Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Westerveld en Diertens over berichten in het Noord-Hollands Dagblad over intimidatie en misbruik van jonge turnsters
Vragen van de leden Westerveld (GroenLinks) en Diertens (D66) aan de Minister voor Medische Zorg over berichten in het Noord-Hollands Dagblad over intimidatie en misbruik van jonge turnsters (ingezonden 27 juli 2020).
Antwoord van Minister Van Ark (Medische Zorg) (ontvangen 19 augustus 2020).
Vraag 1
Klopt het dat «psychische en fysieke geseling» nog steeds plaatsvindt en een van de
personen nog steeds bij het olympisch traject is betrokken? Zo ja, welke maatregelen
gaat u nemen?1
Antwoord 1
De KNGU heeft het Team NL-dames programma on hold gezet waardoor de zes betrokken coaches geen rol meer hebben vanuit het topsportprogramma
Team NL gedurende de looptijd van het onafhankelijk onderzoek. Het onderzoek zal uitwijzen
of er nog verdere stappen nodig zijn, deze uitkomsten wacht ik af.
Vraag 2
Op welke manier ondersteunt u (oud-)turnsters die slachtoffer zijn van misbruik? Is
er een onafhankelijke laagdrempelige plek waar zij hun verhaal kunnen doen? Is er
gespecialiseerde psychische hulp?
Antwoord 2
Grensoverschrijdend gedrag hoort niet thuis in de sport. De sport beschikt over het
Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN) dat mede financieel wordt ondersteund door
het Ministerie van VWS. Een belangrijke taak van het CVSN is het bijstaan van sporters
die grensoverschrijdend gedrag hebben meegemaakt. Het CVSN treedt op als onafhankelijke
partij tussen sporters, sportbonden en de verenigingen, en beschikt over een landelijk
netwerk voor professionele hulp en begeleiding. Zo is er nauw contact met de politie
en werken zij samen met professionele hulporganisaties zoals Slachtofferhulp Nederland,
FIER, Centra Seksueel Geweld en Perspectief Herstelbemiddeling. Daarbij beschikt het
CVSN over een eigen team aan vertrouwenspersonen die begeleiding bieden. Tenslotte
kunnen seksueel misbruikte sporters terecht voor lotgenoten contact bij het platform
Sporters helpen Sporters van de Stichting De Stilte Verbroken.
Vraag 3
Zijn er gegevens bekend over psychische problemen zoals trauma's en eetstoornissen
bij (voormalig) topsporters? Hebben specialistische behandelcentra, zoals het Landelijk
expertise- en behandelcentrum FIER, hier zicht op?
Antwoord 3
Dergelijke gegevens worden voor deze specifieke groep niet structureel landelijk gerapporteerd.
Wel maken sporters gebruik van de chatfunctie van het behandel- en expertisecentrum
FIER, waarbij sporters anoniem hun verhaal kunnen doen. Daarbij krijgen sporters advies
over het maken van een melding bij het CVSN, eigen sportbond of politie en hoe ze
contact op kunnen nemen met een vertrouwenscontactpersoon.
Vraag 4
Hoeveel meldingen zijn er sinds de oprichting van het Centrum voor Veilige Sport Nederland
binnengekomen over intimidatie, mishandeling en misbruik? Hoeveel meldingen richten
zich op het turnen?
Antwoord 4
Eind maart dit jaar heb ik u bericht over het totaal aantal toegenomen meldingen/contacten
van het CVSN (voorheen Vertrouwenspunt Sport) per jaar zoals onderstaand weergegeven2. Daarnaast zal het CVSN haar jaarverslag binnenkort publiceren op de website van
NOC*NSF. In dit jaarverslag zijn de laatste cijfers opgenomen met betrekking tot de
signalen over grensoverschrijdend gedrag die binnen zijn gekomen bij het CVSN en de
sportbonden. Ik heb geen zicht op hoeveel meldingen specifiek gaan over turnen.
Jaar
Aantal contacten
Procentuele stijging
2019
467
7,6%
2018
434
13,1%
2017
377
40,7%
2016
268
– 0,3%
2015
269
44,6%
2014
186
28,3%
2013
145
57,6%
2012
92
37,3%
2011
67
Vraag 5
Wat is er met deze meldingen gebeurd? Krijgen slachtoffers direct hulp aangeboden?
Worden zij aangemoedigd en geholpen om aangifte te doen? Zo ja, wie doet dit? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 5
Het CVSN wijst slachtoffers op de mogelijkheden die er zijn als het gaat om hulp en
ondersteuning voor het slachtoffer, het aanpakken van de situatie en de eventuele
mogelijkheden van sanctioneren van degenen die in overtreding zijn. Slachtoffers worden
tijdens dit proces bijgestaan door het CVSN. Indien er vermoedens van strafbare feiten
zijn overlegt het CVSN altijd geanonimiseerd met de politie. Het CVSN stimuleert en
helpt melder(s) om aangifte/melding te doen bij politie, ISR of (aanklager van) de
betrokken bond. Hetzelfde geldt voor melders die zich tot de KNGU wenden en daar de
vertrouwenscontactpersoon spreken. Daarbij ziet het CVSN erop toe dat meldingen worden
opgevolgd door het onlangs ingevoerde casemanagementsysteem waarin sportbonden signalen
registreren. Tot nu toe zijn 50 sportbonden hierop aangesloten en dit wordt nog verder
uitgebreid. Het CVSN rapporteert op geanonimiseerde wijze de cijfers uit het casemanagementsysteem
in het, binnenkort te publiceren, jaarverslag.
Vraag 6
Wat is er gebeurd met de 40 signalen die het Centrum Veilige Sport Nederland tot november
2019 heeft ontvangen en heeft doorgezet naar het Instituut voor Sportrechtspraak (ISR)?
Hoe kan het dat bij het ISR momenteel maar één onderzoek loopt naar seksuele intimidatie
rondom een trainer in de breedtesport-tak? Wat is er met de andere signalen gebeurd?3
Antwoord 6
De 40 signalen tot november 2019 betroffen meerdere sporten. In 2019 hebben de aanklagers
van het Instituut voor Sportrechtspraak (ISR) in totaal 58 zaken in behandeling genomen
uit 2019 en eerdere jaren. In de meeste gevallen gaat het daarbij om zaken als seksuele
intimidatie. Specifiek voor turnen heeft het ISR, sinds de invoering van de aanklager
bij de KNGU in februari 2017, zeven meldingen gekregen. Dit betrof vijf meldingen
die op basis van het Tuchtreglement Seksuele intimidatie zijn behandeld en twee meldingen
die onder het algemeen tuchtrecht vielen. Twee meldingen zijn nog in onderzoek en
één zaak is nog in behandeling bij de tuchtcommissie van het ISR. De overige zaken
zijn reeds afgerond. Daarvan zijn twee zaken geseponeerd door de aanklager.
Eén in verband met het niet willen doorzetten door de meldster en één omdat er in
het onafhankelijk onderzoek geen tuchtrechtelijk strafbare feiten werden geconstateerd.
Twee zaken zijn behandeld door de tuchtcommissie en daarin is uitspraak gedaan.
Vraag 7
Wat vindt u ervan dat een sportpsycholoog sporters ontraadt om naar het ISR te stappen,
omdat er veelal niets met klachten wordt gedaan of het leidt tot seponering?
Antwoord 7
Het is van groot belang dat alle meldingen worden opgevolgd. Bij het ISR wordt in
alle gevallen een melding opgevolgd. De onafhankelijk aanklager beoordeelt deze, laat
de zaak op objectieve wijze onderzoeken en neemt op basis van de verzamelde feiten,
een beslissing over tuchtrechtelijke vervolging. Het ISR opereert daarin onafhankelijk
van de sportbonden en NOC*NSF. Ik herken dit beeld dan ook niet en betreur dat een
dergelijk advies wordt gegeven.
Vraag 8
Bent u bereid om terug te komen op een eerdere reactie op Kamervragen over dit onderwerp,
waarin uw ambtsvoorganger zegt «Ik ben niet voor het verplicht stellen van vertrouwenspersonen
bij elke vereniging, wel ben ik voor het stimuleren hiervan.» Zo nee, waarom niet?4
Antwoord 8
Nee, ik ben zeer terughoudend met het opleggen van verplichtingen aan sportverenigingen.
De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij NOC*NSF en de sportbonden zelf. Zo is het
hebben van een vertrouwenscontactpersoon voor sportbonden reeds opgenomen in de minimale
kwaliteitseisen van NOC*NSF. Daarnaast adviseren sportbonden alle aangesloten verenigingen
een vertrouwenscontactpersoon aan te stellen. Sporters kunnen bovendien rechtstreeks
contact opnemen met de vertrouwenscontactpersoon van de betreffende bond.
Vraag 9
Vindt u dat de acties die De Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU) en het
NOC*NSF in de afgelopen jaren hebben ondernomen voldoende resultaat hebben opgeleverd?
Is er zicht op de (sociale) veiligheid van verenigingen die niet bij de KNGU zijn
aangesloten?
Antwoord 9 en 11
Grensoverschrijdend gedrag hoort niet thuis in de sport. Uit alle verhalen uit het
turnen de afgelopen tijd blijkt dat we er helaas nog lang niet zijn. Het onafhankelijk
onderzoek naar de aard, omvang en aanpak van grensoverschrijdend gedrag in de turnsport
zal meer inzicht in geven in de benodigde toekomstige acties.
Ik zie wel dat de sportsector stappen maakt en dit onderwerp prioriteit geeft. De
KNGU is continu met de verenigingen in gesprek over de sportcultuur.
De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de KNGU en de sportverenigingen. Daarbij
is de KNGU gestart met een intensief meerjarenprogramma «Pedagogische visie» waarin
verantwoorde training en omgang met ouders een belangrijk onderdeel is. Ook heeft
de KNGU de laatste jaren een groot aantal aanpassingen gedaan in hun talentontwikkelings-
en topsportprogramma op landelijk niveau waardoor jonge talentvolle sporters minder
worden belast. NOC*NSF zet met het CVSN actief in op de preventie en aanpak van grensoverschrijdend
gedrag. Samen met de lokale sportakkoorden waar aandacht is voor een positieve sportcultuur,
ook voor sportverenigingen die niet bij een sportbond zijn aangesloten, ben ik ervan
overtuigd dat deze acties een positieve bijdrage leveren aan de sociale veiligheid
en het pedagogisch sportklimaat. Cijfers laten zien dat de sportsector stap voor stap
op de goede weg is. Het gevoel van veiligheid tijdens en rondom sportwedstrijden is
gestegen van 74% in 2016 naar 78% in 2018. Daarnaast daalt het meemaken van wangedrag
in de sport van 36% in 2012 naar 28% in 20185. Een cultuurverandering vergt echter een lange adem en vraagt inzet van ons allemaal.
Vraag 10
Op welke wijze wordt in de opleiding tot (top)trainer/coach aandacht besteed aan afhankelijkheidsrelaties
die samenhangen met de positie van trainer/coach en mogelijke uitwassen ervan? Ziet
u redenen om de eisen voor trainers en coaches verder aan te scherpen?
Antwoord 10
Het is essentieel dat er in opleidingen en cursussen aan trainers en coaches aandacht
is voor het creëren van een veilige en pedagogisch verantwoorde sport. NOC*NSF zet
hierop in met de volgende opleidingen:
NOC*NSF werkt aan het opzetten van een doorlopende leerlijn voor topsporttrainers/coaches.
Het creëren van een pedagogisch veilig sportklimaat is een cruciaal onderdeel daarvan.
NOC*NSF, KNGU en CIOSNL zijn een gezamenlijke pilot gestart om de opleiding tot trainer-coach
te professionaliseren, waarbij de eerste module is gericht op een pedagogisch veilig
sportklimaat. Vervolgens kan deze module ook bij andere bonden en onderwijsinstellingen
worden ingezet.
NOC*NSF biedt via de Academie voor Sportkader opleidingen aan voor trainers in het
leren herkennen van grensoverschrijdend gedrag.
In diverse trainersopleidingen is er aandacht voor sociale veiligheid en pedagogiek.
Zie ook kwalificatieprofiel trainer-coach: «Gaat sportief en respectvol om met alle
betrokkenen» als onderdeel van «coachen» en «geven van trainingen».
Binnen de MasterCoach opleiding van NOC*NSF Topsport is een dag ingericht voor ethische
vraagstukken in de sport, zoals: dopinggebruik, matchfixing en grensoverschrijdend
gedrag.
Bij de KNGU is in de opleidingen, afhankelijk van het opleidingsniveau van de trainer/coach,
aandacht voor basiskennis pedagogiek bestaande uit veilig sportklimaat, ontwikkelingspsychologie,
breed motorische ontwikkeling, communicatie en de rol van ouders. Daarnaast is de
KNGU aan de slag met een nieuwe opleidingsstructuur waar de nadruk ligt op pedagogiek,
didactiek en breed motorische ontwikkeling. Ik zie op dit moment geen redenen om bovenstaande
verder uit te breiden of aan te scherpen.
Vraag 11
Is er voldoende zicht op het pedagogische klimaat binnen álle turnverenigingen? Wie
is daarvoor verantwoordelijk?
Antwoord 11
Zie antwoord 9.
Vraag 12
Wat is de stand van zaken van de lobby voor het verhogen van de seniorenleeftijd van
zestien naar achttien jaar?
Antwoord 12
In Nederland heeft de KNGU afgelopen voorjaar besloten om de seniorenleeftijd voor
de wedstrijdsport te verhogen van 16 naar 18 jaar. Voor het komende wedstrijdseizoen
wordt dit verder uitgewerkt en geïmplementeerd. De KNGU is daarnaast mondiaal voortrekker
in de lobby om dit ook voor internationale wedstrijden in te voeren. Steeds meer landen
(vooral West-Europa en Canada) sluiten zich aan bij de KNGU als koploper, er is echter
nog geen meerderheid op mondiaal niveau.
Toelichting
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen van het lid Rudmer Heerema (VVD),
ingezonden op 27 juli 2020, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3813
Ondertekenaars
-
, -
, -
, -
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.