Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Yesilgöz-Zegerius over het bericht ‘Je bent niet altijd een held als je een misdaad meldt’ en het bericht dat Arie den Dekker inmiddels is overleden
Vragen van het lid Yeşilgöz-Zegerius (VVD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Je bent niet altijd een held als je een misdaad meldt» en het bericht dat Arie den Dekker inmiddels is overleden (ingezonden 28 juli 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 27 augustus
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3741.
Vraag 1
Bent u bekend met dit bericht?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wetende dat u mogelijk niet in kunt gaan op alle aspecten van een individuele casus,
kunt u wel een reactie geven op dit schrijnende verhaal van een burger die getuige
is van een liquidatie en, zoals vaak gepleit door overheidsinstanties, zich meldt
als ooggetuige en een verklaring aflegt? Hoe beoordeelt u de ervaringen zoals gedeeld
in dit interview en wat zegt dit volgens u over de geboden bescherming en hulpverlening?
Antwoord 2
De dood van de heer Den Dekker is een zeer trieste gebeurtenis. Mijn medeleven gaat
uit naar zijn nabestaanden. Zoals de burgemeester van Oss tijdens de persconferentie
op 28 juli jl. heeft aangekondigd, wordt een onafhankelijk onderzoek ingesteld naar
de onderhavige casus. De gemeenteraad is opdrachtgever van dit onderzoek en is bezig
met de opzet van het onderzoek en de formulering van de onderzoeksvraag. Daarnaast
is de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: de Inspectie) een oriëntatie gestart
naar het incident in Oss. Dit wil zeggen dat de Inspectie bekijkt in hoeverre er aanknopingspunten
zijn voor de Inspectie om een incidentenonderzoek te starten. De Inspectie streeft
ernaar deze oriëntatie op korte termijn af te ronden.
In afwachting van de uitkomsten van het aangekondigd onafhankelijk onderzoek en de
oriëntatie past het mij niet om inhoudelijke uitspraken te doen over deze casus. In
algemene zin onderschrijf ik dat het van groot belang is dat burgers bijdragen aan
de opsporing van ernstige strafbare feiten, als zij hier kennis van dragen of zelf
getuige van zijn. Wanneer de hulp van een burger bij opsporing leidt tot een dreiging
en risico waartegen de persoon zelf of zijn werkgever niet op eigen kracht weerstand
kan bieden, worden beveiligingsmaatregelen getroffen door de overheid. Politie en
het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) hebben hiertoe middelen tot hun beschikking,
onder andere binnen het stelsel bewaken en beveiligen en in uiterste gevallen onder
het Besluit getuigenbescherming.
Vraag 3
Klopt het bericht dat de heer Den Dekker overleden is nadat hij zichzelf in brand
heeft gestoken en dat hij een week van tevoren had aangekondigd dit te gaan doen?
Welke zorg en ondersteuning is de heer Den Dekker sinds zijn aankondiging tot het
moment van de daad geboden?
Antwoord 3
In afwachting van het onafhankelijk onderzoek past het mij niet inhoudelijke uitspraken
te doen over deze individuele casus.
Vraag 4
Welke organisaties zijn allemaal betrokken geweest bij de bescherming van de heer
Den Dekker en op welke wijze is samengewerkt door de betrokken organisaties? Is alle
relevante informatie tijdig gedeeld tussen betrokken organisaties?
Antwoord 4
Zoals ook aangegeven bij het antwoord op vraag 2 en 3, past het mij niet vooruitlopend
op het onafhankelijke onderzoek inhoudelijke uitspraken te doen over de onderhavige
casus. Wel kan ik uw Kamer melden dat in deze casus maatregelen zijn getroffen binnen
het stelsel bewaken en beveiligen. De politie is verantwoordelijk voor de uitvoering
van de maatregelen in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen, waarover het
gezag berust bij de hoofdofficier van justitie. Uitvoering van de stelselmaatregelen
gebeurt in nauwe samenwerking tussen het OM, politie en waar nodig andere instanties.
Vraag 5
Kunt u aangeven wat het protocol is op het moment dat iemand ooggetuige is van een
misdaad en zich meldt om een verklaring af te leggen? Kunt u bij de beschrijving van
het protocol ingaan op alle aspecten die hierbij relevant zijn, dus veiligheid, maar
ook werk- en woonsituatie, gezinsleven, familie, school etc?
Antwoord 5
Voor deze situatie bestaat geen protocol. Wel geeft het Wetboek van Strafvordering
(hierna: Sv) een aantal mogelijkheden om onder bijzondere omstandigheden de identiteit
van een getuige af te schermen. Wettelijk uitgangspunt is dat wanneer een getuige
een verklaring aflegt bij de politie en deze verklaring van belang is voor het strafrechtelijk
onderzoek, deze verklaring op enig moment als processtuk aan het strafdossier wordt
toegevoegd. De verdachte kan dan in het kader van zijn verdediging kennisnemen van
die verklaring alsmede de identiteit van de getuige. Bijzondere omstandigheden kunnen
dat recht beperken. De regels en werkwijze hieromtrent zijn vastgelegd in artikel
30 e.v. Sv.
Naast deze regeling zijn er bijzondere bepalingen over het horen van getuigen waarvan
het te verwachten is dat die (ernstige) overlast zullen ondervinden als hun identiteit
bekend wordt. In dat geval kan de rechter-commissaris of de voorzitter van de rechtbank
(overeenkomstig artikel 190 lid 3 Sv en 290 lid 3 Sv) maatregelen nemen die redelijkerwijs
nodig zijn om te voorkomen dat de identiteit van de getuige wordt achterhaald. Daarnaast
zijn er bepalingen die aan getuigen een bijzondere status kunnen verlenen. Dat is
het geval bij de zogenoemde bedreigde getuigen (artikel 136c en 226a Sv) of afgeschermde
getuigen (artikel 136d en 226m). Van een bedreigde getuige is bijvoorbeeld sprake
wanneer redelijkerwijze moet worden aangenomen dat voor veiligheid van de getuige
moet worden gevreesd en de getuige om die reden geen verklaring wil afleggen. Ook
ontwrichting van het gezinsleven of het sociaaleconomisch bestaan van de getuige kan
hierbij een rol spelen. Van een afgeschermde getuige is sprake wanneer redelijkerwijs
de staatsveiligheid in het geding is. Het is aan de rechter-commissaris om te beoordelen
of de getuige de status van bedreigde of afgeschermde getuige krijgt.
Indien een getuige melding wil doen van een ernstig misdrijf zonder zijn naam bekend
te maken, kan dit door de melding te doen bij de meldlijn van Meld Misdaad Anoniem.
Ook kunnen getuigen zich wenden tot het Team Criminele Inlichtingen van de politie.
In deze gevallen blijft de melder van het misdrijf anoniem.
Vraag 6
Kunt u op dezelfde manier dit schetsen voor de programma’s rond spijtoptanten en kroongetuigen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De uitgangspunten en procedures omtrent kroongetuigen -waaronder spijtoptanten- en
beschermde getuigen zijn neergelegd in respectievelijk de Aanwijzing toezeggingen
aan getuigen in strafzaken en het Besluit getuigenbescherming. Onderdeel van de procedure
zoals beschreven in het Besluit getuigenbescherming is het opmaken van een dreigingsanalyse,
waarin relevante aspecten zoals onder vraag 5 geschetst worden meegenomen.
Vraag 7
Deelt u de mening dat een onschuldige ooggetuige die verklaart, bescherming van de
overheid verdient en dat hierbij altijd gezocht dient te worden naar maatwerk en de
menselijke maat, met als doel optimale bescherming in combinatie met zo min mogelijk
verlies van de mogelijkheid op een «normaal» leven? Zo ja, hoe uit zich dit in de
protocollen en hoe uitte zich dit in dit specifieke geval? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Veiligheid van een persoon staat voorop. Wanneer de bijdrage van een burger aan de
opsporing van ernstige strafbare feiten gepaard gaat met een zodanige dreiging en
risico waartegen de burger of zijn werkgever onvoldoende weerstand kan bieden, treft
de overheid beveiligingsmaatregelen. Uitgangspunt bij het treffen van beveiligingsmaatregelen
is dat met zo min mogelijk impact voor de privé en maatschappelijke activiteiten van
een beveiligd persoon zoveel mogelijk weerstand wordt gecreëerd tegen de dreiging
en het risico. Welke beveiligingsmaatregelen passend en proportioneel zijn en in hoeverre
het privé en maatschappelijke leven zoveel mogelijk voortgezet worden, vergt een zorgvuldige
afweging waarbij veiligheid en maatwerk leidend zijn. Helaas zijn persoonlijke wensen
en veiligheidseisen niet altijd verenigbaar. In vrijwel alle gevallen zal er sprake
zijn van inperking van het privé en/of maatschappelijke leven of zal dit als zodanig
worden ervaren.
Zoals ik op vraag 2 heb geantwoord past het mij, in afwachting van het aangekondigde
onafhankelijk onderzoek en de oriëntatie van de Inspectie, niet om inhoudelijke uitspraken
te doen over deze individuele casus.
Vraag 8
Deelt u voorts de mening dat het van groot belang is dat ervoor wordt gezorgd dat
misdaad niet loont en dat de strijd tegen de georganiseerde misdaad alleen maar kan
worden gewonnen als mensen die de rechtsstaat dienen, zelfs soms met gevaar voor eigen
leven, zich beschermd voelen? Zo ja, bent u het eens dat de afgelopen tijd met de
moorden op de broer en de advocaat van kroongetuige Nabil B, met aanslagen op media,
bedreigde journalisten, rechters en ooggetuigen, de urgentie zeer hoog is en de beschermingsprogramma’s
professionalisering behoeven? Zo ja, welke acties neemt u? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Ik deel deze urgentie. Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer over de uitwerking van
het Breed offensief tegen ondermijnende criminaliteit heb aangegeven2, hebben afschuwelijke gebeurtenissen aangetoond dat excessief geweld tegen de dragers
van onze democratische instituties vanuit criminele netwerken geen taboe meer is.
Deze ondermijning van onze democratische rechtsstaat is absoluut onacceptabel. Personen
die in hun werk in dienst staan van de rechtsorde, moeten hun beroep veilig en zonder
vrees uit kunnen oefenen. Het soort beveiligingszaken dat hiermee samenhangt, is de
afgelopen jaren complexer, langduriger en extremer in omvang en zwaarte geworden.
Ook het aantal personen dat langdurig bewaakt en beveiligd wordt, is toegenomen. In
diezelfde brief heb ik aangegeven een bedrag dat oploopt naar 55 miljoen euro per
jaar te reserveren, voor een versterking, professionalisering en flexibilisering van
de stelsels bewaken en beveiligen en getuigenbescherming.
Vraag 9, 10
Hoeveel mensen zitten op dit moment in een getuigenprogramma en worden op een vergelijkbare
manier beveiligd en wat is de gemiddelde duur dat iemand in een getuigenprogramma
is opgenomen?
Klopt het dat het aantal mensen in een getuigenprogramma de afgelopen jaren is gestegen?
Zo ja, op welke wijze is geanticipeerd op deze stijging?
Antwoord 9, 10
Over het aantal mensen dat op dit moment in een getuigenbeschermingsprogramma is opgenomen,
doe ik geen uitspraken. Hetzelfde geldt voor de duur van deze programma’s.
Met de maatregelen van het Breed offensief tegen ondermijnende criminaliteit worden
de stelsels bewaken en beveiligen en getuigenbescherming toekomstbestendig gemaakt,
ook met het oog op een mogelijke toename van het aantal casussen waarbij beschermingsmaatregelen
moeten worden getroffen.
Vraag 11
Herinnert u zich het antwoord op eerdere Kamervragen over verruiming van de regelingen
voor getuigenbescherming?3 Zo ja, bent u bereid in de brief die de Kamer na de zomer ontvangt ook in te gaan
op de lessen die zijn geleerd naar aanleiding van deze zaak en andere actuele zaken?
Antwoord 11
Ik zal in deze brief – die in eerste instantie ziet op de verruiming van de regeling
voor de inzet van kroongetuigen – ook stilstaan bij de impact van deze verruiming
op de praktijk van getuigenbescherming. Hierbij zal ik ook de ervaringen in actuele
zaken van de afgelopen periode betrekken.
Vraag 12
Kunt u, gezien het feit en de urgentie dat (meer) mensen in ons land beveiligd worden
vanwege dreigingen vanuit het criminele milieu en gezien het feit dat het belangrijk
is dat mensen die getuige zijn van een misdaad melding doen en zich gesteund voelen
door de overheid, deze vragen op korte termijn beantwoorden?
Antwoord 12
Ik heb de vragen zo spoedig als mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.