Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Leijten over informeelkapitaalstructuren
Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Staatssecretaris van Financiën over informeelkapitaalstructuren (ingezonden 2 juli 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 1 september 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het commentaar van Jan Vleggeert op de vragen en antwoorden met
betrekking tot het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter?1 Kunt u hierop reageren?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 6
Deelt u zijn conclusie met betrekking tot zekerheid vooraf over informeelkapitaalstructuren?
Kunt u verzekeren dat bedrijven ook niet op indirecte wijze zekerheid vooraf kunnen
krijgen of een informeelkapitaalstructuur kan worden toegepast?
Antwoord 2, 6
Vanaf 1 juli 2019 is het beleid voor het afgeven van internationale rulings aangescherpt.
Zo wordt niet langer zekerheid vooraf gegeven indien het besparen van Nederlandse
of buitenlandse belasting de enige dan wel doorslaggevende beweegreden is voor het
verrichten van de (rechts)handeling(en) of transacties. Bij een internationale informeel-kapitaalstructuur
waarbij tegenover een vrijstelling of neerwaartse aanpassing van de belastinggrondslag
in Nederland geen corresponderende bijtelling in het buitenland staat, zal belastingbesparing
het enige dan wel doorslaggevende motief zijn. In die gevallen wordt dus geen ruling
(meer) afgegeven.
De auteur wijst er in het commentaar op dat een belastingplichtige weliswaar vooraf
niet meer een ruling kan krijgen voor een informeel-kapitaalstructuur, maar dat die
belastingplichtige in zijn aangifte vennootschapsbelasting wel kan vragen om een expliciet
standpunt van de Belastingdienst over een (in dat jaar toegepaste) informeel-kapitaalstructuur.
Ik deel de visie van de auteur dat een door de inspecteur expliciet ingenomen standpunt
over een aangiftejaar onder omstandigheden ook van belang kan zijn voor de daaropvolgende
jaren, maar er is in de geschetste situatie geen sprake van het geven van zekerheid
vooraf.
Eerder is al aangegeven dat het niet geven van zekerheid vooraf bij informeel kapitaal,
niet betekent dat informeel kapitaal niet langer kan bestaan. Belastingen worden immers
geheven uit kracht van de wet. Die wijzigt niet door het niet langer geven van zekerheid
vooraf. Daarom heb ik ook een onderzoek aangekondigd naar informeel-kapitaalstructuren.
In het kader van de «Herziene planning lopende beleidstrajecten tot het zomerreces
naar aanleiding van COVID-19»2 is uw Kamer geïnformeerd dat het onderzoek na het zomerreces doorgang zal vinden.
Ik kom daar dus nog op terug.
Vraag 3
Blijkt uit het antwoord op vraag 17, uit de beantwoording van vragen met betrekking
tot het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter, dat vooraf wel
een ruling (een advance pricing agreement – APA) kan worden verkregen over de fiscale
gevolgen van de exploitatie van de immateriële activa?3
Antwoord 3
In genoemde vraag 17 is een casus aan de orde waarbij door een Nederlandse BV (met
relevante DEMPE functies4) patenten, goodwill en andere immateriële activa worden verkregen van een entiteit
die is gevestigd in een laagbelastend land. In het antwoord op deze vraag is bevestigd
dat in een dergelijke situatie – ten aanzien van de exploitatie van de verkregen rechten
met groepsmaatschappijen die niet zijn gevestigd in een laagbelastend land – op grond
van artikel 8b Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zekerheid vooraf kan worden verkregen
in de vorm van een APA over de zakelijke beloning van de in Nederland uitgeoefende
functies, gelopen risico’s en gebruikte activa. Dit onder de voorwaarde dat ook wordt
voldaan aan de overige voorwaarden voor zekerheid vooraf, namelijk er is ook sprake
van voldoende economische nexus in Nederland en belastingbesparing is niet de enige
of doorslaggevende beweegreden voor het verrichten van de rechtshandeling/transactie.
De zekerheid vooraf zal bestaan uit het vaststellen van de zakelijke beloning voor
de in Nederland uitgeoefende functies, gelopen risico’s en gebruikte activa, waaronder
de immateriële activa. Er wordt derhalve geen zekerheid vooraf gegeven over de overdrachtsprijs
van de immateriële activa en/of de afschrijvingsgrondslag indien de patenten, goodwill
en andere immateriële activa worden verkregen van een entiteit die is gevestigd in
een laagbelastend land.
Vraag 4, 5
Wordt er door het geven van een ruling over de zakelijke beloning die de BV geniet
ter zake van de exploitatie van de immateriële activa, impliciet ook een uitspraak
gedaan over de waardering van deze activa en hun afschrijvingstermijn?
Kunt u de conclusie bevestigen, dan wel ontkennen, dat het op deze wijze via de achterdeur
van de APA over de exploitatie van de immateriële activa toch mogelijk is om afspraken
vooraf te maken over transacties met een entiteit die is gevestigd in een laagbelastend
land of een informeelkapitaalstructuur?
Antwoord 4, 5
Zoals hiervoor aangeven wordt geen zekerheid vooraf gegeven over de waardering van
de immateriële activa en/of hun afschrijvingstermijn indien sprake is van een transactie
met een entiteit die is gevestigd in een laagbelastend land of sprake is van een informeel-kapitaalstructuur.
Wel wordt, indien daartoe een verzoek wordt ingediend, zekerheid vooraf gegeven over
de zakelijke beloning van de in Nederland uitgeoefende functies, gelopen risico’s
en gebruikte activa. Dit is echter alleen mogelijk indien in Nederland ook daadwerkelijk
de voor de exploitatie van de immateriële vaste activa benodigde activiteiten worden
uitgeoefend. Ik erken dat er een indirect verband kan zijn tussen de zakelijke beloning
in Nederland en de prijs die voor de immateriële activa in rekening is gebracht. Het
verband is echter niet zo nauw als wordt gesuggereerd. De totale beloning is namelijk
de vergoeding voor de uitgeoefende functies, gelopen risico’s en gebruikte activa
waaronder het immaterieel vast actief. Zoals ook uit de gepubliceerde samenvattingen
van alle afgegeven internationale rulings blijkt, is met betrekking tot de hiervoor
beschreven situatie tot op heden in de praktijk overigens geen zekerheid vooraf gegeven.
Vraag 7, 9
Kunt u aangeven hoe vaak de informeelkapitaalstructuur wordt toegepast binnen bedrijven?
Is uw antwoord op eerdere schriftelijke vragen5, waarin u stelt dat het aantal situaties van informeel kapitaal (met en zonder ruling)
niet wordt bijgehouden, nog steeds van toepassing? Vindt u het wenselijk dat er niets
over wordt bijgehouden? Wordt er überhaupt iets bijgehouden waarop op de een of andere
manier inzicht is te krijgen in aantallen en omvang met betrekking tot het gebruik
van informeelkapitaalstructuren?
Antwoord 7, 9
Een informeel-kapitaalsituatie kan zich voordoen in internationale maar ook in zuiver
nationale verhoudingen. Sinds 2016 is in het aangiftebiljet hierover een specifieke
vraag opgenomen. Op basis daarvan is over de aangiftejaren 2016 en 2017 respectievelijk
in 1.667 en 2.465 aangiften door belastingplichtigen aangegeven dat er sprake is van
een informele kapitaalsituatie. Dit betreft echter zowel nationale als internationale
situaties. In zuiver nationale verhoudingen zal een neerwaartse aanpassing van de
fiscale winst bij de ene binnenlandse partij normaal gesproken worden gevolgd door
een opwaartse aanpassing bij de andere binnenlandse partij van de transactie. In internationale
verhoudingen is dat niet altijd het geval waardoor juist in die situaties een ongewenste
mismatch kan ontstaan.
In OESO-verband worden alle informeel-kapitaalsituaties (rulings en niet-rulings)
met een internationaal karakter vanaf 1 april 2016 uitgewisseld. Om die reden worden
informeel- kapitaalsituaties met een internationaal karakter die voor uitwisseling
in aanmerking komen vanaf 2016 door de Belastingdienst (handmatig) in beeld gebracht.
Voor het aangiftejaar 2016 is de beoordeling afgerond. Het aangiftejaar 2017 is onderhanden
en over het aangiftejaar 2018 en later zijn er nog geen cijfers bekend omdat nog niet
alle aangiften zijn ontvangen. Na beoordeling van de situaties waarin een belastingplichtige
in zijn aangifte heeft aangegeven dat sprake is van informeel kapitaal blijkt voor
zowel het aangiftejaar 2016 en 2017 dat het grootste deel daarvan ziet op zuiver nationale
verhoudingen. Daarnaast blijkt dat niet in alle gevallen daadwerkelijk sprake is van
een informeel-kapitaalsituatie, maar bijvoorbeeld sprake is van een agiostorting.
Ten slotte betreft het in veel situaties een individueel zeer gering financieel belang.
Na de hiervoor bedoelde beoordeling zijn er voor het aangiftejaar 2016 in totaal 157
informeel-kapitaalsituaties met een internationaal karakter in beeld gebracht. Het
totaalbedrag hiervan bedraagt ongeveer € 6 miljard. Hiervan is echter niet vast te
stellen wat het totaalbedrag van de internationale mismatch is aangezien dit afhankelijk
is van de fiscale behandeling in het buitenland. Door de uitwisseling is het buitenland
beter in staat de juiste fiscale behandeling van de informeel kapitaal transactie
te beoordelen. De belangrijkste bron van informeel kapitaal betreft de inbreng van
deelnemingen beneden de waarde in het economisch verkeer. Door de werking van de deelnemingsvrijstelling
heeft dit geen impact op de Nederlandse belastinggrondslag. Een andere belangrijke
bron van informeel kapitaal betreft de imputatie van een zakelijke rente op renteloze
leningen.
Voor het aangiftejaar 2017 zijn tot nu toe 126 informeel-kapitaalsituaties met een
internationaal karakter in beeld gebracht. Daarnaast worden nog ruim 40 gevallen thans
beoordeeld.
Zoals ook in de jaarverslagen over rulings met een internationaal karakter is opgenomen,
zijn er in de jaren 2017, 2018 en (het eerste halfjaar van) 2019 respectievelijk 10,
3 en 6 rulings met een internationaal karakter afgesloten die zien op een informeel-kapitaalsituatie.
In mijn brief van 23 februari 2018 heb ik aangegeven dat een informeel-kapitaalstructuur
kan knellen met de aanpak van belastingontwijking. Dat is de reden van het hiervoor
aangehaalde onderzoek naar informeel-kapitaalstructuren waar ik uw Kamer later over
zal informeren.
Vraag 8
Valt er een verandering waar te nemen in de mate waarin de informeelkapitaalstructuur
wordt toegepast sinds het niet meer afgeven van rulings voor deze structuren per 1 juli
2019?
Antwoord 8
Zoals uiteengezet in mijn antwoord op vraag 2 en 6 betekent het niet geven van zekerheid
vooraf bij informeel kapitaal niet dat informeel kapitaal niet langer kan bestaan.
Het is daarom de vraag of er sinds de per 1 juli 2019 vernieuwde rulingpraktijk een
verandering zal zijn waar te nemen in de mate waarin informeel-kapitaalstructuren
worden toegepast. Omdat verreweg de meeste aangiften vennootschapsbelasting over 2019
nog door de Belastingdienst moeten worden ontvangen, is er nog geen zicht op het aantal
informeel-kapitaalstructuren in 2019 dat moet worden uitgewisseld met het buitenland.
Daarom kan hierover op dit moment nog geen gefundeerde uitspraak worden gedaan. Bovendien
zullen meer ervaringscijfers over een langere periode nodig zijn voordat een betrouwbare
uitspraak kan worden gedaan over de effecten van het niet meer afgeven van rulings
voor informeel-kapitaalstructuren per 1 juli 2019.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.