelen die het OMT
voorstelt worden uitgevoerd, is vervolgens aan het kabinet. Het kabinet betrekt bij
het opstellen en afwegen van nieuwe maatregelen voor de bestrijding van covid-19 niet
alleen de gevolgen van de maatregelen op de verspreiding van het virus, maar ook de
maatschappelijke en economische gevolgen van de maatregelen. Allen zo kunnen passende
en proportionele maatregelen worden getroffen. Om voldoende fundament onder de factoren
te krijgen, voert het kabinet gesprekken met verschillende planbureaus (CPB, PBL,
SCP) en het RIVM. Als het kabinet beoordeelt dat maatregelen erg ingrijpend zijn,
overlegt het kabinet met betrokkenen en deskundigen of andere dan wel aanvullende
maatregelen mogelijk zijn die minder belastend zijn voor de samenleving en neemt het
eventueel compenserende maatregelen, zoals economische regelingen.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de aanpak van het coronavirus in het licht van het hernieuwde gezondheidsbegrip,
inhoudende dat gezondheid niet slechts «de afwezigheid van ziekte» betekent maar «het
vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van de sociale,
fysieke en emotionele uitdagingen van het leven»?
Antwoord 4
Het kabinet ziet het, ook binnen de opvattingen over positieve gezondheid waar u aan
refereert, als een belangrijke taak van de overheid om Nederlandse burgers te beschermen
tegen gezondheidsdreigingen waar ze zelf beperkt invloed op kunnen uitoefenen. Waar
mogelijk adviseert het kabinet mensen over de instrumenten die zij zelf kunnen inzetten
om zichzelf beter te beschermen (zoals regelmatig handen wassen, afstand houden en
drukte vermijden) en daarnaast neemt het kabinet maatregelen die mensen zelf niet
kunnen nemen of waarvoor overheidsregulering aangewezen is (zoals testen, bron- en
contactonderzoek, reguleren van samenkomsten). In een aantal gevallen beperken deze
maatregelen de eigen regie van mensen en de mogelijkheden om zelf keuzes te maken
over de risico’s die zij willen nemen en de waarde die zij hechten aan aspecten van
hun leven en hun individuele gezondheid. Bij een uitbraak van een infectieziekte zoals
covid-19 kunnen die individuele keuzes echter ook risico’s veroorzaken voor de gezondheid
van andere mensen. Het kabinet vindt het daarom terecht om in deze situatie de keuzevrijheid
van mensen te beperken met het oog op het bewaken van de collectieve gezondheid. Een
zorgvuldige afweging tussen individueel en gemeenschappelijk belang is daarbij vanzelfsprekend.
Het kabinet vindt het daarbij heel belangrijk dat het Nederlanders meeneemt in de
overwegingen en de argumenten die ten grondslag liggen aan het beleid.
Vraag 5
Heeft u zicht op mensen die door verlies van onderneming of werkloosheid lichamelijke
en psychische problematiek ontwikkelen? Hoeveel mensen, uitgesplitst naar categorie,
in deze kwetsbare groep plegen zelfmoord, komen in armoede terecht of krijgen een
burnout? Welke maatregelen neemt u om deze problematiek te mitigeren?2
Antwoord 5
Er zijn geen kwantitatieve gegevens bekend over het aantal mensen dat door verlies
van onderneming of werkloosheid lichamelijke en psychische problematiek ontwikkelt
of in armoede terecht komt. Hier bestaat geen registratie van.
Het kabinet monitort de sociaaleconomische en maatschappelijke gevolgen van de crisis
via uiteenlopende kanalen. De risico’s en gevolgen voor kwetsbare groepen zoals mensen
met een lichamelijke of psychische arbeidsbeperking en mensen in armoede of met een
laag inkomen hebben daarbij nadrukkelijk de aandacht. Het kabinet volgt de komende
tijd ontwikkelingen in de situatie van bestaande kwetsbare groepen en mensen die door
bedrijfsbeëindiging, faillissement of ontslag geraakt worden.
Het kabinet heeft de afgelopen maanden maatregelen genomen om het verlies van baan
en onderneming zoveel mogelijk te voorkomen. Met de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging
Werkgelegenheid (NOW) komt het kabinet werkgevers tegemoet in de loonkosten, zodat
zoveel mogelijk werkgelegenheid kan worden behouden. De Tijdelijke overbruggingsregeling
zelfstandig ondernemers (Tozo) richt zich op zelfstandig ondernemers die geraakt zijn
door de coronacrisis. De financiële ondersteuning vergroot de mogelijkheid om de onderneming
voort te zetten.
Ook zet het kabinet zich samen met gemeenten en maatschappelijke organisaties in om
te voorkomen dat mensen die het financieel moeilijk hebben verder in de problemen
komen als gevolg van de coronacrisis. De Kamer is over bestaande en nieuwe maatregelen
geïnformeerd via een afschrift van de brief aan de Armoedecoalitie en via de brief
over de invulling van de motie Nijboer c.s. Het kabinet blijft de ontwikkelingen op
het terrein van armoede nauwlettend volgen in overleg met betrokken partijen zoals
VNG en Divosa. Het kabinet heeft op 28 augustus bekend gemaakt de NOW en de Tozo te
verlengen en extra middelen vrij te maken voor onder meer begeleiding van werk(loosheid)
naar werk en de aanpak van armoede en problematische schulden. Dit wordt nader toegelicht
in de Kamerbief Steun- en herstelpakket.
Vraag 6
Heeft u onderzocht wat een verplichting om anderhalve meter afstand van elkaar te
houden betekent voor het geluksgevoel van mensen? Zo nee, kunt u daar een beredeneerde
en onderbouwde inschatting van geven?
Antwoord 6
Nee, dit hebben wij niet onderzocht. Wij kunnen geen beredeneerde en onderbouwde inschatting
geven wat het anderhalve meter afstand van elkaar houden betekent voor het geluksgevoel
van mensen. Voor sommige mensen zal dit een aanzienlijk effect op het geluksgevoel
hebben en voor anderen in het geheel niet.
Vraag 7
Bent u bekend met de VN-inschatting in het rapport «Estimates of the impact of COVID-19
on global poverty» dat armoede een setback krijgt van 30 jaar, in sommige gevallen
20% welvaartscontractie en ruim een half miljard mensen onder de armoedegrens brengt?
Bent u van mening dat welvaart een belangrijke factor is om mensen in leven te houden?
Zo ja, hoe waardeert u onze welvaart ten opzichte van het instandhouden van de coronamaatregelen?3
Antwoord 7
Ja, we zijn bekend met het genoemde VN-rapport wat overigens over wereldwijde armoede
gaat en niet over armoede specifiek in Nederland. Als kabinet streven wij een brede
welvaart na. Brede welvaart gaat over meer dan alleen inkomen. Het gaat ook over het
welzijn van mensen. Gezondheid is daar een belangrijk onderdeel van. De coronamaatregelen
waren en zijn nodig om het virus onder controle te houden. Het onder controle houden
van het virus is van groot belang, ook economisch gezien. Het CPB verwacht in het
geval van een tweede golf en nieuwe grootschalige contactbeperkingen een sterke krimp
die langer aanhoudt. De werkloosheid loopt in dat scenario op tot 10% in 2021. Het
is evident dat we dit scenario moeten voorkomen en dat daarom het volgen van de gezondheidsmaatregelen
zo belangrijk is. Het is dus ook voor de economie en het voorkomen van armoede zaak
om de verspreiding van het virus zoveel mogelijk te beperken. Bovendien heeft het
kabinet voorzien in een breed pakket aan steunmaatregelen met als doel het zoveel
mogelijk beperken van de economische en sociale gevolgen.
Vraag 8
Heeft u overwogen om de landelijke vrijheidsbeperkingen in te trekken en over te gaan
tot een strikt regionale aanpak, inhoudende dat slechts in regio’s waar het virus
weer opduikt tijdelijk passende maatregelen worden genomen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
De uitbraak van het coronavirus heeft wereldwijd geleid tot het nemen van maatregelen.
Er zijn verschillende landelijke, noodzakelijke maatregelen genomen om de verspreiding
van corona maximaal te controleren om daarmee kwetsbaren in de samenleving te beschermen
en overbelasting van de zorg, inclusief de IC-capaciteit, te voorkomen. Bij de maatregelen
is ook sprake geweest van een regionale aanpak, bijvoorbeeld in het voorjaar ten aanzien
van vakantiewoningen in Twente en Zeeland. Ook kan de voorzitter van de veiligheidsregio
– binnen de geldende wetgeving en opdrachten van de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS) – specifieke maatregelen nemen. Deze maatregelen hebben ertoe
bijdragen dat het aantal besmettingen in enkele maanden sterk is teruggelopen en we
nu in een nieuwe fase zitten. De afgelopen tijd is gewerkt aan systemen om vroegsignalering
van het virus mogelijk te maken. Dankzij het werk van onder meer de GGD’en, het RIVM,
de veiligheidsregio’s en de testbereidheid van inwoners met klachten, weten we sneller
of en waar het virus ergens oplaait. GGD’en en veiligheidsregio’s reageren vervolgens
direct en nemen indien nodig passende maatregelen op lokaal niveau. Denk daarbij aan
het uitvoeren van bron- en contactonderzoek om verdere verspreiding te voorkomen en
mensen met een besmetting dringend adviseren om in zelfquarantaine te gaan. Zo voorkomen
we de verdere verspreiding van corona als het ergens oplaait. Afhankelijk van de verdere
ontwikkeling hiervan kunnen aanvullende maatregelen worden opgeschaald naar het regionale
of landelijke niveau of weer worden afgeschaald.
Vraag 9
Bent u het ermee eens dat beleid zoveel mogelijk door lagere overheden moet worden
bepaald en uitgevoerd? Zo ja, waarom bepaalt u dan landelijk beleid in plaats van
het aan de regio’s over te laten?
Antwoord 9
De rijksoverheid en de decentrale overheden trekken op dit punt samen op. Waarbij
het adagium is: lokaal waar het kan, landelijk waar het moet. Provincie- en gemeentebesturen
zijn bevoegd tot regeling en bestuur inzake hun huishouding. In verband met infectieziektebestrijding
bepaalt artikel 7, eerste lid, van de Wpg dat de Minister van VWS leiding geeft aan
de bestrijding van een grote en gevaarlijke epidemie als de onderhavige. Hij kan de
voorzitter van de veiligheidsregio opdragen hoe de bestrijding ter hand te nemen die
daarvoor zijn bevoegdheden op grond van artikel 39 Wet veiligheidsregio’s (Wvr) inzet.
De voorzitters van de veiligheidsregio’s hebben diverse mogelijkheden om eigenstandig
passende en proportionele maatregelen te treffen waardoor regionaal of lokaal maatwerk
mogelijk is. In het kader van de aanpak van de uitbraak van het coronavirus maken
gemeenten bijvoorbeeld afspraken met lokale ondernemers over crowd control in binnensteden,
worden vergunningen afgegeven voor bepaalde activiteiten en hebben verschillende overheden
ook steunpakketten aangekondigd voor hun eigen gemeenschap. Er is doorlopend overleg
tussen het Rijk en decentrale overheden over het geldende beleid rond het coronavirus,
waarbij het Veiligheidsberaad zowel bij reguliere als incidentele overleggen vertegenwoordigd
is.
Vraag 10
Op basis waarvan stelt Hubert Bruls, voorzitter van het Veiligheidsberaad, op dinsdag
7 juli dat er geen crisisdraaiboek is omdat «deze crisis zodanig is dat geen draaiboek
daar op voorbereid is»? Wat zijn de gronden waarop wordt gesteld dat een regionale
lockdown moeilijk of zelfs niet mogelijk is?4
Antwoord 10
Op mijn verzoek heeft de heer Bruls de volgende toelichting gegeven: «De coronacrisis
is uniek in zijn schaal, complexiteit en duur waardoor hier geen op maat gemaakt draaiboek
voor kan zijn. Daartegenover staat dat nationale en regionale overheden zich wel degelijk
voorbereiden op het voorkomen, beheersen en bestrijden van crises, waaronder ook infectieziekten.
De GGD'en beschikken in dit kader over diverse draaiboeken en protocollen. Het bron-
en contactonderzoek is hier een voorbeeld van.
Een regionale lockdown is in theorie mogelijk. Dit is echter een vrij rigoureuze maatregel
en hoeft niet noodzakelijk te zijn als tijdig wordt gereageerd op signalen. De veiligheidsregio's
zijn erop gericht dit zoveel mogelijk te voorkomen. Een recent voorbeeld daarvan is
het afsluiten van een slachthuis met als doel om nieuwe besmettingen te voorkomen.
Een regionale lockdown roept diverse effecten op die moeten worden meegewogen bij
het besluit hiertoe. Denk daarbij aan de lokale economische situatie, maar ook de
invloed ervan op de rest van Nederland. Om dit goed te kunnen doen moet je daarom
op landelijk niveau afspraken maken.»
Vraag 11
Kunt u bewijzen dat het houden van anderhalve meter afstand de kans op besmetting
met het coronavirus noemenswaardig beperkt? Zo ja, bent u bereid het bewijs waar u
zich op baseert openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Het leveren van ondubbelzinnig wetenschappelijk bewijs is voor veel maatregelen in
de publieke gezondheid zeer complex. Als dergelijk bewijs wel beschikbaar komt, delen
we dat graag met u, dat is in de wetenschappelijke wereld overigens ook goed gebruik.
Het OMT heeft echter een aantal sterke aanwijzingen dat afstand houden heel goed werkt
om de verspreiding van het virus tegen te gaan. Het kabinet ziet ook dat deskundigen
wereldwijd, inclusief de Wereldgezondheidsorganisatie, overtuigd zijn van het belang
en de effectiviteit van «social distancing», waaronder het handhaven van fysieke onderlinge
afstand.
COVID-19 wordt met name verspreid via grotere druppels (druppelinfectie) waarvan bekend
is dat zij over het algemeen niet verder dan ongeveer anderhalve meter in de lucht
zweven alvorens op de grond te vallen. Omdat niet iedereen met een meetlint op zak
loopt, adviseren we om twee armlengtes aan te houden, dat is een praktische richtlijn
die ongeveer op anderhalve meter komt. In Nederlandse ziekenhuizen wordt in richtlijnen
voor het behandelen van besmette patiënten sinds jaar en dag anderhalve meter als
afstand gehanteerd waarover druppels met ziekteverwekkers zich kunnen verspreiden.
Vraag 12
Hoe verklaart u dat de wereldwijde massademonstraties, waaronder in Nederland, waarbij
grote groepen mensen lange tijd dicht op elkaar stonden in de buitenlucht, nergens
tot een noemenswaardig aantal nieuwe besmettingen heeft geleid?
Antwoord 12
Of demonstraties nergens tot noemenswaardige nieuwe besmettingen hebben geleid, is
ons niet bekend. Gelukkig wordt bij veel demonstraties voldoende afstand bewaard tussen
de demonstranten. Ook rekenen we erop dat demonstranten conform de door het kabinet
uitgedragen boodschap thuis zijn gebleven indien zij symptomen van het coronavirus
hadden. Op deze manier wordt het risico van overdracht verder verkleind. Het recht
op demonstratie is een grondrecht. Wij vinden het dan ook belangrijk dat dit grondrecht
uitgevoerd kan worden. Dit moet echter wel op een veilige manier gebeuren, met inachtneming
van de maatregelen tegen verspreiding van het coronavirus.
Vraag 13
Waarom wordt het risico op coronabesmettingen nog ingezet als zwaarwegend argument
bij het al dan niet verbieden van evenementen in de buitenlucht, zoals bijvoorbeeld
bij de verboden demonstratie van Viruswaanzin d.d. 21 juni jl.?
Antwoord 13
Vooropstaat dat de bevoegdheid om een demonstratie te verbieden bij de burgemeester
ligt of – in geval van een bovenlokale crisis – bij de voorzitter van de veiligheidsregio,
die daarover verantwoording aflegt aan de gemeenteraad (Wet openbare manifestaties
en artikel 39 e.v. Wvr). Het houden van anderhalve meter afstand is één van de belangrijkste
maatregelen die getroffen zijn om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan.
Als we dit gezamenlijk volhouden, zowel binnen als buiten, wordt het risico op overdracht
aanzienlijk beperkt. Dit geldt dus ook voor evenementen en demonstraties in de buitenlucht.
Een grootschalige demonstratie kent veel deelnemers die uit het hele land kunnen komen.
Dit brengt dus ook het risico met zich mee dat het virus zich onder veel mensen kan
verspreiden. Vooraf dient voldoende duidelijk te zijn of het aantal te verwachten
deelnemers past op de beschikbare locatie, zodat deelnemers in staat blijven anderhalve
meter afstand tot een ander te bewaren. Dit is verder een afweging van het decentrale
bestuur.
Vraag 14
Houdt u er rekening mee dat het coronavirus zich mogelijk voornamelijk verspreidt
via aerosolen in plaats van via grote druppels?
Antwoord 14
Volgens het RIVM zijn grote druppels de belangrijkste verspreidingsroute van het coronavirus.
Het is op dit moment onduidelijk of aerogene verspreiding een relevante rol speelt
bij de verspreiding van het virus. Het RIVM geeft aan dat het beeld van de verspreiding
van het coronavirus hetzelfde is als dat van andere virussen die zich via grote druppels
verspreiden, en niet zoals virussen die zich voornamelijk verspreiden via aerosolen,
zoals bijvoorbeeld de mazelen. De duidelijkste aanwijzing hiervoor is het reproductiegetal.
Voor het coronavirus ligt het reproductiegetal, zonder het treffen van maatregelen,
op basis van huidige inzichten tussen de 2 en 4. Ziekten die zich via fijne kleine
druppeltjes verspreiden en lang in de lucht blijven «hangen» hebben een hoger reproductiegetal,
zo is bijvoorbeeld het reproductiegetal van mazelen 17.
Vraag 15
In welke mate zouden de huidige coronaregels wijzigen, indien u er op enig moment
van overtuigd raakt dat het coronavirus zich voornamelijk verspreidt via aerosolen
in plaats van via grote druppels?
Antwoord 15
Het is niet op voorhand te zeggen hoe de huidige maatregelen zouden wijzigen op het
moment dat we tot nieuwe inzichten komen met betrekking tot de verspreidingsroute
van het coronavirus. Dit is afhankelijk van de op dat moment geldende epidemiologische
situatie en de specifieke nieuwe inzichten. Zoals omschreven in vraag 14 geeft het
RIVM aan dat de belangrijkste verspreidingsroute grote druppels zijn.
Vraag 16
Klopt het dat bij besmetting via grote druppels vooral sociale afstand een mitigerend
effect heeft? Klopt het dat bij besmetting via aerosolen vooral ventilatie en zonlicht
een mitigerend effect hebben?
Antwoord 16
Ventilatie en zonlicht kunnen een rol spelen bij de verspreiding van een virus via
aerosolen. Hoe groot deze rol is, is afhankelijk van een heleboel factoren zoals de
kenmerken van het specifieke virus, de virusload, de temperatuur, de hoeveelheid mensen
bij elkaar in een ruimte, de verblijfsduur in deze ruimte, welke activiteiten zij
ondernemen etc. en het is niet op voorhand te zeggen of ventilatie en zonlicht de
belangrijkste mitigerende effecten hebben bij besmetting via aerosolen.
Vraag 17
Bent u het eens met de stelling dat het verbieden van evenementen zowel werkt bij
besmetting via grote druppels als via aerosolen? Zo ja, waarom stelde het OMT dan
op 25 mei jl. dat de anderhalvemeterregel geen effect zou hebben gehad bij aerogene
verspreiding, terwijl er ook andere maatregelen zijn genomen, zoals het verbieden
van evenementen? Hoe bepaalt u welke maatregelen welk effect hebben gehad?5
Antwoord 17
Het verbieden van evenementen is een maatregel om grootschalige transmissie tussen
mensen te voorkomen. Hierbij wordt transmissie via druppels, zowel via contact als
via aerosolen voorkomen, doordat er minder mensen in grote aantallen bij elkaar komen
onder andere op plekken waar er geen anderhalve meter afstand gehouden kan worden.
Het OMT-advies van 25 mei jl. is gegeven in het kader van transmissie in sportscholen/fitnesscentra
en binnensport. Bij evenementen spelen verschillende andere factoren een mogelijke
rol in de transmissie, bijvoorbeeld crowding (veel mensen die dicht bij elkaar staan),
eventueel alcoholgebruik, onvoldoende hygiëne, direct contact en meezingen bij concerten.
Een zuivere evaluatie of meting van de effectiviteit van een individuele maatregel
is in de praktijk lastig, gezien de complexiteit door andere factoren en maatregelen
die tegelijkertijd van kracht zijn. Aan de hand van modelering en observationele studies
kan evenwel de effectiviteit van een maatregel worden geschat. Hierbij worden bijvoorbeeld
de meest recente (internationale) wetenschappelijke inzichten, kennis van de eigenschappen
van het virus en de epidemiologische situatie in Nederland meegenomen. Het effect
van het opheffen van een maatregel op de epidemie wordt daarnaast ook meegenomen in
de schatting van de effectiviteit.
Vraag 18
Bent u bekend met de richtlijnen van het RIVM over influenza, waarin wordt gesteld
dat bij besmetting van de lagere luchtwegen via aerosolen een honderdmaal lagere besmettingsdosis
nodig is dan via grote druppels? Ziet u relevante parallellen tussen de wijze waarop
corona en influenza zich verspreiden?6
Antwoord 18
Wij zijn bekend met de richtlijnen van het RIVM over influenza.
De minimale besmettingsdosis van het coronavirus is nog niet bekend. Ook de rol van
aerosolen in de transmissie van het virus is nog onbekend, maar het lijkt een minder
belangrijke verspreidingsroute, zoals aangegeven in antwoord op vraag 14.
In de bijlage bij de LCI-richtlijn COVID19 (versie 28 juli 2020) waarin een inhoudelijke
onderbouwing wordt gegeven van de mogelijke rol van aerogene verspreiding van SARS-CoV-2
bij mens-tot-menstransmissie en de bijdrage van ventilatiesystemen stelt het RIVM:
«...dat op basis van de huidige inzichten onduidelijk is of aerogene transmissie een
rol speelt in de verspreiding van SARS-CoV-2. Een uitzondering vormen aerosolvormende
handelingen in de zorg, waar aanvullende maatregelen worden geadviseerd. Verschillende
studies gebaseerd op epidemiologisch, virologisch en modelleringsonderzoeken waaruit
deze inzichten naar voren komen, worden hieronder beschreven.
Het RIVM-CIb heeft van GGD’en geen signaal ontvangen dat er aerogene transmissie heeft
plaatsgevonden. In Nederland zijn wel enkele COVID-19-clusters gerapporteerd waarbij
aerogene transmissie als mogelijk route wordt genoemd, maar hier is nog geen onderzoek
over gepubliceerd. Dit betreft met name uitbraken bij koren, waarover apart zal worden
geadviseerd. Ook een repoductiegetal van 2–4 lijkt niet te wijzen op aerogene verspreiding
en op een wezenlijke bijdrage aan de directe mens-op-menstransmissie van SARS-CoV-2
(ECDC rapid risk assessment 23 april 2020).»
Vraag 19
Erkent u dat bij buitenactiviteiten een sterk gereduceerd risico op coronabesmetting
bestaat?
Antwoord 19
Theoretisch gezien zou geconcludeerd kunnen worden dat er bij buitenactiviteiten een
sterk gereduceerde kans is op besmetting. Op dit moment is er daar echter geen wetenschappelijk
bewijs voor.
Vraag 20
Bent u bekend met de superspreading database van Koen Swinkels? Deelt u zijn bevinding
dat besmettingen vooral plaatsvonden in min of meer afgesloten ruimtes, zonder voldoende
toevoer van frisse lucht? Zo ja, onderschrijft u het belang van goede ventilatie?
Wat is uw mening over het Deltaplan Ventilatie van Maurice de Hond?7
Antwoord 20
Wij zijn bekend met de database van de heer Swinkels. Uit de gegevens in zijn database
blijkt vooralsnog dat de meeste superspreading events zich binnen afspeelden. De heer
Swinkels plaatst tegelijkertijd ook een aantal belangrijke kanttekeningen bij deze
conclusie.
Zo heeft het virus zich voor het eerst gemanifesteerd tijdens het griepseizoen, een
seizoen waarin mensen veel tijd binnen doorbrengen. Daarnaast is het virus pas zeven
maanden bekend waardoor er nog onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om te concluderen
dat besmetting buiten het griepseizoen en buitenshuis minder vaak voorkomt. Bovendien
acht de heer Swinkels het aannemelijk dat andere oorzaken die de kans op een besmetting
verhogen niet of onvoldoende zijn onderzocht.
Verder hebben wij kennis genomen van het idee voor een Deltaplan Ventilatie zoals
door de heer De Hond wordt voorgesteld. Wij hebben het RIVM een aantal vragen gesteld
over de relatie tussen ventilatie en de verspreiding van covid-19. Het RIVM concludeert
dat goed ventileren noodzakelijk is voor een gezond en prettig binnenklimaat. Het
helpt ook om de overdracht van ziekteverwekkers die luchtweginfecties veroorzaken,
zoals het coronavirus, te voorkomen.
Het RIVM geeft aan dat het vooralsnog geen aanwijzingen ziet dat de huidige eisen
voor ventilatie in bestaande bouw en nieuwbouw uit het Bouwbesluit 2012 aangepast
zouden moeten worden. Daarnaast gelden er uit voorzorg specifieke adviezen op het
gebied van ventilatie en verkoeling. Deze informatie is te vinden op de website van
het RIVM en op rijksoverheid.nl. Een Deltaplan, zoals de heer De Hond voorstelt, achten
wij op dit moment nog niet nodig.
Vraag 21
Hoeveel procent van de mensen die de afgelopen maand getest zijn, zijn besmet? Hoeveel
personen per miljoen inwoners zijn er besmet? Bent u van mening dat Nederland op dit
moment een zeer veilig risicoprofiel heeft? Zo ja, hoe beïnvloedt dit verlichting
van de coronamaatregelen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 21
De afgelopen vier weken hebben de GGD’en 459.037 testen afgenomen. Hiervan zijn er
13.583 mensen positief getest (2,96%). Dat is een duidelijke stijging ten opzichte
van de maand ervoor. Toen zijn 362.094 mensen getest, waarvan 3.072 positief (0,85%).
Ook de R-waarde is gestegen en sinds enige tijd boven de 1. Deze toename is reden
tot zorg en een verlichting van de maatregelen past vooralsnog niet bij deze ontwikkeling.
Daarom is het belangrijk dat iedereen zich goed aan de gedragsmaatregelen houdt, zodat
wij het virus samen onder controle kunnen houden.
Vraag 22
Bent u van mening dat er reëel besmettingsgevaar is door het aanraken van oppervlaktes?
Zo ja, waarop baseert u dat? Zo nee, hoe beïnvloedt dat de aanpassing van de coronamaatregelen
en wanneer wordt het advies van het RIVM op de nieuwe inzichten aangepast?
Antwoord 22
Het RIVM acht de kans klein dat het coronavirus zich verspreidt via oppervlakten.
In het laboratorium is weliswaar aangetoond dat dit kan, maar dat was bij ideale omstandigheden
die zelden zullen voorkomen. Daarom blijft het advies de kans zo klein mogelijk te
houden, bijvoorbeeld door regelmatig de handen te wassen met zeep en zo min mogelijk
het gezicht aan te raken met de handen.
Vraag 23
Tot wanneer is het naar uw oordeel noodzakelijk dat mensen verplicht anderhalve meter
afstand van elkaar houden?
Antwoord 23
Het houden van een veilige afstand blijft een belangrijke (te overwegen) maatregel
zo lang het risico op een grote uitbraak van covid-19 in Nederland niet op een minder
ingrijpende manier voldoende kan worden beperkt.
Vraag 24
Houdt u er rekening mee dat er nooit groepsimmuniteit wordt bereikt, bijvoorbeeld
omdat er geen vaccin wordt ontdekt, of het virus steeds verandert?
Antwoord 24
Ja, hier houden wij rekening mee. Er wordt mede daarom ook fors geïnvesteerd in de
ontwikkeling van geneesmiddelen tegen covid-19. Overigens zijn er tot op heden geen
aanwijzingen dat er geen effectief en veilig vaccin zal worden ontdekt.
Vraag 25
Waarom heeft het RIVM het streven naar groepsimmuniteit geadviseerd aan de regering
terwijl op 1 april jl. het RIVM aangaf nog onderzoek te doen naar de werking groepsimmuniteit?
Was voldoende bekend wat de effecten van deze strategie zouden zijn, voordat het advies
werd gegeven? Zo nee, waarom is het advies gegeven?
Antwoord 25
In de technische briefing van 18 maart jl. is door professor Van Dissel over groepsimmuniteit
gesproken. Er is echter over groepsimmuniteit gesproken als neveneffect van maatregelen,
niet als een doel op zich. Dit werd in deze briefing door professor Van Dissel nog
extra benadrukt. Er is daarom nooit het advies gegeven om te streven naar groepsimmuniteit.
Het onderzoek waar u op doelt betreft waarschijnlijk de PIENTER-Corona studie waar
met name gekeken wordt hoe het nieuwe coronavirus zich verspreidt onder de Nederlandse
bevolking (leeftijdsgroepen, type klachten etc.). Een van de doelen van deze studie
is ook om inzicht te verkrijgen in de prevalentie (percentage aantal mensen dat ziek
is of is geweest) van waaruit een schatting gemaakt zou kunnen worden over de groepsimmuniteit.
Deze data geven inzicht in de verdere verspreiding van het virus.
Vraag 26
Waarom sprak de Minister-President zich op 16 maart jl. tijdens zijn toespraak uit
ten faveure van groepsimmuniteit?
Antwoord 26
De Minister-President heeft in zijn toespraak van 16 maart jl. geschetst, dat er drie
scenario’s zijn hoe de corona-epidemie aangepakt kan worden. In het eerste scenario
laten we het virus ongecontroleerd gaan. Dat kan de zorgcapaciteit niet aan en leidt
tot veel doden aan covid-19. Een andere keuze was een volledige lockdown tot er een
vaccin of geneesmiddel is. Dat kan een tijd duren. Een langdurige lockdown is niet
wenselijk en acceptabel. Het kabinet heeft gekozen voor het scenario van maximaal
controleren. «Maximaal controleren» betekent volgens het kabinet dat het virus zal
blijven rondgaan onder de bevolking, maar dat nieuwe, grotere uitbraken worden ingedamd
op het moment dat die de kop opsteken. Het doel daarbij is om de kwetsbaren te beschermen
en te zorgen dat de zorg het aankan. Naarmate het virus langer onder ons is, zullen
meer mensen immuun worden en bouw je een vorm van groepsimmuniteit op. Dat is dus
een bijeffect van het gekozen scenario, zeker geen doel van het kabinet op zich.
Vraag 27
Wordt er ook specifiek preventiebeleid gevoerd om onze samenleving beter weerbaar
te maken tegen het coronavirus? Zo ja, hoe ziet dat beleid eruit? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 27
Het meest specifieke preventiebeleid waar we in investeren, is de ontwikkeling van
een vaccin. Verder werkt de Minister van VWS samen met de brancheverenigingen in de
langdurige zorg aan werkwijzen en richtlijnen om kwetsbare mensen in instellingen
voor langdurige zorg beter en gerichter te kunnen beschermen. Tot slot kunnen wij
voor de langere termijn ook nog wijzen op de maatregelen die het kabinet al in gang
heeft gezet in het kader van het Preventieakkoord om een gezondere levensstijl te
bevorderen. Deskundigen verwachten dat algemene preventiemaatregelen die de gezondheid
van de Nederlandse bevolking vergroten, ertoe kunnen leiden dat minder besmette personen
ernstig ziek worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het terugdringen van obesitas en
alcoholgebruik.
Vraag 28
Erkent u dat bewegen belangrijk is voor ouderen en voor mensen met onderliggend lijden?
Bent u bekend met het fenomeen «deconditioning syndrome», waarin mensen door psychisch
of fysiek trauma stoppen met bewegen? Ziet u een relatie tussen de coronacrisis en
«deconditioning syndrome»? Zo ja, voorziet u dat extra maatregelen nodig zijn om de
kwetsbare groep weer aan het bewegen te krijgen?8
Antwoord 28
Wij onderkennen dat voldoende bewegen belangrijk is voor ouderen en voor mensen met
onderliggend lijden. Bewegen is van belang voor de vitaliteit en fitheid van alle
mensen en bevordert de gezondheid. Het «deconditioning syndrome» beschrijft een vicieuze
cirkel waarbij een periode van inactiviteit leidt tot terugval van de algemene conditie,
verlies van spiermassa en functionele achteruitgang. Dat verhoogt vervolgens weer
de drempel om meer te gaan bewegen. In hoeverre er een relatie is met de coronacrisis
kunnen wij niet zeggen, maar het is wel bekend dat mensen over het algemeen minder
zijn gaan bewegen in deze periode. Het lijkt ons dan ook van belang dat hulpverleners
in de ouderenzorg hier alert op zijn en hier rekening mee houden bij het aanbieden
van beweegprogramma’s. In zijn algemeenheid zien we dat de dagbestedingsprogramma’s
voor cliënten in de langdurige zorg weer op gang komen. Daar hoort ook gepast bewegen
bij, zoals het maken van een wandeling. We willen in zijn algemeenheid de komende
jaren meer gaan inzetten op de vitaliteit van alle Nederlanders, onder andere met
beweegprogramma’s vanuit gemeenten, zorgaanbieders en buurtsportcoaches. Daar komt
bij dat we interdepartementaal een werkgroep starten om een routekaart bewegen op
te stellen, voor elke levensfase dus ook voor de ouderen, om het percentage Nederlanders
dat aan de beweegnorm voldoet te laten stijgen.
Vraag 29
Erkent u dat Jacco Wallinga, hoofd computermodellen van het RIVM, een verkeerde aanname
heeft gedaan in het programma voor het berekenen van de effecten van corona op Nederland?
Wat was de invloed van deze fout op beleid? Heeft u daarop moeten corrigeren? Waaruit
bestonden de correcties?9
Antwoord 29
In uw vraag wordt waarschijnlijk gerefereerd naar het aantal dagen dat een patiënt
gemiddeld op de intensive care zou liggen. Dat bleek in Nederland 23 dagen, een langere
opnameduur dan in eerste instantie gedacht op basis van buitenlandse – met name Chinese –
ervaringen. De modellen van het RIVM worden op basis van de beschikbare informatie
gemaakt waarin de wetenschappers trachten de complexe werkelijkheid zo precies mogelijk
weer te geven en op basis hiervan te adviseren welke maatregelen wel of niet effectief
zijn. Op basis van het voortschrijdend inzicht en nieuw beschikbare wetenschappelijke
literatuur, onder meer over het verloop van de ziekte en ervaringen in Europa en Nederland
zelf, kunnen modellen worden aangepast. Dat is hier ook gebeurd. De aanpassing heeft
geen consequenties gehad op het beleid.
Vraag 30
Bent u bekend met de melding van viroloog Christian Drosten d.d. 24 april jl. dat
het RIVM gebruik heeft gemaakt van statistisch insignificante data? Erkent u dat het
geval is geweest? Welke maatregelen zijn genomen om dit te corrigeren?
Antwoord 30
Wij vermoeden dat u doelt op een deel van het interview van de heer Drosten op de
Duitse televisie op 24 april jl. Deze opmerkingen zijn weinig specifiek. Ik begrijp
dat het zou gaan om data die door hem nagerekend zouden zijn, die destijds gedeeltelijke
schoolopening mogelijk zouden moeten maken en waarover hij waarschuwt dat ze niet
significant zouden zijn.
Het is ons niet duidelijk waar het hier precies over gaat, ook wordt nergens duidelijk
dat het om modellering gaat. De term statistische significantie slaat op een nulhypothese
die getoetst wordt, niet op de data die gebruikt wordt in de toets. Er kan dus in
deze context geen sprake zijn van statistisch insignificante data. Als een wetenschapper
een belangrijke fout in de Nederlandse berekeningen meent te hebben gevonden, dan
is het RIVM gaarne bereid om hierover via de gebruikelijke kanalen met de wetenschapper
van gedachten te wisselen en eventueel tot correctie over te gaan.
Vraag 31
Bent u bekend met de uitzending van Nieuwsuur waar kritiek wordt geuit op de wijze
waarop Minister-President Rutte een-op-een het advies van het OMT overneemt? Is het
advies van het OMT voldoende kritisch bekeken? In welke mate zijn andere belangen
dan de volksgezondheid gewogen?
Antwoord 31
Het is ons niet duidelijk op welke uitzending van Nieuwsuur u precies doelt, maar
het kritiekpunt dat het kabinet onvoldoende rekening zou houden met andere belangen
dan volksgezondheid hebben wij eerder gehoord en daar hebben de Minister-President
en de Minister van VWS ook al eerder vragen over beantwoord in plenaire debatten in
de Tweede Kamer.
Zoals de Minister van VWS ook heeft toegelicht in zijn brief van 21 juli jl. (Kamerstuk
25 295, nr. 463) maakt het kabinet gebruik van meer adviseurs en deskundigen dan alleen het OMT10. De adviezen van het OMT zijn steeds besproken in een Bestuurlijk Afstemmingsoverleg
(BAO) met vertegenwoordigers van een aantal uitvoerende en bestuurlijke organisaties.
Vervolgens zijn op basis van de adviezen van het OMT en het BAO beleidsvoorstellen
gemaakt die zijn besproken in de nationale crisisorganisatie, waarin een brede vertegenwoordiging
van departementen en enkele vertegenwoordigers van de veiligheidsregio’s zijn opgenomen.
De uiteindelijke besluitvorming heeft plaatsgevonden in de Ministeriële Commissie
Crisisbeheersing. Alle departementen hebben gedurende de uitbraak contacten onderhouden
met deskundigen en belangenbehartigers op hun terrein. Het kabinet betrekt bij het
opstellen en afwegen van nieuwe maatregelen voor de bestrijding van covid-19 niet
alleen de gevolgen van de maatregelen op de verspreiding van het virus, maar ook de
maatschappelijke en economische gevolgen van de maatregelen. Allen zo kunnen passende
en proportionele maatregelen worden getroffen. Om voldoende fundament onder de factoren
te krijgen, voert het kabinet gesprekken met verschillende planbureaus (CPB, PBL,
SCP) en het RIVM. Tot slot wijzen wij erop dat het kabinet zijn maatregelen in eerste
instantie wekelijks en later periodiek heeft besproken met uw Kamer.
Vraag 32
Bent u bekend met de uitlating van Gowri Gopalakhrisna, doctor in de epidemiologie
aan het VUmc, d.d. 25 april jl. dat het OMT zijn adviezen niet onderbouwt? Bent u
het eens met haar dat de adviezen een magere wetenschappelijke onderbouwing hebben?
Antwoord 32
De uitlatingen dat het OMT zijn adviezen onvoldoende zou onderbouwen, zijn ons bekend.
Een belangrijke reden waarom de Nederlandse overheid een advies aan het OMT vraagt,
is dat er bij de uitbraak van een nieuwe ziekte, zoals covid-19, nog onvoldoende wetenschappelijk
onderbouwde richtlijnen zijn om het overheidsbeleid (volledig) vorm te kunnen geven.
Het doel van het OMT is om met de beschikbare wetenschappelijke kennis aangevuld met
beoordelingen van de ter zake meest deskundige experts een zo goed mogelijk advies
te geven over de aanpak van deze specifieke infectieziekte-uitbraak. Het kabinet is
daarom van mening dat de kwalificatie «magere wetenschappelijke onderbouwing» niet
terecht is.
Vraag 33
Bent u bekend met de uitspraak van Eric-Jan Wagenmakers, professor methodologie aan
de UvA, d.d. 25 april jl. dat wetenschappers informatie aandragen en dat politiek
de beslissing dient te nemen? Bent u het met deze uitspraak eens? Zo ja, hoe is dit
geborgd in de werkrelatie tussen OMT en regering?
Antwoord 33
Het kabinet is het daar grotendeels mee eens, zij het dat het OMT geen wetenschappelijke
organisatie is, maar een expertteam dat met gebruikmaking van zijn wetenschappelijke
kennis en ervaring deskundigenadviezen geeft aan de overheid over de aanpak van de
uitbraak. Voor de vraag over de werkrelatie verwijzen wij graag naar het antwoord
op vraag 31.
Vraag 34
Is de primaire doelstelling nog steeds om de ic-capaciteit niet over te belasten,
het zogenaamde «flatten the curve», zoals het RIVM aangaf in haar video van 6 april
jl.? Zo ja, waarom – gegeven dat er voldoende ic-capaciteit is – worden de maatregelen
niet versneld afgebouwd? Zo nee, wat zijn de aanvullende doelstellingen van de coronamaatregelen?
Antwoord 34
Zoals in diverse brieven aangegeven, is de doelstelling van het kabinet om de verspreiding
van corona maximaal te controleren om daarmee kwetsbaren in de samenleving te beschermen
en overbelasting van de zorg, inclusief de IC-capaciteit, te voorkomen. Alle maatregelen
en versoepelingen zijn gericht op het maximaal controleren van de verspreiding van
corona, met oog voor zo min mogelijk beperking voor betrokkenen.
Vraag 35
Erkent u dat Nederland effectiever de coronacrisis had kunnen aanpakken als begin
februari verschillende scenario's geprepareerd waren?
Antwoord 35
Bij de start van de uitbraak heeft het kabinet op basis van de toen beschikbare informatie,
kennis en adviezen getracht de juiste maatregelen te treffen. De Minister van VWS
rapporteert over de geleerde lessen aan uw Kamer met de brief die u heden heeft ontvangen.
Daarnaast is de Onderzoeksraad voor Veiligheid een onderzoek gestart naar de aanpak
van de Coronacrisis door de Nederlandse overheid en andere betrokken partijen.
Vraag 36
Bent u bekend met het bericht dat Nederland op 7 februari jl. een Boeing met mondkapjes
naar China heeft gestuurd? Bent u van mening dat deze schaarse middelen ook zouden
zijn verstrekt als men twee weken eerder op de hoogte was van de ernst van de situatie?
Antwoord 36
Ja. Het transport naar China in februari betrof een humanitaire vlucht die hulpgoederen
kwam ophalen die door de Chinese ambassade en bedrijven waren ingezameld en gefinancierd
voor het in die periode zwaar getroffen Wuhan. Op verzoek van de Chinese autoriteiten
heeft Nederland – zoals te doen gebruikelijk bij humanitaire vluchten en uit solidariteit
met de bevolking van Wuhan – gefaciliteerd in het voorzien van landingsrechten voor
dit toestel. Het kabinet heeft niet in natura bijgedragen aan de bestrijding van Covid-19
in China. Er was in februari nog geen sprake van schaarste in deze middelen. In de
EU zijn er pas op 14 maart beperkingen gesteld aan het uitvoeren van persoonlijke
beschermingsmiddelen.
Vraag 37
Bent u van mening dat het carnaval in de besmettingshaard Noord-Brabant doorgang had
gevonden als de coronacrisis al twee weken eerder serieus was genomen? Zou u het carnaval
typeren als een super spreading event?
Antwoord 37
Bij de start van de uitbraak heeft het kabinet op basis van de toen beschikbare informatie,
kennis en adviezen getracht de juiste maatregelen te treffen. Hoewel carnaval als
geheel niet als superspreading event getypeerd kan worden geldt dit in sommige dorpen
of steden wel.
Vraag 38
Hoe dodelijk is het coronavirus? Is het coronavirus minder dodelijk gebleken dan oorspronkelijk
gedacht?
Antwoord 38
Het is bij verschillende epidemieën met nieuwe ziekten zo dat in eerste instantie
vooral de meest ernstige ziektebeelden opvallen en worden geregistreerd. Dat leidt
in eerste instantie altijd tot een overschatting van de ernst van de ziekte. Als er
in de loop van de epidemie meer gegevens bekend worden, ook over de lichtere infecties
onder de bevolking, moet dit cijfer over het algemeen naar beneden worden bijgesteld.
Bij covid-19 is dit ook het geval. De gevonden letaliteit is sterk afhankelijk van
verschillende factoren, zoals het testbeleid, de kwaliteit van medische zorg en de
aanwezigheid van risicogroepen in de bevolking. De schattingen variëren momenteel
tussen 0,5 en 1% van de patiënten. De letaliteit van de ziekte zou zonder de genomen
maatregelen veel hoger zijn geweest. Zonder deze maatregelen zouden zorgverleners
tijdens de eerste golf nog meer patiënten dan nu het geval was te verwerken hebben
gehad en zouden nog meer slachtoffers zijn gevallen. Daarmee zou ook de langdurige
ziektelast onder personen die het coronavirus hebben gehad, veel groter zijn geweest.
Vraag 39
Gegeven dat u op 25 juni jl. COVID-19 heeft vastgesteld op een Infection Fatality
Risk (IFR) van 0,32, en dus minder dodelijk is dan eerder werd gedacht, waarom staat
het virus dan nog op Groep A van de Wet Publieke Gezondheid (waarvoor de meest vergaande
dwingende maatregelen kunnen worden opgelegd)?
Antwoord 39
De Infection Fatality Rate is niet de enige factor die wordt meegewogen bij het bepalen
welke ziekten tot groep A gerekend moeten worden. Het gaat om een algehele beoordeling
van de dreiging en het risico voor de samenleving. Daarbij kijkt het kabinet bijvoorbeeld
ook naar de wijze en snelheid van besmetting, de weerstand in de samenleving en de
beschikbaarheid van een effectieve geneeskundige behandeling.
Vraag 40
Kunt u aangeven op welke lijst van de Wet Publieke Gezondheid het Influenzavirus staat?
Wat rechtvaardigt het verschil met corona?
Antwoord 40
De bekende humane influenzavirussen staan niet in de Wpg genoemd als meldingsplichtige
ziekten, tenzij er sprake is van een uitbraak binnen een instelling. Een humane infectie
ten gevolge van een dierlijk influenzavirus is wel een meldingsplichtige ziekte, gecategoriseerd
in groep B1. Daarmee wordt het op basis van de Wpg mogelijk een epidemie te bestrijden
die veroorzaakt wordt door een zoönotisch nieuw subtype humaan influenzavirus waarbij
ernstig gevaar voor de volksgezondheid bestaat.
Het coronavirus en het influenzavirus zijn twee verschillende soorten virussen. Alhoewel
er enkele overeenkomsten zijn tussen deze twee virussen, zoals de manier waarop deze
virussen zich verspreiden (via druppels) en het feit dat sommige klachten van covid-19
overeenkomen met griepverschijnselen, zijn er ook verschillen, onder andere het verloop
van de infecties die zij veroorzaken. Het influenzavirus veroorzaakt de griep. In
de meeste gevallen heeft de griep een onschuldig beloop, soms is er grotere kans op
ernstige klachten en kan er iemand aan overlijden. covid-19 verloopt soms met alleen
milde klachten die lijken op griepverschijnselen, maar in andere gevallen veroorzaakt
covid-19 ook klachten die we niet zien bij de griep. Het gaat hierbij ook om ernstige
klachten waarbij de longen en andere organen en de bloedvaten schade oplopen. Daarnaast
is de letaliteit hoger dan bij de gewone seizoensinfluenza. Er is nog geen effectief
vaccin om te beschermen tegen covid-19. Ook is het internationaal gezien van belang
dat covid-19 in Nederland behoort tot groep A meldingsplichtige ziekten, omdat we
daarmee aansluiten bij de Europese en internationale meldingsplicht.
Vraag 41
Bent u bekend met het gegeven dat in 2019 Sars-CoV-2 een nieuw virus zou zijn? Bent
u ermee bekend dat tijdens ontwikkeling van het vaccin bleek dat het virus grote overeenkomsten
vertoonde met Sars-1 uit 2002 en andere typische seizoensgebonden virussen? Acht u
het denkbaar dat COVID-19 ook grote overeenkomsten met influenza vertoont?
Antwoord 41
Ja, we zijn bekend met het gegeven dat het SARS-CoV-2 virus een nieuw humaan coronavirus
is. SARS-CoV-2 is genetisch het meest verwant aan het SARS-coronavirus uit 2002. Deze
overeenkomst is al snel aan het licht gekomen, vandaar ook de naam van SARS-CoV-2.
Maar, deze genetische overeenkomst wil niet zeggen dat covid-19 dezelfde ziekte is
als SARS. De epidemiologische karakteristieken zijn verschillend en voor een deel
nog niet geheel begrepen. Zie voor het overige ook het antwoord op vraag 40.
Vraag 42
Hoeveel van alle «coronadoden» zijn overleden aan corona en hoeveel met corona?
Antwoord 42
Het is niet goed mogelijk om een uitspraak te doen hoeveel mensen aan corona zijn
overleden. Met betrekking tot het aantal doden met corona, zijn tot en met 25 augustus
10:00 uur in Nederland in totaal 6207 mensen overleden waarvan bevestigd was dat zij
geïnfecteerd waren door het coronavirus volgens het RIVM. Naar verwachting is het
werkelijke aantal mensen dat is overleden aan corona hoger, omdat niet bij alle overledenen
de doodsoorzaak wordt onderzocht, zodat zeker in het begin van de epidemie de infectie
bij veel overledenen niet is vastgesteld of bevestigd. Verder zijn de statistieken
in dezen afhankelijk van wat de individuele arts invult op het overlijdensformulier
en kan er sprake zijn van een complex van factoren waaraan iemand overlijdt en de
interpretatie van de individuele arts hiervan.
Vraag 43
Wat is de gemiddelde leeftijd van coronadoden? Zou u zeggen dat patiënten in een bepaalde
leeftijdscategorie een hoger risico lopen dan andere patiënten?
Antwoord 43
Leeftijd is een belangrijke risicofactor. Gemiddeld is de helft van de opgenomen patiënten
68 jaar of ouder, van de overleden patiënten was de helft 83 jaar of ouder. De helft
van de gemelde patiënten is echter jonger dan 53, bij deze groep is er ook sprake
van sterfte en aanzienlijke ziektelast. Er zijn ook andere factoren die risicoverhogend
zijn, zoals overgewicht. Daarom spreken we over kwetsbare personen. Overigens kunnen
ook niet-kwetsbare personen ernstig ziek worden of sterven aan het virus.
Vraag 44
Bij hoeveel procent van de overledenen jonger dan 70 jaar is sprake van onderliggend
lijden, zoals cardiovasculair lijden, diabetes mellitus of chronische longaandoening?
Zou u zeggen dat coronadoden jonger dan 70 jaar doorgaans last hebben van onderliggend
lijden?
Antwoord 44
69,4% van de overleden covid-19-patiënten jonger dan 70 jaar had een onderliggende
aandoening. Het werkelijke aantal overleden covid-19-patiënten (jonger dan 70 jaar)
is hoger dan het aantal overleden patiënten gemeld in de rapportages, omdat niet alle
personen met covid-19 worden getest.
Vraag 45
Hoeveel procent van de coronapatiënten heeft ernstige symptomen? Gegeven dat coronadoden
vooral voorkomen bij hoge leeftijden en patiënten met onderliggend lijden en gegeven
dat de bulk van de patiënten zeer milde symptomen heeft, zou u, als u dit eerder had
geweten, gekozen hebben voor een ander pakket coronamaatregelen? Zo ja, welke?
Antwoord 45
Het is moeilijk om een precies antwoord te geven op deze vraag omdat dit sterk afhankelijk
is van het testbeleid. Bij een laagdrempelig testbeleid (zoals nu in vergelijking
met het begin van de epidemie) daalt het percentage mensen met ernstige symptomen
ten opzichte van het aantal positief geteste mensen (want meer mensen laten zich testen).
Het was vrij snel helder dat de ernstige beelden zich voordeden bij kwetsbare personen.
Het beleid is er vanaf het begin op gericht geweest deze groep te beschermen en ervoor
te zorgen dat de zorg niet overbelast raakt.
Zoals genoemd in ons antwoord op vraag 43, kunnen ook jonge mensen, zonder onderliggend
lijden, ziek worden. Omdat het om grote aantallen mensen gaat, is de maatschappelijke
impact groot. We hebben in het begin het beleid gebaseerd op de situatie en ervaring
in andere landen en daarna ook in Nederland en de maatregelen aangepast afhankelijk
van de situatie op dat moment.
Vraag 46
Heeft u overwogen om specifiek de risicogroep in bescherming te nemen, zodat de rest
van de maatschappij minimale last ondervindt van de coronamaatregelen, wellicht gecombineerd
met het tegengaan van super spreading evenementen? Overweegt u alsnog deze maatregelen
in te voeren?
Antwoord 46
Nee. Het is bekend dat het coronavirus onder met name jongeren in de meeste gevallen
een mild verloop kent, maar jongeren raken wel besmet. Een deel van de groep kan hierbij
ook flink ziek worden of langdurig klachten aan overhouden. Zij kunnen het virus overdragen
aan vrienden, familieleden of collega’s. Deze personen kunnen op hun beurt tot risicogroepen
behoren.
We verslaan het virus alleen als we dit samen doen. Het is dus ook van belang dat
we ons allemaal aan de maatregelen houden. Hierdoor bescherm je niet alleen jezelf,
maar ook de kwetsbare personen van onze samenleving en voorkomen we dat we opnieuw
tot generiek ingrijpende maatregelen moeten besluiten met alle economische en sociale
nadelen van dien, voor een ieder.
Vraag 47
Bent u bekend met de uitdrukking «De verpleeghuizen zijn het putje van de coronacrisis»,
van advocaat Liesbeth Zegveld d.d. 25 juni jl. op Radio 1? Waren er naar uw mening
voldoende beschermende maatregelen voor mensen in de verpleeghuizen? Is er tijdig
ingegrepen? Zo ja, waarop baseert u dat tijdig ingrijpen heeft plaatsgevonden?11
Antwoord 47
Het beschermen van kwetsbare mensen, waaronder ouderen, zijn steeds onderdeel geweest
van onze strategie. Het verbieden van bezoek was een noodzakelijk en ingrijpende maatregel
met dat doel.
Specifiek ten aanzien van de persoonlijke beschermingsmiddelen geldt dat de verdeling
in eerste instantie geschiedde op basis van het feit dat de (eerste) Covid-19-patiënten
vooral in de acute zorg terechtkwamen en als gevolg daarvan de tekorten aan persoonlijke
beschermingsmiddelen zich daar als eerste uitten. Een deel van de middelen was ook
toen al beschikbaar voor andere sectoren dan de acute zorg, zoals de langdurige zorg
en voor noodsituaties. Al gauw bleek dat deze insteek niet meer paste. Steeds meer
instellingen in de langdurige zorg kregen te maken met bewoners met (verdenking van)
Covid-19. Zij gingen over op isoleren of inrichten van aparte cohortafdelingen, waar
deze bewoners behandeld konden worden en waar het zorgpersoneel gebruikmaakte van
persoonlijke beschermingsmiddelen. Sinds 13 april jl. is er een aangepast verdeelmodel
van kracht. Dit verdeelmodel is niet gebaseerd op een verdeling op basis van zorgsectoren,
maar gaat, net als de richtlijnen, uit van het besmettingsrisico dat zorgverleners
lopen bij verschillende handelingen. Uitgangspunt is dat waar dezelfde risico’s zijn,
ook dezelfde bescherming nodig is en beschikbaar moet zijn. Sindsdien gaat (meer dan)
de helft van de persoonlijke beschermingsmiddelen naar de langdurige zorg.
Vraag 48
Bent u bekend met het bericht van RTL d.d. 25 april jl. dat veel mondkapjes niet de
verpleeghuizen en de thuiszorg bereikten? Is een deel van de schaarste van mondkapjes
te herleiden naar het nieuw in het leven geroepen, net één maand oude Landelijk Consortium
Hulpmiddelen (LCH), een organisatie die nog in de vormende fase zat? Vindt u het achteraf
verstandig om midden in een crisis een nieuw instituut in het leven te roepen dat
zijn weg nog moet vinden?12
Antwoord 48
De zorgaanbieders konden via de reguliere leveranciers niet altijd voldoende persoonlijke
beschermingsmiddelen ontvangen in verband met een wereldwijde groeiende schaarste.
De zorgaanbieders konden vanaf 28 februari jl. terecht bij het betreffende Regionaal
Overleg Acute Zorgketen (ROAZ), dat een onderlinge verdeling van de beschikbare voorraden
maakte op basis van de behoefte. Dit gold ook voor de partijen in de langdurige zorg.
Desondanks ontving het Ministerie van VWS berichten dat er tekorten waren. Vanaf dat
moment heeft dat ministerie de regionale inkopers geholpen met de centrale inkoop
in van persoonlijke beschermingsmiddelen. Deze werkwijze is geformaliseerd met de
oprichting van het Landelijk Consortium Hulpmiddelen op 23 maart jl. Bij de sterk
toenemende schaarste waren reguliere inkoopkanalen voor individuele zorgaanbieders
onvoldoende, was een samenwerking met het ROAZ in de regio vaak ontoereikend en bleek
regie op nationale schaal noodzakelijk. Het LCH is voor iedere zorgaanbieder toegankelijk
om persoonlijke beschermingsmiddelen in te kopen als de reguliere inkoop niet voldoet.
Het LCH houdt vraag en aanbod bij en bouwt een ijzeren voorraad op. Het is zeker verstandig
en noodzakelijk geweest om dit instituut in het leven te roepen.
Vraag 49
In hoeverre heeft de schaarste aan mondkapjes in de thuiszorg en verpleeghuizen bijgedragen
aan de verspreiding van het coronavirus onder de kwetsbare groepen?
Antwoord 49
Er zijn veel factoren die een rol kunnen spelen bij de verspreiding van het virus
in verpleeghuizen. Het is dus lastig om precies aan te geven wat de oorzaak is van
de verspreiding van het virus in verpleeghuizen en welke factoren er in welke mate
aan hebben bij gedragen.
Vraag 50
Gegeven uw kennis van de risicogroepen, hoe zou u met een nieuwe uitbraak omgaan met
beschermend materiaal voor thuiszorg en verpleeghuizen?
Antwoord 50
Met de oprichting van het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) is er op nationaal
niveau regie op de inkoop van persoonlijke beschermingsmiddelen. Zorgaanbieders zijn
verantwoordelijk voor de inkoop van persoonlijke beschermingsmiddelen die zij bij
hun eigen reguliere leveranciers kunnen inkopen. Op het moment dat deze leveranciers
de gevraagde producten niet meer kunnen leveren, kan de zorgaanbieder terecht bij
het LCH. Het LCH houdt de vraag en het aanbod van persoonlijke beschermingsmiddelen
bij, slaat een reserve op en daar waar tekorten ontstaan, wordt direct actie ondernomen
om deze tekorten zo snel mogelijk aan te vullen. Bij nieuwe oplevingen, kunnen de
zorgaanbieders, indien de eigen leveranciers niet meer kunnen leveren, direct terecht
bij het LCH.
Vraag 51
Bent u bekend met het bericht van de Volkskrant d.d. 16 april jl. dat het aantal sterfgevallen
in de verpleeghuizen ongekend hoog was? Was, gezien de concentratie van mensen uit
de risicogroep in verpleeghuizen, sprake van een ongekend hoog risico? Hadden bij
een andere aanpak veel van deze coronadoden voorkomen kunnen worden? Zou u nu kiezen
voor een andere coronastrategie in verpleeghuizen?13
Antwoord 51
Wij vinden dat de zorginstellingen hun taken met zeer veel verantwoordelijkheid hebben
opgepakt en adequaat hebben gereageerd daar waar een besmetting in een zorginstelling
bekend werd. Kwetsbare mensen, en met name ouderen in verpleeghuizen lopen een hoger
risico lopen op een ernstig beloop van de ziekte. Het is achteraf moeilijk te zeggen
of een andere aanpak minder sterfgevallen zou hebben veroorzaakt. Wel is duidelijk
geworden dat het bezoekverbod, hoe ingrijpend deze ook was, heeft bijgedragen aan
een vermindering van het aantal besmettingen in verpleeghuizen.
Daarbij is relevant dat we allemaal hebben geleerd van deze periode en zoals de Minister
van VWS in zijn brief van 16 juli jl. (TK 2019–2020, 25 295, nr. 461) «lessen verpleeghuizen met het oog op een eventuele tweede golf» aan uw Kamer heeft
vermeld, is samen met onafhankelijk experts, cliëntenorganisaties, beroepsorganisaties
en brancheorganisaties een aantal geleerde lessen geformuleerd, waar we met elkaar
lering uit trekken. De Minister van VWS heeft met deze organisaties afgesproken de
komende periode een en ander gezamenlijk verder uit te werken.
Vraag 52
Bent u het ermee eens dat de verpleeghuizen te lang zijn dichtgebleven? Is er naar
uw mening maatwerk geleverd in de verpleeghuizen? Wat vindt u ervan dat mensen niet
naar buiten mochten? Wat vindt u van de situatie dat mensen die overlijden geen bezoek
mochten ontvangen?
Antwoord 52
De bezoekmaatregel zoals deze is ingegaan op 20 maart jl. was een ingrijpende maatregel
voor bewoners, verwanten en zorgverleners. Er zijn door zorgaanbieders alternatieven
ontwikkeld zodat bewoners en verwanten elkaar toch konden zien en spreken. Dat neemt
niet weg dat de bezoekregeling bewoners en hun naasten zwaar op de proef heeft gesteld
en onmiskenbaar ten koste is gegaan van de kwaliteit van leven. Deze maatregel was
echter nodig om de kwetsbare bewoners van verpleeghuizen en hun zorgverleners tegen
het virus te beschermen. Er was daarbij ruimte om van de bezoekregeling af te wijken
in de stervensfase. Zodra het aantal besmettingen in verpleeghuizen daartoe mogelijkheden
bood, is begonnen met het behoedzaam openstellen van de verpleeghuizen voor bezoek.
Met het oog op de veiligheid van bewoners en personeel heeft dit op een gecontroleerde
en gefaseerde wijze plaatsgevonden.
Vraag 53
Bent u bekend met het frauduleuze en teruggetrokken onderzoek in de Lancet over dat
Hydroxychloriquine (HCQ) niet zou werken? Bent u bekend met de Ford studie die juist
heeft onderzocht dat er wel een positief effect is? Erkent u dat het gerechtvaardigd
is om meer onderzoek naar HCQ te plegen? Erkent u dat u te snel HCQ heeft weggezet
als kwakzalverij?
Antwoord 53
Ja, wij zijn bekend met zowel de bedoelde studie in de Lancet als de studie naar het
gebruik van hydroxychloroquine (HCQ) bij Covid-19 zoals gepubliceerd door het Henry
Ford Health System. Wereldwijd zijn er vele studies (gedaan) naar het gebruik van
HCQ bij Covid-19, recentelijk ook in Nederland14. Op basis van dit brede palet aan studies is op dit moment de wetenschappelijke conclusie
dat behandeling met HCQ bij Covid-19 geen therapeutische meerwaarde heeft. Het is
aan de deskundigen om te bepalen of de Ford-studie aanleiding geeft voor herziening
van deze conclusie.
De door de Minister van VWS gegeven kwalificatie «kwakzalverij» ten aanzien van een
motie die opriep tot vrijgeven van HCQ bij Covid-19 in de eerste lijn heeft hij in
eerdere beantwoording15 nader uiteengezet. Overigens geven ook de onderzoekers van de Ford-studie nadrukkelijk
aan dat HCQ wat hen betreft bij COVID-19 slechts bij patiënten in het ziekenhuis en
binnen een onderzoeksprotocol gebruikt zou moeten worden.
Vraag 54
Wat is het percentage positieven dat een PCR coronatest kan constateren bij besmette
patiënten? Wat is het percentage negatieven dat een PCR coronatest kan constateren
bij niet-besmette patiënten? Hoe beoordeelt u de effectiviteit van de PCR-coronatest?
Antwoord 54
Met covid-19 besmette patiënten kunnen in 95% van de gevallen met een PCR-coronatest
worden geconstateerd. Dit noemen we de testsensitiviteit. Patiënten die niet besmet
zijn met covid-19, hebben in 99% van de gevallen een negatieve PCR-coronatest uitslag.
Dit wordt de specificiteit genoemd. Hiermee is de PCR-coronatest zeer effectief, of
met andere woorden de PCR-test heeft een zeer goede positief en negatief voorspellende
waarde. De effectiviteit van de PCR-test hangt niet alleen af van de sensitiviteit
en specificiteit, maar is in hoge mate afhankelijk van het hele voortraject, met name
de tijd tussen het moment van monsterafname en het begin van de klachten, de wijze
van afname van het monster bij de patiënt en de vervoers- en bewaarcondities van het
monster. Bij te vroege of te late afname kan er te weinig virus aanwezig zijn voor
een positieve testuitslag. Het vervoer moet binnen 24 uur plaatsvinden en bewaren
langer dan 24 uur moet gekoeld gebeuren.
Vraag 55
Acht u het mogelijk voor een coronapatiënt om besmet te zijn zonder symptomen? Acht
u asymptomatische besmetting van het coronavirus mogelijk?
Antwoord 55
Een besmetting wil zeggen dat iemand met het virus in aanraking komt; dit leidt niet
in alle gevallen tot een infectie (ziekte). Iemand kan echter ook een infectie met
het coronavirus (SARS-CoV-2) doormaken zonder dat hij of zij subjectieve of objectiveerbare
symptomen krijgt. We spreken dan over een asymptomatische infectie. Ook krijgt een
deel van de mensen die een infectie met het virus doormaken, alleen lichte ziekteverschijnselen.
Doorgaans gebruiken we de term patiënt voor mensen die ziekteklachten en/of een medische
behandeling nodig hebben. Mensen die wel geïnfecteerd zijn maar geen ziekteverschijnselen
hebben, noemen we voor de tijd dat het virus bij hen aantoonbaar is doorgaans dragers
van het virus. Het is mogelijk dat mensen die alleen drager zijn van het virus ook
andere mensen besmetten. Op dit moment is het beeld van de deskundigen dat de belangrijkste
besmettingsroute van het virus via druppels gaat die vrijkomen bij hoesten en niezen.
Dat betekent dat mensen die ziekteverschijnselen hebben waarbij druppels vrijkomen,
het grootste risico zijn voor verspreiding van het virus.
Vraag 56
Is het mogelijk dat de PCR coronatest op dood virusmateriaal positief kan aanslaan?
Acht u het denkbaar dat de PCR test besmettingen kan constateren bij patiënten die
de ziekte lang geleden gehad hebben? Zo ja, wat zijn de consequenties hiervan voor
het testbeleid, nu dat het coronavirus al meer dan vier maanden in omloop is?
Antwoord 56
In het algemeen worden virussen niet als levende organismen beschouwd. Dit heeft te
maken met het gegeven dat virussen niet zelfstandig kunnen vermeerderen; ze hebben
hiervoor levende gastheercellen nodig. Een term die wel van toepassing is, is infectieusiteit.
Deze term geeft aan of virus een infectie kan veroorzaken, gegeven de juiste omstandigheden.
Het is in sommige gevallen aangetoond dat de PCR-test de aanwezigheid van virus kan
constateren bij personen die de ziekte zes tot acht weken ervoor hebben doorgemaakt.
Het is echter meestal niet mogelijk bij deze personen infectieusiteit van het virus bevattend materiaal aan te tonen. Dit heeft op dit moment
geen consequenties voor het testbeleid, aangezien we nog te weinig kennis hebben over
deze virusinfectie om een goed gefundeerde afkapwaarde voor de PCR-test met betrekking
tot infectieusiteit te definiëren.
Vraag 57
Hoeveel reguliere medische behandelingen zijn er uitgesteld gedurende de coronacrisis?
Hoeveel daarvan hebben inmiddels plaatsgevonden?
Antwoord 57
De recentste rapportage van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) van 21 juli jl. (Externe link:https://puc.overheid.nl/nza/doc/PUC_316708_22/1/) wijst uit dat het in de medisch-specialistische zorg gaat om ruim 791.000 minder
verwijzingen in de eerste zes maanden van dit jaar ten opzichte van vorig jaar. Momenteel
is het wekelijks aantal verwijzingen van de huisarts naar het ziekenhuis weer terug
op het niveau van vorig jaar. Naar schatting zit het aantal patiënten in behandeling
in 2020 op ruim 90% van wat we zouden verwachten op basis van het aantal van vorig
jaar.
Vraag 58
Heeft u onderzocht van hoeveel mensen met een medische aandoening, niet zijnde corona,
de situatie is verslechterd door uitstel van reguliere zorg gedurende de coronacrisis?
Zo ja, wat zijn de uitkomsten daarvan? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te onderzoeken?
Antwoord 58
Het RIVM kijkt in opdracht van het Ministerie van VWS naar de indirecte effecten van
covid-19 op zorg en gezondheid. Het gaat dan om de effecten van maatregelen die bijdragen
aan de bestrijding van de epidemie en het ontlasten van ziekenhuizen en zorgprofessionals,
zoals het afschalen van de reguliere zorg. Het RIVM is momenteel bezig met het in
kaart brengen van deze indirecte effecten en maakt zowel een inventarisatie van de
omvang van uitgestelde, afgeschaalde, vermeden of niet gegeven zorg als een inschatting
van de gezondheidseffecten hiervan.
Vraag 59
Kunt u aangeven in welke mate cliënten in de gehandicaptenzorg zonder dagbesteding
zitten? In welke mate vereenzamen ouderen in verpleeghuizen? In welke mate raken hulpverleners
getraumatiseerd? Wat zijn de maatregelen die worden genomen om wantoestanden te mitigeren?
Antwoord 59
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) signaleerde op 26 juni jl. dat zorgaanbieders
in de gehandicaptenzorg hard werken aan het opstarten van de dagbesteding. Vanwege
de aanpassingen die zorgaanbieders moeten doorvoeren om besmetting met covid-19 te
voorkomen, lukt teruggaan naar 100 procent van de dagbesteding voorlopig nog niet.
Zorgaanbieders zijn in overleg gegaan met de cliënten en hun begeleiders/verwanten
om te beoordelen in hoeverre er een alternatief geboden kan worden ter vervanging
van de dagbesteding.
Berichten dat ouderen in verpleeghuizen vereenzamen door de inzet van de bezoekregeling
hebben ons zeker bereikt. Zie antwoord op vraag 52, zorgaanbieders en verwanten zijn
zelf gaan nadenken en met creatieve oplossingen gekomen.
Bij een mogelijke tweede golf zal er zoveel mogelijke ruimte zijn voor lokaal en regionaal
maatwerk, waardoor het aantal bewoners van zorginstellingen dat te maken krijgt met
beperkingen van bezoek of dagbesteding zo klein mogelijk blijft.
De zorgverleners hebben zich de afgelopen periode zo goed mogelijk ingezet, terwijl
de psychische belasting groot kon zijn. In aanvulling op hetgeen werkgevers zelf organiseerden,
zijn twee initiatieven gestart om de mentale gezondheid en veerkracht van zorgprofessionals
te ondersteunen. «Sterk in je werk» is er voor laagdrempelige ondersteuning. Voor
de meer complexe hulpvragen, zoals traumaverwerking en PTSS-klachten is er het contactpunt
«Psychosociale ondersteuning voor zorgprofessionals» van ARQ IVP.
Vraag 60
Had de overstroming van ziekenhuizen met coronapatiënten, waardoor de reguliere zorg
moest worden uitgesteld, voorkomen kunnen worden indien er eerder een lockdown was
afgekondigd?
Antwoord 60
Het kabinet had ook graag willen voorkomen dat zoveel mensen ziek werden waardoor
ziekenhuizen hun capaciteit anders moesten inzetten. Of het kabinet dat had kunnen
bereiken door eerder maatregelen te treffen, is echter niet met zekerheid vast te
stellen. Bij de start van de uitbraak heeft het kabinet op basis van de toen beschikbare
informatie, kennis en adviezen getracht de juiste maatregelen te treffen. Het kabinet
heeft direct nadat de ernst van de uitbraak helder werd actie ondernomen.
Vraag 61
Hoe kunt u verklaren dat de heer Gommers zich op 26 maart jl. onder druk gezet voelde
om te beloven dat er voor het einde van de week 1.600 ic-bedden beschikbaar zouden
zijn? Was u er op dat moment van op de hoogte dat de heer Gommers niet wist hoeveel
bedden er beschikbaar zouden zijn en daar ook geen invloed op had? Hoe beoordeelt
u het dat Gommers uiteindelijk heeft gezegd dat het aantal van 1.600 gehaald zou worden,
louter en alleen omdat «dat zo ongelooflijk belangrijk voor De Jonge is»?
Antwoord 61
In die periode van de crisis was er bijna dagelijks contact met de heer Gommers, als
voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Intensive Care (NVIC), onder meer over
het aantal bezette en beschikbare IC-bedden. Medewerkers van het Ministerie van VWS
waren in die tijd samen met de NVIC, de ziekenhuizen, met hulp van medewerkers van
het Ministerie van Defensie, inkopers en producenten van onder andere beademingsapparatuur
en andere betrokkenen met man en macht bezig om zoveel mogelijk IC-plekken te realiseren.
De heer Gommers sprak in die periode ook tijdens de technische briefings over dit
onderwerp met de Tweede Kamer en had op 25 maart jl. in een technische briefing aan
de Kamer aangegeven dat op 1 april mogelijk 1.100 Coronapatiënten op de IC liggen
en ook nog 500 zonder Corona. Hij heeft tijdens de briefing ook aangegeven dat de
benodigde 1.600 IC-bedden er toen nog niet waren, maar dat er allerlei maatregelen
werden getroffen om de volgende week de 1.600 IC-bedden te hebben.
In het debat, de dag erna, wilde de Kamer expliciet van de Minister van VWS horen
of er op 1 april de benodigde 1.600 plekken zouden zijn of niet. Tijdens het debat
is, zoals dat regelmatig gebeurt voorafgaand of tijdens debatten, contact gezocht
met deskundigen. Wij hechten er immers zeer aan om het beleid te baseren op hun kennis
en ervaring. Het deskundigenoordeel is dan heel belangrijk. De heer Gommers is daarom
gebeld met de vraag of het realiseren van 1.600 IC-bedden haalbaar zou zijn voor 1 april.
Hij heeft toen telefonisch aangegeven dat per 1 april opgeschaald kon worden naar
1.600 IC-bedden en daarna is het tekstbericht dat met de Minister zou worden gedeeld
met de heer Gommers afgestemd. Vervolgens is de informatie nog tijdens het debat door
de Minister aan de Kamer meegedeeld.
Het is dankzij heel veel inzet van alle betrokkenen – die van de zorgprofessionals
op de IC’s voorop – dat per 31 maart de 1.600 IC-bedden ook daadwerkelijk waren gerealiseerd.
Daar is het kabinet ook de heer Gommers en de ziekenhuizen zeer erkentelijk voor.
Vraag 62
Welke grondrechten zijn beperkt door de noodverordeningen die op 26 maart jl. in werking
traden?
Antwoord 62
De getroffen maatregelen in de noodverordeningen van 26 maart 2020 die noodzakelijk
waren voor de bestrijding van de crisis hebben (mogelijk) een beperkend effect gehad
op met name het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, de vrijheid
van onderwijs, de vrije arbeidskeuze, het eigendomsrecht, de vrijheid van ondernemerschap
en de bewegingsvrijheid. Of en in hoeverre uiteindelijk sprake is (geweest) van een
beperking is afhankelijk van het specifieke grondrecht en de concrete situatie.
Vraag 63
In welke mate is het toegestaan om grondrechten te beperken middels noodverordeningen?
Antwoord 63
De noodverordeningen vormen een voor de ontstane crisissituatie belangrijk en noodzakelijk
juridisch kader. Grondslag voor het vaststellen van de noodverordeningen is artikel
39 van de Wet veiligheidsregio’s in combinatie met artikel 176 van de Gemeentewet.
Voor zover voorschriften in een noodverordening een inperking vormen op grondrechten
en mensenrechten moeten deze voorschriften passen binnen de beperkingssystematiek
van de Grondwet, het EVRM, het EU-recht en ander internationaal recht. In welke mate
het is toegestaan om grondrechten te beperken is in beginsel afhankelijk van het betreffende
grondrecht en waar dit is vastgelegd. Ook geldt dat in een rechtsstaat noodverordeningen
niet al te lang kunnen duren, mede met het oog op de voortdurende gevolgen voor de
vrijheden en grondrechten van een ieder. De Afdeling advisering van de Raad van State
heeft in een voorlichting van 25 mei jl. over de grondwettelijke aspecten van de (voor)genomen
crisismaatregelen overwogen dat het verdedigbaar is dat in een acute, concrete en
levensbedreigende situatie – zoals het plotseling uitbreken van het coronavirus –
de beperking van grondrechten gedurende een korte periode op een globalere wettelijke
grondslag kan berusten dan de Grondwet normaliter vereist. Daarbij speelt volgens
de Raad van State een rol dat de overheid in deze situatie onmiskenbaar een, ook uit
mensenrechtenverdragen voortvloeiende, verplichting heeft om het recht op leven te
beschermen.
Vraag 64
Heeft u op enig moment overwogen om de uitzonderingstoestand, bedoeld in artikel 103
van de Grondwet, af te kondigen? Waarom heeft u hier uiteindelijk niet voor gekozen?
Antwoord 64
Nee. Zoals op 15 april jl. is geantwoord, is het afkondigen van een noodtoestand een
zeer vergaande maatregel die, sinds de totstandkoming van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden
nog niet is ingezet.16 Het inzetten van noodbevoegdheden moet zijn ingegeven door de constatering dat reguliere
bevoegdheden ontoereikend zijn om de crisis te beheersen. Het reguliere instrumentarium
dat ons op grond van de Wet publieke gezondheid ter beschikking staat, bleek in de
eerste fase van de bestrijding van deze crisis echter voldoende om de noodzakelijke
maatregelen te treffen, waardoor het afkondigen van een noodtoestand niet noodzakelijk
werd geacht.
Voor de volgende fase van de bestrijding van de epidemie van het virus biedt het ingediende
voorstel voor de Twm covid-19 een solide basis voor de maatregelen die in de komende
periode noodzakelijk kunnen zijn. Het wetsvoorstel is ingegeven vanuit de overtuiging
dat voor een langere periode, een specifieke juridische en democratisch beter gelegitimeerde
grondslag nodig is. In de memorie van toelichting bij dat wetsvoorstel wordt ten slotte
ook gereleveerd dat de activering van het staatsnoodrecht het maatwerk dat met dat
wetsvoorstel wordt beoogd, niet mogelijk maakt.17
Vraag 65
Bent u bekend met de oproep van advocaten om in beroep te gaan tegen de coronaboetes,
zoals gerapporteerd door Trouw op 22 mei jl.? Deelt u hun mening dat er sprake is
van willekeur? Deelt u hun overtuiging dat de boetes te hoog zijn? Zijn er al plannen
om de boetes te seponeren?
Antwoord 65
De oproep is ons bekend. Naar aanleiding van het betreffende bericht in Trouw zijn
door de leden Van Dam (CDA) en Groothuizen (D66) Kamervragen gesteld, die op 13 juli
jl. zijn beantwoord18. Het Openbaar Ministerie heeft voor de strafrechtelijke handhaving van de noodverordeningen
een landelijk geldend beleidskader opgesteld. Hierin zijn de uitgangspunten voor de
handhaving vastgelegd, daarin neemt het waarschuwen voordat verbaliserend wordt opgetreden
ook een belangrijke rol inneemt. Ook hebben de voorzitters van de veiligheidsregio’s
een Handreiking handhavingsstrategie opgesteld ter bevordering van eenduidigheid in
de bestuursrechtelijke aanpak en handhaving van de coronamaatregelen. Dit beoogt willekeur
en rechtsongelijkheid te voorkomen. Het OM beoordeelt alle door politie en buitengewone
opsporingsambtenaren uitgeschreven processen-verbaal en weegt in elk individueel geval
zorgvuldig of de zich voorgedane situatie aanleiding geeft tot het opleggen van een
boete vanwege overtreding van de noodmaatregelen. Voorafgaand aan het opleggen van
een boete wordt vastgesteld of er een strafbaar feit is gepleegd en wordt de schuld
vastgesteld. Indien de betrokkene het niet eens is met de uitgevaardigde strafbeschikking
of de hoogte van de geldboete, kan men verzet aantekenen bij de kantonrechter. Dit
kan dus ook indien men de rechtsgeldigheid van de strafbeschikking in twijfel trekt.
Vervolgens is het eerst aan de officier van justitie en uiteindelijk aan de rechter
om te beoordelen of de strafbeschikking rechtmatig is opgelegd, waarbij rekening zal
worden gehouden met de omstandigheden van het geval.
Vraag 66
Wordt bij handhaving van de coronaboetes ook de aantekening op het justitiële document
gehandhaafd? Vindt u deze strafmaat proportioneel ten opzichte van de overtreding?
Zo nee, wat gaat u doen om te voorkomen dat mensen voor langere tijd juridisch getekend
zijn?
Antwoord 66
Het Openbaar Ministerie bepaalt – al dan niet na verzet – of er (gegronde) redenen
zijn een opgelegde coronaboete te handhaven dan wel te verminderen dan wel de zaak
te seponeren. Ingeval het OM niet seponeert en ook de rechter niet tot een vrijspraak
overgaat, blijft de aantekening van deze overtreding in de justitiële documentatie
gehandhaafd. Deze aantekening in de justitiële documentatie verdwijnt na 5 jaar.
Er is bewust gekozen voor een systeem waarbij overtreding van de coronamaatregelen
strafrechtelijk kan worden gesanctioneerd. Daarbij is onder meer aangesloten bij het
boetetarief dat geldt voor verstoring van de openbare orde door samenscholing. Het
gaat om gedragingen die het risico op besmetting met het besmettelijke coronavirus
verhogen, hetgeen niet getolereerd kan worden. Wanneer een dergelijke overtreding
wordt afgedaan met een geldboete (of strafbeschikking) van 100 euro of meer, vindt
registratie in de justitiële documentatie plaats. Het kabinet heeft voor het overtreden
van de coronamaatregelen geen uitzondering willen maken, omdat een uitzonderingspositie
niet past in de doelstelling en systematiek van de huidige regelgeving. Dit zou leiden
tot ongelijkheid ten aanzien van andere overtredingen en daarmee overtreders. Voor
een goede strafrechtspleging is het bovendien van belang dat er – zeker in geval van
recidive – een zo compleet mogelijke registratie is van de strafrechtelijke antecedenten.
Het OM hanteert voor boetes die voor overtreding van de maatregelen aan minderjarigen
worden opgelegd een bedrag van 95 euro. Deze worden dus niet geregistreerd in de justitiële
documentatie.
Voor de verstrekking van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) betekent dit het
volgende. Bij de aanvraag van een VOG kijkt de dienst Justis of ten aanzien van de
aanvrager voor de functie relevante antecedenten geregistreerd staan in diens justitiële
documentatie. Gelet op de bijzondere omstandigheden waarin de maatregelen zijn getroffen
is het beleid van Justis bij de VOG-screening dat één enkele opgelegde coronaboete
wegens verstoring van de openbare orde door samenscholing geen reden isom de VOG te
weigeren. Dit is expliciet in het beleid van de Dienst Justis neergelegd. Voor meer
informatie omtrent deze materie verwijzen wij u graag naar de brief die de Minister
van JenV mede namens de Minister voor Rechtsbescherming over dit onderwerp uw Kamer
heeft gestuurd in reactie op de motie-Azarkan c.s.19
Overigens wijzen wij u wat betreft de toekomst nog op de memorie van toelichting bij
het voorstel voor de Twm covid-19, dat bij uw Kamer aanhangig is. Hierin staat dat
de regering aanleiding ziet om dit beleid verder aan te scherpen gelet op de bijzondere
omstandigheden waarin de daar voorgestelde maatregelen worden getroffen en het tijdelijke
karakter van deze wet. Het beleid van Justis zal ook dan zijn dat één geldboete die
zijn opgelegd wegens overtreding van de in die wet strafbaar gestelde feiten waarop
een lagere straf is gesteld (de veiligeafstandsnorm en het groepsvormingsverbod) niet
kan leiden tot een weigering van een VOG. Dit kan alleen anders zijn voor bepaalde
functies op het terrein van de opsporing en handhaving, zoals buitengewoon opsporingsambtenaren,
medewerkers van het openbaar ministerie en personeel van de dienst Justitiële Inrichtingen.20
Vraag 67 & 68
Wat is uw mening over de familieleden in Dordrecht die buiten met zijn vieren een
gebakje aten en ieder een coronaboete kregen van 390 euro? Bent u van mening dat deze
mensen een aantekening op hun strafblad verdienen?
Bent u bekend met het feit dat Black Lives Matter (BLM) demonstranten, waaronder burgemeester
Halsema, op 1 juni jl. geen anderhalve meter aanhielden, zoals RTL berichtte op 2 juni?
Bent u van mening dat deze mensen een coronaboete hadden moeten krijgen? Bent u van
mening dat deze mensen een aantekening op hun strafblad verdienen?
Antwoord 67 & 68
Strafrechtelijke handhaving vindt plaats onder gezag van de officier van justitie,
met de mogelijkheid van verzet bij de strafrechter (zie het antwoord op vraag65).
Het past het kabinet niet om in individuele zaken te treden of uitspraken te doen
of er al dan niet een boete moet worden opgelegd.
Vraag 69
Wat vindt u van de handhaving van de coronamaatregelen door de BOA's in Amsterdam?
Bent u van mening dat hun burgemeester de autoriteit van de BOA's met haar optreden
heeft aangetast? Zo nee, waarom denkt u dat dat geen invloed heeft gehad?
Antwoord 69
Keuzes en afspraken, ook ten behoeve van de inzet, ten aanzien van BOA’s worden lokaal
gemaakt. Een burgemeester c.q. voorzitter van de veiligheidsregio legt in voorkomend
geval verantwoording af aan de gemeenteraad op de wijze in de Gemeentewet c.q. de
Wvr voorzien. Het is niet aan het kabinet om hierin te treden.
Vraag 70
Hoe beschouwt u de zachte handhaving van coronamaatregelen tijdens BLM-demonstraties
tegenover de strikte handhaving – tot aan verboden toe – bij demonstraties van Viruswaanzin
en boeren?
Antwoord 70
Zoals aangegeven in antwoord op uw vragen van 24 juni jl. maakt het lokale gezag een
inschatting van een (voorgenomen) demonstratie of manifestatie. Het lokale gezag dient
zich altijd actief op te stellen om demonstreren te faciliteren, zodat het demonstratierecht
zo goed mogelijk kan worden uitgeoefend. Het zal er bij iedere demonstratie van afhangen
hoe een situatie zich ontwikkelt en hoe het lokale gezag de bevoegdheden – gelet ook
op de vastgestelde tolerantiegrenzen – gebruikt. Juist de afwegingen die per afzonderlijke
demonstratie moeten worden gemaakt maken dat situaties verschillen en niet goed met
elkaar te vergelijken zijn.
Vraag 71
Bent u bekend met het sluiten van een mondkapjeswinkel in Amsterdam medio mei, zoals
bevraagd door FvD-raadslid Kevin Kreuger? Vindt u het terecht dat deze ondernemer
zijn winkel moest sluiten? Zo ja, op welke gronden? Hoe rijmt u de keiharde aanpak
van deze ondernemer met de milde handhaving van de coronamaatregelen tijdens de BLM-demonstratie
op Tweede Pinksterdag?21
Antwoord 71
Dit besluit van NVWA staat los van de handhaving van de coronamaatregelen tijdens
de BLM-demonstratie. Wij verwijzen naar het antwoord op vraag 70.
Vraag 72
Erkent u dat de anderhalvemeterregel een forse inperking van de demonstratievrijheid
betekent, terwijl demonstraties waarbij die regel niet werd nageleefd niet aantoonbaar
tot extra besmettingen hebben geleid? Zo ja, bent u bereid de anderhalvemeterregel
ten minste voor demonstraties in de buitenlucht af te schaffen?
Antwoord 72
Ook onder de huidige omstandigheden blijft het gewoon mogelijk om te demonstreren.
Daarbij dient wel de anderhalvemeter maatregel in acht te worden genomen. De demonstratievrijheid
reikt niet zover dat de afstandseis als een beperking van dit grondrecht moet worden
opgevat. Een redelijke uitoefening van het demonstratierecht blijft immers gewoon
mogelijk. Gelet ook op de antwoorden op de overige vragen zie ik geen reden om de
anderhalvemeter maatregel voor demonstraties af te schaffen.
Vraag 73
Wat is de reden dat BLM wel mag demonstreren, terwijl demonstraties tegen de anderhalvemetersamenleving
stelselmatig dit recht ontzegd worden?
Antwoord 73
Van een stelselmatige ontzegging van demonstraties tegen de anderhalvemetersamenleving
is geen sprake. Zie over de te maken afwegingen het antwoord op vraag 70.
Vraag 74
Erkent u dat de anderhalvemetermaatregelen vrijheidsbeperkend zijn? Hoe weegt u dit
verlies tegen de baten van de anderhalvemetermaatregelen? Wat zijn de criteria wanneer
vrijheid zwaarder gaat wegen dan de volksgezondheidszorgen?
Antwoord 74
Het kabinet erkent dat de maatregel om een veilige afstand te bewaren kan raken aan
de persoonlijke levenssfeer, waardoor het denkbaar is dat mensen tijdelijk niet in
alle opzichten het leven kunnen leiden dat zij voor de uitbraak van de epidemie gewend
waren. Over het algemeen blijkt uit onderzoeken wel dat mensen bereid zijn om beperkingen
te accepteren als dat het risico op besmettingen verkleint. Het kabinet laat regelmatig
onderzoeken hoe in de samenleving gedacht wordt over de maatregelen en gebruikt die
informatie, naast bijvoorbeeld de debatten in de Tweede Kamer, om te beoordelen of
er voldoende draagvlak is voor de maatregelen. Het RIVM publiceert de onderzoeksresultaten
op de website: Externe link:https://www.rivm.nl/coronavirus-covid-19/onderzoek/gedrag.
Vraag 75
Waarom acht u het nog steeds noodzakelijk om telecomdata te verzamelen om het coronavirus
te bestrijden? Hoe kunt u volhouden dat de meerwaarde hiervan in verhouding staat
tot de grove inbreuk op de privacy van alle Nederlanders?
Antwoord 75
De context van het wetsvoorstel tijdelijke wet informatieverstrekking RIVM in verband
met covid-19 om tijdelijk tellingen per uur, per gemeente, van het aantal aanwezige
telefoons aan het CBS ten behoeve van het RIVM te verstrekken is een pandemie van
een nieuw virus, waarbij infectie kan leiden tot een omvangrijke zorgvraag die de
beschikbare zorgcapaciteit te boven kan gaan, en waarbij zowel de infectie en de bestrijding
van de pandemie alle inwoners van Nederland diep raakt. Een epidemie van een infectieziekte
verloopt per definitie sterk geclusterd. Dat wil zeggen dat het aantal nieuwe gevallen
per dag stijgt en daalt met een golfbeweging, en dat het aantal nieuwe gevallen naar
locatie zich concentreert op plekken met een hoge intensiteit omgeven door een gebied
met lagere intensiteit. Om een risico in te schatten van het aantal nieuwe infecties
op een bepaalde plaats op een bepaalde tijd is het nodig om te weten hoe veel mensen
zich op deze plaats bevinden en hoeveel tijd zij eerder door brachten in een gebied
met een hoog risico op besmetting. Deze gegevens zijn daarom noodzakelijk om het virus
te kunnen bestrijd
Vraag 76
Realiseert u zich dat uit telecomdata herleidbaar is wie, waar en wanneer aanwezig
is, dag en nacht? Erkent u dat dergelijke informatie voor tal van (kwaadwillende)
partijen buitengewoon waardevol is? Hoe beoordeelt u de waarschuwing van de Autoriteit
Persoonsgegevens, inhoudende dat het risico bestaat dat dergelijke gegevens herleidbaar
zijn tot individuen?
Antwoord 76
Het wetsvoorstel schrijft uitsluitend voor om de tellingen (totaalaantal telefoons,
per uur en per gemeente, uitgesplitst naar afgeleide herkomst (gemeente of land(engroep))
door te geven aan het CBS ten behoeve van het RIVM, er worden geen verkeersgegevens
verstrekt. Zoals in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel tijdelijke wet
informatieverstrekking RIVM in verband met covid-19 (onder het kopje «Te verstrekken
informatie») uitgebreid is toegelicht, komt de regering tot de conclusie dat de gegevens
die aan het RIVM worden verstrekt niet herleidbaar zijn tot individuele personen,
en dus als anonieme gegevens moeten worden beschouwd. De Afdeling advisering van de
Raad van State heeft deze conclusie nadrukkelijk onderschreven in haar advies over
het wetsvoorstel.
Vraag 77 & 78
Hoe beoordeelt u het dat diverse commerciële partijen zich inmiddels inlaten met temperatuurmetingen
en gezondheidschecks van medewerkers, bezoekers of klanten?
In welke mate kunnen commerciële partijen medewerkers, bezoekers of klanten verplichten
om een gezondheidscheck of temperatuurmeting te ondergaan, of een mondmasker te dragen?
Antwoord 77 & 78
Allereerst wijzen wij er op dat het nut van het opmeten van temperatuur in relatie
tot besmetting met het coronavirus niet bewezen is. Het RIVM geeft aan dat bij slechts
een klein deel van de besmettingen sprake is van verhoging en er ook andere oorzaken
kunnen zijn voor een verhoging van de lichaamstemperatuur. Dit betekent dat bij temperatuurmetingen
het merendeel van de besmettingen niet in beeld komt. Het biedt daarmee schijnzekerheid.
Om die reden vraagt het RIVM werkgevers niet over te gaan op het preventief opnemen
van de temperatuur van werknemers en daarmee tevens niet in te gaan op een hierop
gestoeld testbeleid van commerciële partijen.
Het advies van het kabinet is dat het de verantwoordelijkheid van het individu (de
werknemer, bezoeker, klant) zelf is, als er klachten zijn die op Covid-19 kunnen duiden,
zoals verkoudheid, hoesten, verhoging of plotseling verlies van smaak of reuk, om
zo snel mogelijk een afspraak te maken om zich te laten testen door de GGD. Wanneer
een werknemer met klachten toch op de werkvloer verschijnt, kan de werkgever deze
naar huis sturen, wijzen op de mogelijkheid zich te laten testen en/of naar de bedrijfsarts
sturen.
Het opnemen van de temperatuur of het uitvoeren van gezondheidschecks door werkgevers
bij werknemers is niet zonder meer toegestaan. Wanneer er gegevens worden verwerkt,
valt dit onder de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De bedrijfsarts
heeft wel deze bevoegdheid, maar deelt de informatie uitsluitend met de desbetreffende
werknemer. Bij het vermoeden dat er sprake is van besmetting met het coronavirus kan
de bedrijfsarts contact opnemen met de GGD. Commerciële partijen die coronatesten
aanbieden, behoren een duidelijke voorlichting te geven over de eventuele beperkingen
van de test en wat een uitslag van de test wel en niet betekent. Zij dienen hierbij
zowel de AVG als de principes van de Wet op de medische keuringen te hanteren (zoals
recht van de keurling om als eerste de uitslag te vernemen). Ook hier heeft de bedrijfsarts
of een andere arts een rol en is het van belang dat deze goed wordt betrokken.
De werkgever is conform de Arbeidsomstandighedenwet verantwoordelijk om in overleg
met (vertegenwoordigers van) zijn werknemers te bepalen welke maatregelen noodzakelijk
zijn om hen en derden die aanwezig zijn op de werkvloer effectief te beschermen tegen
het risico van blootstelling aan het coronavirus. Daarbij is en blijft de landelijke
richtlijn wat betreft de veilige afstand en het nemen van hygiënemaatregelen van groot
belang. Dit zal vaak nopen tot organisatorische en technische maatregelen om de 1,5 meter
te waarborgen. Slechts in die situaties waar de 1,5 meter niet kan worden gerespecteerd
en na uitputting van de organisatorische maatregelen en de collectieve maatregelen
ter voorkoming van blootstelling, kunnen adequate persoonlijke beschermingsmiddelen
als mondneusmaskers als bijkomende maatregel nodig zijn en verplicht worden gesteld,
in samenhang met andere preventiemaatregelen en met respect voor de arbeidshygiënische
strategie.22
Vraag 79
Kunt u garanderen dat het gebruik van een corona-app op geen enkel moment verplicht
zal worden en dat personen die ervoor kiezen de app niet te gebruiken, op geen enkele
wijze benadeeld worden in hun rechtspositie?
Antwoord 79
Het uitgangspunt is dat het gebruik van de notificatieapp te allen tijde vrijwillig
is, zoals ook wordt gewaarborgd door de in het conceptwetsvoorstel opgenomen antimisbruikbepaling.
Met het oog op onverhoopte overtredingen daarvan zal voor burgers een meldpunt worden
ingericht bij de IGJ.
Vraag 80
Kunt u garanderen dat een eventueel vaccin tegen corona op geen enkel moment verplicht
zal worden en dat personen die ervoor kiezen zich niet te laten vaccineren, op geen
enkele wijze benadeeld worden in hun rechtspositie?
Antwoord 80
Het kabinet is niet voornemens om vaccinatie verplicht te stellen. Dat geldt op dit
moment ook niet voor andere vaccinaties die vanuit de rijksoverheid worden aangeboden.
Vraag 81
Hoe beoordeelt u de mededeling van de Europese Commissie, inhoudende dat er actie
ondernomen wordt tegen zogenaamde «desinformatie» omtrent corona?
Antwoord 81
Op 10 juni jl. is uw Kamer via een Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC) fiche
geïnformeerd over het kabinetsstandpunt omtrent de mededeling van de Europese Commissie
«Desinformatie in verband met covid-19 aanpakken: feiten onderscheiden van fictie».23 Het kabinet onderschrijft de inzet van de Commissie op dit gebied en verwelkomt de
nadruk die de Commissie legt op het waarborgen van rechtsstatelijke waarden, ook in
tijden van crisis.
Vraag 82
Erkent u dat ook officiële gezondheidsadviezen onjuiste informatie kunnen bevatten?
Antwoord 82
Ja.
Vraag 83
Hoe beoordeelt u de volgende uitlatingen van het RIVM in het licht van de bestrijding
van desinformatie?24
– 26 januari 2020: «De kans is klein dat het coronavirus zich in Nederland verspreidt»,
– 3 februari 2020: «We zijn zeer goed voorbereid mocht het virus hier opduiken. Er treden
dan allerlei maatregelen in werking die voorkomen dat het virus zich verder kan verspreiden.»
– 5 februari 2020: «Ook zonder klachten kun je het virus hebben. Pas als mensen ziek
worden, kunnen ze anderen besmetten.»
– 11 februari 2020: «Iemand zonder klachten verspreidt het virus niet.»
– 13 februari 2020: «In Nederland nemen we proportionele maatregelen. In China doen
ze dat blijkbaar anders.»
– 14 februari 2020: «Aura Timen, hoofd Centrum Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding,
legt uit waarom we ons geen zorgen hoeven te maken over het COVID-19.»
– 24 februari 2020: «In alle Nederlandse ziekenhuizen kan de juiste behandeling uitgevoerd
worden. Er is voldoende capaciteit om ernstig zieke patiënten op te nemen op de intensive
care.»
– 25 februari 2020: «Preventief testen geeft geen zekerheid en heeft geen zin. Mocht
je besmet zijn met het virus, dan is er de eerste dagen nog onvoldoende virus in het
lichaam. De test toont dan nog niet aan dat je besmet bent met het nieuwe coronavirus
(COVID-19). Daarom testen we pas op aanwezigheid van het virus als mensen klachten
hebben.»
– 5 maart 2020: «Er is op dit moment geen reden om evenementen te vermijden of af te
gelasten.»
Antwoord 83
Onder desinformatie verstaat het kabinet het doelbewust, veelal heimelijk, verspreiden
van misleidende informatie, met het doel om schade toe te brengen aan het publieke
debat, democratische processen, de open economie of nationale veiligheid. Door de
intentie om schade aan de belangen van de samenleving te berokkenen, onderscheidt
het zich van misinformatie, satire of parodie. Desinformatie hoeft niet altijd onjuiste
informatie te bevatten. Het kan een combinatie zijn van feitelijke, onjuiste of deels
onjuiste informatie, maar altijd met de intentie om te misleiden en te schaden.
De uitlatingen van het RIVM kunnen niet als desinformatie betiteld worden. Het betreft
immers uitlatingen van het RIVM op basis van de informatie die op dat moment bekend
was. Later werd een en ander op grond van nieuwe informatie en voortschrijdend inzicht
bijgesteld. Er is geen sprake van doelbewuste misleiding door het RIVM. Het RIVM heeft
altijd advies gegeven op basis van de informatie die op dat moment bekend was. De
adviezen waren altijd in lijn met de WHO-adviezen van dat moment.
Vraag 84
Erkent u dat het bestrijden van «desinformatie» over corona, die afwijkt van de officiële
gezondheidsadviezen, het grote gevaar met zich brengt dat eventuele fouten in de officiële
informatie niet aan het licht komen?
Antwoord 84
Nee, dat erkennen wij niet. Officiële, door de overheid verspreide informatie is er
niet op gericht te misleiden, zoals dat bij desinformatie wel het geval is. Het bestrijden
van misleiding heeft niet tot gevolg dat eventuele fouten in de officiële informatie
niet aan het licht komen. Het kabinet stelt bij de aanpak van desinformatie het waarborgen
van grondrechten zoals de vrijheid van meningsuiting centraal. Het blijft daarbij
ook altijd aan burgers zelf om informatie, ook die van de overheid, op waarde te schatten.
Vraag 85
Zou de omvang van de vrijheid van meningsuiting naar uw oordeel door nationale overheden
of door de Europese Unie moeten worden vastgesteld?
Vraag 86
Bent u bereid zich te verzetten tegen alle maatregelen uit de EU die onze vrijheid
van meningsuiting verder beperken?
Antwoord 85 en 86
De omvang van de vrijheid van meningsuiting is vastgesteld in artikel 7 van de Grondwet,
artikel 10 van het EVRM, artikel 11 van het EU-Handvest van de grondrechten en de
jurisprudentie die deze artikelen verdere inkleuring geeft. Bij het aanpakken van
desinformatie is het kabinet van mening dat het juridisch verbieden van bepaalde informatie,
alleen op de grond dat de informatie onjuist of misleidend is, zonder aanvullende
eisen, zoals het schaden van iemands reputatie of de rechten van een ander, moeilijk
te rijmen valt met het recht op vrijheid van meningsuiting. Een algemeen verbod op
de verspreiding van desinformatie of niet-objectieve informatie is niet verenigbaar
met de internationale normen voor beperkingen van de vrijheid van meningsuiting. Dit
onderstrepen de juristen van het Instituut voor Informatierecht (IViR) van de Universiteit
van Amsterdam in hun rapport over het huidige juridisch kader voor de verspreiding
van desinformatie.25 Een dergelijk recht voor de overheid of de EU-instellingen om desinformatie te verwijderen,
louter gebaseerd op de grond dat de informatie onjuist of misleidend is, bestaat dus
niet. Dergelijke voorstellen zullen rechterlijke toetsing naar verwachting niet doorstaan.
Ook de Europese Commissie benadrukt in haar Actieplan tegen desinformatie en in haar
recente mededeling over het aanpakken van desinformatie in verband met covid-19 de
vrijheid van meningsuiting en het pluralistische democratische debat als kernwaarden26. Daarnaast onderkent de Commissie, net als de Nederlandse overheid, dat het adresseren
van desinformatie een gezamenlijke inspanning vraagt van alle betrokken actoren, zoals
internetdiensten, maatschappelijke organisaties, wetenschap, media en politieke partijen.
Vraag 87
Hoe hoog is de economische schade, die het gevolg is van de coronacrisis tot dusver?
Hoe hoog zal die schade naar uw verwachting nog oplopen?
Antwoord 87
Tot dusver zijn de gerealiseerde groeicijfers van de eerste twee kwartalen van 2020
bekend. Het bruto binnenlands product is volgens het CBS in het eerste kwartaal met
1,5% gekrompen ten opzichte van het vierde kwartaal in 2019. In het tweede kwartaal
is de economie met 8,5% gekrompen ten opzichte van het eerste kwartaal. Het CPB gaat
er in hun basisraming vanuit dat de zwaarste klap in het tweede kwartaal achter ons
ligt. Het CPB verwacht dat het bruto binnenlands product in 2020 in totaal met 5,1%
krimpt maar dat de economie in 2021 gedeeltelijk herstelt met een economische groei
van 3,2%.
Vraag 88
Hoe veel ondernemers zijn er als gevolg van de coronacrisis failliet gegaan? Hoe veel
faillissementen verwacht u dat nog zullen volgen?
Antwoord 88
Een wijze om hier inzicht in te krijgen, is door het aantal faillissementen in 2020
te vergelijken met het aantal faillissementen in 2019. Een groter aantal faillissementen
zou kunnen samenhangen met Corona. Vooralsnog is er echter geen versnelling zichtbaar
in de statistieken. In de eerste tweeëndertig weken van 2020 gingen 2.225 bedrijven
(inclusief eenmanszaken) failliet, 81 minder dan in dezelfde periode van 2019. De
onzekerheden over toekomstige ontwikkelingen rond het virus zijn te groot om een verwachting
te geven van het aantal faillissementen in de toekomst.
Vraag 89
Hoeveel Nederlanders zijn werkloos geworden als gevolg van de coronacrisis? Hoeveel
werklozen verwacht u dat nog zullen volgen?
Antwoord 89
Het CBS publiceert maandelijks cijfers rondom de werkloze beroepsbevolking. De werkloze
beroepsbevolking is gestegen van 273.000 mensen in maart naar 419.000 mensen in juli,
een toename van 146.000 mensen.27 Van februari op maart is de werkloze beroepsbevolking stabiel gebleven. Het werkloosheidspercentage
is gestegen van 2,9% in maart naar 4,5% in juli.
Op basis van de augustusraming van het CPB kan worden verwacht dat de werkloosheid
fors zal oplopen.28 In de basisraming gaat het CPB ervan uit dat er geen grootschalige nieuwe contactbeperkingen
nodig zijn, en dat het steunbeleid niet wordt gecontinueerd in oktober. In dit basisscenario
neemt de werkloosheid in 2020 toe tot 4,4% van de beroepsbevolking. Hoewel er in 2021
volgens de basisraming al sprake is van economisch herstel, ijlen de gevolgen voor
de werkloosheid na. In 2021 loopt de werkloosheid verder op naar 6,5%. De werkloosheidscijfers
zijn ten opzichte van de CPB-basisraming van juni neerwaarts bijgesteld.
De basisraming is door het CPB aangevuld met een scenario waarin een tweede coronagolf
plaatsvindt. In dit scenario gaat het CPB uit van een nieuwe coronagolf in 2020, die
zal leiden tot substantiële herinvoering van contactbeperkende maatregelen en tot
meer voorzichtigheid bij consumenten en bedrijven. In het tweede-golfscenario neemt
de werkloosheid in 2020 toe tot 4,8% van de beroepsbevolking. In 2021 loopt de werkloosheid
verder op naar 10%.
De Eerste en Tweede Kamer worden periodiek geïnformeerd over het beeld van de arbeidsmarkt
en het beroep op het noodpakket via de monitoringsbrief. De meest recente monitoringsbrief
is op 9 juli jl. naar de Kamer verstuurd.29
Vraag 90
Heeft u goed zicht op de «verborgen werkloosheid» zoals Nieuwsuur op 14 mei jl. aansnijdt?
Antwoord 90
De uitzending van Nieuwsuur van 14 mei jl. bespreekt de daling van het aantal gewerkte
uren op basis van de publicatie van het CPB.30 Op 5 juni jl. heeft het CBS cijfers gepubliceerd over het aantal gewerkte uren.31 In de tweede editie van de monitoringsbrief (5 juni jl.)32 is op deze onderzoeken ingegaan. Verder is in de eerste editie van de monitoringsbrief
(1 mei jl.)33 al gerefereerd aan een vergelijkbaar onderzoek waaruit eerder al de daling van het
aantal gewerkte uren blijkt.
Het CBS rapporteert over het aantal gewerkte uren in de kwartaalcijfers.
Vraag 91
Welke maatregelen neemt u om deze verborgen werkloosheid goed in kaart te brengen,
bijvoorbeeld de daling van het aantal gewerkte uren in een werkweek? Hoe rapporteert
u over het verschil tussen open en verborgen werkloosheid?
Antwoord 91
Het CBS rapporteert elk kwartaal over het aantal gewerkte uren. Het CBS raamt dat
het aantal gewerkte uren in het tweede kwartaal van 2020 6,1% lager ligt dan in het
eerste kwartaal van 2020. Het aantal gewerkte uren is een van de indicatoren die wordt
meegenomen bij het beeld van de arbeidsmarkt in de monitoringsbrief. In deze monitoringsbrief
is er ook aandacht voor het aantal bereikte werknemers door de NOW.
Vraag 92
Hoeveel geld heeft de Nederlandse belastingbetaler al moeten betalen voor het in stand
houden van bedrijven die getroffen zijn door de coronacrisis? Wat is uw raming van
de kosten die nog gaan volgen?
Antwoord 92
Sinds de uitbraak van de coronacrisis heeft het kabinet verschillende fiscale en niet-fiscale
steunmaatregelen getroffen om de gevolgen van de recessie voor burgers en bedrijven
zoveel mogelijk te beperken. In de brief Update overheidsfinanciën van 26 juni jl.
is aangegeven dat de uitgavenmaatregelen optellen tot 36,4 miljard euro en de beleidsmatige
inkomstenmaatregelen tot 4,4 miljard euro.34 Het actuele beeld van de budgettaire effecten van de coronamaatregelen is te vinden
in de coronamonitor: Externe link:https://www.rijksfinancien.nl/overheidsfinancien-coronatijd.
De kosten voor deze steunmaatregelen worden niet gefinancierd door belastingen te
verhogen, maar door de schuld te laten oplopen. Dit kunnen we dragen door de schuldafbouw
die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden. Zo kan ook het mechanisme van automatische
stabilisatie zijn werk doen. Over het vervolgproces en de mogelijke opvolging van
het huidige steunpakket heeft het kabinet op 10 juli jl. een brief aan de Kamer gestuurd.35
Vraag 93
Bent u bekend met de stelling van econoom Mathijs Bouman bij het NOS journaal d.d.
2 april jl., dat een langdurige recessie zelfs tot een hoger sterftecijfer kan leiden
dan de coronadoden? Bent u het daarmee eens? Zo ja, hoe maakt u de afwegingen tussen
de coronamaatregelen en de secundaire gevolgen? Zo nee, waar baseert u dat op?
Antwoord 93
Wij zijn bekend met de volgende stelling van de heer Bouman bij Nieuwsuur d.d. 2 april
jl.:«Bij een echte diepe recessie, als de economie echt helemaal onderuitgaat en er
eigenlijk geen geld meer voor wat dan ook is, dan wordt er ook altijd hard bezuinigd
op gezondheidszorg en andere zaken die de gezondheid en het levensgeluk beïnvloeden.
In een langdurige, diepe depressie, als rijke landen echt arm zouden worden door deze
ellende, zou het kunnen dat we terugvallen en juist méér sterfte krijgen dan als we
geen maatregelen hadden genomen.».
Wij zien echter geen tegenstelling tussen het nemen van maatregelen om het coronavirus
in te dammen en het voorkomen van een diepe recessie zoals de heer Bouman schetst.
Als het coronavirus ongeremd en lang rondwaart, versterkt dit de diepte en duur van
een recessie. De maatregelen die het kabinet neemt, zijn allereerst bedoeld om mensen
met een kwetsbare gezondheid te beschermen en te zorgen dat de zorg niet overbelast
raakt, maar zijn ook van belang om een langdurige recessie te voorkomen.
Vraag 94
Welke fouten heeft u tot dusver gemaakt inzake de aanpak van het coronavirus? Welke
lessen heeft u hieruit getrokken?
Antwoord 94
De Minister van VWS rapporteert over de geleerde lessen aan uw Kamer met de brief
die u heden ontvangt. Daarnaast is de Onderzoeksraad voor Veiligheid een onderzoek
gestart naar de aanpak van de Coronacrisis door de Nederlandse overheid en andere
betrokken partijen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.