Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 550 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele wijzigingen in het belang van de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling bij de hoogste rechtscolleges (amicus curiae en kruisbenoemingen)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in het belang van de
rechtseenheid en de rechtsontwikkeling aan de hoogste bestuursrechters de mogelijkheid
te bieden in zaken de inbreng van anderen dan partijen te verkrijgen en voorts het
stelsel van kruisbenoemingen tussen de hoogste rechtscolleges te completeren;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 8:12a, eerste lid, wordt «in hun college» vervangen door «bij hun college».
B
Na afdeling 8.1.2a wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
AFDELING 8.1.2b OPMERKINGEN DOOR ANDEREN DAN PARTIJEN
Artikel 8:12b
1. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep
en het College van Beroep voor het bedrijfsleven kunnen in zaken die bij hun college
in behandeling zijn bij een meervoudige of grote kamer, anderen dan partijen in de
gelegenheid stellen binnen een door het college te bepalen termijn schriftelijke opmerkingen
te maken.
2. De aankondiging hiervan geschiedt op een door het college te bepalen wijze.
3. Van het voornemen om toepassing te geven aan het eerste lid doet het college mededeling
aan partijen. Het college kan partijen in de gelegenheid stellen om hun wensen omtrent
dat voornemen binnen een door hem te bepalen termijn schriftelijk aan hem kenbaar
te maken.
4. Partijen kunnen binnen vier weken na de dag van verzending aan hen van de schriftelijke
opmerkingen schriftelijk hun zienswijze met betrekking tot die opmerkingen naar voren
brengen. Het college kan deze termijn verlengen.
5. Het college kan degenen die schriftelijke opmerkingen hebben gemaakt, uitnodigen
ter zitting te verschijnen teneinde over hun opmerkingen te worden gehoord.
6. Indien het college toepassing geeft aan het vijfde lid, wordt daarvan aan partijen
mededeling gedaan in de uitnodiging, bedoeld in artikel 8:56.
ARTIKEL II
De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 29 wordt voor «de artikelen 8:14 tot en met 8:25» ingevoegd «afdeling 8.1.2b,»
wordt «8:60» vervangen door «8:59, 8:60, 8:61, 8:63, 8:64, 8:65, eerste en tweede
lid» en wordt voor «artikel 8:114» ingevoegd «en».
B
Artikel 29c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste zin, wordt «bepaalt de Hoge Raad dag en uur waarop de zaak
door de advocaten van partijen zal kunnen worden bepleit» vervangen door «dan wel
de Hoge Raad een onderzoek ter zitting geraden acht, bepaalt de Hoge Raad het tijdstip
van de zitting».
2. In het vierde lid wordt «de mondelinge behandeling» en «de behandeling» vervangen
door «de zitting»
ARTIKEL III
In artikel 72, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie wordt «vijftien»
vervangen door «twintig».
ARTIKEL IV
De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 5a wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In het ambt van raadsheer in buitengewone dienst bij de Hoge Raad kan tevens worden
benoemd degene die als lid is benoemd in een ander onafhankelijk, bij de wet ingesteld
orgaan dat in hoogste ressort met bestuursrechtspraak is belast.
B
Aan artikel 5c, zesde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: De eerste volzin is
eveneens van toepassing wanneer een plaats van raadsheer in buitengewone dienst als
bedoeld in artikel 5a, derde lid, openvalt, met dien verstande dat de lijst van aanbeveling
drie kandidaten bevat.
C
In artikel 9, tweede lid, wordt «als rechterlijk ambtenaar» vervangen door «in een
rechterlijke functie».
ARTIKEL V
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Rechtsbescherming,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.