Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Lee over het niet isoleren van opslagtanks voor oliën die warm gehouden moeten worden
Vragen van het lid Van der Lee (GroenLinks) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het feit dat opslagtanks voor olie, die warm gehouden moeten worden, niet geïsoleerd zijn (ingezonden 22 juli 2020).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 27 augustus
2020).
Vraag 1
Kent u het artikel «Helft van opslagtanks is niet geïsoleerd»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat de helft van de opslagtanks voor olie in Nederland, die permanent warm
dienen te blijven, niet of slecht geïsoleerd zijn?
Antwoord 2
Omdat de decentrale overheid (provincie, gemeente, gemandateerde omgevingsdiensten)
bevoegd gezag is voor vergunningverlening en voor toezicht en handhaving van de energiebesparingsplicht,
wordt er geen centrale registratie bijgehouden van isolatie van opslagtanks voor olie
in Nederland. De cijfers kan ik dus niet bevestigen.
Vraag 3
Klopt het dat er al 25 jaar isolatiemateriaal bestaat dat geschikt is voor het isoleren
van dergelijke opslagtanks?
Antwoord 3
Het artikel richt zich specifiek op dakisolatie van verwarmde opslagtanks voor olie.
Het ministerie houdt geen overzicht bij van geschikte isolatiematerialen en ik kan
dus niet met zekerheid zeggen dat er al 25 jaar geschikt isolatiemateriaal bestaat.
Bedrijven die deelnemen aan de energiebesparingsconvenanten MJA3 en MEE maken elke
vier jaar plannen. In 2006 werden dakisolatiemaatregelen voor het eerst in deze plannen
genoemd.
Vraag 4
Hoe verklaart u dat eigenaren van deze opslagtanks niet de moeite nemen om energie
en kosten te besparen?
Antwoord 4
Er zijn hier verschillende mogelijke verklaringen voor. Ten eerste kan het te maken
hebben met technische (on)mogelijkheden op het gebied van draagkracht en beloopbaarheid
van de tank. Ten tweede heeft het, zoals het artikel terecht stelt, onder andere te
maken met prioritering. Een investering in een energiebesparende maatregel betekent
dat dit geld niet ergens anders in geïnvesteerd kan worden. Daarbij speelt dat investeringen
in het primaire bedrijfsproces soms beter renderen dan investeringen in energiebesparing.
Dat hangt uiteraard af van de prognose voor de bezettingsgraad, temperatuur en aantal
verwarmde uren.
Vraag 5 en 6
Wat vindt u van deze onnodige energieverspilling?
In hoeverre is de huidige plicht tot energiebesparing uit de Wet milieubeheer in uw
ogen een effectief instrument geweest om dergelijke verspilling tegen te gaan?
Antwoord 5 en 6
Het niet treffen van kosteneffectieve energiebesparende maatregelen is natuurlijk
nooit goed. Energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of
minder zijn kosteneffectief en zouden dus altijd uitgevoerd moeten worden. De energiebesparingsplicht
uit het Activiteitenbesluit milieubeheer geldt voor midden- en grootverbruikers. De
bedrijven waar het in dit artikel om gaat zijn vergunningplichtige (zogenoemde type
c-bedrijven) en soms ook ETS-bedrijven. Deze bedrijven zijn uitgezonderd van de energiebesparingsplicht.
Bij vergunningplichtige bedrijven is in principe het decentrale bevoegd gezag verantwoordelijk
om het treffen van energiebesparende maatregelen op te nemen in deze bedrijfsspecifieke
omgevingsvergunning. De grotere aandacht voor het onderwerp energiebesparing in de
afgelopen jaren beweegt decentrale overheden ertoe om dit bij het verstrekken van
de vergunningen steeds vaker te doen. Bedrijven die (ook) onder het ETS vallen, worden
al door de ETS-prijs gestimuleerd om aardgas-besparende maatregelen te treffen. Daar
helpt het dat de ETS-prijs fors is gestegen. Overigens is het doel van de energiebesparingsconvenanten
MJA3 en MEE juist om bij deze vergunningplichtige en ETS-bedrijven energiebesparende
maatregelen te realiseren.
Vraag 7
Wat gaat u er op korte termijn aan doen om dit instrument en de handhaving van de
plicht tot energiebesparing te versterken?
Antwoord 7
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 5 en 6 vallen de bedrijven die verwarmde
opslagtanks gebruiken over het algemeen niet onder de energiebesparingsplicht uit
het Activiteitenbesluit milieubeheer. Voor een uiteenzetting van wat ik op korte termijn
doe om de energiebesparingsplicht en de handhaving daarop te versterken verwijs ik
u naar mijn eerdere antwoorden op uw vragen over het toezicht en de handhaving van
de energiebesparingsplicht (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 3041).
Vraag 8
Ziet u nog andere mogelijkheden om isolatie van opslagtanks voor brandstoffen snel
af te dwingen?
Antwoord 8
Een deel van deze bedrijven doet mee aan de energiebesparingsconvenanten MJA3 en MEE.
In dit verband maken zij vierjaarlijkse plannen. Isolatie van opslagtanks komt ook
voor in deze plannen. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) monitort
het uitvoeren van deze plannen en hierover wordt jaarlijks in het najaar gerapporteerd
aan de Kamer. Indien er onvoldoende voortgang bij de uitvoering van de plannen geboekt
wordt, kan RVO.nl de bedrijven een jaarlijkse voortgangsverklaring onthouden. Bedrijven
kunnen dan geen teruggave van hun energiebelasting claimen. In 2019 hebben procesmaatregelen
in de tankopslagsector (9 bedrijven, 17 tankterminals) 93,1 TJ aan besparing opgeleverd.
Dit betrof met name besparing door isolatiemaatregelen. Het aandeel isolatie (niet
gespecificeerd) van tanks betrof 86,7 TJ en dakisolatie (gespecificeerd) 3,4 TJ.
De energiebesparingsconvenanten lopen eind 2020 af. Op dit moment ben ik in overleg
met de industrie over een eventueel vervolg op deze convenanten. Ik zal hierbij ook
het bevoegd gezag betrekken. Verder ben ik aan het bezien hoe industriële procesefficiëntiemaatregelen
met een langere terugverdientijd dan vijf jaar beter kunnen worden ondersteund met
het huidige of aanvullend instrumentarium.
Vraag 9
In hoeverre zal de CO2-heffing die u wilt introduceren hieraan bijdragen?
Antwoord 9
De uitstoot die vrijkomt bij de productie van warmte voor de verwarming van olieopslagtanks
vallend onder het Europese emissiehandelssysteem EU ETS zal onder de CO2-heffing worden gebracht. Het kan dan gaan om uitstoot die direct vrijkomt bij de
exploitant van de opslagtanks, indien deze zelf de warmte produceert. Het kan ook
gaan om de uitstoot bij een ander industrieel bedrijf dat onder de heffing wordt gebracht,
indien deze restwarmte levert aan de exploitant van de opslagtanks ten behoeve van
verwarming. Dat betekent dat daarmee een directe respectievelijk indirecte extra prikkel
ontstaat voor de exploitant om op een efficiënte manier om te gaan met die warmte.
Vraag 10
Bent u bereid op korte termijn de verantwoordelijke eigenaren aan te sporen snel tot
isolatie over te gaan en beschikbare instrumenten hierop desnoods aan te scherpen?
Antwoord 10
Het decentrale bevoegd gezag is verantwoordelijk voor het opnemen van energiebesparing
in de bedrijfsspecifieke omgevingsvergunning milieu en het toezicht en handhaving
op de energiebesparingsplicht. Verder verwijs ik naar de antwoorden op vraag 8 en
9.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.