Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Regeling Subsidie financiering Vaste Lasten MKB COVID-19
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 101
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 28 augustus 2020
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brief
van 29 juni 2020 over de Regeling Subsidie financiering Vaste Lasten MKB COVID-19
(Kamerstuk 35 420, nr. 87).
De vragen en opmerkingen zijn op 17 juli 2020 aan de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 26 augustus 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Renkema
De griffier van de commissie, Nava
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van het kabinet
om de regeling in te voeren die voorziet in een subsidie van de vaste lasten van getroffen
mkb (midden en kleinbedrijf) ondernemers. Deze leden hebben aan de hand van dit voornemen
nog vragen en opmerkingen.
1. In de brief aan de Kamer over het noodpakket 2.0 van 20 mei 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 38) geeft het kabinet aan dat kapitaalintensieve sectoren met forse omzetdaling door
corona te willen ondersteunen in een beweging richting een toekomstbestendig verdienmodel.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris deze sectoren al in beeld
heeft. Zijn deze gelijk aan de lijst met Standaard Bedrijfsindelings (SBI)-codes die
ook voor de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren (TOGS) is gebruikt? Zo ja,
is deze lijst voldoende of zijn er ook sectoren die gemiddeld meer dan 30% omzet verlies
hebben maar niet op de lijst met SBI-codes staan? Welke zijn dat dan? Gaat de Staatssecretaris
hierover in gesprek met VNO-NCW en MKB-Nederland? Hoe gaat de Staatssecretaris uitvoering
geven aan deze toezegging?
Antwoord
Bij het opstellen van de Regeling Subsidie financiering Vaste Lasten MKB COVID-19
(TVL) is ervoor gekozen dezelfde sectorafbakening te hanteren als voor de Tegemoetkoming
Ondernemers Getroffen Sectoren (TOGS). Dit zijn de sectoren die het sterkst zijn getroffen
door de maatregelen die het kabinet en andere (nationale en internationale) overheden
hebben genomen ter bestrijding van het corona virus. Dit is de reden dat het kabinet
dezelfde sectorafbakening hanteert die gericht is op MKB bedrijven welke – als gevolg
van de kabinetsmaatregelen om het coronavirus in te dammen – omzetdaling ervaren.
Recent heeft het kabinet nog een correctie doorgevoerd m.b.t. de lijst met in aanmerking
komende SBI-codes voor de TVL door ondernemers uit de recreatieve vliegsector, zoals
de luchtballonvaarders en ondernemers die rondvluchten aanbieden in sportvliegtuigjes,
onder de regeling te brengen1. Deze ondernemers zijn ook direct geraakt door de genomen maatregelen van het kabinet
om het coronavirus in te dammen en waren per abuis eerder niet in de regeling meegenomen.
Het kabinet is van mening dat de huidige sectorafbakening hiermee voldoet; het zijn
sectoren die direct beïnvloed worden door overheidsmaatregelen om het coronavirus
tegen te gaan. Zoals toegezegd in de brief van 28 mei 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 42) houdt het kabinet de vinger aan de pols en zal o.a. in samenspraak met werkgevers-
en werknemersorganisaties bekijken wat vanaf 1 oktober aan maatregelen 2020 nog nodig
is. Het kabinet zal uw Kamer hier in september over informeren.
2. De leden van de VVD-fractie lezen verder dat de Regeling Subsidie financiering Vaste
Lasten MKB COVID-19 (TVL) gebruik maakt van de cijfers van het Centraal Bureau voor
de Statistiek (CBS) op twee digit SBI-code niveau, wat voor aantal sub-sectoren zeer
nadelig uitpakt, een kledingwinkel valt hierdoor bijvoorbeeld in dezelfde categorie
als een supermarkt, waardoor het percentage vaste lasten te laag uitvalt. Kan de Staatssecretaris
gebruik maken van één digit SBI-codes? Zo nee, waarom niet? Deze leden zien geen uitvoeringsproblemen
in het gebruikmaken van een andere digit SBI-code. Is het denkbaar dat ondernemers
die zelf aan kunnen tonen hogere vaste lasten hebben een ander percentage kunnen krijgen?
De leden van de VVD-fractie vragen of de tegemoetkoming op basis van deze digit code
wel voldoende dekkend is en of ondernemers niet alsnog in de problemen komen. Heeft
de Staatssecretaris een beeld of de TVL voldoende dekkend is?
Antwoord
Het kabinet heeft ervoor gekozen om bij de TVL, anders dan de TOGS, rekening te houden
met de daadwerkelijke hoogte van het omzetverlies van het bedrijf en het aandeel van
de vaste lasten in een sector. Hiermee wordt gerichter aangesloten op de behoeften
per individuele onderneming. De vaste lasten van de onderneming worden, op basis van
CBS-data, bij benadering bepaald. De meest zuivere manier zou zijn om uit te gaan
van de daadwerkelijke vaste lasten van de ondernemingen in de periode van 1 juni tot
en met 30 september 2020. De daarbij horende bewijslast acht het kabinet echter onevenredig
in het licht van de relatief beperkte hoogte van de subsidie (maximaal € 50.000).
Ook zou de uitvoeringslast te groot worden wanneer ondernemers op individuele basis
de vaste lasten aantonen. Elke individuele ondernemer zou in dat geval zijn complete
boekhouding moeten uploaden welke RVO dan handmatig moet controleren. Naast de druk
die dit op uitvoering zou hebben, zouden verschillen in boekhouding het risico op
fraude vergroten. Dat acht het kabinet niet wenselijk. Er is daarom voor gekozen om
de vaste lasten te bepalen aan de hand van de omzet in de referentieperiode. Dit bedrag
wordt vervolgens vermenigvuldigd met een gemiddelde verhouding tussen vaste lasten
en omzet, bepaald voor de sector waartoe de onderneming behoort. Er is voor gekozen
om het aandeel vaste lasten in de omzet te bepalen op branche-niveau (dit komt overeen
met een tweecijferige SBI-code). Verdere uitsplitsing binnen branches (drie- of viercijferige
SBI-code) bleek geen optie vanwege onvoldoende beschikbaarheid van gegevens om verschillen
tot op dat niveau goed te kunnen onderbouwen.
De TVL-regeling is onderdeel van een breed pakket aan noodmaatregelen dat het kabinet
heeft opgesteld om ondernemers door deze crisis heen te helpen. De vraag of de TVL
voldoende dekkend is, moet dan ook in de context van het gehele noodpakket worden
bezien. De regelingen ter bestrijding van het coronavirus worden in gezamenlijkheid
geëvalueerd. Er wordt momenteel gewerkt aan het opzetten van een monitor om inzicht
te krijgen in gebruikers van steunmaatregelen en een traject om de databronnen van
alle ondersteuningsmaatregelen op bedrijfsniveau te koppelen aan een register van
het CBS, ten behoeve van impact-analyses. Voor de eerste resultaten zie: www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl/corona. Deze data-infrastructuur biedt de basis voor een evaluatie van het noodpakket in
2021. De Minister van Financiën zal uw Kamer hierover informeren.
3. Daarnaast lezen de leden van de VVD-fractie dat de verwachting van het kabinet is
dat de TVL gezien blijft worden als omzet in de Noodmaatregel overbrugging werkgelegenheid
(NOW). Dit zou er slechts in een beperkt aantal gevallen toe leiden dat ondernemers
een deel van de ontvangen NOW-subsidie moeten terugbetalen. Hoe gaat het kabinet invulling
geven aan de toezegging van de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid in het plenaire debat over het economische steunpakket op
28 mei 2020 (Handelingen II 2019/20, nr. 76, items 3 en 6) dat zij een oplossing zouden
zoeken voor het probleem van het meerekenen van de TVL als omzet in de NOW? Wanneer
kunnen deze leden deze toegezegde oplossing van het kabinet verwachten?
Deze leden vragen wat de specifieke gevolgen zijn van het meenemen van de TVL in de
berekening van de NOW. Waar is deze verwachting op is gebaseerd? Hoeveel van deze
ondernemers, die een deel van de subsidie alsnog moet terugbetalen, zijn er? Ziet
het kabinet mogelijkheden om deze ondernemers alsnog op een andere manier te helpen?
Antwoord
Het kabinet heeft een groot aantal regelingen opgestart, zowel als compensatie van
de kosten, uitstel van belastingen, als garantieregelingen. Het kan zijn dat hierdoor
overlap ontstaat en dit wordt getracht zoveel mogelijk te voorkomen. Het kabinet heeft
uitgebreid gekeken naar de samenhang tussen de Noodmaatregel overbrugging werkgelegenheid
(NOW) en de TVL en is tot de conclusie gekomen dat om dit op te lossen een aanpassing
in de NOW nodig zou zijn en dat dit bij de NOW tot forse uitvoeringsproblemen zou
leiden. Een subsidie van de TVL kan leiden tot een lager recht op de NOW. Bedrijven
kunnen hier bij hun NOW-aanvraag reeds rekening mee houden. Als ze dat niet doen kan
het leiden tot een lagere vaststelling van de NOW bij de definitieve vaststelling.
Omdat de NOW een voorschot verstrekt van 80% zal naar verwachting in verreweg de meeste
gevallen dit niet leiden tot een situatie dat ondernemers om deze reden moeten terugbetalen,
wel zal het resterende bedrag dat men aan NOW ontvangt bij de eindafrekening lager
kunnen uitvallen. Er zijn verschillende factoren die hier van invloed op zijn, zoals
het definitieve omzetverlies, daarom is het niet mogelijk in te schatten hoeveel ondernemers
een deel van de NOW-subsidie moeten terugbetalen in verband met ontvangen subsidies
van de TVL.
Zoals aangegeven in de brief van 28 mei jl. zag het kabinet alles overwegende meer
nadelen dan voordelen in de aanpassing van de NOW op dit punt en is daarom niet overgegaan
tot aanpassing van de NOW.
4. De leden van de VVD-fractie maken zich grote zorgen over sectoren die nog steeds verplicht
gesloten zijn door de overheid, zoals discotheken, feestcafés en de evenementensector.
Komen er nog extra steunmaatregelen voor deze sectoren? Heeft het kabinet goed in
beeld of de bestaande maatregelen voldoende zijn om deze gezonde bedrijven overeind
te houden? Zo ja, kan de Staatssecretaris deze analyse per branche met de Kamer delen?
Zo nee, waarom niet en welke stappen gaat het kabinet nemen om een beter beeld te
krijgen op deze zwaar lijdende sectoren?
Antwoord
Het kabinet houdt continue de vinger aan de pols. Zoals toegezegd in de brief van
28 mei jl. zal het kabinet o.a. in samenspraak met de werkgevers en werknemers bekijken
wat vanaf 1 oktober 2020 nodig is. Het kabinet zal in september een besluit nemen
over een eventueel derde noodpakket en daarin deze analyse meenemen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
5. De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief inzake de TVL. Het is
deze leden bekend dat de TVL op 30 juni 2020 is opengesteld. Zij vragen de Staatssecretaris
om een actuele tussenstand van:
– het aantal aanvragen;
– het aantal aanvragen dat is afgewezen en de meest voorkomende redenen;
– het aantal aanvragen dat in behandeling is genomen;
– het bedrag dat hiermee is gemoeid;
– het bedrag dat inmiddels is uitgekeerd (80%-voorschotten);
– een uitsplitsing naar bedrijfsgrootte;
– de mate waarin aanvragers voor de TVL eerder ook de TOGS hebben aangevraagd;
– het aantal unieke verzoeken tot herbeoordeling van een SBI-code per rubriek/sector;
– het aantal verzoeken tot herbeoordeling van een SBI-code dat daadwerkelijk heeft geleid
tot een herbeoordeling of aanpassing van een SBI-code;
– het aantal gevallen van misbruik en oneigenlijk gebruik (m&o) en de wijze(n) waarop
hiertegen is opgetreden.
Antwoord
Het aantal TVL-aanvragen, op 21 augustus 2020, staat op 27.466. Er zijn 25.151 aanvragen
reeds in behandeling genomen. Het toegekende bedrag is € 340.244.517. Daarvan is € 253.587.235
uitbetaald. Het aantal afgewezen dossiers staat op 377.
Tabel 1: som van aangevraagd en toegekende bedragen
Totaal aantal aanvragen (op 21-08-2020)
Totaal aangevraagd bedrag
Totaal uitbetaalde voorschotten (80%)
Totaal toegekend bedrag
27.466
€ 353.707.181
€ 253.587.235
€ 340.244.517
De uitsplitsing naar bedrijfsgrootte is te zien in onderstaande tabel, de cijfers
zijn op basis van de toegekende bedragen.
Tabel 2: Som van toegekende bedragen per bedrijfsgrootte
Aantal medewerkers
Aantal aanvragen
Aantal toekenningen
Voorschot
Toegekend bedrag
0 of 1 medewerker
11.721
9.737
€ 75.899.731
€ 102.384.251
1 < aantal medewerkers ≤ 50
15.396
14.296
€ 167.581.900
€ 224.231.351
50 < aantal medewerkers ≤ 100
253
229
€ 7.126.031
€ 9.654.449
100 < aantal medewerkers ≤ 150
48
44
€ 1.618.346
€ 2.122.933
150 < aantal medewerkers ≤ 200
29
28
€ 921.225
€ 1.151.532
200 < aantal medewerkers ≤ 250
19
14
€ 440.000
€ 700.000
Totaal
27.466
24.348
€ 253.587.235
€ 340.244.517
De toegekende bedragen kunnen in de vaststellingsfase naar boven of beneden worden
vastgesteld, afhankelijk van de daadwerkelijke omzetderving.
We zien dat voor 95% van de aanvragen voor TVL geldt dat deze ondernemers ook de TOGS
hebben aangevraagd. Dit komt neer op 25.992 aanvragen.
Op 28 juli 2020 zijn er 155 verzoeken in de TVL gedaan, die na herbeoordeling hebben
geleid tot een aanpassing van een SBI-code. Het aantal verzoeken is te herleiden tot
de volgende top 5 aan sectoren:
Tabel 3. Top 5 van sectoren m.b.t. het aantal verzoeken tot herbeoordeling die geleid
hebben tot aanpassing SBI-code
SBI (2-digit)
Aantal
Percentage (van 155 verzoeken tot herbeoordeling)
Omschrijving activiteit
90
29
19%
Kunst
56
15
10%
Eet- en drinkgelegenheden
47
14
9%
Detailhandel (niet in auto's)
93
10
6%
Sport en recreatie
96
10
6%
Wellness en overige dienstverlening; uitvaartbranche
Alle aanvragen worden geautomatiseerd op plausibiliteit en geldelijk risico geclassificeerd.
De aanvragen met een laag risico worden geautomatiseerd beoordeeld. De aanvragen met
een hoog risico worden altijd handmatig beoordeeld.
De fase waarin voor hoog-risico dossiers worden beoordeeld, is zeer recent gestart,
waardoor op dit moment nog geen uitspraak kan worden gedaan over het aantal gevallen
misbruik en oneigenlijk gebruik. Tegen fraude en M&O zal door RVO altijd passend worden
opgetreden door bijvoorbeeld een juridische procedure te starten of het doen van aangifte
bij het OM.
6. De leden van de CDA-fractie merken op dat de Staatssecretaris in haar brief schrijft
dat «ondernemers die niet in het handelsregister staan ingeschreven met een SBI-code
passend bij de activiteit die ze uitvoeren volgens datzelfde register, een verzoek
kunnen indienen om alsnog voor de regeling in aanmerking te komen», mits de huidige
activiteiten behoren tot een sector die voor de TOGS in aanmerking komt. Bij de TOGS
leidde een grote hoeveelheid van deze meldingen tot lange wachttijden. Kan de Staatssecretaris
aangeven hoe lang thans de gemiddelde wachttijd voor een dergelijke herbeoordeling
is? Wat is daarnaast de procedure voor het indienen van een bezwaarschrift bij een
afgewezen verzoek tot aanpassing in de SBI-codering in relatie tot de aangenomen motie
van het lid Moorlag over het opnemen van een hardheidsclausule in de TOGS (Kamerstuk
35 438, nr. 13)? Hoe is deze motie uitgevoerd en hoe werkt deze door in de TVL?
Antwoord
Bij de TOGS is gebruikgemaakt van de hardheidsclausule, die op grond van de Algemene
wet bestuursrecht van toepassing is op de TOGS. Die hardheidsclausule is toegepast
voor bedrijven die niet onder de juiste SBI-code stonden ingeschreven in het handelsregister.
Bij de uitvoering van de TOGS is namelijk gebleken dat er ondernemingen zijn die op
grond van de geregistreerde SBI-codes in het handelsregister niet in aanmerking kwamen
voor een tegemoetkoming. Op grond van de aanduiding van hun activiteiten zouden zij
wel een activiteit uitvoeren die in de bijlage van de TOGS stond genoemd. Die gevallen
kwamen onder de TOGS, met gebruikmaking van de hardheidsclausule van de Awb, ook in
aanmerking voor een tegemoetkoming. De ondernemer kon daarbij gebruik maken van een
formulier op de website van RVO met een verzoek tot herbeoordeling van de SBI-code.
Al deze verzoeken zijn inmiddels beoordeeld. Ondernemers zijn via een e-mailbericht
van de uitkomst op de hoogte gesteld. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 12 juni
jl.2, en de Kamerbrief van 30 juni jl.3 is hiermee maximaal invulling gegeven aan de motie Moorlag m.b.t. de hardheidsclausule
in de TOGS. Indien een ondernemer op deze grond bij de TOGS is toegelaten komt deze
automatisch in aanmerking voor de TVL (mits aan de overige voorwaarden wordt voldaan).
Er hoeft dan geen nieuw verzoek tot herbeoordeling van de SBI-code te worden ingediend.
Indien het verzoek niet is gehonoreerd kan deze ondernemer in bezwaar gaan bij RVO
conform de Algemene wet bestuursrecht. Bij de afhandeling van het bezwaar wordt door
RVO in samenwerking met de KvK nog gekeken of sprake is van bijzondere omstandigheden.
Ook in de TVL-regeling is specifiek opgenomen (in artikel 2 derde lid) dat een ondernemer
die aan kan tonen dat deze onder een verkeerde SBI-code is ingeschreven in aanmerking
komt voor de regeling, mits deze uiteraard aan de overige voorwaarden voldoet. Ook
hier gaat het om gevallen waarin voldoende duidelijk blijkt dat de onderneming wel
een activiteit genoemd in de bijlage bij de TVL uitvoert. Dit moet blijken uit de
aanduiding van de activiteiten zoals die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond.
Deze mogelijkheid ziet dus niet op na die datum aangepaste aanduidingen van activiteiten
in het handelsregister of om feitelijke activiteiten die afwijken van wat er in het
handelsregister is opgenomen. Bij de TVL kan de ondernemer door middel van een formulier
bij de KvK een verzoek tot herbeoordeling doen van de SBI-code. KvK heeft hiervoor
een aparte procedure ingericht, die daarmee ook sneller en duidelijker is voor de
ondernemer. Het streven is om de ondernemer binnen zeven werkdagen over de uitkomst
van de herbeoordeling te informeren.
7. De leden van de CDA-fractie merken op dat er eerder sprake was van het ontwerpen van
een verbeterd meldingsproces om herbeoordelingsverzoeken sneller, makkelijker en beter
te behandelen. Is dit vernieuwde meldingsproces reeds operationeel en heeft dit geleid
tot verbetering? Is de huidige capaciteit bij de uitvoeringsorganisaties Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en de Kamer van Koophandel (KvK) volgens de Staatssecretaris
voldoende toereikend voor het beroep dat op de TVL wordt gedaan en om eventueel achterstanden
uit de TOGS-periode weg te werken? Wat is op dit moment deze capaciteit uitgedrukt
in fte?
Antwoord
Op 6 juli is het vernieuwde herbeoordelingsproces omtrent de niet aansluitende SBI-code
bij de TVL geëffectueerd. RVO heeft samen met de KvK een (automatisch) proces ontwikkeld.
Met deze samenwerking hebben zowel RVO als de KvK beoogt om de ondernemer snel uitsluitsel
te geven. De ondernemer ziet het resultaat van de herbeoordeling van zijn verzoek
door de KvK zo spoedig mogelijk terug; het streven is binnen zeven werkdagen. Na een
positieve herbeoordeling worden deze gegevens automatisch verwerkt bij RVO. Op dit
moment is er geen achterstand in het herbeoordelingsproces.
Voor de TOGS was een minder geautomatiseerd proces ingeregeld omtrent de verzoeken
tot herbeoordeling van een niet aansluitende SBI-code, maar ook hier zijn alle meldingen
inmiddels beoordeeld en betreffende ondernemers via een e-mailbericht van de uitkomst
op de hoogte gesteld. Bij een positief bericht (m.b.t. de SBI-code) is deze melders
de mogelijkheid geboden om alsnog een aanvraag in te dienen.
Momenteel is de capaciteit, die o.a. hiervoor wordt ingezet bij de TOGS, voldoende
om binnen redelijke termijn de meldingen op een goede manier af te handelen.
8. Deze leden lezen dat een voorwaarde voor een verzoek tot herbeoordeling is dat geen
van de SBI-codes waarmee een bedrijf op 15 maart 2020 in het Handelsregister stond
ingeschreven voor TVL in aanmerking komt, waarbij niet kan worden aangegeven dat een
ongeregistreerde nevencode (nu) eigenlijk de hoofdactiviteit is geworden. Klopt het
in dit verband dat:
– bedrijven die alleen gedekte nevencodes hebben enkel de omzet die onder die nevencode(s)
valt mogen meetellen voor de TVL;
– een bedrijf niet kan aangeven dat een nevencode eigenlijk de hoofdactiviteit is;
– het door de gekozen systematiek kan voorkomen dat een bedrijf met een gedekte hoofd-
en nevencode een lagere vergoeding krijgt dan de regeling beoogt.
Indien dit laatste het geval is, vindt de Staatssecretaris dit dan proportioneel in
het licht van wat een administratiefout zou kunnen zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord
Het kabinet gaat uit van de inschrijving in het handelsregister. De ondernemer is
zelf verantwoordelijk voor een goede omschrijving van zijn of haar hoofd- en nevenactiviteiten
in dat register. Wanneer een onderneming met zijn geregistreerde nevenactiviteit in
aanmerking komt, mag deze onderneming uitsluitend omzetverliezen die betrekking hebben
op deze nevenactiviteit meetellen om te bepalen of zij in aanmerking komt voor de
subsidie. Het kabinet vindt dat proportioneel. Als deze nevenactiviteit inmiddels
een hoofdactiviteit is, maar de ondernemer dit niet heeft aangepast in het handelsregister,
dan komt deze nog steeds voor deze nevenactiviteit (die dan dus een groot deel van
de omzet bepalen) in aanmerking voor de regeling. Het kabinet vindt dit redelijk omdat
bedrijven zelf verantwoordelijk zijn voor een juiste beschrijving van hun hoofd- en
nevenactiviteiten in het handelsregister.
Als een ondernemer met zowel een hoofd- als nevenactiviteit in aanmerking komt voor
de regeling wordt het vaste lasten percentage van de hoofdactiviteit aangehouden.
Omdat verwacht mag worden dat de hoofdactiviteit het belangrijkste onderdeel van de
onderneming is, acht het kabinet dit redelijk.
9. De leden van de CDA-fractie merken op dat voor de berekening van de TVL4 het aandeel vaste lasten van belang is. Hiervoor wordt omwille van snelheid en uitvoerbaarheid
gebruikgemaakt van branchegegevens van het CBS. Kan de Staatssecretaris aangeven in
hoeverre deze rekenmethode, over het algemeen genomen, de werkelijke vaste lasten
in de getroffen branches benadert? Is haar indruk dat het hanteren van de CBS-percentages
op twee digit SBI-code niveau realistisch is? Kan hiervan worden afgeweken, door bijvoorbeeld
vier digit SBI-codes aan te houden, en/of is het denkbaar dat ondernemers die kunnen
aantonen aanmerkelijk hogere vaste lasten hebben met een reëler percentage mogen rekenen?
Antwoord
De gekozen rekenmethode benadert de werkelijke vaste lasten in de getroffen branches
op basis van beschikbare en betrouwbare gegevens. Het gaat om een gemiddelde en dus
kunnen individuele ondernemers te maken hebben met hogere of lagere vaste lasten dan
het sectorgemiddelde. Voor deze systematiek is gekozen omdat het in de uitvoering
niet mogelijk is om op individuele basis de vaste lasten per ondernemer voldoende
betrouwbaar vast te stellen en te controleren. Zoals bij de beantwoording van de vragen
van de VVD-fractie is aangegeven, is verdere uitsplitsing binnen branches (drie- of
viercijferige SBI-code) dan ook geen optie vanwege onvoldoende beschikbaarheid van
gegevens om verschillen tot op dat niveau goed te kunnen onderbouwen. Voor een deel
van de ondernemers is dit helaas nadelig, voor een ongeveer even grote groep pakt
dit positief uit.
10. Een voorwaarde voor de TVL is dat ondernemers zich kwalificeren als kleine of middelgrote
onderneming volgens de Europese mkb-definitie met max. 250 werknemers in dienst. Met
dit criterium wijkt de TVL af van de TOGS. De leden van de CDA-fractie vragen of de
Staatssecretaris kan uitleggen wat dit betekent voor een groep kleine verbonden bedrijven
met gezamenlijk meer dan 250 werknemers. Waarom is niet aangesloten bij het concerncriterium
van de NOW?
Antwoord
Ook bij de TOGS kwamen alleen ondernemingen in aanmerking met maximaal 250 werknemers.
Anders dan de TOGS (waarbij gebruik is gemaakt van de de-minimis vrijstellingsverordening),
is de TVL in verband met staatssteunaspecten ter voorafgaande goedkeuring voorgelegd
aan de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft de TVL beoordeeld op grond
van de Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie
vanwege de huidige COVID-19-uitbraak en goedgekeurd5. Om goedkeuring te verkrijgen, is in de TVL aangesloten bij de Europese mkb-definitie
uit het staatssteunrecht (zoals gedefinieerd in de algemene groepsvrijstellingsverordening
(AGVV)). Dit betekent dat naast naar het aantal werknemers, eveneens gekeken wordt
naar de jaaromzet of de jaarlijkse balans. Deze mag niet hoger zijn dan € 50 miljoen
respectievelijk € 43 miljoen. Het aantal werkzame medewerkers bij de onderneming,
de jaaromzet en het jaarlijkse balanstotaal worden vastgesteld op basis van de gegevens
van de onderneming en, indien van toepassing, van verbonden ondernemingen of partnerondernemingen,
conform de berekeningswijze in de AGVV. Dat betekent dat ondernemingen die in een
groep verbonden zijn in de zin van de AGVV, en waarbij het aantal medewerkers van
die ondernemingen gezamenlijk meer dan 250 bedraagt, niet in aanmerking komen voor
de TVL, omdat dan niet aan de mkb-definitie is voldaan. De TVL is specifiek bedoeld
voor mkb-ondernemers, en is daarom niet aangesloten bij het concerncriterium van de
NOW.
Uitgebreide informatie over de Europese mkb-definitie en over wanneer er sprake is
van verbonden ondernemingen of partnerondernemingen in de zin van de AGVV, is te vinden
op in de gebruikersgids voor de definitie van kmo’s (te raadplegen via https://www.rvo.nl/sites/default/files/2017/03/definitie%20KMO.pdf).
11. De leden van de CDA-fractie merken op dat conform de criteria van de TVL een ondernemer
maximaal 50% van zijn of haar (berekende) vaste lasten vergoed krijgt en daarnaast
geacht wordt zelf ook een deel van de lasten te blijven dragen en daar zo nodig afspraken
over te maken met andere partijen in de keten. Wat is het beeld van de Staatssecretaris
ten aanzien van de verdeling van deze lasten? Slagen ondernemers hier volgens haar
voldoende in? Kan zij schetsen wat de gedachte is geweest bij het vaststellen van
de TVL-berekening, meer in het bijzonder het dubbele effect van het percentage omzetverlies
op het omzetpercentage plus een 50%-subsidieplafond en een maximum subsidiebedrag
van € 50.000 over vier maanden? Wat is met andere woorden de onderbouwing van de 50%-tegemoetkoming
vaste lasten, naast de correctie op omzetverlies, de CBS-factor en «instapdrempel»?
Waarom is niet gekozen voor een ander, hoger, percentage dan 50%, meer in lijn met
de NOW (90%)?
Antwoord
De NOW heeft als specifiek doel dat ondernemers werknemers in dienst houden en niet
ontslaan. Dat is de reden dat daar een vergoeding van maximaal 90% tegenover staat.
Bij de TVL gaat het kabinet ervan uit dat enerzijds een gezonde ondernemer in staat
moet zijn een deel van de overige vaste lasten (niet-loonkosten) zelf te dragen of
hier afspraken met bijvoorbeeld vastgoedeigenaren over te maken. Bovendien doet het
kabinet een beroep op het verdelen van de pijn in de keten. Het beeld van het kabinet
is dat steeds meer partijen hier afspraken over maken. Tot slot wil het kabinet benadrukken
dat de TVL-regeling onderdeel is van een breder noodpakket om ondernemers door deze
crisis heen te helpen. Alles overwegende vindt het kabinet een subsidiepercentage
van maximaal 50% redelijk. Het kabinet acht dit reëel om liquiditeitsproblemen te
voorkomen.
12. Deze leden merken op dat de TVL wordt beschouwd als omzet in de NOW, wat leidt tot
een lagere subsidievaststelling bij de NOW. Dit «kannibaliserend» effect is volgens
het kabinet niet op te lossen, omdat «aanpassing van de NOW tot problemen leidt in
de controleerbaarheid van subsidieaanvragen in de NOW». De Staatssecretaris schrijft
dat «de verwachting is dat slechts in een beperkt aantal gevallen ondernemers een
deel van de ontvangen NOW-subsidie moeten terugbetalen», wat volgens het kabinet opweegt
tegen nadelige, onwenselijke consequenties van een aanpassing van de NOW. Kan de Staatssecretaris
een uitspraak doen over het aantal ondernemers dat dit betreft en de mate waarin dit
kannibaliserende effect negatief voor hen uitpakt?
Antwoord
Op dit moment kan het kabinet daar geen uitspraak over doen. Dit kan pas op het moment
dat de NOW-subsidie wordt vastgesteld. Het effect zal zich vooral voordoen bij de
tweede tranche van de NOW, omdat de overlap in de tijd bij de eerste tranche van de
NOW beperkt is (dit hangt ook af van de periode waarover de ondernemer de NOW aanvraagt,
in de meeste gevallen gaat dit om de periode maart – mei, waardoor er bij de NOW 1.0
geen overlap is met de TVL die vanaf 1 juni 2020 geldt).
13. De leden van de CDA-fractie constateren dat de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) voor
wat betreft de inzet van beschikbare belastinggegevens voor een toets op juistheid
van aanvragen adviseerde «geen gegevens van de Belastingdienst aan RVO.nl te verstrekken,
maar RVO.nl gegevens te laten toesturen aan de Belastingdienst, die vervolgens door
deze dienst getoetst kunnen worden». Het kabinet heeft dit advies niet overgenomen,
omdat het «op dit moment» (uitvoerings)technisch en organisatorisch niet mogelijk
is om hier invulling aan te geven.» Deze leden merken op dat «op dit moment» impliceert
dat dit op een ander moment wellicht alsnog zou kunnen. Kan de Staatssecretaris hierop
ingaan?
Antwoord
Het is niet de verwachting dat dit bij deze regeling op een later moment alsnog kan.
Het gaat om grote aantallen ondernemers die een aanvraag indienen op basis van gegevens
over de BTW. De Belastingdienst zou daarvoor een aparte operatie op moeten zetten
om deze gegevens van tienduizenden aanvragers te controleren. Daartoe is de Belastingdienst
niet ingericht. Bovendien zou het risico te groot zijn dat het inregelen hiervan langere
tijd zou duren, waardoor RVO de subsidies van de ondernemers niet tijdig vast kan
stellen.
14. Ten aanzien van de «afrekening» zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd of eerst
de TOGS wordt afgerekend en daarna de TVL, of dat dit parallel gaat, rekening houdend
met het feit dat ondernemers gebaat zijn bij duidelijkheid. Hoe ziet voorts de terugbetaalregeling
voor de TVL eruit indien blijkt dat dit bij de eindafrekening of definitieve subsidievaststelling
aan de orde is? Over welke termijnen gaat dit dan plaatsvinden? Is de Staatssecretaris
bereid rekening te houden met een mogelijke stapeling van verleend uitstel volgend
uit andere overheidsregelingen?
Antwoord
Bij de TOGS werd op basis van een minimaal verwacht omzetverlies en minimaal verwachte
vaste lasten een vast bedrag verstrekt. Deze eenmalige tegemoetkoming van de TOGS
blijft in principe gehandhaafd, van een afrekening is dus geen sprake. Wel zal een
onterecht ontvangen tegemoetkoming worden teruggevorderd als uit het steekproefonderzoek
blijkt dat de betreffende onderneming aantoonbaar misbruik van de TOGS heeft gemaakt.
Bij de TVL wordt er gewerkt met voorschotten, waarbij de subsidie naderhand wordt
vastgesteld aan de hand van het werkelijk gerealiseerde omzetverlies. Voor 1 april
2021 verzoekt de onderneming om vaststelling van de subsidie via het door RVO beschikbaar
gestelde formulier. Vervolgens zal op basis van de omzet in de subsidieperiode vastgesteld
worden hoe groot het daadwerkelijke omzetverlies is geweest en wordt met behulp daarvan
de subsidie vastgesteld.
Indien een ondernemer zijn omzetderving te hoog heeft ingeschat en daarmee teveel
TVL-subsidie heeft aangevraagd, zal dat er in eerste instantie toe leiden dat het
resterende bedrag niet wordt uitgekeerd. Het voorschot bedraagt immers 80%. In het
geval dat er moet worden teruggevorderd zal dit bij de subsidievaststelling worden
vermeld. Er wordt dan een vordering ingesteld. De ondernemer ontvangt dan een verzoek
tot terugbetaling. In beginsel heeft de ondernemer zes weken de tijd om aan zijn betalingsverplichting
te voldoen. Indien hieraan niet (direct) voldaan kan worden kan een betalingsregeling
worden afgesproken.
15. De Staatssecretaris schrijft dat na sluiting van de TOGS op 26 juni 2020 RVO.nl controles
zal uitvoeren. Wat kan de Staatssecretaris met deze leden delen over deze controles
en hoe er tegen misbruik en oneigenlijk is opgetreden?
Antwoord
Op dit moment worden steekproeven uitgevoerd om de juistheid van de verstrekkingen
middels de TOGS vast te stellen. Er wordt in eerste instantie een aselecte steekproef
gehouden die een objectief beeld van het nalevingsgedrag van de aanvragers moet verschaffen.
Op basis daarvan vindt daarna een selecte steekproef plaats, waarbij RVO risicogroepen
selecteert en controleert.
Tegen fraude en M&O zal door RVO altijd passend worden opgetreden door bijvoorbeeld
een juridische procedure te starten of het doen van aangifte bij Openbaar Ministerie
(OM). Tevens wordt bij fraude de onterecht ontvangen tegemoetkoming teruggevorderd.
Naast het gebruik van deze steekproef is de Fraudesectie van RVO ingericht om signalen
van misbruik en/of oneigenlijk gebruik te ontvangen. Zo ook voor de TOGS. Dit zijn
niet alleen interne meldingen van onregelmatigheden bij de beoordeling van de TOGS
aanvragen. Ook ontvangt RVO signalen van misbruik en oneigenlijk gebruik bij de TOGS
van externe bronnen zoals het digitale RVO fraude meldkanaal, de Inspectie SZW en
de FIOD.
16. De leden van de CDA-fractie merken op dat de doelgroep van de TOGS een aantal keren
is uitgebreid. Ligt dit voor de TVL ook voor de hand, daar er nog steeds bedrijven
zijn die als gevolg van overheidsmaatregelen hun bedrijfsactiviteiten hebben moeten
staken en om soms niet uitlegbare redenen buiten de TOGS/TVL zijn gevallen? Inzake
de TVL ontvangen deze leden bovendien signalen over een onjuiste koppeling tussen
de SBI-code en het CBS-percentage vaste lasten, wat gevolgen heeft voor de hoogte
van de subsidie. Verschillende groepen ondernemers hebben de leden van de CDA-fractie
hierop gewezen. Wat kan de Staatssecretaris voor deze ondernemers betekenen? Hoe denkt
zij over het instellen van een commissie van wijzen om arbitraire, grens- en schrijnende
gevallen te (her)beoordelen, om zo weeffouten in de TVL te repareren en gedupeerde
ondernemers die niet beschikken over de juiste SBI-code alsnog te compenseren? Zou
de € 800 miljoen onder uitputting van de TOGS hiervoor kunnen worden aangewend? Zo
nee, kan dit geld op andere wijze ten goede komen aan getroffen ondernemers? Graag
ontvangen deze leden van de Staatssecretaris inzicht in alle SBI-codes, met bijbehorende
statistieken, die een TOGS-aanvraag hebben gedaan maar buiten de boot zijn gevallen.
Kan zij dit in- of overzicht verstrekken? Zijn hier bedrijven en/of branches bij die
de Staatssecretaris vanuit het oogpunt van redelijkheid wil onderzoeken om ze alsnog
toe te laten tot de TVL?
Antwoord
Bij het opstellen van de TVL is ervoor gekozen dezelfde sectorafbakening te hanteren
als voor de TOGS. Dit zijn de sectoren die het meest zijn getroffen door de maatregelen
die het kabinet en andere (nationale en internationale) overheden hebben genomen ter
bestrijding van het corona virus. Dit is de reden dat het kabinet dezelfde sectorafbakening
hanteert. Recent heeft het kabinet nog een correctie doorgevoerd m.b.t. de lijst met
in aanmerking komende SBI-codes voor de TVL door ondernemers uit de recreatieve vliegsector,
zoals de luchtballonvaarders en ondernemers die rondvluchten aanbieden in sportvliegtuigjes,
onder de regeling te brengen. Deze ondernemers zijn ook direct geraakt door de genomen
maatregelen van het kabinet om het coronavirus in te dammen6. Het kabinet is van mening dat de huidige sectorafbakening hiermee voldoet, het zijn
sectoren die rechtstreeks beïnvloed worden door overheidsmaatregelen.
Voor een antwoord op uw vraag over de vaste lasten percentages verwijs ik u naar de
beantwoording op vraag 2. Ondernemers kunnen volgens de gebruikelijke procedure bij
subsidieregelingen bezwaar maken tegen het besluit over de aanvraag. Het instellen
van een Commissie van Wijzen past niet binnen de regeling omdat dit de facto maatwerk
op individuele basis zou betekenen.
De niet benutte middelen bij de TOGS-regeling vloeien terug naar de algemene middelen.
Dit geldt bij alle Corona regelingen en dat vindt het kabinet verstandig. Omgekeerd
geldt ook dat eventuele tekorten op de TOGS of TVL vanuit de algemene middelen worden
aangevuld.
In de bijlage is een overzicht opgenomen met het aantal TOGS-aanvragen per SBI-code
die zijn afgewezen7.
17. De leden van de CDA-fractie merken op dat de referentieperiode in de TVL standaard
de periode juni-september 2020 is. De keuze voor deze maanden pakt voor bepaalde branches,
met in het zomervakantieseizoen een lagere omzet dan in de verplicht gesloten maanden
maart-juli 2020 dan wel met een hoge omzet in mei-april, negatief uit. Wat kan de
Staatssecretaris voor deze ondernemers betekenen, rekening houdend met sectoren waarvoor
de herfst en de winter geen perspectief bieden voor omzetherstel? Op welke wijze(n)
is hier nu en bij een eventuele verlenging van of vervolg op deze regeling aandacht
voor? Kan hierbij de NOW als voorbeeld dienen, die na de start is aangepast teneinde
seizoenseffecten te kunnen meenemen?
Antwoord
De regeling is bedoeld voor de periode juni-september 2020, en daarom kijkt het kabinet
naar de omzet van die periode dit jaar ten opzichte van het vorige jaar 2019. Daarmee
wordt juist zo goed mogelijk rekening gehouden met seizoenseffecten. Het is niet uitvoerbaar
om afwijkende periodes te gaan hanteren op individuele basis. Voor de periode maart
tot en met juni was er bovendien de TOGS-regeling. In september 2020 zal het kabinet
een besluit nemen over een eventueel vervolg op het tweede noodpakket.
18. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom zij voor een vaste lastendrempel van € 4.000
euro heeft gekozen en hoe dit bedrag tot stand is gekomen? Heeft zij aanwijzingen
dat dit voor kleine bedrijven ongelukkig kan uitpakken? Is bekend hoeveel ondernemingen
dit ongeveer kan betreffen?
Antwoord
De vaste lasten drempel van € 4.000 in de TVL is gelijk aan die van de TOGS. De drempel
van € 4.000 is opgenomen om te waarborgen dat de subsidie ook daadwerkelijk terecht
komt bij ondernemers met significante vaste lasten. De subsidie heeft tot doel liquiditeitsproblemen
te voorkomen bij ondernemingen die geconfronteerd worden met een aanmerkelijk omzetverlies
terwijl de vaste lasten door lopen. Voor ondernemingen die maar beperkt vaste lasten
hebben, zullen in de regel ook minder snel liquiditeitsproblemen optreden. Voor de
TVL geldt overigens dat deze nu over een periode van vier maanden geldt in plaats
van de drie maanden bij de TOGS, dus de TVL is daarmee iets toegankelijker. De drempel
betekent dat kleine ondernemers met minder dan € 4.000 vaste lasten in vier maanden
niet in aanmerking komen voor de regeling. Het kabinet heeft geen cijfers over het
aantal ondernemers dat dit betreft.
19. In de brief over Noodpakket 2.0 van 28 mei 2020 lezen de leden van de CDA-fractie
op pagina 2 dat «het kabinet zal onderzoeken of ondernemingen in kapitaalintensieve
sectoren met hoge vaste lasten, die ook na 1 oktober nog zeer forse omzetdervingen
doormaken, en als gevolg van overheidsmaatregelen rond Corona een moeilijk toekomstperspectief
hebben, door de overheid ondersteund kunnen worden in een beweging richting een toekomstbestendig
verdienmodel. Het kabinet zal hiervoor vooruitkijkend de vinger aan de pols houden
en zal zich hierbij laten adviseren door werkgevers en werknemers». Op welke wijze
heeft het kabinet invulling gegeven aan deze passage? Zijn er al sectoren in beeld?
Hebben al gesprekken plaatsgevonden met sociale partners? Wanneer wordt de Kamer hierover
verder geïnformeerd?
Antwoord
Het kabinet overlegt op reguliere basis met werkgevers en werknemers en neemt dit
punt daarin mee. Het kabinet zal in september een besluit nemen over een eventueel
vervolg op het huidige noodpakket en dit punt zal daarbij in overweging worden genomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de
TVL. Zij willen de Staatssecretaris hier nog enkele vragen over stellen.
20. De leden van de D66-fractie begrijpen dat het in de uitvoering niet mogelijk is om
voor elk bedrijf de daadwerkelijke vaste lasten vast te stellen en er daarom gekozen
is voor een vaste verdeelsleutel van de vaste lasten ten opzichte van de omzet per
sector. Het gebruik van de CBS-percentages op basis van niveau twee digit SBI-codes
heeft veel vragen en zorgen opgeroepen onder de ondernemers. Deze leden vragen de
waarom er is gekozen om de verdeelsleutel op te stellen op basis van niveau twee digit
SBI-codes. Waarom is er niet gekozen om gebruik te maken van de drie digit SBI-codes?
Zijn er mogelijkheden voor maatwerk voor ondernemers waarbij de vaste lasten sterk
afwijken van de CBS-percentages?
Antwoord
Zie de beantwoording bij vraag 2.
21. De leden van de D66-fractie lezen dat deze regeling loopt voor vier maanden, van 1 juni
tot 1 oktober 2020, en 50% van de misgelopen omzet dekt met standaard referentieperiode
juni-september 2019. De voorloper van deze regeling, de TOGS, gaf een tegemoetkoming
van € 4.000 sinds het begin van de coronacrisis. Deze leden zijn verheugd dat de nieuwe
regeling uitgaat van het daadwerkelijke omzetverlies in plaats van een standaard bedrag.
Zij vragen of met de referentieperiode ermee rekening kan worden gehouden dat een
deel van de bedrijven reeds in zwaar weer zit door omzet verlies in de periode maart
– juni, waarvoor bedrijven slechts € 4.000 voor de vaste lasten hebben gekregen. Deze
leden vragen de Staatssecretaris wat de implicaties zouden zijn om 50% van het omzetverlies
van maart tot juni – niet reeds gedekt door de € 4.000 TOGS – mee te nemen in deze
regeling.
Antwoord
Deze regeling heeft betrekking op de periode 1 juni- 30 september 2020. Daarmee zit
er al een overlap tussen de TOGS-regeling en de TVL-regeling van 15 dagen. Bij de
TOGS is gekozen voor een vast bedrag, zodat er snel tot uitvoering kon worden overgegaan.
Het kabinet vindt het niet wenselijk bedrijven bij de TVL extra subsidie te geven
over de periode waarop de TOGS betrekking had. Bovendien moeten gezonde ondernemers
ook in staat zijn een deel van de vaste lasten zelf te dragen en zo nodig afspraken
te maken met partijen in de keten om de lasten te delen. Het kabinet ziet dat dit
laatste in toenemende mate plaatsvindt. Daarnaast benadrukt het kabinet dat de TVL
een aanvulling is op alle andere maatregelen die de Staat heeft genomen, zoals de
NOW en leningen met overheidsgaranties.
22. De leden van de D66-fractie lezen dat de voorgestelde regeling loopt voor vier maanden,
van 1 juni tot 1 oktober 2020. Deze leden vragen de Staatssecretaris toe te lichten
waarom gekozen is voor deze periode en wat de mogelijkheden en verwachtingen zijn
voor het verlengen van de regeling indien de economische gevolgen van de coronacrisis
langer voortduren.
Antwoord
Het kabinet sluit met deze regeling aan op de termijn van het eerste noodpakket. In
september zal het kabinet een besluit nemen over een eventueel vervolg op het tweede
noodpakket.
Deze leden begrijpen dat met oog op een verantwoorde besteding van de beschikbare
overheidsmiddelen een ondergrens en bovengrens is vastgesteld voor de subsidie. Zij
vragen waarom is gekozen voor een ondergrens van € 1.000 en een bovengrens van € 50.000.
Ook vragen zij in kaart te brengen voor hoeveel mkb-bedrijven deze ondergrens en bovengrens
zorgt voor een lagere tegemoetkoming dan 50% van hun omzetverlies en de Kamer hierover
te informeren.
Antwoord
Zonder ondergrens van € 1.000 kan de minimale vergoeding voor de regeling uitkomen
op € 600 (zijnde 15% van de minimale vaste lasten van € 4.000). Dit vond het kabinet
aan de lage kant, ook in de verhouding tot de administratieve lasten aan de kant van
zowel de ondernemers als de overheid. Daarom is gekozen voor een minimumsubsidie van
€ 1.000. De subsidie bedraagt € 1.000 indien uit de berekening van de hoogte van de
subsidie een bedrag komt dat lager is dan € 1.000 (en daarmee dus meer dan waar de
betreffende onderneming op grond van de subsidieformule recht op zou hebben). Op deze
wijze wordt voorkomen dat er op grond van de regeling kleine bedragen worden uitgekeerd,
hetgeen de effectiviteit van de subsidie ten goede komt. Bij de bovengrens van € 50.000
is gekeken naar enerzijds het budgettaire beslag en anderzijds naar het aantal ondernemers
dat met een bovengrens te maken krijgt. De inschatting vooraf was dat meer dan 95%
onder de bovengrens blijft, en dat vindt het kabinet aanvaardbaar. Op 10 augustus
2020 zijn er circa 2.200 ondernemers (ongeveer 9% van het totale aantal aanvragen
op dat moment) die zonder de cap van € 50.000 voor meer dan € 50.000 subsidie in aanmerking
zouden komen. Het totale toegekende bedrag van deze aanvragen met cap komt neer op
ruim 110 miljoen, terwijl dit zonder de cap neer zou komen op ruim 358 miljoen.
23. De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris naar de doorlooptijd voor uitbetaling
van deze regeling. Na hoeveel dagen na indiening kan de ondernemer het voorschot van
80% verwachten en wanneer staat het resterende bedrag op de rekening van de ondernemer?
Antwoord
Formeel dient RVO binnen acht weken een besluit te nemen over de aanvraag. Het kabinet
streeft ernaar dit in de praktijk sneller te doen. Nadat een besluit over de aanvraag
is genomen duurt het vervolgens nog gemiddeld drie werkdagen totdat het voorschot
van 80% is overgemaakt. Het resterende bedrag wordt overgemaakt bij de definitieve
vaststelling. Een ondernemer heeft tot 1 april 2021 om de vaststelling aan te vragen.
Een besluit daarover duurt maximaal vier maanden.
24. De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat er een oplossing komt voor de ondernemers
met een onjuiste registratie van de SBI-code. Deze leden benadrukken dat deze ondernemers
het extra zwaar hebben, omdat zij eerder ook niet in aanmerking kwamen van de TOGS
en daardoor de financiële gevolgen van de COVID-19 crisis zelf hebben moeten opvangen.
Deze leden vrezen dat uitsluitsel vóór het einde van de regeling op 1 oktober 2020
te laat komt voor een aantal van deze grensgevallen en vragen daarom de Staatssecretaris
te kijken of de toetsing van RVO.nl en Kamer van Koophandel versneld kan worden.
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 6.
25. De leden van de D66-fractie begrijpen de complexiteit om op voorhand aan te geven
in welke mate de regeling bijdraagt aan de overlevingskans van de bedrijven. Wel benadrukken
deze leden dat de effectiviteit van elke regeling kritisch moet worden onderzocht,
waar mogelijk vooraf maar zeker achteraf. Deze leden vragen daarom de Staatssecretaris
deze regeling te evalueren en hier de Kamer nog voor het einde van het jaar over te
informeren.
Antwoord
De regelingen ter bestrijding van het coronavirus worden in gezamenlijkheid geëvalueerd.
Er wordt momenteel gewerkt aan het opzetten van een monitor om inzicht te krijgen
in gebruikers van steunmaatregelen en een traject om de databronnen van alle ondersteuningsmaatregelen
op bedrijfsniveau te koppelen aan een register van het CBS, ten behoeve van impact-analyses.
Voor de eerste resultaten zie: www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl/corona. Deze data-infrastructuur biedt de basis voor een evaluatie van het noodpakket in
2021. De Minister van Financiën zal uw Kamer hierover informeren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de brief over de TVL, ter vervanging van
de TOGS, met interesse gelezen. Deze leden zijn over het algemeen onder de indruk
van het snelle schakelen van het kabinet als het gaat om het opzetten en verbeteren
van de maatregelen ter ondersteuning van getroffen ondernemers. Wel hebben zij nog
enkele vragen over de uitvoering van deze regeling.
26. De leden van de GroenLinks-fractie zien dat enkele inschattingsfouten die bij de uitrol
van de TOGS gemaakt worden, nu herhaald worden. Dat is zonde, zo vinden zij. Deze
leden hadden gedacht dat hier in de TVL wel rekening mee gehouden zou worden. Kan
de staatsecretaris uiteenzetten wat zij van de invulling en uitvoering van de TOGS
geleerd heeft en hoe zij dit in de ontwikkeling van de tegemoetkoming vaste lasten
heeft gebruikt?
Antwoord
Het doel van de TOGS-regeling was om aan het begin van de crisis de sterkst getroffen
sectoren zo snel mogelijk verlichting te geven. Om die reden hebben we de TOGS zo
ingericht dat aanvragen zoveel mogelijk geautomatiseerd beoordeeld konden worden.
Dit was mogelijk door bij het aanvraagproces o.a. gebruik te maken van SBI-codes en
een vaste forfaitaire vergoeding van € 4.000 te hanteren. De eerste uitbetaling volgde
dan ook snel op de start van de crisis.
Het uitgangspunt bij de TVL regeling is om meer gerichte lastenverlichting te bieden
en beter aan te sluiten op de behoeften van de individuele onderneming. Tegelijkertijd
moet de regeling wel goed uitvoerbaar blijven zodat ook met de TVL grote aantallen
getroffen ondernemers snel geholpen kunnen worden. De TVL-regeling is, binnen de grenzen
van wat op korte termijn uitvoerbaar is, dan ook veel meer toegesneden op de daadwerkelijke
situatie van ondernemers en houdt rekening met de omvang van het bedrijf, de vaste
lasten van de sector en de mate van omzetderving. Daarmee sluit de regeling beter
aan op de behoeften van een individuele onderneming.
27. Deze leden zien dat enkele groepen, bijvoorbeeld yogascholen, weer buiten de boot
vallen terwijl deze wel onder de latere versie van de TOGS vielen. Yogascholen vallen
onder de SBI-code 85519 en zouden geen eigen sportaccommodatie hebben waardoor hun
vaste lasten lager zouden zijn. Dit blijkt in veel gevallen niet zo te zijn en geldt
ook voor dans, vechtsporten en squash. Hier wordt ten onrechte het lage percentage
van 18% toegekend, ondanks dat deze ondernemers ook kosten maken voor accommodatie.
Kan de Staatssecretaris hierop reageren en is zij bereid om het CBS-percentage van
18% naar 34% bij te stellen voor de SBI-code 85519 waar deze sporten onder vallen?
Is de Staatssecretaris het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat het van
uiterst belang is om deze bedrijven overeind te houden omdat zij voor de fysieke en
mentale gezondheid van vele Nederlanders zorgen?
Antwoord
Het kabinet onderkent het belang van deze bedrijven voor de fysieke en mentale gezondheid
van vele Nederlanders en geeft met deze regeling en met andere regelingen zoals de
NOW, bankgaranties en uitgestelde belastingen steun aan deze bedrijven.
Er wordt met de regeling zo goed mogelijk benaderd welke vaste lasten een bedrijf
heeft. Daarbij is gebruik gemaakt van cijfers van het CBS over de vaste lasten per
sector. Het zal bij deze systematiek altijd zo zijn dat voor ondernemers de werkelijke
vaste lasten hoger of lager dan het sectorgemiddelde kunnen zijn. Meer maatwerk is
helaas in de uitvoering niet mogelijk. Het kabinet ziet geen mogelijkheid voor specifieke
groepen ondernemers van de systematiek af te wijken.
28. De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat niet voor elk bedrijf apart berekend
kan worden wat de vaste lasten zijn. Toch zien zij dat de berekeningen van het CBS
tot enkele problemen leiden. Deze leden lezen dat het CBS gebruik maakt van twee cijfers
van de SBI-code. Dit pakt voor enkele sectoren nadelig uit, omdat er met te grote
groepen sectoren gerekend wordt. Kan de Staatssecretaris het CBS de opdracht geven
om gebruik te maken van driecijferige SBI-codes? Welke oplossingen kan zij verder
zelf bedenken voor dit probleem?
Antwoord
Zie de beantwoording op vraag 2.
29. Andere bedrijven die later zijn toegevoegd aan de lijst van SBI-codes zijn winkels
in fietsen en bromfietsen, deze vallen onder «handel in een reparatie van caravans,
motorfietsen en aanhangers». Deze is later beperkt tot alleen caravans. De leden van
de GroenLinks-fractie vragen waarom een deel van de bedrijven die onder deze SBI-code
valt geen recht heeft op de tegemoetkoming vaste lasten.
Daarnaast zien de leden van de GroenLinks-fractie dat veel ondernemers nadeel ondervinden
van de keuze voor de referentiemaanden. Ondernemers van de eerder genoemde sport-
en yogascholen hebben in het zomervakantieseizoen altijd een lagere omzet dan in de
verplicht gesloten maanden van maart tot 1 juli 2020. Ook de horeca ondervindt problemen
met de periode van omzetvergelijking. Zij maken juist de meeste winst in de zomer
en zowel de periode daarvoor als daarna bieden minder perspectief om de omzet te herstellen.
Ziet de Staatssecretaris ook dat dit in verschillende sectoren voor problemen kan
zorgen en is zij bereid om hier een oplossing voor te vinden? Kan zij bijvoorbeeld
in de referentieperiode verlengen en ook april en mei meenemen?
Antwoord
De SBI-code die onder de TOGS en de TVL valt is de «handel en reparatie van caravans»
(SBI-code 45.19.4). Er bestaat geen SBI-code voor «handel in en reparatie van caravans,
motorfietsen en aanhangers». Door een administratieve fout heeft dit helaas een korte
periode verkeerd op de website van RVO gestaan.
Voor een antwoord op uw vraag over de referentieperiode verwijs ik u naar de beantwoording
op vraag 17.
30. De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd hoe de Staatssecretaris uitvoering
geeft aan onder andere de motie van het lid Moorlag (Kamerstuk 35 438, nr. 13) die de regering heeft verzocht in de TOGS een hardheidsclausule op te nemen op basis
waarvan aanvragers die niet onder de formele werkingssfeer vallen, maar toch in identieke
omstandigheden verkeren, aanspraak kunnen maken op de voorzieningen van de TOGS. Kan
zij hier op ingaan? Onder deze groep vallen veel schrijnende gevallen die niet de
juiste SBI-code hebben, maar wel in een vergelijkbare situatie zitten. Is het mogelijk
om voor deze gevallen tegemoet te komen door hen aanspraak te laten maken als zij
bijvoorbeeld extra omzetverlies leiden? Kan hierbij gedacht worden aan een hogere
drempel waardoor de echt schrijnende gevallen toch gebruik kunnen maken van deze regeling?
Antwoord
Bij de TOGS is gebruikgemaakt van de hardheidsclausule, die op grond van de Algemene
wet bestuursrecht (Awb)van toepassing is op de TOGS. Die hardheidsclausule is toegepast
voor bedrijven die niet onder de juiste SBI-code stonden ingeschreven in het handelsregister,
terwijl op grond van de aanduiding van hun activiteiten in het handelsregister zij
wel een activiteit uitvoeren die in de bijlage van de TOGS stond genoemd. Ook bij
de TVL kunnen deze bedrijven een beroep doen op de regeling (artikel 2, derde lid,
van de TVL-regeling). Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 12 juni jl.8, en de Kamerbrief van 30 juni jl.9 is hiermee maximaal invulling gegeven aan de motie Moorlag m.b.t. de hardheidsclausule
in de TOGS. Zie verder het antwoord op de vraag 6. Het kabinet ziet geen mogelijkheden
om de regeling verder te verbreden naar andere sectoren. Het kabinet is van mening
dat de huidige sectorafbakening voldoet; het zijn sectoren die direct getroffen zijn
door overheidsmaatregelen om het coronavirus tegen te gaan.
31. De leden van de GroenLinks-fractie zien dat starters relatief harder geraakt worden
door deze crisis en maken zich daar grote zorgen over. Dit komt onder andere omdat
de KvK-gegevens gebruikt worden als startdatum van activiteiten terwijl er natuurlijk
al veel werk aan vooraf ging. Wat doet de Staatssecretaris om starters te helpen?
Antwoord
In de regeling is zoveel als mogelijk rekening gehouden met starters. Voor starters
geldt een andere referentieperiode om de referentieomzet te bepalen. Dus startende
bedrijven die voor 1 maart 2020 waren in geschreven kunnen het omzetverlies berekenen
ten opzichte van eerste weken of maanden dat ze actief waren. Ook voor ondernemers
die feitelijk nog geen redelijke referentieperiode hebben, namelijk degenen die na
1 maart zijn ingeschreven in het handelsregister, is een oplossing gecreëerd door
hen een forfaitair subsidiebedrag van € 1.000 te geven, mits ze voldoende vaste lasten
hebben. Daarmee is binnen de regeling er alles aan gedaan om ook starters te ondersteunen
die aan de voorwaarde dat zij minimaal 30% omzetverlies hebben voldoen. Daarnaast
zijn er andere regelingen die deze groep ondersteunen zoals de COL-regeling.
32. De leden van de GroenLinks-fractie zien daarnaast dat veel kleine bedrijven de drempel
van € 4.000 aan vaste lasten niet halen. Kan de Staatssecretaris uitgebreid uiteenzetten
waarom deze drempel wordt gehanteerd en hoeveel bedrijven daardoor ondersteuning mislopen?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 18.
33. Tot slot zien de leden van de GroenLinks-fractie dat er voor ondernemers, bijvoorbeeld
in de culturele sector en horeca, geen uitzicht is omdat deze vanwege het huidige
anderhalvemeterbeleid nog niet hun normale werk kunnen doen. Denk hierbij aan nachtclubs
die nog niet open mogen maar ook aan kleine restaurants en vele bedrijven in de culturele
sector waar gewoon geen anderhalve meter afstand gehouden kan worden. Deze leden vragen
hoe deze ondernemers worden ondersteund. Kan de Staatssecretaris hier op ingaan?
Antwoord
De TVL beweegt mee met het omzetverlies van bedrijven, dus hoe meer omzetverlies,
hoe hoger de subsidie. Dit betekent dat genoemde bedrijven met een (zeer) hoog omzetverlies
een relatief hoge TVL-subsidie ontvangen. Ook de NOW beweegt op dezelfde manier mee
met de omzet. Daarnaast is er – waar het zzp’ers betreft – de TOZO. Ook verkent het
kabinet met onder meer de evenementensector hoe kan worden overgegaan op andere businessmodellen
en ondersteunt dit met een fieldlab.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende brief over de
TVL. Zij hebben nog enkele vragen.
34. De leden van de SGP-fractie constateren dat er nog steeds categorieën bedrijven zijn
die buiten de boot vallen, maar wel te maken hebben met grote omzetverliezen door
de coronamaatregelen, zoals in de ballonvaart. Blijft de Staatssecretaris kijken of
uitbreiding van de regeling naar andere (sub)sectoren nodig is? Welke mogelijkheden
ziet zij voor een loket voor schrijnende gevallen met een hogere drempel dan de drempel
in de TVL?
Antwoord
Bij het opstellen van de Regeling Subsidie financiering Vaste Lasten MKB COVID-19
(TVL) is ervoor gekozen dezelfde sectorafbakening te hanteren als voor de Tegemoetkoming
Ondernemers Getroffen Sectoren (TOGS). Dit zijn de sectoren die het sterkst zijn getroffen
door de maatregelen die het kabinet en andere (nationale en internationale) overheden
hebben genomen ter bestrijding van het coronavirus. Dit is de reden dat het kabinet
dezelfde sectorafbakening hanteert die gericht is op MKB bedrijven welke – als gevolg
van de kabinetsmaatregelen om het coronavirus in te dammen – omzetdaling ervaren.
Recent heeft het kabinet nog een correctie doorgevoerd m.b.t. de lijst met in aanmerking
komende SBI-codes voor de TVL door ondernemers uit de recreatieve vliegsector, zoals
de luchtballonvaarders en ondernemers die rondvluchten aanbieden in sportvliegtuigjes,
onder de regeling te brengen10. Deze ondernemers zijn ook direct geraakt door de genomen maatregelen van het kabinet
om het coronavirus in te dammen en waren per abuis eerder niet in de regeling meegenomen.
Het kabinet is van mening dat de huidige sectorafbakening hiermee voldoet; het zijn
sectoren die direct beïnvloed worden door overheidsmaatregelen om het coronavirus
tegen te gaan. Zoals toegezegd in de brief van 28 mei 2020 houdt het kabinet de vinger
aan de pols en zal o.a. in samenspraak met werkgevers- en werknemersorganisaties bekijken
wat vanaf 1 oktober aan maatregelen 2020 nog nodig is. Het kabinet zal uw Kamer hier
in september over informeren.
Een loket voor bedrijven boven een hogere drempel, is feitelijk een regeling waarbij
de sectorafbakening wordt losgelaten. Daar heeft het kabinet niet voor gekozen, omdat
dit een groot budgettair beslag met zich mee zou brengen, en zoals gezegd, is het
kabinet van mening dat de huidige sectorafbakening voldoet.
35. De leden van de SGP-fractie constateren in aansluiting op het voorgaande punt dat
de handel in en reparatie van motorfietsen en aanhangers niet (meer) onder de TVL
valt. Zij zetten hier vraagtekens bij. De handel in fietsen en bromfietsen valt wel
onder de TOGS/TVL. Later is hieraan de SBI-code «handel in en reparatie van caravans,
motorfietsen en aanhangers» toegevoegd, maar deze is weer ingeperkt tot alleen de
handel in en reparatie van caravans. Deze leden willen erop wijzen dat ook in de motorbranche
omzetverliezen geleden worden door haperende toelevering. Is de Staatssecretaris bereid
de oorspronkelijke SBI-code «handel in en reparatie van caravans, motorfietsen en
aanhangers» te hanteren, zo vragen deze leden.
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 30.
36. De leden van de SGP-fractie constateren dat gedifferentieerd wordt op basis van de
SBI-code op het niveau van twee digits. Dat pakt voor verschillende (sub)sectoren
heel nadelig uit. Zo vallen kledingwinkels in dezelfde categorie als supermarkten,
terwijl de eerste groep een veel hoger percentage aan vaste lasten heeft dan de laatste
groep. Wil de Staatssecretaris kijken naar een nadere verfijning, bijvoorbeeld door
gebruik te maken van de SBI-code op het niveau van drie digits, zo vragen deze leden.
Antwoord
Zie hiervoor de beantwoording op vraag 2.
37. De leden van de SGP-fractie willen erop wijzen dat voor seizoenbedrijven in de horeca
en de recreatie- en gastvrijheidssector de vaste lasten het hele jaar doorlopen, terwijl
de omzetverliezen in de zomermaanden meevallen, omdat onder meer terrassen opengesteld
kunnen worden. De grote omzetverliezen zitten in het afgelopen voorjaar en/of het
komende najaar. De TVL houdt hier weinig rekening mee. Deze leden vragen de Staatssecretaris
of zij bereid is te kijken hoe de steunregeling meer toegesneden kan worden op seizoenbedrijven,
bijvoorbeeld door ook de maanden april en mei mee te nemen in de referentieperiode.
Antwoord
De regeling is bedoeld voor de periode juni-september 2020, en daarom kijkt het kabinet
naar de omzet van die periode dit jaar ten opzichte van het vorige jaar 2019. Daarmee
wordt juist zo goed mogelijk rekening gehouden met seizoenseffecten. Het is niet uitvoerbaar
om afwijkende periodes te gaan hanteren op individuele basis. Voor de periode maart
tot en met juni was er bovendien de TOGS-regeling. In september 2020 zal het kabinet
een besluit nemen over een eventueel vervolg op het tweede noodpakket.
38. De leden van de SGP-fractie constateren dat de mogelijkheid voor het melden van een
niet aansluitende SBI-code is aangescherpt. Deze leden zetten hier vraagtekens bij.
Als zij het goed hebben begrepen kan een aanvraag alleen ingediend worden als geen
enkele van de geregistreerde nevencodes in aanmerking komt voor de TVL. Klopt het
dat bedrijven die een nevencode hebben die gedekt wordt door de TVL alleen dat deel
van de omzet mee mogen tellen die onder deze nevencode valt en dat het zo kan zijn
dat een groot deel van de omzet buiten de TVL blijft vallen? Deze leden hebben ook
begrepen dat een bedrijf niet kan aangeven dat een geregistreerde nevencode de hoofdactiviteit
is geworden. Omdat de percentages vaste lasten per sector behoorlijk kunnen verschillen,
kan deze eis ertoe leiden dat een bedrijf een veel lagere vergoeding krijgt dan de
bedoeling is. De leden van de SGP-fractie ontvangen graag een nadere toelichting.
Waarom kiest de Staatssecretaris niet voor de werkwijze zoals die onder de TOGS gold?
Antwoord
Ook bij de TOGS was het niet zo dat ondernemers konden aangeven dat hun nevenactiviteit
de hoofdactiviteit was geworden. Wel konden ondernemers middels een latere wijziging
in de TOGS-regeling, voor hun nevenactiviteit in aanmerking komen voor de TOGS onder
voorwaarde dat het verwacht omzetverlies en verwachte vaste lasten uitsluitend betrekking
hadden op de nevenactiviteit die was opgenomen in de TOGS. Ook bij de TVL-regeling
kan een ondernemer die met een nevenactiviteit onder de regeling valt, voor de vaste
lasten van die activiteit subsidie aanvragen. Voor verdere beantwoording op uw vraag
verwijs ik u naar de beantwoording op vraag 8.
39. De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de steun voor getroffen bedrijven
met meer dan 250 werknemers. De TVL is bedoeld voor mkb-bedrijven tot 250 werknemers.
Er zijn echter ook grotere kapitaalintensieve bedrijven die kampen met forse omzetdalingen
door de coronacrisis. Het kabinet heeft eerder aangegeven dat het gaat kijken hoe
deze kapitaalintensieven sectoren ondersteund kunnen worden in een beweging richting
een toekomstbestendig verdienmodel. De leden van de SGP-fractie horen graag wat de
stand van zaken is.
Antwoord
Het kabinet gebruikt de zomermaanden om de noodzaak en vormgeving van een vervolg
op het huidige noodpakket te bezien en zal uw Kamer daarover in september informeren.
Daarbij overlegt het Kabinet o.a. met de werkgevers en werknemers en daarbij komt
dit punt aan de orde.
Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie
De leden van de 50PLUS-fractie danken de Staatssecretaris voor de toezending van de
brief inzake de TVL. Zij hebben hierover nog wel enkele vragen en opmerkingen.
40. De leden van de 50PLUS-fractie merken op dat de inschatting van het kabinet is dat
zo’n 140.000 ondernemers in aanmerking zullen kunnen komen voor het budget van in
totaal € 1,4 miljard. Dat wil zeggen dat er wordt uitgegaan van gemiddeld € 10.000
per onderneming. Op basis van welke cijfers is dit vastgesteld?
Het kabinet heeft op basis van de cijfers van het CBS, de ervaringscijfers bij de
TOGS en de ramingen van onder meer het CPB en Panteia een inschatting gemaakt van
welke bedrijven voor de regeling in aanmerking komen en met welk omzetverlies. Daar
kwamen bovenstaande cijfers uit, waarbij is aangetekend dat het zeer lastig is hier
een betrouwbare inschatting van de maken. Op dit moment is het gemiddelde subsidiebedrag
dat ondernemers aanvragen ca € 13.000.
Deze leden vragen voorts om welke reden er een minimumbedrag is vastgesteld van € 4.000
en het percentage omzetderving is gesteld op 30%. Deze leden vragen of hierdoor nu
juist niet de kleine bedrijven in de knel komen. Hoe wordt de tegemoetkoming vastgesteld
voor de bedrijven die in de referentieperiode nog niet actief waren, of die pas na
15 maart 2020 geregistreerd zijn? Hoe wordt voorkomen dat bedrijven om administratieve
redenen buiten de boot vallen? Op welke wijze is er maatwerk mogelijk?
De leden van 50PLUS-fractie lezen dat een ondernemer met 100% omzetverlies 50% van
zijn of haar (berekende) vaste lasten vergoed krijgt. Om welke reden is deze keuze
gemaakt? Deze leden vermoeden dat veel ondernemers die van deze regeling gebruik zullen
maken in de eerste periode van de coronacrisis ook een omzetderving van deze omvang
hebben gekend. Zij vrezen dat deze regeling niet toereikend is om de betreffende ondernemers
door de opbouwfase heen te helpen. Deze leden vragen de Staatssecretaris om een reflectie
op deze stelling.
Antwoord
Voor een antwoord op uw vraag over de vaste lasten drempel verwijs ik u naar vraag
18. Het percentage van 30% is gelijk aan de regeling die voor de sierteelt is opgesteld.
Het doel van de regeling is om te voorkomen dat getroffen MKB-ondernemingen in liquiditeitsproblemen
komen door omzetverlies. Het kabinet meent dat gezonde bedrijven met minder omzetverlies
de gevolgen zelf moeten kunnen dragen.
De regeling staat open voor bedrijven die op 15 maart 2020 in het handelsregister
stonden ingeschreven. Ondernemers die na die datum zijn gestart, waren zich bewust
van de situatie, en hebben dat risico genomen. Voor bedrijven opgericht tussen 1 en
15 maart geldt dat zij geen betrouwbare referentie omzet kunnen aantonen. Zij ontvangen,
mits aan de overige voorwaarden wordt voldaan, een forfaitair bedrag van € 1.000 (gelijk
aan de minimale subsidie die de regeling kent). Voor bedrijven opgericht voor 1 maart
2020 geldt dat er wel een referentieperiode voor de omzet is.
Hiermee heeft het kabinet getracht zo goed mogelijk, binnen wat in de uitvoering haalbaar
is, tegemoet te komen aan startende ondernemers.
Ten aanzien van de 50% geldt dat de overheid hier dus de helft van de vaste lasten
gerelateerd aan het omzetverlies voor haar rekening neemt. Gezonde ondernemers moeten
ook in staat zijn een deel van de vaste lasten zelf te dragen en zo nodig afspraken
te maken met partijen in de keten om de lasten te delen. Het kabinet ziet dat dit
laatste in toenemende mate plaatsvindt. Daarnaast benadrukt het kabinet dat de TVL
een aanvulling is op alle andere maatregelen die de Staat heeft genomen, zoals de
NOW en leningen met overheidsgaranties.
41. De leden van de 50PLUS-fractie lezen in de brief dat de afgelopen tijd al enkele gevallen
bekend zijn geworden over misbruik van de TOGS. Is al meer te zeggen over de omvang
van dit misbruik? Welk bedrag is ermee gemoeid? Hoe verloopt de controle? Wat wordt
bedoeld met de zinsnede «verdere steekproeven zullen we risicogericht uitvoeren» (pagina
4)? Wordt er zuiver met steekproeven gewerkt? Hoe verloopt de terugvordering? Op welke
wijze is in de TVL het voorkomen van misbruik ingebouwd?
Antwoord
In de beantwoording op vraag 15 is toegelicht hoe RVO omgaat met fraude en oneigenlijk
gebruik van de regeling, en wordt ingegaan op de steekproefcontrole bij de TOGS. Het
aantal aangiftes bij het OM wegens misbruik van TOGS bedraagt op 6 augustus 2020,
8 in getal. Het daarmee terug te vorderen bedrag bedraagt dan € 32.000,–.
Bij TVL is het voorkomen van misbruik ingebouwd door dossiers met een verhoogd risico
op fraude en/of M&O te onderzoeken. Alle aanvragen worden geautomatiseerd op plausibiliteit
en geldelijk risico geclassificeerd, waarbij aanvragen met een hoge risicoscore handmatig
gecontroleerd worden. De aanvragen met een laag risico worden geautomatiseerd beoordeeld,
wat betekent dat bij de aanvraag de 1-op-1 relatie tussen bewijsstuk en ingevoerde
gegevens uitsluitend met deelwaarnemingen vastgesteld wordt. Dossiers waarvan een
verhoogd risico op fraude en/of M&O is vastgesteld worden handmatig beoordeeld. Daarnaast
wordt ook altijd kwaliteitscontrole gedaan om de kwaliteit van het uitvoeringsproces
te borgen. Tot slot wordt bij de vaststelling van de tegemoetkoming een meer sluitende
controle op de omzetgegevens gerealiseerd.
Voor de TVL geldt dat de fase waarin hoog-risico dossiers worden beoordeeld, recent
is gestart. Derhalve is op dit moment nog geen uitspraak te doen over het aantal gevallen
misbruik en oneigenlijk gebruik.
42. De leden van de 50PLUS-fractie merken op dat in de top tien van de ondernemingen die
een beroep op de TOGS hebben gedaan de ondernemingen die wel weer (beperkt) open zijn
ruim zijn vertegenwoordigd en de echte seizoensbedrijven ondervertegenwoordigd. Deze
leden vragen of er een analyse gemaakt is met betrekking tot welke verschuivingen
in de top tien zullen optreden als gevolg van het (gedeeltelijk) opheffen van de restricties
van de lockdown.
Antwoord
Het kabinet heeft geen analyse gedaan over eventuele verschuivingen in de top tien
van aanvragers voordat de TVL-regeling open ging. Wanneer de huidige top tien van
aanvragers van de TVL nu vergeleken wordt met de top tien van de TOGS dan ziet het
kabinet dat een aantal sectoren, zoals horeca en vervoer per taxi, zowel bij de TOGS
als bij de TVL in de top tien staat. Daarnaast ziet het kabinet een kleine verschuiving
in de top tien. Zo zit de dienstverlening voor uitvoerende kunsten, de overige recreatie,
en bedrijfsopleiding en training nu in de top tien. Deze informatie moet echter wel
met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden omdat ook rekening moet worden gehouden
met het aantal ondernemers in een sector.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier