Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele EU gezondheidsraad van 16 juli 2020
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 574 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 21 augustus 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van
6 juli 2020 over de geannoteerde agenda informele EU gezondheidsraad van 16 juli 2020
(Kamerstuk 21 501-31, nr. 569), over de brief van 5 juni 2020 over antwoord op vragen commissie over de geannoteerde
agenda voor de informele videoconferentie van EU-gezondheidsministers van 12 juni
2020 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 562), over de brief van 11 mei 2020 over de geannoteerde agenda voor de extra informele
videoconferentie van EU-gezondheidsministers van 12 mei 2020 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 558), over de brief van 5 juni 2020 over het verslag van de informele EU gezondheidsraad
van 12 mei 2020 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 563) en over de brief van 5 juni 2020 over de verslagen van de videoconferenties EU-gezondheidsministers
van 20, 27 april en 7 mei 2020 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 564)
De vragen en opmerkingen zijn op 10 juli 2020 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 20 augustus 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van het kabinet
8
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken ten behoeve van het
schriftelijk overleg over de informele EU-Gezondheidsraad. Zij hebben hierbij nog
enkele vragen.
Genoemde leden lezen in de geannoteerde agenda ten behoeve van de informele videoconferentie
EU-gezondheidsministers dat het kabinet internationale samenwerking en solidariteit
cruciaal acht om de COVID-19 pandemie het hoofd te bieden. Daarbij geldt dat de samenwerking
zo sterk is als de zwakste schakel en dat de individuele situaties van landen in acht
moeten worden genomen. Er zou volgens het kabinet een grondige evaluatie moeten plaatsvinden
om lering te trekken uit de huidige COVID-19 pandemie/crisis. Kan het kabinet aangeven
of reeds over een EU-brede evaluatie wordt nagedacht inzake de COVID-19 respons? In
hoeverre heeft een dergelijke evaluatie invloed op de inrichting van bijvoorbeeld
het EU4Health-programma, zeker gezien het gebrek aan impact assessment voor deze verordening?
Met betrekking tot de COVID-19 behandeling met medicijnen vragen de leden van de VVD-fractie
wat de beschikbaarheid van remdesivir voor Europa is, gezien de aankoop van behandelingen
met remdesivir door de Verenigde Staten en gezien het feit dat deze aankoop de volledige
geplande productierun van het farmaceutische bedrijf Gilead voor juli 2020 en 90%
van de productie in augustus en september van dit jaar omvat.
Voorts constateren genoemde leden dat de Europese Commissie op 17 juni jl. een EU-strategie
voor COVID-19 vaccins heeft gepubliceerd om de ontwikkeling, productie en toepassing
van COVID-19-vaccins te versnellen.1 Kan het kabinet een appreciatie geven bij deze strategie? Wat is de Nederlandse positie
ten aanzien van de gepresenteerde strategie?
Tevens begrepen de leden van de VVD-fractie dat de activiteiten van de vaccinatie
alliantie tussen Duitsland, Frankrijk, Nederland en Italië worden samengevoegd met
de activiteiten die de Europese Commissie nu zal ontplooien binnen de EU-strategie
voor vaccinaties. Wat is de relatie tussen de vaccinatie alliantie tussen Duitsland,
Frankrijk, Italië en Nederland enerzijds en de activiteiten door de Europese Commissie
als onderdeel van de EU-strategie voor COVID-19 vaccins anderzijds?
Genoemde leden lezen dat het Duitse EU-voorzitterschap inzake zijn eerste prioriteit,
namelijk het overwinnen van de COVID-19-pandemie en het economisch herstel, onder
andere inzet op het leren van de opgedane ervaring met de COVID-19-pandemie en op
samenwerking, om er daarmee de basis voor te leggen dat de EU nog beter in staat is
om te reageren op toekomstige uitdagingen. Het verbeteren van crisisrespons instrumenten
is daarbij een belangrijke prioriteit. Het Duits voorzitterschap zet in het bijzonder
in op het versterken van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding
(ECDC), waardoor vroege waarschuwingssystemen en interoperabiliteit van gegevens verbeterd
worden. Kan het kabinet aangeven wat het standpunt van Nederland is betreffende dit
voorstel?
Met betrekking tot het «Informatiepunt: Digitalisering gezondheidszorg en EU health
data space» in de geannoteerde agenda, lezen de leden van de VVD-fractie dat Nederland
actief betrokken is bij de voorbereidende werkzaamheden van het opzetten van het Europese
project Towards a European Health Data Space Joint Action (TEHDAS JA). Deze Joint Action zal worden gecoördineerd door het Finse SITRA. Nederland heeft
recent kenbaar gemaakt interesse te hebben in deelname aan enkele werkpakketten. Kan
het kabinet aangeven voor welke werkpakketten Nederland interesse heeft getoond?
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
informele EU-Gezondheidsraad van 16 juli 2020. Deze leden hebben hierbij enkele vragen
voor het kabinet.
Geannoteerde agenda voor de informele EU-Gezondheidsraad van 16 juli 2020
Beleidsdebat: Geleerde lessen COVID-19 pandemie
Het kabinet schrijft in de onderhavige paragraaf van de geannoteerde agenda dat het
Duits voorzitterschap voornemens is te spreken over geleerde lessen vanuit de COVID-19
pandemie. De leden van de CDA-fractie vragen op welke termijn duidelijk moet zijn
welke lessen geleerd zijn. Deze leden wijzen erop dat het urgent is dat (ruim) voor
de herfst van 2020 conclusies getrokken kunnen worden, zodat de geleerde lessen uit
de eerste golf toegepast kunnen worden in (het voorkomen van) de tweede golf.
Het kabinet schrijft dat Nederland voorstander is van een versterking van het ECDC.
De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet kan aangeven welke elementen Nederland
nu dan mist. Hoe en op welke wijze moet het ECDC volgens het kabinet versterkt worden?
Nederland zal in de Raad aandringen op een evaluatie van het instrument voor gezamenlijke
Europese aanbesteding van medische producten, zo schrijft het kabinet. De leden van
de CDA-fractie vragen of dit concreter gemaakt kan worden. Waarom moet er een evaluatie
komen? Zijn er specifieke onderdelen van het instrument waarop volgens het kabinet
verbetering mogelijk is?
Beleidsdebat: Leveringszekerheid geneesmiddelen in de Europese Unie
In de geannoteerde agenda wordt aangegeven dat het ten behoeve van leveringszekerheid
van belang is om niet alleen naar de productie van eindproducten te kijken, maar om
ook naar actieve stoffen (en hulpstoffen) van geneesmiddelen te kijken. De leden van
de CDA-fractie vragen hoe dit wordt aangepakt. Komt er een lijst van eindproducten
en onderdelen van grondstoffen, geneesmiddelen en medische hulpmiddelen waarvan een
ijzeren voorraad aangehouden moet worden?
Informatiepunt: Digitalisering gezondheidszorg en EU health data space
Naar verwachting zal de Duitse Minister een toelichting geven op de plannen voor het
komende semester op het vlak van een European Health Data Space (EHDS) en de ontwikkeling
van een Code of Conduct met betrekking tot het secundair gebruik van zorgdata. De
leden van de CDA-fractie vragen wat wordt verstaan onder het secundair gebruik van
zorgdata.
Nederland ziet met name het belang van interoperabiliteit van elektronische uitwisseling
van gegevens en werkt hierbij graag samen op basis van bestaande modellen en oplossingen
om ervoor te zorgen dat de patiënt centraal blijft staan in de ontwikkelingen. De
leden van de CDA-fractie vragen wat Nederland hierbij concreet gaat voorstellen.
In de geannoteerde agenda wordt geschreven dat de Europese Commissie voor de eerste
golf van Covid-19 een systeem dat gebruikt wordt voor de uitwisseling van gegevens
van patiënten met zeldzame ziekten heeft aangepast en beschikbaar heeft gesteld. Nederland
heeft daar geen gebruik van gemaakt en een eigen oplossing gebruikt. De leden van
de CDA-fractie vragen waarom Nederland geen gebruik heeft gemaakt van het Europese
systeem.
Nederland is actief betrokken bij de voorbereidende werkzaamheden van het opzetten
van het Europese project Towards a European Health Data Space Joint Action (TEHDAS JA). De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet hier meer informatie over kan
geven. Wat moeten deze leden zich voorstellen bij extra werkpakketten?
Antwoord op vragen commissie over de geannoteerde agenda voor de informele videoconferentie
van EU-gezondheidsministers van 12 juni 2020
De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van het antwoord op de vragen 9
en 10 of het kabinet kan aangeven wat de laatste stand van zaken is binnen de Europese
landen met betrekking tot de ontwikkeling en uitrol van notificatie apps, en de mate
van interoperabiliteit daarbij. Welke ervaringen zijn er inmiddels met deze apps,
en welke lessen kan Nederland daaruit trekken?
Verslag van een schriftelijk overleg over strategische inzet EU 2020–20242
In antwoord op vraag 3 van het verslag over de strategische inzet EU 2020–2024 wordt
door het kabinet aangegeven dat de Europese Commissie het voornemen heeft een onderzoek
te (laten) doen naar de geneesmiddelentekorten. Het onderzoek wordt naar verwachting
eind 2020 opgeleverd. De leden van de CDA-fractie vragen wat hiervan de stand van
zaken is. Heeft de coronacrisis, die ook meerdere acute leveringsproblemen opgeleverd
heeft, ervoor gezorgd dat dit onderzoek versneld wordt uitgevoerd?
Het kabinet schreef daarnaast in zijn antwoorden van 11 maart jl. dat Duitsland tijdens
het voorzitterschap veel aandacht zou gaan besteden aan geneesmiddelentekorten. De
leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet al concreet kan stellen op welke wijze
Duitsland dit zal gaan doen.
De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet inmiddels – met de lessen van de
coronacrisis in het achterhoofd – wel erkent dat de productie van geneesmiddelen een
vitale sector is.
De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van het antwoord van het kabinet
op vraag 10 of inmiddels duidelijker is hoe het plan om kanker onder controle te krijgen
uitgewerkt wordt.
Versoepeling regels rondom genetische modificatie
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om aan te geven of de versoepeling
van regelgeving omtrent genetische manipulatie gevolgen heeft voor de invoer van producten
naar de Europese interne markt waarop op basis van handelsverdragen juist restricties
zijn gelegd vanwege genetische manipulatie. Deze leden vragen het kabinet de Kamer
te informeren wanneer producten uitgezonderd worden van afspraken zoals gemaakt in
handelsakkoorden als gevolg van de versoepeling van de regels met betrekking tot genetisch
gemodificeerde organismen (GMO). Bovendien verzoeken deze leden om de tijdelijkheid
aan te geven van de aanpassingen van deze regels.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
Geannoteerde agenda voor de informele EU-Gezondheidsraad van 16 juli 2020
Geleerde lessen COVID-19 pandemie
De leden van de D66-fractie zijn verheugd om te lezen dat Nederland tijdens de informele
EU-Gezondheidsraad zal pleiten voor meer Europese samenwerking en dat Nederland voorstander
is van een versterking van het ECDC. Tevens zijn zij verheugd met de evaluatie van
het instrument voor gezamenlijke Europese aanbesteding van medische producten. Deze
leden hebben nog enkele vragen omtrent de tot nu toe in Europees verband geleerde
lessen van de nog gaande COVID-19 pandemie. Kan het kabinet in een overzicht aangeven
wat de concrete vervolgstappen worden ten aanzien van het versterken van het ECDC
en welke tijdslijn daarbij hoort? Wat is de relatie tussen de ingezette evaluaties
en het EU4Health-programma? Hoe is de landelijke evaluatie gekoppeld aan de evaluatie
die op Europees niveau wordt verricht?
De leden van de D66-fractie zijn met name nieuwsgierig of het verlagen van het risico
van introducties van buiten de Europese Unie op de agenda staat van de informele EU-Gezondheidsraad.
Vanaf het begin van de COVID-19 pandemie zijn inreisverboden op Europees niveau geregeld.
Binnen Europa worden hier echter al verschillen waargenomen. Zo hanteert België een
additioneel inreisverbod voor reizigers uit een groep landen die door de Europese
Unie juist als veilig wordt bestempeld. Is het kabinet het met deze leden eens dat
dergelijk verschillen tussen de lidstaten onwenselijk zijn? Zijn er Europese richtlijnen
over de quarantaine maatregelen na het inreizen uit risicovolle gebieden en hoe worden
deze nageleefd? Kan het kabinet nadere uitleg geven over de gesprekken die worden
gevoerd tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten? Deze leden vragen het kabinet
voorts hoe deze gesprekken zich verhouden tot het feit dat in de Verenigde Staten
weer een toename is van het aantal besmettingen.
De leden van de D66-fractie hebben naast vragen over het inreizen uit risicogebieden,
enkele vragen over het uitreizen naar risicogebieden. Met nationaal beleid wordt momenteel
uitvoering gegeven aan de motie van de leden Kröger en Paternotte.3 Maar volgens deze leden dient dit ook op Europees niveau te worden besproken. Is
het kabinet het met deze leden eens dat dergelijke afspraken ook in de informele EU-Gezondheidsraad
dienen te worden gemaakt omdat het in het belang is van de gezondheid van alle Europese
burgers? Wat wordt de inzet van Nederland bij dit onderwerp? Bestaat er verschil tussen
Europese landen in de maatregelen die genomen worden met betrekking tot het uitreizen
naar risicogebieden voor niet-essentiële doeleinden, zoals vakantie?
EU-strategie voor COVID-19 vaccins
De leden van de D66-fractie delen de inzet van de Europese Commissie om snel tot een
veilig en toegankelijk vaccin te komen. Hoe apprecieert het kabinet de gepresenteerde
EU-strategie voor COVID-19 vaccins? Welke mogelijkheden ziet hij voor de Europese
productie van kandidaat-vaccins binnen bestaande en nieuwe productiefaciliteiten?
Hoe anticipeert de Europese Commissie op het verspreiden en prioriteren van vaccins
mochten deze er eenmaal zijn? Wat is de Nederlandse inzet hierbij en welke voorbereidingen
worden hiervoor in Europees verband getroffen? Kan het kabinet voorts reflecteren
op de overeenkomst van de Inclusieve Vaccin Alliantie (IVA) met AstraZeneca, die werd
gesloten net nadat de Eurocommissaris al een mandaat van alle lidstaten had gekregen
om te gaan onderhandelen met farmaceuten over kandidaat-vaccins. Waarom kon het kabinet
toen niet even wachten op een EU-brede overeenkomst over dit kandidaat-vaccin? Zou
Nederland dan al achter het net hebben gevist? Kan het kabinet voorts toelichten hoe
de bandbreedte van het aantal doses is bepaald? Hoeveel lidstaten zijn inmiddels toegetreden
tot de overeenkomst?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
Inleiding
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de stukken ter voorbereiding van
de informele EU-Gezondheidsraad van 16 juli 2020. Zij hebben eveneens kennisgenomen
van een deal die de Europese Unie heeft gesloten met fabrikanten Merck en Roche over
coroamedicijnen RoActemra en Rebif.4 Deze leden vragen naar de voorwaarden van deze overeenkomst. Tevens vragen zij welke
lidstaten deze medicijnen graag willen gebruiken. Behoort Nederland hier ook toe?
Voorts vragen deze leden welke rol de Europese Commissie wenst te spelen in het verkrijgen
van voldoende doses remdesivir, in het licht van het nieuws dat de Verenigde Staten
de hele wereldvoorraad voor de komende drie maanden heeft opgekocht.
Beleidsdebat: Geleerde lessen COVID-19 pandemie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige paragraaf in de
geannoteerde agenda. Zij vragen waar heldere afstemming over maatregelen en het trachten
te komen tot meer stroomlijnen van zowel maatregelen als de communicatie daarover
beter kunnen, mocht Europa een tweede golf meemaken. Voorts constateren genoemde leden
dat in landen als Frankrijk en Italië parlementaire onderzoekscommissies aan de slag
zijn gegaan om het gevoerde beleid te evalueren. Zij vragen om een toelichting op
alle lopende processen in de verschillende EU-lidstaten en een beantwoording van de
vraag wat Nederland daarvan kan leren.
De leden van de SP-fractie vragen of wordt nagedacht over een EU-brede evaluatie van
de COVID-19 respons waarin vergelijkingen kunnen worden gemaakt tussen de aanpak in
verschillende lidstaten en of deze evaluatie nog invloed kan hebben op de uitwerking
van het EU4Health-programma.
De leden van de SP-fractie vragen om een toelichting op het Nederlandse standpunt
dat een versterking van het ECDC gewenst is. Zij vragen tevens hoe in dit scenario
het ECDC zich verhoudt tot het RIVM.
De leden van de SP-fractie vragen vanuit welke overwegingen Nederland zal aandringen
op een evaluatie van het instrument voor gezamenlijke Europese aanbesteding van medische
producten. Deze leden vragen hoe het mogelijk is dat Nederland hier nog geen profijt
van heeft gehad en dat dit tot nu toe enkel heeft geleid tot een individueel contract
met één van de leveranciers voor twee miljoen FFP3-maskers, waarvan de eerste zending
van 100.000 FFP3 maskers eind juli wordt verwacht.
Vaccin
De leden van de SP-fractie vragen om een appreciatie van de gepresenteerde EU-strategie
voor COVID-19 vaccins en de Nederlandse positie ten aanzien hiervan. Voorts vragen
zij naar de stand van zaken betreffende de IVA en de EU-brede aanpak voor het verkrijgen
van een vaccin. Genoemde leden verwijzen naar het eerste concept dat de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) heeft gepresenteerd voor een kader voor de wereldwijde allocatie van COVID-19
vaccinaties. Wat is de Nederlandse appreciatie van dit concept en wat is het standpunt
van de Europese Commissie hierover?
Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken voor de schriftelijke
inbreng ten behoeve van de informele EU-Gezondheidsraad op 16 juli aanstaande. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
Genoemde leden hebben een aantal vragen over de lessen die zijn geleerd van de COVID-19
pandemie. Vindt er een EU-brede evaluatie met betrekking tot het COVID-19 beleid plaats?
Zo ja, wanneer en hoe wordt deze uitgevoerd? Hoe kijkt Nederland aan tegen een dergelijke
evaluatie? Zal Nederland op een EU-brede evaluatie aandringen?
Daarnaast vragen deze leden wanneer zij de uitkomsten van het onderzoek naar de afhankelijkheid
van de EU met betrekking tot geneesmiddelen, uitgevoerd in opdracht van de Europese
Commissie, kunnen verwachten.
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat goede Europese samenwerking op het
gebied van onderzoek en de ontwikkeling van medicijnen en een vaccin van groot belang
is. De leden van de PvdA-fractie vragen het kabinet hoe hij oordeelt over de EU-strategie
voor een COVD-19 vaccin die de Europese Commissie heeft gepresenteerd. Wat is de positie
van Nederland met betrekking tot deze strategie? Deze leden willen hun zorgen uiten
over de mondiale beschikbaarheid en toegankelijkheid van een vaccin. De leden van
de fractie van de PvdA vragen het kabinet wat wordt ondernomen om een vaccin niet
alleen in Europa maar ook mondiaal voor iedereen toegankelijk en betaalbaar te maken.
Hoe wordt hier uitvoering aan gegeven? Welke stappen zijn ondernomen om een vaccin
breed beschikbaar te maken?
Daarnaast vragen deze leden hoe de vaccin-strategie van de EU zich verhoudt tot de
COVID-19 technology acces pool. Welke voorwaarden worden gesteld aan de Europese investeringen ten behoeve van een
vaccin? Worden voorwaarden gesteld met betrekking tot het overdragen van informatie
aan de COVID-19 technology acces pool? Inmiddels hebben vier andere lidstaten van de Europese Unie hun deelname toegezegd
aan de COVID-19 technology acces pool. Genoemde leden vragen wat Nederland doet om te bevorderen dat andere lidstaten zich
aansluiten bij de pool.
Tevens hebben de leden van de PvdA-fractie vragen over het allocatie voorstel dat
is gepresenteerd door de WHO. Hoe beoordeelt het kabinet dit voorstel? Wat is de Nederlandse
positie wat betreft allocatie van een toekomstig vaccin? Welke afspraken worden in
de Europese Unie gemaakt met betrekking tot de allocatie van een vaccin?
Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie hoe de Europese Unie heeft geoordeeld
over het bericht dat president Trump de volledige voorraad remdesivir voor de komende
drie maanden heeft opgekocht. Wat is de reactie van de Europese Unie geweest op dit
bericht?
II. Reactie van het kabinet
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken ten behoeve van het
schriftelijk overleg over de informele EU-Gezondheidsraad. Zij hebben hierbij nog
enkele vragen.
Vraag 1:
Genoemde leden lezen in de geannoteerde agenda ten behoeve van de informele videoconferentie
EU-gezondheidsministers dat het kabinet internationale samenwerking en solidariteit
cruciaal acht om de COVID-19 pandemie het hoofd te bieden. Daarbij geldt dat de samenwerking
zo sterk is als de zwakste schakel en dat de individuele situaties van landen in acht
moeten worden genomen. Er zou volgens het kabinet een grondige evaluatie moeten plaatsvinden
om lering te trekken uit de huidige COVID-19 pandemie/crisis. Kan het kabinet aangeven
of reeds over een EU-brede evaluatie wordt nagedacht inzake de COVID-19 respons?
Antwoord: 1
De EU-brede response op een pandemische crisis van deze orde behoeft een grondige
evaluatie, om verbeterpunten en geleerde lessen toe te kunnen passen, en de Europese
Unie en de lidstaten weerbaarder te maken tegen volgende crises. Op dit moment zijn
er nog geen concrete aankondigingen van een grondige EU-brede evaluatie, mede gezien
het feit dat de EU nog midden in de crisis zit. Tijdens de informele videoconferentie
van EU-gezondheidsministers van 16 juli jl. is gesproken over de eerste ervaringen
op EU-terrein.
Vraag 2:
In hoeverre heeft een dergelijke evaluatie invloed op de inrichting van bijvoorbeeld
het EU4Health-programma, zeker gezien het gebrek aan impact assessment voor deze verordening?
Antwoord: 2
De besluitvorming in de Raad en in het Europees Parlement over het EU4Health-programma
als geheel zal naar verwachting de komende maanden worden afgerond. Daarmee zijn de
mogelijkheden om, een evaluatie van de crisis leidend te laten zijn, voor de inrichting
van het programma zeer beperkt. Aangezien de looptijd van het programma zeven jaar
is, wordt wel met jaarplannen gewerkt. In deze tussentijdse agendering en bijstelling
kunnen de lessen van de COVID-19 pandemie wel worden meegewogen. Nederland heeft hier
eerder ook aandacht voor gevraagd.
Vraag 3:
Met betrekking tot de COVID-19 behandeling met medicijnen vragen de leden van de VVD-fractie
wat de beschikbaarheid van remdesivir voor Europa is, gezien de aankoop van behandelingen
met remdesivir door de Verenigde Staten en gezien het feit dat deze aankoop de volledige
geplande productierun van het farmaceutische bedrijf Gilead voor juli 2020 en 90%
van de productie in augustus en september van dit jaar omvat.
Antwoord: 3
Er is in Nederland op dit moment voldoende voorraad van remdesivir. Deze voorraad
wordt beheerd door het RIVM. In Nederland heeft de leverancier, Gilead, remdesivir
gedoneerd en beschikbaar gesteld. Gilead heeft de hoeveelheid van de donaties afgelopen
week uitgebreid.
Vraag 4:
Voorts constateren genoemde leden dat de Europese Commissie op 17 juni jl. een EU-strategie
voor COVID-19 vaccins heeft gepubliceerd om de ontwikkeling, productie en toepassing
van COVID-19-vaccins te versnellen.5 Kan het kabinet een appreciatie geven bij deze strategie? Wat is de Nederlandse positie
ten aanzien van de gepresenteerde strategie?
Vraag 5:
Tevens begrepen de leden van de VVD-fractie dat de activiteiten van de vaccinatie
alliantie tussen Duitsland, Frankrijk, Nederland en Italië worden samengevoegd met
de activiteiten die de Europese Commissie nu zal ontplooien binnen de EU-strategie
voor vaccinaties. Wat is de relatie tussen de vaccinatie alliantie tussen Duitsland,
Frankrijk, Italië en Nederland enerzijds en de activiteiten door de Europese Commissie
als onderdeel van de EU-strategie voor COVID-19 vaccins anderzijds?
Antwoord: 4 en 5
Met de publicatie van de EU Vaccin Strategie geeft de Europese Commissie aan dat een
versnelling van de ontwikkeling, productie en toepassing van een Covid-19 vaccin nodig
is. Hiermee erkent de Commissie het belang van de door de Inclusieve Vaccin Alliantie
genomen stappen. Deze strategie sluit aan bij de werkwijze van de Alliantie. De vier
landen van de Inclusieve Vaccin Alliantie zijn lid van het Joint Negotiation Team
dat de onderhandelingen met private partijen voert. Doel is en blijft daarmee om zogenaamde
advanced purchase agreements met deze private partijen af te sluiten. Daarbij heeft
de Europese Commissie 2,7 miljard euro vanuit het Emergency Support Instrument (ESI)
beschikbaar gesteld. Wij zijn uiteraard positief over deze beweging en stellen onze
kennis en ervaring graag ter beschikking. Op dit moment worden gesprekken over verschillende
kansrijke initiatieven gevoerd.
Naast het afsluiten van advanced purchase agreements (APA’s) bevat de EU Vaccin Strategie
ook acties om de regelgeving en procedures te versnellen. Het gaat dan bijvoorbeeld
om markttoelating door de EMA, flexibiliteit ten aanzien van het labelen en verpakken
van vaccins, en regelgeving met betrekking tot genetisch gemodificeerde organismen.
Vanzelfsprekend worden ook in het versnellen van de procedures absoluut geen concessies
gedaan met betrekking tot de veiligheid en werkzaamheid van het vaccin.
Ook benadrukt de Europese Commissie in haar strategie het belang van en de inzet op
universele toegankelijkheid en betaalbaarheid van COVID-19 vaccins, onder andere door
het steunen van de WHO call for global action van 24 april, de financiële bijdragen
voor CEPI en GAVI, de ACT-Accelerator en de Covid-19 pool. Ik vind het belangrijk
dat ook de EU de brede toegankelijkheid en beschikbaarheid op verschillende manieren
blijft ondersteunen.
Vraag 6:
Genoemde leden lezen dat het Duitse EU-voorzitterschap inzake zijn eerste prioriteit,
namelijk het overwinnen van de COVID-19-pandemie en het economisch herstel, onder
andere inzet op het leren van de opgedane ervaring met de COVID-19-pandemie en op
samenwerking, om er daarmee de basis voor te leggen dat de EU nog beter in staat is
om te reageren op toekomstige uitdagingen. Het verbeteren van crisisrespons instrumenten
is daarbij een belangrijke prioriteit. Het Duits voorzitterschap zet in het bijzonder
in op het versterken van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding
(ECDC), waardoor vroege waarschuwingssystemen en interoperabiliteit van gegevens verbeterd
worden. Kan het kabinet aangeven wat het standpunt van Nederland is betreffende dit
voorstel?
Antwoord: 6
Tijdens de COVID-19 pandemie is het essentieel gebleken dat ook op Europees niveau
adequaat ingespeeld kan worden op een veranderende gezondheidssituatie en vergelijkbare
informatie binnen de EU gedeeld kan worden. Infectieziekten stoppen immers niet bij
landsgrenzen. Nederland is van mening dat het ECDC voldoende moet kunnen inspelen
op de behoefte van lidstaten ten aanzien van adequate en vergelijkbare informatie
in crisissituaties. Dit dient te gebeuren tezamen met nationale volksgezondheidsagentschappen,
zoals het RIVM, en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).
Vraag 7:
Met betrekking tot het «Informatiepunt: Digitalisering gezondheidszorg en EU health
data space» in de geannoteerde agenda, lezen de leden van de VVD-fractie dat Nederland
actief betrokken is bij de voorbereidende werkzaamheden van het opzetten van het Europese
project Towards a European Health Data Space Joint Action (TEHDAS JA). Deze Joint Action zal worden gecoördineerd door het Finse SITRA. Nederland heeft
recent kenbaar gemaakt interesse te hebben in deelname aan enkele werkpakketten. Kan
het kabinet aangeven voor welke werkpakketten Nederland interesse heeft getoond?
Antwoord: 7
Nederland heeft aangegeven interesse te hebben in deelname aan 2 werkpakketten. Werkpakket
5 met als titel Sharing data for health heeft als doel de route uitstippelen voor
veilig (primair en) secundair gebruik van grensoverschrijdende gegevens, waarbij de
EU-burger zowel gezondheid als controle krijgt. Werkpakket 6 met als titel European Excellence or Quality of data heeft als doel de kwaliteit van data te vergroten en duidelijkheid scheppen over
kwaliteit in het secundair gebruik van data. De Joint Action en de uitwerking van
de werkpakketten bevinden zich nog in de opstartende fase.
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
informele EU-Gezondheidsraad van 16 juli 2020. Deze leden hebben hierbij enkele vragen
voor het kabinet.
Geannoteerde agenda voor de informele EU-Gezondheidsraad van 16 juli 2020
Beleidsdebat: Geleerde lessen COVID-19 pandemie
Vraag 8:
Het kabinet schrijft in de onderhavige paragraaf van de geannoteerde agenda dat het
Duits voorzitterschap voornemens is te spreken over geleerde lessen vanuit de COVID-19
pandemie. De leden van de CDA-fractie vragen op welke termijn duidelijk moet zijn
welke lessen geleerd zijn. Deze leden wijzen erop dat het urgent is dat (ruim) voor
de herfst van 2020 conclusies getrokken kunnen worden, zodat de geleerde lessen uit
de eerste golf toegepast kunnen worden in (het voorkomen van) de tweede golf.
Antwoord: 8
Momenteel zitten we nog in de crisis, wel ben ik het met deze leden eens dat tussentijds
lessen trekken van belang is om een tweede golf te voorkomen, en om goed voorbereid
te zijn mocht een tweede golf onverhoopt toch ontstaan. Ik ben zelf ook aan de slag
gegaan om lessen te formuleren die direct toepasbaar zijn op dit moment in de controle
fase. Deze lessen zal ik opnemen in een brief die ik voor 1 september naar de Tweede
Kamer stuur. In Europees verband is de discussie in de Informele EU-gezondheidsraad
een belangrijk startpunt. De Nederlandse inzet is dan ook om aan te geven dat daarnaast
een grondige evaluatie belangrijk is.
Vraag 9:
Het kabinet schrijft dat Nederland voorstander is van een versterking van het ECDC.
De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet kan aangeven welke elementen Nederland
nu dan mist. Hoe en op welke wijze moet het ECDC volgens het kabinet versterkt worden?
Antwoord: 9
Voor het antwoord verwijs ik u naar het antwoord op vraag 6.
Vraag 10:
Nederland zal in de Raad aandringen op een evaluatie van het instrument voor gezamenlijke
Europese aanbesteding van medische producten, zo schrijft het kabinet. De leden van
de CDA-fractie vragen of dit concreter gemaakt kan worden. Waarom moet er een evaluatie
komen? Zijn er specifieke onderdelen van het instrument waarop volgens het kabinet
verbetering mogelijk is?
Antwoord: 10
Voorafgaand aan de coronacrisis is het instrument voor de gezamenlijke Europese aanbesteding
van medische producten op kleinere schaal ingezet. Tijdens de COVID-19 pandemie is
dit instrument ingezet voor de aankoop van diverse producten, zoals beschermingsmiddelen,
beademingsapparatuur, diagnostica en geneesmiddelen. Nu dit instrument op grotere
schaal is ingezet, ligt een evaluatie van de werking ervan voor de hand.
Het bleek voor Nederland bijvoorbeeld niet mogelijk om – ondanks de Europese aanbesteding
– handschoenen te bestellen bij het betreffende bedrijf. Het bedrijf heeft eind april
aangegeven dat de mondiale vraag te groot was en zij geen nieuwe bestellingen meer
kon aannemen. Daarnaast zorgde de leverdatum van bepaalde ervoor dat een bestelling
niet interessant was.
Beleidsdebat: Leveringszekerheid geneesmiddelen in de Europese Unie
Vraag 11:
In de geannoteerde agenda wordt aangegeven dat het ten behoeve van leveringszekerheid
van belang is om niet alleen naar de productie van eindproducten te kijken, maar om
ook naar actieve stoffen (en hulpstoffen) van geneesmiddelen te kijken. De leden van
de CDA-fractie vragen hoe dit wordt aangepakt.
Antwoord: 11
Zoals de Minister voor Medische Zorg heeft beschreven in zijn brieven van 30 juni6 en 7 juli7 jl. wordt op dit moment door de Europese Commissie – mede op aandringen van Nederland
– onderzoek gedaan naar de afhankelijkheden van Europa en de oorzaken van (toenemende)
tekorten. De Minister voor Medische Zorg volgt dit onderzoek nauwgezet omdat dit specifieker
moet uitwijzen waar we meer in detail op moeten inzetten, zowel ten aanzien van actieve
stoffen, hulpstoffen en eindproducten.
Vraag 12:
Komt er een lijst van eindproducten en onderdelen van grondstoffen, geneesmiddelen
en medische hulpmiddelen waarvan een ijzeren voorraad aangehouden moet worden?
Antwoord: 12
Reeds eind 2019 is besloten dat voor alle geneesmiddelen wordt toegewerkt naar een
ijzeren voorraad van vijf maanden als concretisering van de wettelijke verplichting
van groothandels en leveranciers om voldoende voorraad aan te houden. Deze ijzeren
voorraad wordt gefaseerd opgebouwd, hierover is de Kamer op 7 juli jl.8 geïnformeerd. Op dit moment bekijkt de Minister van Medische Zorg en Sport, met het
Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen, de leveranciers en groothandels hoe voldoende
voorraad van coronagerelateerde (IC)geneesmiddelen opgebouwd kan worden.
Voor de persoonlijke beschermingsmiddelen doet de Minister van Medische Zorg en Sport,
het laatstgenoemde ook, maar dan samen met het Landelijk Consortium Hulpmiddelen.
Informatiepunt: Digitalisering gezondheidszorg en EU health data space
Vraag 13:
Naar verwachting zal de Duitse Minister een toelichting geven op de plannen voor het
komende semester op het vlak van een European Health Data Space (EHDS) en de ontwikkeling
van een Code of Conduct met betrekking tot het secundair gebruik van zorgdata. De
leden van de CDA-fractie vragen wat wordt verstaan onder het secundair gebruik van
zorgdata.
Antwoord: 13
Onder secundair gebruik van zorgdata verstaan we het hergebruik van een selectie van
de primair verzamelde zorgdata (data ten behoeve van een behandeling), al dan niet
verrijkt met additionele gegevens. Het gaat dan bijvoorbeeld om het gebruik van zorgdata
voor het gebruik in onderzoek of voor het ontwikkelen van toepassingen zoals artificiële
intelligentie.
Vraag 14:
Nederland ziet met name het belang van interoperabiliteit van elektronische uitwisseling
van gegevens en werkt hierbij graag samen op basis van bestaande modellen en oplossingen
om ervoor te zorgen dat de patiënt centraal blijft staan in de ontwikkelingen. De
leden van de CDA-fractie vragen wat Nederland hierbij concreet gaat voorstellen.
Antwoord: 14
Het Europese project «Towards a European Health Data Space Joint Action» (TEHDAS JA) houdt zich bezig met het secundair (her)gebruik van zorgdata voor bijvoorbeeld onderzoek
ter verbetering van de zorg. Over de exacte concretisering van activiteiten van de
Joint Action wordt nog gediscussieerd met alle deelnemende landen. Uiteraard zal Nederland
in deze discussies het perspectief van de patiënt zoveel mogelijk inbrengen.
Vraag 15:
In de geannoteerde agenda wordt geschreven dat de Europese Commissie voor de eerste
golf van Covid-19 een systeem dat gebruikt wordt voor de uitwisseling van gegevens
van patiënten met zeldzame ziekten heeft aangepast en beschikbaar heeft gesteld. Nederland
heeft daar geen gebruik van gemaakt en een eigen oplossing gebruikt. De leden van
de CDA-fractie vragen waarom Nederland geen gebruik heeft gemaakt van het Europese
systeem.
Antwoord: 15
De Europese Commissie heeft het zogenoemde Clinical Patient Management System (CPMS)
dat gebruikt wordt binnen het European Reference Network (ERN) tijdelijk geschikt
gemaakt voor de uitwisseling van zorgdata voor COVID-19 patiënten en deze pas eind
april/begin mei ter beschikking gesteld aan de EU-lidstaten.
Nederland had op dat moment reeds een oplossing geïmplementeerd die toegankelijk is
voor alle Nederlandse ziekenhuizen om aan een grote urgente behoefte voor de uitwisseling
van zorggegevens bij de regionale spreiding van COVID-19 patiënten te voldoen. Deze
oplossing is slechts te gebruiken door ziekenhuizen die reeds in het kader van het
ERN op het CPMS zijn aangesloten.
Vraag 16:
Nederland is actief betrokken bij de voorbereidende werkzaamheden van het opzetten
van het Europese project Towards a European Health Data Space Joint Action (TEHDAS JA). De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet hier meer informatie over kan
geven. Wat moeten deze leden zich voorstellen bij extra werkpakketten?
Antwoord: 16
Graag verwijs ik naar de beantwoording van vraag 7.
Antwoord op vragen commissie over de geannoteerde agenda voor de informele videoconferentie
van EU-gezondheidsministers van 12 juni 2020
Vraag 17:
De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van het antwoord op de vragen 9
en 10 of het kabinet kan aangeven wat de laatste stand van zaken is binnen de Europese
landen met betrekking tot de ontwikkeling en uitrol van notificatie apps, en de mate
van interoperabiliteit daarbij. Welke ervaringen zijn er inmiddels met deze apps,
en welke lessen kan Nederland daaruit trekken?
Antwoord: 17
De landen die reeds gebruik maken van of voornemens zijn een bron- en contactonderzoek
app te ontwikkelen volgens de decentrale methode, hebben sinds april intensief met
elkaar samengewerkt in het eHealth Netwerk verband. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling
van een technische oplossing die op 16 juni jl. door de Europese Commissie is aangenomen
en gepubliceerd.
Op technisch niveau worden frequent ervaringen gewisseld binnen de gremia van het
eHealth Netwerk. Wat betreft de ervaringen rondom het gebruik van de notificatie app,
daarover zijn recentelijk verzoeken gedaan aan lidstaten die reeds de notificatie
app hebben uitgerold zoals Duitsland, Ierland, Oostenrijk en Zwitserland om deze met
ons te delen. Ik ben nog in afwachting van de reacties.
Verslag van een schriftelijk overleg over strategische inzet EU 2020–20249
Vraag 18:
In antwoord op vraag 3 van het verslag over de strategische inzet EU 2020–2024 wordt
door het kabinet aangegeven dat de Europese Commissie het voornemen heeft een onderzoek
te (laten) doen naar de geneesmiddelentekorten. Het onderzoek wordt naar verwachting
eind 2020 opgeleverd. De leden van de CDA-fractie vragen wat hiervan de stand van
zaken is. Heeft de coronacrisis, die ook meerdere acute leveringsproblemen opgeleverd
heeft, ervoor gezorgd dat dit onderzoek versneld wordt uitgevoerd.
Antwoord: 18
Het onderzoek van de Europese Commissie naar de afhankelijkheden van Europa en de
oorzaken van (toenemende) geneesmiddelentekorten volg ik nauwgezet. Voor zover mij
bekend wordt het onderzoek volgens de oorspronkelijke planning uitgevoerd.
Vraag 19:
Het kabinet schreef daarnaast in zijn antwoorden van 11 maart jl. dat Duitsland tijdens
het voorzitterschap veel aandacht zou gaan besteden aan geneesmiddelentekorten. De
leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet al concreet kan stellen op welke wijze
Duitsland dit zal gaan doen.
Antwoord: 19
Leveringszekerheid van geneesmiddelen en het tegengaan van tekorten staat op de agenda
van de Europese Unie tijdens de informele Gezondheidsraad van 16 juli jl. De inzet
van het Duitse Voorzitterschap is om een stap voorwaarts te zetten en gezamenlijk
concrete oplossingen te bespreken, zodat de basis gelegd kan worden voor een langetermijnoplossing.
Vraag 20:
De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet inmiddels – met de lessen van de
coronacrisis in het achterhoofd – wel erkent dat de productie van geneesmiddelen een
vitale sector is.
Antwoord: 20
Onder vitale infrastructuur worden producten, diensten en onderliggende processen
verstaan die van essentieel belang zijn voor het dagelijkse leven van de meeste mensen
in Nederland zoals toegang tot drinkwater, elektriciteit, internet en betalingsverkeer.
Vitale producten, diensten en processen kunnen bij uitval (om wat voor reden dan ook)
grote effecten hebben op de continuïteit van de samenleving.
De bescherming van de vitale infrastructuur is een continu beleidsproces, waarbij
ieder betrokken ministerie zijn eigen verantwoordelijkheid draagt. De integrale aanpak
en de samenhang is belegd bij BZK als coördinerend ministerie. De productie van geneesmiddelen
is een belangrijke sector, maar het is geen vitale sector.
Vraag 21:
De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van het antwoord van het kabinet
op vraag 10 of inmiddels duidelijker is hoe het plan om kanker onder controle te krijgen
uitgewerkt wordt.
Antwoord: 21
Op 4 februari jl. heeft de Commissie in Brussel een routekaart gepresenteerd. Hiermee
is een proces van uitvoerige consultatie van start gegaan, waarna de Commissie in
het vierde kwartaal van dit kalenderjaar het definitieve EU-plan zal lanceren. Dat
was, en is nog steeds, de planning.
Stakeholders hebben inmiddels gelegenheid gehad hun visie op en wensen met betrekking
tot het te ontwikkelen EU-plan kenbaar te maken. Van deze mogelijkheid is volop gebruik
gemaakt. Op de informele EU Gezondheidsraad eind april in Zagreb was een gedachtewisseling
over het EU-plan voorzien. Dit agendapunt is uiteindelijk vanwege de actualiteit geannuleerd.
Voor de Commissie is het natuurlijk niet alleen van belang om de standpunten en wensen
van stakeholders te kennen, maar ook die van de lidstaten. Het op te stellen EU-plan
beoogt immers lidstaten te ondersteunen bij hun nationale inspanningen op het terrein
van kankerbestrijding. Enkele lidstaten, waaronder Nederland hebben uit eigen beweging
hun standpunten en wensen met betrekking tot het EU-plan aan de Commissie kenbaar
gemaakt. Recent werd duidelijk dat het EU-plan is geagendeerd op de bijeenkomst van
de (ambtelijke) Steering Group on Promotion and Prevention Stuurgroep op 27 juli.
Het Duitse voorzitterschap beraadt zich op hoe de consultatie van lidstaten verder
vorm krijgt. Vanzelfsprekend zal Nederland trachten ook in deze laatste, cruciale
fase, invloed uit te oefenen.
Versoepeling regels rondom genetische modificatie
Vraag 22:
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om aan te geven of de versoepeling
van regelgeving omtrent genetische manipulatie gevolgen heeft voor de invoer van producten
naar de Europese interne markt waarop op basis van handelsverdragen juist restricties
zijn gelegd vanwege genetische manipulatie. Deze leden vragen het kabinet de Kamer
te informeren wanneer producten uitgezonderd worden van afspraken zoals gemaakt in
handelsakkoorden als gevolg van de versoepeling van de regels met betrekking tot genetisch
gemodificeerde organismen (GMO). Bovendien verzoeken deze leden om de tijdelijkheid
aan te geven van de aanpassingen van deze regels.
Antwoord: 22
Op 1 juli10 is uw Kamer geïnformeerd over het voorstel van de Europese Commissie voor een verordening
waarbij de ggo-regelgeving voor klinische testen met COVID-19 vaccins of medicijnen
tijdelijk buiten werking wordt gesteld11. De verordening is op 17 juli 2020 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese
Unie en is de dag na publicatie direct van kracht. De inwerkingtreding betekent tevens
dat een deel van de wet- en regelgeving over genetisch gemodificeerde organismen,
waaronder de op 31 maart 2020 ingestelde tijdelijke Nederlandse spoedprocedure12, vanaf dat moment buiten werking is gesteld.
De verordening heeft geen gevolgen voor de invoer van reguliere producten met ggo’s
naar de interne Europese markt. De beperking in de verordening ten aanzien van COVID-19
zorgt er ook niet voor dat handelsbepalingen over gg landbouwgewassen opzij worden
gezet. Echter, voor geneesmiddelen die geheel of gedeeltelijk uit ggo’s bestaan en
bestemd zijn voor de behandeling of de voorkoming van COVID-19, kan een lidstaat bepalen
dat deze in bepaalde gevallen, zoals bijvoorbeeld vroegtijdige vaccinatie van kwetsbare
groepen, uitgezonderd kunnen worden van de reguliere procedure om ggo’s in te voeren.
Voor volledige markttoegang van het vaccin zal wel een markttoelating nodig zijn,
waarvoor ook de ggo regelgeving geldt en een milieurisicobeoordeling opgesteld moet
worden.
De einddatum van de verordening is afhankelijk van het moment waarop er naar het oordeel
van de World Health Organization niet langer sprake is van een pandemie. Zodra dat
het geval is, zal de Europese Commissie van de beëindiging van de verordening melding
maken in het Publicatieblad.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
Geannoteerde agenda voor de informele EU-Gezondheidsraad van 16 juli 2020
Geleerde lessen COVID-19 pandemie
De leden van de D66-fractie zijn verheugd om te lezen dat Nederland tijdens de informele
EU-Gezondheidsraad zal pleiten voor meer Europese samenwerking en dat Nederland voorstander
is van een versterking van het ECDC. Tevens zijn zij verheugd met de evaluatie van
het instrument voor gezamenlijke Europese aanbesteding van medische producten. Deze
leden hebben nog enkele vragen omtrent de tot nu toe in Europees verband geleerde
lessen van de nog gaande COVID-19 pandemie.
Vraag 23:
Kan het kabinet in een overzicht aangeven wat de concrete vervolgstappen worden ten
aanzien van het versterken van het ECDC en welke tijdslijn daarbij hoort?
Antwoord: 23
Het Duits voorzitterschap heeft aangegeven te willen inzetten op een versterking van
het ECDC. De informele EU gezondheidsraad van 16 juli vormt een startpunt voor de
bespreking van dit onderwerp met andere lidstaten, in het licht van geleerde lessen
vanuit de COVID-19 pandemie. Het Duits voorzitterschap is voornemens aan het einde
van haar voorzitterschap hierover Raadsconclusies vast te stellen. Nederland spreekt
in Europees verband graag verder over een dergelijke versterking van het ECDC.
Vraag 24:
Wat is de relatie tussen de ingezette evaluaties en het EU4Health-programma?
Antwoord: 24
Voor een antwoord op deze vraag verwijs ik u graag naar mijn beantwoording van vraag
2.
Vraag 25:
Hoe is de landelijke evaluatie gekoppeld aan de evaluatie die op Europees niveau wordt
verricht?
Antwoord: 25
Op dit moment zijn er nog geen aankondigingen gesignaleerd van een evaluatie op Europees
niveau omtrent de EU-brede COVID-19 respons. Het is daarom nog niet mogelijk om te
bezien hoe resultaten uit een evaluatie op Europees niveau gekoppeld kunnen worden
aan het lessons learned traject waarover ik uw Kamer op 15 en 24 juni jl.13 heb geïnformeerd. De informele gezondheidsraad van 16 juli jl. was een goed startpunt
om alvast een aantal «lessons learned» in Europees verband te bespreken.
Vraag 26:
De leden van de D66-fractie zijn met name nieuwsgierig of het verlagen van het risico
van introducties van buiten de Europese Unie op de agenda staat van de informele EU-Gezondheidsraad.
Antwoord: 26
De komende EU-gezondheidsraad bespreekt lessons learned en met name de rol van ECDC
tijdens deze gezondheidscrisis. Het verlagen van het risico van introductie uit derde
landen staat niet als zodanig op de agenda. Wel wordt de rol besproken van het ECDC
bij de informatieverspreiding over de situatie in derde landen. Het inreisverbod wordt,
in het kader van het verruimen dan wel beperken van de uitzonderingen op het inreisverbod
derde landen, wel besproken in de crisisrespons van de Raad (IPCR) en in het Comité
van Permanente Vertegenwoordigers (Coreper).
Vraag 27:
Vanaf het begin van de COVID-19 pandemie zijn inreisverboden op Europees niveau geregeld.
Binnen Europa worden hier echter al verschillen waargenomen. Zo hanteert België een
additioneel inreisverbod voor reizigers uit een groep landen die door de Europese
Unie juist als veilig wordt bestempeld. Is het kabinet het met deze leden eens dat
dergelijk verschillen tussen de lidstaten onwenselijk zijn?
Antwoord: 27
Hoewel het onwenselijk is dat er verschillen zijn tussen lidstaten in het implementeren
van de lijst, blijft het een keuze aan de individuele lidstaten of zij ervoor kiezen
om reizigers uit bepaalde landen op de veilige lijst (nog) niet toe te laten. Zo heeft
Nederland er ook voor gekozen om op 8 juli jl. weer een inreisverbod in te stellen
voor Servië en Montenegro van diezelfde lijst toen bleek dat het aantal besmettingen
daar toch weer te snel aan het stijgen was. De lijst wordt regelmatig tegen het licht
gehouden in Europa om te bezien of er wijzigingen nodig zijn. Het is aan de landen
om, zeker als zij van deze lijst afwijken, hier heel duidelijk over te communiceren,
om het voor reizigers zo duidelijk mogelijk te maken.
Vraag 28:
Zijn er Europese richtlijnen over de quarantaine maatregelen na het inreizen uit risicovolle
gebieden en hoe worden deze nageleefd?
Antwoord: 28
Er zijn geen Europese richtlijnen over quarantaine maatregelen na inreizen uit gebieden
die niet op de veilige lijst staan. Dit zijn individuele bevoegdheden van lidstaten.
Elk land heeft zijn eigen wetgeving en maatregelen die bepalen of en zo ja welke quarantaine
maatregelen worden gesteld.
Vraag 29:
Kan het kabinet nadere uitleg geven over de gesprekken die worden gevoerd tussen de
Europese Unie en de Verenigde Staten? Deze leden vragen het kabinet voorts hoe deze
gesprekken zich verhouden tot het feit dat in de Verenigde Staten weer een toename
is van het aantal besmettingen.
Antwoord: 29
In lijn met de aanbeveling van de Europese Commissie kunnen landen op de groene lijst
geplaatst worden o.b.v. de besmettingsgraad, de capaciteit van het gezondheidssysteem
ter plekke, daar geldende maatregelen en het testbeleid. Op dit moment is er geen
aanleiding om de VS op de groene lijst te plaatsen. Zoals gebruikelijk, is er intensief
diplomatiek contact tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten, ook over gezondheidsmaatregelen
die over en weer genomen worden. Daarbij is deze aanbeveling toegelicht.
Vraag 30:
De leden van de D66-fractie hebben naast vragen over het inreizen uit risicogebieden,
enkele vragen over het uitreizen naar risicogebieden. Met nationaal beleid wordt momenteel
uitvoering gegeven aan de motie van de leden Kröger en Paternotte.14 Maar volgens deze leden dient dit ook op Europees niveau te worden besproken. Is
het kabinet het met deze leden eens dat dergelijke afspraken ook in de informele EU-Gezondheidsraad
dienen te worden gemaakt omdat het in het belang is van de gezondheid van alle Europese
burgers? Wat wordt de inzet van Nederland bij dit onderwerp?
Antwoord: 30
Deze motie verzoekt de regering de Kamer zo snel mogelijk te informeren over het kader
op basis waarvan de regering komt tot reisadviezen voor gebieden met een verhoogd
risico op coronaverspreiding, waarin beschreven wordt op basis van welke kenmerken
besloten wordt om reizen naar bepaalde gebieden te ontraden, waarin beschreven is
hoe de risico’s tijdens en na de reis gemitigeerd worden en op basis van welke criteria
vluchten naar bepaalde brandhaarden gestaakt worden.
Per brief van 30 juni 2020 (Kamerstukken 24 804 en 25 295, nr. 135) heb ik u geïnformeerd over de procedure om te komen tot reisadviezen voor risico’s
op verspreiding van het coronavirus in landen buiten EU lidstaten, Schengen en het
Verenigd Koninkrijk. In deze procedure zijn alle lidstaten vertegenwoordigd en wordt
bepaald welke landen er op een veilige lijst komen te staan. De EU-Gezondheidsraad
is niet het juiste gremium om afspraken te maken over het in- en uitreizen van EU
burgers. Dit wordt besproken in de crisisrespons van de Raad (IPCR) en op het Comité
van Permanente Vertegenwoordigers (Coreper). De inzet van Nederland is om kritisch
te blijven op het verder versoepelen van het inreisverbod en echt alleen reizigers
toe te laten als dat op een veilige manier kan zonder verdere verspreiding van het
virus te veroorzaken.
Vraag 31:
Bestaat er verschil tussen Europese landen in de maatregelen die genomen worden met
betrekking tot het uitreizen naar risicogebieden voor niet-essentiële doeleinden,
zoals vakantie?
Antwoord: 31
Europese landen kennen verschillen in maatregelen en mogelijkheden voor het uitreizen
van niet-essentiële reizen binnen en buiten de Europese Unie. Nederland heeft bijvoorbeeld
voor Zweden een oranje reisadvies maar dat geldt niet voor alle landen. Wekelijks
wordt bekeken of er op basis van de meest recente cijfers redenen zijn om reisadviezen
vanwege corona besmettingsrisico’s aan te passen.
EU-strategie voor COVID-19 vaccins
Vraag 32:
De leden van de D66-fractie delen de inzet van de Europese Commissie om snel tot een
veilig en toegankelijk vaccin te komen. Hoe apprecieert het kabinet de gepresenteerde
EU-strategie voor COVID-19 vaccins?
Antwoord: 32
Voor een antwoord op deze vraag verwijs ik u graag naar mijn beantwoording van de
vragen 4 en 5.
Vraag 33:
Welke mogelijkheden ziet hij voor de Europese productie van kandidaat-vaccins binnen
bestaande en nieuwe productiefaciliteiten?
Antwoord: 33
In de onderhandelingen wordt waar mogelijk ingezet op het produceren van de vaccins
binnen de EU.
Vraag 34:
Hoe anticipeert de Europese Commissie op het verspreiden en prioriteren van vaccins
mochten deze er eenmaal zijn? Wat is de Nederlandse inzet hierbij en welke voorbereidingen
worden hiervoor in Europees verband getroffen?
Antwoord: 34
De vaccins zullen – in geval van succesvolle ontwikkeling – worden verdeeld op basis
van bevolkingsgrootte tussen de bij de betreffende overeenkomst aangesloten EU-lidstaten.
Staten kunnen zelf bepalen welke groepen het eerst voor vaccinatie in aanmerking komen.
De EU Health Security Committee heeft een «Blueprint for EU vaccination plan for COVID-19»
opgesteld, dat een handreiking geeft aan lidstaten voor de verschillende onderwerpen
die bij het bepalen van een vaccinatie strategie van belang zijn. In Nederland heeft
het kabinet de Gezondheidsraad om advies gevraagd over toediening en prioritering.
Vraag 35:
Kan het kabinet voorts reflecteren op de overeenkomst van de Inclusieve Vaccin Alliantie
(IVA) met AstraZeneca, die werd gesloten net nadat de Eurocommissaris al een mandaat
van alle lidstaten had gekregen om te gaan onderhandelen met farmaceuten over kandidaat-vaccins.
Waarom kon het kabinet toen niet even wachten op een EU-brede overeenkomst over dit
kandidaat-vaccin? Zou Nederland dan al achter het net hebben gevist?
Antwoord: 35
De Inclusieve Vaccin Alliantie heeft een stap vooruit willen zetten om met een overeenkomst
toegang voor alle EU-lidstaten te organiseren. Op 12 juni is tijdens de informele
EU Raad afgesproken om stappen te zetten om het formele mandaat voor EU27-onderhandelingen
voor te bereiden. Het heeft nog enige tijd geduurd totdat alle lidstaten het formele
mandaat hebben gegeven. U bent op 13 juni jl. geïnformeerd over de overeenkomst van
de Inclusieve Vaccin Alliantie met AstraZeneca. De onderhandelingen waren op 12 juni
al min of meer afgerond en op dat moment was het niet opportuun ondertekening uit
te stellen.
Vraag 36:
Kan het kabinet voorts toelichten hoe de bandbreedte van het aantal doses is bepaald?
Antwoord: 36
Dit is bepaald op grond van een combinatie van beschikbaarheid en van een ingeschatte
hoeveelheid die nodig is voor de bevolking van de EU-lidstaten.
Vraag 37:
Hoeveel lidstaten zijn inmiddels toegetreden tot de overeenkomst?
Antwoord: 37
Een groot aantal lidstaten heeft aangegeven interesse te hebben in deelname aan de
overeenkomst met AstraZeneca. Definitieve afspraken zijn afhankelijk van de vraag
of de Europese Commissie aan de overeenkomst wil deelnemen in het kader van het Emergency
Support Instrument. Ik verwacht op korte termijn hierover duidelijkheid te krijgen.
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
Inleiding
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de stukken ter voorbereiding van
de informele EU-Gezondheidsraad van 16 juli 2020.
Vraag 38:
Zij hebben eveneens kennisgenomen van een deal die de Europese Unie heeft gesloten
met fabrikanten Merck en Roche over coroamedicijnen RoActemra en Rebif.15 Deze leden vragen naar de voorwaarden van deze overeenkomst. Tevens vragen zij welke
lidstaten deze medicijnen graag willen gebruiken. Behoort Nederland hier ook toe?
Antwoord: 38
Nederland is niet bekend met de voorwaarden voor de overeenkomst met Merck en Roche
of welke landen meedoen met de gezamenlijke aanbestedingsprocedures voor RoActemra
en Rebif. Nederland heeft zich niet ingeschreven op de gezamenlijke aanbesteding voor
deze twee experimentele COVID-19 geneesmiddelen. Dit besluit is gebaseerd op het advies
van de Stichting Werkgroep Antibioticabeleid (SWAB) t.a.v. medicamenteuze behandelopties
voor patiënten met Covid-19. De SWAB geeft behandelopties met medicijnen bij patiënten
met COVID-19 en draagt zorg voor het steeds actualiseren van deze behandelopties naar
de laatste stand der wetenschap en praktijk. Het SWAB-advies is in Nederland leidend
voor de behandeling van COVID-19. Ten tijde van de uitvraag van de Europese Commissie
voor genoemde gezamenlijke aanbesteding (april 2020) waren in het SWAB-advies alleen
voor (hydroxy)chloroquine en remdesivir doseringsaanbevelingen opgenomen. Voor de
overige producten beoordeelde de SWAB dat, op dat moment, onvoldoende bewezen klinische
effectiviteit is om een behandeladvies op te nemen. Op basis van het SWAB-advies,
en gezien de Nederlandse voorraad (hydroxy)chloroquine voldoende werd geacht, is destijds
besloten om enkel in te schrijven op een gezamenlijke aanbesteding voor remdesivir.
Het huidige SWAB-advies (dd 13 juli 2020) vermeldt overigens alleen remdesivir en
dexamethason als behandeloptie. Zie tevens: https://swab.nl/nl/covid-19.
Vraag 39:
Voorts vragen deze leden welke rol de Europese Commissie wenst te spelen in het verkrijgen
van voldoende doses remdesivir, in het licht van het nieuws dat de Verenigde Staten
de hele wereldvoorraad voor de komende drie maanden heeft opgekocht.
Antwoord: 39
De Europese Commissie is een gezamenlijke inkoopprocedure gestart voor een aantal
(experimentele) geneesmiddelen ter behandeling van COVID-19. Nederland heeft hier
in beginsel positief op gereageerd en ingeschreven op remdesivir.
Beleidsdebat: Geleerde lessen COVID-19 pandemie
Vraag 40:
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige paragraaf in de
geannoteerde agenda. Zij vragen waar heldere afstemming over maatregelen en het trachten
te komen tot meer stroomlijnen van zowel maatregelen als de communicatie daarover
beter kunnen, mocht Europa een tweede golf meemaken.
Antwoord: 40
De maatregelen genomen in de lidstaten worden op verschillende niveaus gedeeld. Nederland
neemt actief deel aan de EU Health Security Committee, waar lidstaten de genomen maatregelen,
versoepeling van deze maatregelen en de effecten hiervan bespreken met de Europese
Commissie en het Europees Centrum voor Ziektepreventie en -bestrijding (ECDC). Dat
zal in dit verband frequent blijven gebeuren in de aankomende maanden. Ook het RIVM
houdt de situatie in andere lidstaten nauwlettend in de gaten en neemt ontwikkelingen
uit het buitenland mee in eigen overwegingen. Daarnaast monitort het ECDC de situatie
binnen Europa, op basis hiervan publiceren zij regelmatig Rapid Risk Assessments en
op wetenschap gebaseerde richtsnoeren ter ondersteuning van de lidstaten. Ook op ministerieel
niveau wordt informatie uitgewisseld over de maatregelen van de verschillende lidstaten.
Vraag 41:
Voorts constateren genoemde leden dat in landen als Frankrijk en Italië parlementaire
onderzoekscommissies aan de slag zijn gegaan om het gevoerde beleid te evalueren.
Zij vragen om een toelichting op alle lopende processen in de verschillende EU-lidstaten
en een beantwoording van de vraag wat Nederland daarvan kan leren.
Antwoord: 41
Om optimaal te leren van ervaringen in het buitenland, onderneem ik enkele case studies naar vergelijkbare landen waar aan beleid wordt gewerkt dat ook in Nederland een
belangrijk onderdeel vormt op dit moment in de controlefase. Daarvoor heb ik bijvoorbeeld
contact met mijn Deense collega om onderling te leren ten aanzien van testen en traceren.
Tevens vraag ik bij externe deskundigen uit welke lessen zij zouden trekken op basis
van hun kennis en ervaringen over de aanpak van het coronavirus in het buitenland.
Deze deskundigen vraag ik om een gerichte, schriftelijke, bijdrage op te stellen.
Deze bijdragen stuur ik voor 1 september integraal naar uw Kamer toe, tezamen met
de brief waarin ik de lessen formuleer die het kabinet opstelt in het kader van het
lessons learned traject waarover ik uw Kamer op 15 en 24 juni jl.16 heb geïnformeerd.
Vraag 42:
De leden van de SP-fractie vragen of wordt nagedacht over een EU-brede evaluatie van
de COVID-19 respons waarin vergelijkingen kunnen worden gemaakt tussen de aanpak in
verschillende lidstaten ...
Antwoord: 42
De EU-brede response op een pandemische crisis van deze orde behoeft een grondige
evaluatie, om verbeterpunten en geleerde lessen toe te kunnen passen in een verbetertraject,
en de Europese Unie en de lidstaten weerbaarder te maken tegen volgende crises. Op
dit moment zijn er nog geen concrete aankondigingen van een grondige EU-brede evaluatie,
maar de informele videoconferentie van EU-gezondheidsministers van 16 juli jl. gaf
een goede start van enkele reeds geleerde lessen. De Nederlandse inzet is dan ook
om aan te geven dat een grondige evaluatie belangrijk is, daarbij is het belangrijk
om in ogenschouw te houden dat lidstaten niet altijd makkelijk te vergelijken zijn
omdat er sprake is van andere situaties.
Vraag 43:
…en of deze evaluatie nog invloed kan hebben op de uitwerking van het EU4Health-programma.
Antwoord: 43
Voor een antwoord op deze vraag verwijs ik u graag naar mijn beantwoording van vraag 2.
Vraag 44:
De leden van de SP-fractie vragen om een toelichting op het Nederlandse standpunt
dat een versterking van het ECDC gewenst is. Zij vragen tevens hoe in dit scenario
het ECDC zich verhoudt tot het RIVM.
Antwoord: 44
Tijdens de COVID-19 pandemie is het essentieel gebleken dat op Europees niveau adequaat
ingespeeld kan worden op een veranderende gezondheidssituatie en vergelijkbare informatie
binnen de EU gedeeld kan worden. Infectieziekten stoppen immers niet bij landsgrenzen.
Nederland zal benadrukken dat het ECDC voldoende moet kunnen inspelen op de behoefte
van lidstaten ten aanzien van adequate en vergelijkbare informatie in crisissituaties.
Dit dient te gebeuren tezamen met nationale volksgezondheidsagentschappen, zoals het
RIVM, en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Daarbij is het belangrijk dat recht
wordt gedaan aan nationale bevoegdheden.
Vraag 45:
De leden van de SP-fractie vragen vanuit welke overwegingen Nederland zal aandringen
op een evaluatie van het instrument voor gezamenlijke Europese aanbesteding van medische
producten.
Antwoord: 45
Voorafgaand aan de coronacrisis is het instrument voor de gezamenlijke Europese aanbesteding
van medische producten op kleinere schaal ingezet. Tijdens de COVID-19 pandemie is
dit instrument ingezet voor de aankoop van diverse producten, zoals beschermingsmiddelen,
beademingsapparatuur, diagnostica en geneesmiddelen. Nu dit instrument op grotere
schaal is ingezet, ligt een evaluatie van de werking ervan voor de hand.
Het bleek voor Nederland bijvoorbeeld niet mogelijk om – ondanks de Europese aanbesteding
– handschoenen te bestellen bij het betreffende bedrijf. Het bedrijf heeft eind april
aangegeven dat de mondiale vraag te groot was en zij geen nieuwe bestellingen meer
kon aannemen.
Vraag 46:
Deze leden vragen hoe het mogelijk is dat Nederland hier nog geen profijt van heeft
gehad en dat dit tot nu toe enkel heeft geleid tot een individueel contract met één
van de leveranciers voor twee miljoen FFP3-maskers, waarvan de eerste zending van
100.000 FFP3 maskers eind juli wordt verwacht.
Antwoord: 46
Het Ministerie van VWS heeft op basis van diverse aspecten de afweging gemaakt welke
persoonlijke beschermingsmiddelen en hulpmiddelen die beschikbaar kwamen via de Europese
aanbestedingsprocedure af te nemen. Hierbij hebben aspecten als de levertermijn, de
beschikbare hoeveelheden, de vraag naar het product op dat moment, de prijs en de
mogelijkheid om de persoonlijke beschermingsmiddelen en hulpmiddelen via het Landelijke
Consortium Hulpmiddelen (LCH) en reguliere kanalen te verkrijgen, een rol gespeeld.
Het ministerie heeft een beroep gedaan op het betreffende bedrijf voor handschoenen,
zij bleken echter geen orders aan te nemen en niet te kunnen leveren. Mondmaskers
konden pas vanaf juli worden geleverd en brillen die aangeboden werden waren van een
zeer hoge prijs in vergelijking met de inkoop door het LCH. Het Ministerie van VWS
kan niet oordelen over de keuze en leveringen van andere lidstaten in deze.
Vaccin
Vraag 47:
De leden van de SP-fractie vragen om een appreciatie van de gepresenteerde EU-strategie
voor COVID-19 vaccins en de Nederlandse positie ten aanzien hiervan.
Vraag 48:
Voorts vragen zij naar de stand van zaken betreffende de IVA en de EU-brede aanpak
voor het verkrijgen van een vaccin.
Antwoord: 47 en 48:
Zie voor het antwoord op de vragen 47 en 48 mijn beantwoording van de vragen 4 en
5.
Vraag 49:
Genoemde leden verwijzen naar het eerste concept dat de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) heeft gepresenteerd voor een kader voor de wereldwijde allocatie van COVID-19
vaccinaties. Wat is de Nederlandse appreciatie van dit concept en wat is het standpunt
van de Europese Commissie hierover?
Antwoord: 49
De WHO heeft een kader gepresenteerd voor een wereldwijde allocatie van COVID-19 vaccins,
waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen doelen, prioriteiten en het voorziene
tijdspad. Het hoofddoel is het beperken van COVID-19 sterfte en het beschermen van
gezondheidssystemen. Vanwege te verwachte schaarste van het aantal vaccins is er een
scherpe prioritering van risicogroepen gemaakt. Wat betreft het beoogde tijdspad wil
de WHO alle landen een initiële hoeveelheid vaccins beschikbaar stellen en vervolgens
een inschatting maken van de kwetsbaarheid van de verschillende landen op basis waarvan
de toedeling zal worden bepaald. Ik waardeer het dat de WHO een aanzet doet om te
komen tot een allocatieplan. De verwachting is dat de komende tijd meer duidelijkheid
zal komen over de details van dit plan. Er is wel enige zorg over de gehanteerde percentages
voor toewijzing van de initiële hoeveelheden vaccins. De WHO gaat uit van 3% van de
bevolking dat werkt in de gezondheidszorg en als eerste gevaccineerd moet worden.
Vervolgens wordt er voor 20% van de bevolking gealloceerd waarmee alle risicogroepen
zoals ouderen en personen met onderliggende ziekten zouden kunnen worden gevaccineerd.
Voor Nederland liggen deze schattingen echter veel hoger. Een definitieve inschatting
volgt op basis van een advies van de Gezondheidsraad, zoals door het kabinet is aangevraagd.
Momenteel wordt in gesprek met de initiatiefnemers bij de WHO door de Europese Commissie
bezien hoe de inspanningen van de Europese Commissie en lidstaten en het WHO-kader
elkaar kunnen versterken.
Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken voor de schriftelijke
inbreng ten behoeve van de informele EU-Gezondheidsraad op 16 juli aanstaande. Zij
hebben hierbij nog enkele vragen.
Vraag 50:
Genoemde leden hebben een aantal vragen over de lessen die zijn geleerd van de COVID-19
pandemie. Vindt er een EU-brede evaluatie met betrekking tot het COVID-19 beleid plaats?
Zo ja, wanneer en hoe wordt deze uitgevoerd? Hoe kijkt Nederland aan tegen een dergelijke
evaluatie? Zal Nederland op een EU-brede evaluatie aandringen?
Antwoord: 50
Graag verwijs ik u naar de antwoorden van vragen 1, 25, 41 en 42.
Vraag 51:
Daarnaast vragen deze leden wanneer zij de uitkomsten van het onderzoek naar de afhankelijkheid
van de EU met betrekking tot geneesmiddelen, uitgevoerd in opdracht van de Europese
Commissie, kunnen verwachten.
Antwoord: 51
De Europese Commissie heeft de studie gestart. Eerder heeft de Commissie laten weten
dat de resultaten dit jaar beschikbaar zullen zijn. Ik volg deze studie nauwgezet,
waarbij ik de Commissie ook vraag naar de voortgang en wanneer de eerste resultaten
beschikbaar zullen zijn.
Vraag 52:
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat goede Europese samenwerking op het
gebied van onderzoek en de ontwikkeling van medicijnen en een vaccin van groot belang
is. De leden van de PvdA-fractie vragen het kabinet hoe hij oordeelt over de EU-strategie
voor een COVD-19 vaccin die de Europese Commissie heeft gepresenteerd. Wat is de positie
van Nederland met betrekking tot deze strategie?
Antwoord: 52
Voor een antwoord op deze vraag verwijs ik u graag naar mijn beantwoording van de
vragen 4 en 5.
Vraag 53:
Deze leden willen hun zorgen uiten over de mondiale beschikbaarheid en toegankelijkheid
van een vaccin. De leden van de fractie van de PvdA vragen het kabinet wat wordt ondernomen
om een vaccin niet alleen in Europa maar ook mondiaal voor iedereen toegankelijk en
betaalbaar te maken. Hoe wordt hier uitvoering aan gegeven? Welke stappen zijn ondernomen
om een vaccin breed beschikbaar te maken?
Antwoord: 53
Ik vind het belangrijk dat we als Nederland en als de Europese Unie de brede toegankelijkheid
en beschikbaarheid op verschillende manieren blijven ondersteunen
Het kabinet heeft eerder tijdens een pledging event van de Europese Commissie 192
mln. euro vrijgemaakt voor ondermeer onderzoek en internationale initiatieven zoals
de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI). Daarop volgde tijdens de
GAVI-Vaccine Summit nog eens 325 mln. euro om onder andere kwetsbare landen via via
vaccinaties te steunen. Aanvullend daarop maken we specifiek voor de beschikbaarheid
van vaccins voor kwetsbare landen in ieder geval 25 mln. euro extra vrij. Ook de Europese
Commissie benadrukt in haar strategie het belang van en de inzet op universele toegankelijkheid
en betaalbaarheid van COVID-19 vaccins, onder andere door het steunen van de WHO call
for global action van 24 april, de financiële bijdragen voor CEPI en GAVI, de ACT-Accelerator
en de Covid-19 pool.
Vraag 54:
Daarnaast vragen deze leden hoe de vaccin-strategie van de EU zich verhoudt tot de
COVID-19 technology acces pool. Welke voorwaarden worden gesteld aan de Europese investeringen ten behoeve van een
vaccin? Worden voorwaarden gesteld met betrekking tot het overdragen van informatie
aan de COVID-19 technology acces pool? Inmiddels hebben vier andere lidstaten van de Europese Unie hun deelname toegezegd
aan de COVID-19 technology acces pool. Genoemde leden vragen wat Nederland doet om te bevorderen dat andere lidstaten zich
aansluiten bij de pool.
Antwoord: 54
Er zijn op dit moment nog geen Europese investeringen ten behoeve van een vaccin gedaan.
Ik kan u derhalve nog geen informatie geven over eventuele voorwaarden. Nederland
heeft bij de totstandkoming van de technology pool actief landen benaderd om dit initiatief
te ondersteunen. Ik verwacht echter niet dat er een verplichting komt om patenten
aan deze pool over te dragen. Ik blijf het belangrijk vinden dat dit alleen op vrijwillige
basis mogelijk is.
Vraag 55:
Tevens hebben de leden van de PvdA-fractie vragen over het allocatie voorstel dat
is gepresenteerd door de WHO. Hoe beoordeelt het kabinet dit voorstel? Wat is de Nederlandse
positie wat betreft allocatie van een toekomstig vaccin? Welke afspraken worden in
de Europese Unie gemaakt met betrekking tot de allocatie van een vaccin?
Antwoord: 55
De WHO heeft een kader gepresenteerd voor een wereldwijde allocatie van COVID-19 vaccins,
waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen doelen, prioriteiten en het voorziene
tijdspad. Het hoofddoel is het beperken van COVID-19 sterfte en het beschermen van
gezondheidssystemen. Vanwege te verwachte schaarste van het aantal vaccins is er een
scherpe prioritering van risicogroepen gemaakt. Wat betreft het beoogde tijdspad wil
de WHO alle landen een initiële hoeveelheid vaccins beschikbaar stellen en vervolgens
een inschatting maken van de kwetsbaarheid van de verschillende landen op basis waarvan
de toedeling zal worden bepaald. Wij waarderen het dat de WHO een aanzet doet om te
komen tot een mondiaal allocatieplan. De verwachting is dat de komende tijd meer duidelijkheid
zal komen over de details van dit plan. Wij hebben wel vragen bij de gehanteerde percentages
voor toewijzing van de initiële hoeveelheden vaccins. De WHO gaat uit van 3% van de
bevolking dat werkt in de gezondheidszorg en als eerste gevaccineerd moet worden.
Vervolgens wordt er voor 20% van de bevolking gealloceerd waarmee alle risicogroepen
zoals ouderen en personen met onderliggende ziekten zouden kunnen worden gevaccineerd.
Voor Nederland liggen deze schattingen echter veel hoger. Een definitieve inschatting
volgt op basis van een advies van de Gezondheidsraad, zoals door het kabinet is aangevraagd.
Momenteel wordt in gesprek met de initiatiefnemers bij de WHO door de Europese Commissie
bezien hoe de inspanningen van de Europese Commissie en lidstaten en het WHO kader
elkaar kunnen versterken.
De Europese Commissie zal de vaccins verdelen op basis van bevolkingsgrootte tussen
de bij de betreffende overeenkomst aangesloten EU lidstaten. Lidstaten kunnen zelf
bepalen welke groepen het eerst voor vaccinatie in aanmerking komen.
Vraag 56:
Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie hoe de Europese Unie heeft geoordeeld
over het bericht dat president Trump de volledige voorraad remdesivir voor de komende
drie maanden heeft opgekocht. Wat is de reactie van de Europese Unie geweest op dit
bericht?
Antwoord: 56
De Europese Commissie is een gezamenlijke inkoopprocedure gestart voor een aantal
(experimentele) geneesmiddelen ter behandeling van COVID-19, waaronder remdesivir.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier