Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bergkamp, Van den Hul en Özütok over psychische mishandeling
Vragen van de leden Bergkamp (D66), Van den Hul (PvdA) en Özütok (GroenLinks) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Rechtsbescherming over psychische mishandeling (ingezonden 16 juli 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 1 september
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3651.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Violence Against Women; Psychological Voilence
and Coercive Control»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat psychische mishandeling veel leed veroorzaakt bij slachtoffers?
Antwoord 2
Ja. Psychische mishandeling is een ernstig probleem en kan langdurige gevolgen hebben
voor slachtoffers.
Vraag 3
Welke definitie hanteert uw Ministerie met betrekking tot psychische mishandeling
en op basis van welke wetenschappelijke bron?
Antwoord 3
In de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) is de definitie van huiselijk
geweld als volgt opgenomen: lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of bedreiging
daarmee door iemand uit de huiselijke kring; familielid, een huisgenoot, de echtgenoot
of voormalig echtgenoot of een mantelzorger.2 Vormen van geweld in huiselijke kring zijn: kindermishandeling, (ex-)partnergeweld,
huwelijksdwang en eergerelateerd geweld, ouderenmishandeling en vrouwelijke genitale
verminking.
De Jeugdwet en de Wmo 2015 definiëren kindermishandeling als: elke vorm van voor een
minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele
aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een
relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen,
waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige
in de vorm van fysiek of psychisch letsel. Vormen hiervan zijn lichamelijke mishandeling,
lichamelijke verwaarlozing, psychische mishandeling, psychische verwaarlozing, seksueel
misbruik en getuige zijn van geweld in het gezin.3
Er bestaan verschillende wetenschappelijke bronnen voor het bepalen van welke gedragingen
onder de definitie van psychische mishandeling vallen. Psychische mishandeling kan
bestaan uit belaging, intimidatie, sociaal isoleren, vernedering en manipulatie, evenals
belediging, kleineren, bedreigingen, het beheersen en
controleren van gedrag, waaronder het isoleren van een persoon ten aanzien van familie
en vrienden, en het beperken van de toegang tot financiële middelen, werkgelegenheid,
onderwijs of medische zorg.4 5
Voor psychische mishandeling of emotionele verwaarlozing van kinderen hanteert het
Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) de volgende definitie: aanhoudende
of extreme frustratie van elementaire emotionele behoeften van het kind, waaronder
ongevoeligheid van de ouders met betrekking tot het ontwikkelingsniveau van het kind
alsmede het uiten van bedreigingen (zonder verwondingen). Onder psychische mishandeling
of emotionele verwaarlozing valt ook het getuige zijn van het kind van geweld tussen
de ouders of een van de ouders en zijn/haar (ex-)partner.6
Ook in de prevalentiestudie naar kindermishandeling uit 2019 is emotionele mishandeling
gedefinieerd. Hieronder vallen bewegingsbeperkingen (vastbinden, opsluiten), verbale
of emotionele mishandeling (o.a. bedreigingen, uitschelden, systematisch patroon van
kleineren, dreigen het kind pijn te doen) en andere vormen (o.a. intimideren en uitbuiten).7
Afhankelijk van de context maken de ministeries van VWS en JenV van een van bovenstaande
definities gebruik.
Vraag 4, 6, 7, 20
Op welke wijze pakt dit kabinet psychische mishandeling aan? Kunt u daarbij ingaan
op de strafrechtelijke aanpak alsmede op het flankerend beleid om psychisch geweld
tegen te gaan?
Op welke wijze wordt in beleid en in programma’s van het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport het voorkomen van psychische mishandeling expliciet meegenomen? Wat
zijn de resultaten daarvan? Kunt u daarbij een uitgebreide onderbouwing geven?
Op welke wijze wordt in beleid en in programma’s van het Ministerie van Justitie en
Veiligheid het voorkomen van psychische mishandeling expliciet meegenomen? Wat zijn
de resultaten daarvan? Kunt u daarbij een uitgebreide onderbouwing geven?
In hoeverre draagt het programma «Geweld hoort nergens thuis» bij aan een hoger beschermingsniveau
van (potentiële) slachtoffers van psychische mishandeling?
Antwoord 4, 6, 7, 20
Elke vorm van mishandeling is onacceptabel. Er is niet één generieke aanpak van psychische
mishandeling, omdat de relaties tussen plegers en slachtoffers verschillend van aard
kunnen zijn en daarom een verschillende aanpak behoeven. De aanpak van psychisch geweld
maakt onderdeel uit van verschillende programma’s en beleidsgebieden.
De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling wordt sinds 2018 versterkt met
het programma Geweld hoort nergens thuis (GHNT). Dit programma wordt uitgevoerd in
opdracht van de Minister van VWS, de Minister voor Rechtsbescherming en de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten (VNG). Het programma GHNT heeft tot doel huiselijk geweld
en kindermishandeling eerder en beter in beeld te brengen, effectief te stoppen en
structureel op te lossen.
In het kader van effectief stoppen en duurzaam oplossen richt het programma GHNT zich
op het doorbreken van bestaande geweldsdynamiek (waaronder ook psychische mishandeling)
in huishoudens of gezinnen. Daarmee worden toekomstig slachtoffer- en plegerschap
van alle vormen van geweld tegengegaan. Ook wordt voorkomen dat de geweldsdynamiek
zich doorzet naar volgende generaties. Dit doet het programma door in te zetten op
een systeemgerichte en multidisciplinaire aanpak waarbij de expertise van professionals,
onder meer vanuit de zorg- en justitieketen, integraal wordt benut. Naast (ex-)partnergeweld
en kindermishandeling richt de aanpak zich op specifieke groepen slachtoffers, waaronder
slachtoffers van ouderenmishandeling. Uit onderzoek blijkt dat psychische mishandeling
de meest voorkomende vorm van ouderenmishandeling is.8 Door onder andere het ontwikkelen van risicoprofielen en het voorlichten van vrijwilligers
komen de slachtoffers hiervan eerder en beter in beeld.
Ik verwijs u naar de voortgangsrapportage van het programma GHNT die op 18 juni 2020
naar uw Kamer is gestuurd. In deze voortgangsrapportage zijn de resultaten en de stand
van zaken van het programma nader beschreven.9 Om zicht te krijgen op de impact van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling
is een impactmonitor ontwikkeld. In december 2020 verschijnt de tweede versie hiervan
die aan uw Kamer zal worden gestuurd. De uitvoering van de impactmonitor kent een
meerjarig tijdspad en zal ook na het programma GHNT blijven bestaan.
Daarnaast heeft de Commissie De Winter onderzoek gedaan naar fysiek en psychisch geweld
in de jeugdzorg. Uw Kamer heeft op 12 juni 2019 de kabinetsreactie op het rapport
van de Commissie De Winter ontvangen met daarin een overzicht van de maatregelen gericht
op een veiliger leefklimaat in de instellingen voor zorg aan jeugdigen.10 De meeste maatregelen zijn al onderdeel van het programma «Zorg voor de Jeugd» en
het plan «De best passende zorg voor kwetsbare jongeren» van de VNG, de brancheorganisaties
jeugdhulp, betrokken beroepsverenigingen en andere veldpartijen. Ik verwijs u naar
de voortgangsrapportage van het programma Zorg voor de Jeugd, die op 17 juni 2020
aan uw Kamer is gestuurd.11
Vraag 5
Wat vindt u van de petitie «Maak psychisch geweld strafbaar»? Hoe heeft u opvolging
gegeven aan deze roep om psychische mishandeling beter aan te pakken?
Antwoord 5
Ik ben bekend met de petitie «Maak psychisch geweld strafbaar» d.d. 6 februari 2018.12 Hoewel psychische mishandeling in het Wetboek van Strafrecht (Sr) niet expliciet
is gedefinieerd, biedt de wet reeds de mogelijkheid om psychische mishandeling strafrechtelijk
aan te pakken. Dit kan op basis van artikel 300 Sr, eerste en vierde lid, gericht
op respectievelijk het «toebrengen van pijn of letsel» en het «opzettelijk benadelen
van de gezondheid». Het Gerechtshof van Den Haag heeft dit in een arrest bevestigd.13 Daarnaast kan psychisch geweld strafbaar zijn wanneer het binnen de reikwijdte van
artikel 284 Sr (dwang) of artikel 285 Sr (bedreiging) valt.
Indien iemand slachtoffer wordt van psychische mishandeling kan hiervan melding of
aangifte worden gedaan bij de politie. Het is vervolgens aan het Openbaar Ministerie
(OM) om te bepalen of vervolging opportuun is. Het OM besluit in voorkomende gevallen
of onderzoek en vervolging van psychische mishandeling aangewezen is, onder meer conform
de Aanwijzing huiselijk geweld en kindermishandeling. Hierin wordt psychische mishandeling
als een van de mogelijke vormen van geweld in de privésfeer vermeld.14 Het Wetboek van Strafrecht, de Aanwijzing huiselijk geweld en kindermishandeling
van het OM en de richtlijnen voor strafvordering geven de kaders voor de strafrechtelijke
aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, waaronder psychische mishandeling.
Ook buiten het strafrechtelijk kader bestaat de wettelijke mogelijkheid om psychische
mishandeling aan te pakken. In de Jeugdwet en de Wmo 2015 is psychische mishandeling
opgenomen in de definitie van kindermishandeling en huiselijk geweld, zoals hierboven
vermeld.
Op basis hiervan ben ik van mening dat er reeds voldoende wettelijke mogelijkheden
zijn voor ketenpartners van binnen en buiten de strafrechtketen om psychisch geweld
gezamenlijk aan te pakken.
Vraag 8, 9, 10, 14
Maakt de politie onderscheid tussen het registreren van fysieke mishandeling en psychische
mishandeling? Zo ja, welke definitie wordt daarbij gehanteerd? Zo nee, waarom niet?
Zijn rapportages of cijfers beschikbaar hoe vaak er aangiftes zijn met betrekking
tot enkel psychische mishandeling, dus zonder andere feiten? In hoeveel gevallen leidt
dit tot een veroordeling? Kunt u aangeven hoe het met de aangiftebereidheid gesteld
is?
Zijn rapportages of cijfers beschikbaar hoe vaak er aangiftes zijn met betrekking
tot psychische mishandeling in combinatie met andere vormen van mishandeling, zoals
fysiek en zeden? En hoe vaak dit leidt tot een veroordeling?
Kunt u aangeven hoe vaak er bij (vermoedelijk) psychisch geweld overgegaan wordt tot
het ambtshalve vervolgen?
Antwoord 8, 9, 10, 14
De politie maakt in de registratie geen onderscheid tussen fysieke en psychische mishandeling,
omdat de politie delicten op een andere wijze classificeert en registreert. Leidend
hierbij zijn de delicten zoals omgeschreven in het Wetboek van Strafrecht. Als er
wordt geregistreerd op specifieke vormen van delicten zoals fysieke of psychische
mishandeling, wordt de registratie minder zuiver doordat de foutmarge toeneemt. Daarnaast
levert het een grote administratieve belasting op, waardoor deze registratie onwenselijk
is.
Ook de rechtspraak registreert niet op het onderscheid tussen fysieke en psychische
mishandeling. Het is daarom niet uit de politieregistratie te halen hoe vaak aangifte
is gedaan van psychische mishandeling, al dan niet in combinatie met andere vormen
van mishandeling. Uit de registratiesystemen van de politie, het OM en de Raad voor
de Rechtspraak is evenmin te achterhalen hoe vaak is overgegaan tot ambtshalve vervolging
en hoe vaak aangiftes van psychische mishandeling, al dan niet in combinatie met andere
vormen van mishandeling, hebben geleid tot een veroordeling. In de aangiftebereidheid
voor psychische mishandeling is ook geen inzage.
Vraag 11
Registreert Veilig Thuis ook op psychische mishandeling? Zo ja, hoe en op basis van
welke definitie en is er informatie over het aantal meldingen? Zo nee, waarom niet?
Registreren hulpverleners en psychologen ook psychische mishandeling?
Antwoord 11
Ja, Veilig Thuis registreert ook op psychische mishandeling. Veilig Thuis past in
de praktijk bepaalde gedragingen toe op de definitie van huiselijk geweld en kindermishandeling
uit de Wmo 2015 en de Jeugdwet. Veilig Thuis werkt daarbij in lijn met de definities
zoals omschreven in vraag 3.
Onder elke doelgroep van het geweld (kinderen, ouderen, ouders en (ex-) partners)
wordt zo specifiek mogelijk de vorm van geweld geregistreerd. Dus zowel bij kindermishandeling,
ouderenmishandeling, geweld tegen ouders en (ex-) partnergeweld registreert Veilig
Thuis of er sprake is van emotionele of psychische mishandeling. Bij kindermishandeling
wordt ook geregistreerd op emotionele of psychische verwaarlozing.
Veilig Thuis-organisaties verstrekken tweemaal per jaar registratiegegevens aan het
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het CBS genereert op basis van die gegevens
tweemaal per jaar de beleidsinformatie Veilig Thuis, met een overzicht van het aantal
meldingen van onder meer kindermishandeling, partnergeweld en ouderenmishandeling.
Het CBS heeft recent een aparte publicatie uitgebracht met daarin een onderscheid
naar subcategorieën, wat inzicht geeft in de verschillende vormen van geweld die gemeld
zijn bij Veilig Thuis in de tweede helft van 2019.15 Informatie over de aard van het geweld zal met ingang van de eerstvolgende publicatie
van de registratiegegevens regulier beschikbaar komen via het CBS.
Hulpverleners en psychologen vallen onder de Wet Verplichte meldcode huiselijk geweld
en kindermishandeling. Zij hebben geen plicht om te registreren, maar zijn wel verplicht
om de stappen van de meldcode te doorlopen. In het geval van acute of structurele
onveiligheid behoort het tot hun professionele norm om op basis van de geldende afwegingskaders
een melding te maken bij Veilig Thuis. In de beantwoording van vraag 15 wordt nader
ingegaan op de toepassing van de meldcode bij psychisch geweld.
Vraag 12, 19
De definitie van kindermishandeling in de Jeugdwet omvat ook psychische mishandeling,
terwijl psychische mishandeling niet expliciet strafbaar is in het Wetboek van Strafrecht;
deelt u de mening dat dit tot verwarring en frustratie kan leiden bij hulpverleners
en slachtoffers wanneer zij aangifte willen doen?
Wat is uw oordeel over het huidige handhavingsniveau van psychische mishandeling?
Wat vindt u van de veronderstelling dat door het ontbreken van een expliciete strafbaarstelling
van psychische mishandeling mogelijk slachtofferschap niet herkend wordt en de opsporing
en vervolging zich ten onrechte en onvoldoende richten op de bestrijding ervan?
Antwoord 12, 19
Zoals hierboven al aangegeven biedt de huidige wetgeving reeds mogelijkheden tot de
(strafrechtelijke) aanpak van psychische mishandeling. Ik deel de veronderstelling
dan ook niet dat – door het ontbreken van een expliciete strafbaarstelling van psychische
mishandeling – het niet mogelijk is om hiervan aangifte te doen. Ook deel ik de veronderstelling
niet dat mogelijk slachtofferschap daardoor niet herkend wordt en dat de opsporing
en vervolging zich daardoor ten onrechte en onvoldoende zouden richten op de bestrijding
ervan. Ik deel daarom ook de mening niet dat dit tot verwarring en frustratie kan
leiden bij het doen van aangifte.
Iemand die een vermoeden heeft of slachtoffer is van psychische mishandeling kan terecht
bij Veilig Thuis. Ook is het mogelijk om hiervan melding te maken of aangifte te doen
bij de politie. Deze organisaties beschikken over de benodigde expertise om op basis
van de beschikbare informatie al dan niet samen met ketenpartners te besluiten wat
nodig is om de onveilige situatie te beëindigen. Interventies binnen en buiten het
strafrechtelijk kader kunnen hiervoor worden ingezet. Wat betreft de strafrechtelijke
aanpak beslist de lokale veiligheidsdriehoek welke prioriteiten in de opsporing en
vervolging worden gesteld.
Tegelijkertijd constateer ik dat het handhavingsniveau van psychische mishandeling
op dit moment niet goed in kaart kan worden gebracht als gevolg van het gebrek aan
cijfermatig inzicht specifiek met betrekking tot psychische mishandeling. Momenteel
wordt gewerkt aan de verbetering hiervan, onder meer in het kader van de ontwikkeling
van de reeds genoemde impactmonitor huiselijk geweld en kindermishandeling. De volgende
versie van de impactmonitor zal in december 2020 aan uw Kamer worden toegestuurd.
Vraag 13
Heeft u er zicht op in hoeverre bij uitgevaardigde huis- en straatverboden (ook) sprake
is van psychisch geweld?
Antwoord 13
De burgemeester kan een tijdelijk huisverbod opleggen indien er sprake is van een
(vermoeden van) onmiddellijk en ernstig gevaar.16 Een gebiedsverbod kan door de burgemeester worden ingezet indien iemand herhaaldelijk
voor verstoring van de openbare orde heeft gezorgd en er ernstige vrees is voor verdere
verstoring.17 Voorafgaand aan de oplegging is niet vast te stellen welke problematiek er speelt.
Dit is ook geen vereiste om gebruik te kunnen maken van deze bestuurlijke instrumenten.
Gemeenten registeren daarom ook niet op de aanleiding voor het gebruik van deze instrumenten.
Vraag 15
Is de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voldoende geëquipeerd om ook
meldingen te ontvangen over psychische mishandeling? Zo ja, op welke wijze? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 15
Ja, de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is hiertoe voldoende geëquipeerd.
De meldcode helpt professionals werkzaam in de sectoren gezondheidszorg, onderwijs,
kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning, jeugdhulp en justitie hoe ze kunnen
handelen bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling. Het gaat hierbij
niet alleen om vermoedens van fysiek geweld, maar ook om vermoedens van psychisch
of seksueel geweld en vermoedens van verwaarlozing. Bij de verbetering van de meldcode
die 1 januari 2019 is ingevoerd, is door professionals vanuit de eigen beroepsgroep
een professionele norm gesteld om te melden bij Veilig Thuis in gevallen van acuut
en structureel geweld. Het gaat hier ook om psychisch geweld dat veelal een structureel
karakter heeft.
Uit de recente wetsevaluatie van de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
blijkt dat professionals de meldcode als meerwaarde ervaren en bereid zijn het instrument
te gebruiken.18 De onderzoekers van de wetsevaluatie stellen dat het bij de meldcode bijbehorende
stappenplan professionals voldoende handvatten biedt als eenmaal vermoedens van geweld
bestaan. Het herkennen van signalen en dan met name de minder zichtbare en moeilijker
herkenbare signalen bij bijvoorbeeld psychische mishandeling blijkt voor professionals
nog lastig. In het bevorderen van kennis en gebruik van de meldcode bevelen de onderzoekers
dan ook aan om per sector een doelgroepgericht traject te starten waarin o.a. aandacht
is voor het herkennen van andere vormen van geweld dan fysiek geweld, zoals psychische
mishandeling.
De komende maanden wordt de wetsevaluatie van de meldcode besproken met de betrokken
partijen om na te gaan welke concrete vervolgstappen gezet kunnen worden om de implementatie
van de meldcode duurzaam te borgen binnen de sectoren. Uw Kamer zal einde van dit
jaar over de vervolgstappen worden geïnformeerd en de beleidsreactie ontvangen op
deze wetsevaluatie.
Vraag 16
Hoe verhoudt de huidige beleidsmatige en programmatische inzet gericht op de preventie
en aanpak van psychisch geweld zich tot artikel 33 van de Istanbul Conventie?19 Bent u van mening dat hiermee aan de verdragsverplichting is voldaan? Zo ja, op welke
wijze?
Antwoord 16
Artikel 33 van de Istanbul Conventie verplicht de verdragspartijen, waaronder Nederland,
tot het nemen van wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn te waarborgen dat
opzettelijke gedragingen tot het door middel van dwang of bedreiging ernstig beschadigen
van de geestelijke integriteit van een ander, strafbaar worden gesteld. Zoals hierboven
aangegeven, bestaat voldoende grond om deze vormen van geweld strafrechtelijk aan
te pakken. Daarom ben ik ervan overtuigd dat Nederland voldoet aan deze verdragsverplichting.
Vraag 17
Hou verhoudt deze inzet zich tot artikel 19 van het Kinderrechtenverdrag en General
Comment nr. 13 bij dat verdrag?20
Antwoord 17
In het VN-kinderrechtenverdrag is vastgelegd dat elk kind gezond en veilig moet kunnen
opgroeien en zich optimaal moet kunnen ontwikkelen. Dit is ook opgenomen in de Jeugdwet
en uitgangspunt in de verschillende actieprogramma’s als Zorg voor de Jeugd en Kansrijke
Start. In het programma GHNT staat centraal dat kindermishandeling wordt teruggedrongen
en duurzaam wordt opgelost. Zoals hierboven aangegeven is de aanpak van psychische
mishandeling van kinderen integraal onderdeel binnen het programma GHNT en de andere
genoemde actieprogramma’s. Samen met de Minister voor Rechtsbescherming zet ik mij
op deze wijze in voor het naleven van het Kinderrechtenverdrag.
Vraag 18
Op welke manier worden ervaringsdeskundigen betrokken bij het ontwikkelen van beleid
en interventies om psychische mishandeling tegen te gaan?
Antwoord 18
Binnen het programma GHNT wordt de inzet van ervaringsdeskundigen belangrijk gevonden.
Vanuit het programma GHNT wordt daarom een handreiking ontwikkeld voor gemeenten om
ervaringsdeskundigheid in te zetten bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling
(inclusief psychische mishandeling). Het concept wordt de komende maanden getest door
een aantal regio’s. De handreiking wordt gedeeld met alle gemeenten als deze gereed
is.
Het programma GHNT wordt bijgestaan door een vertegenwoordiging van ervaringsdeskundigen
(zowel ex-plegers als ex-slachtoffers). Deze ervaringsdeskundigen stimuleren en ondersteunen
het programmateam en de regio’s met kennis en ervaring. Het betrekken van ervaringsdeskundigen
is binnen het onderzoeksprogramma GHNT van ZonMW één van de beoordelingscriteria voor
het verlenen van subsidies.
Vraag 21, 22
Worden bij de uitvoering van dit programma ook signalen opgevangen van eventuele problemen
in de strafrechtelijke aanpak van psychische mishandeling? Zo ja, welke problemen
zijn dat?
Klopt de veronderstelling dat in veel strafzaken rond psychische mishandeling vooral
de bewijsbaarheid en verjaring problematisch zijn? Zo ja, welke mogelijke oplossingen
zijn hiervoor denkbaar?
Antwoord 21, 22
Het programmateam, de politie en het OM geven aan geen signalen te ontvangen dat er
specifieke problemen bestaan in de strafrechtelijke aanpak van psychische mishandeling.
Indien het OM in zijn algemeenheid mogelijkheden (en dus bewijs) ziet, gaat het OM
over tot strafrechtelijke vervolging. Wel kan in zijn algemeenheid ten aanzien van
de bewijsbaarheid van psychische mishandeling het volgende worden gesteld. Voor een
bewezenverklaring van mishandeling dient sprake te zijn van het opzettelijk toebrengen
van pijn en/of letsel. Hieronder wordt onder meer het bij een ander teweegbrengen
van min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam, dan
wel opzettelijke benadeling van de gezondheid verstaan.21 Voor de bewezenverklaring van deze bestanddelen wordt in fysieke mishandelingszaken
doorgaans gebruik gemaakt van een (door een arts opgestelde) letselverklaring, naast
de aangifte en eventuele getuigenverklaringen aangaande het (zichtbare) letsel. Dat
in zaken van psychische mishandeling geen sprake is van zichtbaar letsel en daarmee
geen gebruik gemaakt kan worden van de reguliere letselverklaringen, maakt de bewijsbaarheid
lastiger, maar betekent niet dat voor dit onderdeel niet tot een bewezenverklaring
gekomen zou kunnen worden. Voorstelbaar is dat door deskundigen vragen worden beantwoord
over de psychische gevolgen en eventuele schade voor het slachtoffer. In het eerder
genoemde arrest van het Gerechtshof Den Haag is voor het bewijs bijvoorbeeld gebruik
gemaakt van rapporten van deskundigen waarin beschreven wordt dat de bejegening van
het slachtoffer in de thuissituatie getypeerd kon worden als emotionele verwaarlozing.22 Het Gerechtshof heeft het vervolgens aannemelijk geacht dat hierdoor psychische schade
is ontstaan.
Ten aanzien van verjaring kan worden gesteld dat op 1 januari 2020 de et herwaardering
strafbaarstelling actuele delictsvormen in werking is getreden. Hiermee is de strafrechtelijke
aansprakelijkheid voor kindermishandeling verruimd in die zin dat de verjaringstermijn
pas een aanvang neemt op de dag nadat het kind 18 jaar wordt (zie art. 71 onder 3
Sr).
Op basis van het bovenstaande concludeer ik dat in zijn algemeenheid de bewijsbaarheid
en de verjaring in strafzaken rond psychische mishandeling niet problematisch zijn.
Tegelijkertijd kan de bewijsbaarheid wel lastiger zijn dan in het geval fysieke mishandeling.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.