Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Baudet over de aanhouding van tientallen boeren bij vreedzame demonstratie
Vragen van het lid Baudet (FvD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de aanhouding van tientallen boeren bij vreedzame demonstratie (ingezonden 13 juli 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 27 augustus 2020). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3660.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Tientallen boeren gearresteerd bij demonstratie in
Wijster»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Hoe beoordeelt u dat in de drie meest noordelijke veiligheidsregio’s tijdelijk een
algeheel verbod geldt om met tractoren te demonstreren? Waarom is in plaats van het
instellen van een algeheel verbod, niet gekozen voor het stellen van bepaalde beperkingen
aan het gebruik van tractoren bijvoorbeeld door het aantal te maximeren, bepaalde
locaties aan te wijzen, etc.?
Indien het algehele verbod op demonstraties met tractoren is ingesteld om verkeershinder
te voorkomen, zoals wordt gesteld, waarom geldt het dan slechts voor een bepaalde
tijd?
Antwoord 2, 3
Het is niet aan mij om een oordeel uit te spreken over de door u genoemde tijdelijke
algehele verboden om met tractoren te demonstreren in de drie meest noordelijke veiligheidsregio’s.
Die besluiten alsmede de onderliggende afwegingen zijn een aangelegenheid van de voorzitters
van die veiligheidsregio’s.
Vraag 4
Bent u ermee bekend dat de tractor hét symbool is van de boerenprotestbeweging? Zo
ja, erkent u dan dat het verbieden van de tractor moet worden aangemerkt als een inhoudelijke
beperking van het demonstratierecht? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Het stellen van voorschriften of beperkingen aan demonstraties is op grond van de
Wet openbare manifestaties (Wom) alleen mogelijk voor zover dat nodig is om de gezondheid
te beschermen, in het belang van het verkeer en/of voor de bestrijding of voorkoming
van wanordelijkheden. Een voorschrift mag niet over de inhoud van de boodschap gaan.
Wel kunnen demonstraties voorschriften krijgen die betrekking hebben op de uitingsvorm,
plaats, duur en het tijdstip van de betoging. Tegen een besluit op grond van de Wom
kan overigens bezwaar worden gemaakt bij de burgemeester. Daarna is er nog de mogelijkheid
om tegen het besluit van de burgemeester in (hoger) beroep te gaan bij de bestuursrechter.
Vraag 5
Hoeveel personen zijn bij de actie in Wijster in totaal aangehouden? Hoeveel van hen
waren jonger dan 18 en hoeveel jonger dan 12 jaar? Hoeveel van hen worden nog steeds
verdacht van een strafbaar feit? Welke strafbare feiten betreft dit?
Antwoord 5
Er zijn in totaal 62 aanhoudingen verricht. Zeven personen waren jonger dan 18 jaar
en geen van hen was jonger dan 12 jaar. Alle arrestanten zijn aangehouden voor overtreding
van artikel 11 Wom.
Vraag 6
In welke mate is het toegestaan om kinderen die worden verdacht van een strafbaar
feit, niet zijnde een misdrijf, aan te houden en op te sluiten?
Antwoord 6
Het is mogelijk dat een kind bij verdenking van een strafbaar feit door de politie
wordt aangehouden en vastgehouden. Het uitgangspunt is echter «geen kinderen in de
politiecel» en er wordt, als dit niet mogelijk is, gezocht naar een alternatieve verblijfslocatie.
Vaak is dit het huisadres. Als het in de ophoudingsfase niet anders kan, dan is het
verblijf in een politiecel zo kort mogelijk. Bovendien worden de ouders/voogd in kennis
gesteld en uitgenodigd op het bureau te komen en heeft het kind recht op een advocaat.
Tevens krijgt elke minderjarige bij insluiting door de politie duidelijk uitgelegd
welke rechten hij of zij heeft.
Vraag 7
Klopt het dat demonstranten na het staken van het protest niet het afgezette gebied
mochten verlaten? Zo ja, wat is de reden om hen dit te ontzeggen?
Antwoord 7
Ja dat klopt. Op het moment dat werd geconstateerd dat in strijd werd gehandeld met
het besluit van de voorzitter van de veiligheidsregio om inzet van landbouwvoertuigen
bij demonstraties te verbieden, heeft de politie ervoor gezorgd dat de situatie ongewijzigd
bleef om handhaving mogelijk te maken.
Vraag 8
Erkent u dat de aanhoudingen hebben plaatsgevonden op een privéterrein, nadat de demonstratie
al beëindigd was?
Antwoord 8
Ter plaatse is geconstateerd dat een deel van de demonstranten, waarvan was geconstateerd
dat ze artikel 11 van de Wom hadden overtreden, zich verplaatsten naar het erf van
een bedrijf. Vanwege die overtreding zijn ze daar aangehouden.
Vraag 9
Hebben de aangehouden personen zich op enige wijze verzet tegen medewerking, of konden
zij niet voldoen aan de identificatieplicht?
Antwoord 9
De aangehouden personen hebben hun medewerking verleend en konden voldoen aan de identificatieplicht.
Vraag 10
Waarom is ervoor gekozen om vreedzame personen die worden verdacht van een overtreding
aan te houden, in plaats van hen ter plekke een boete te geven? Hoe verhoudt zich
dit met het proportionaliteitsvereiste?
Antwoord 10
Er is gehandeld in lijn met de door (boven)lokaal gezag vastgestelde tolerantiegrenzen.
Nadat in eerste instantie was ingezet op verbinding en de-escalatie, bleek dat betrokkenen
steeds minder geneigd waren om aanwijzingen van de politie op te volgen. Ook bleek
dat met een grote groep actievoerders niet of nauwelijks afspraken te maken was en
slechts beperkt informatie over acties beschikbaar werd gesteld. Om die reden is door
de regionale driehoek gekozen voor een andere koers, waarin actief werd gehandhaafd
op het verbod op demonstreren met landbouwvoertuigen van de Veiligheidsregio’s Groningen,
Fryslân en Drenthe. Om handhaven bij zo’n grote groep demonstranten mogelijk te maken,
was de gekozen werkwijze van aanhouden noodzakelijk.
Vraag 11
Klopt het dat bij het afvoeren van de arrestanten in een arrestantenbus geen rekening
is gehouden met corona-maatregelen? Klopt het dat bij het vasthouden van de arrestanten
in een politiebureau geen rekening is gehouden met corona-maatregelen? Zo één van
deze vragen met ja is beantwoord, waarom is daar geen rekening mee gehouden?
Antwoord 11
Hoewel de verboden uit de regionale noodverordeningen COVID-19 niet van toepassing
zijn op activiteiten die noodzakelijk zijn voor de voortgang van vitale processen,
wordt de anderhalve meter wel zo veel mogelijk in acht genomen door de politie. In
deze situatie is dat niet gelukt vanwege het onverwacht grote aantal arrestanten.
Vraag 12
Kunt u bevestigen dat bij een deel van de aangehouden personen vingerafdrukken zijn
afgenomen en bij een ander deel niet? Hoe is besloten bij wie er vingerafdrukken zouden
worden afgenomen? Wat is de wettelijke grondslag voor het afnemen van vingerafdrukken?
Antwoord 12
Om niet te veel in deze individuele zaken te treden vanwege het belang van de bescherming
van de persoonlijke levenssfeer van de arrestanten ga ik hier niet op in. De wettelijke
grondslag voor het afnemen van vingerafdrukken is artikel 55c, tweede en derde lid,
van het Wetboek van Strafvordering.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.