Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kwint en Hijink over de recente Zuid-Koreaanse studie naar de overdraagbaarheid van COVID-19 door kinderen
Vragen van de leden Kwint en Hijink (beiden SP) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de recente Zuid-Koreaanse studie naar de overdraagbaarheid van COVID-19 door kinderen (ingezonden 21 juli 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (ontvangen 19 augustus 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3702.
Vraag 1
Bent u bekend met de recente Zuid-Koreaanse studie naar de overdraagbaarheid van COVID-19
door kinderen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u reageren op de voornaamste conclusies van deze studie, zoals de verwachte toename
van het aantal besmettingen door de openstelling van scholen en de nieuwe inzichten
op het gebied van overdraagbaarheid van COVID-19 door kinderen?
Antwoord 2
In de Zuid-Koreaanse studie wordt beschreven dat kinderen COVID-19 in het gezin kunnen
introduceren en dat dit tot verdere verspreiding in het gezin kan leiden. Deze beschrijving
is gebaseerd op een klein aantal kinderen; van de 5.706 index patiënten waren er slechts
153 (2,7%) in de leeftijdsgroep 0–19 jaar. Op basis van het aantal kinderen dat meegenomen
is in de studie kan dus niet worden geconcludeerd dat kinderen een belangrijke rol
spelen bij de introductie van het virus in het gezin en de verdere verspreiding in
het gezin. Daarmee levert de studie geen nieuwe inzichten op het gebied van overdraagbaarheid
van COVID-19 door kinderen op. Er is door de Zuid-Koreaanse onderzoekers geen onderzoek
gedaan naar de effecten van openstelling van scholen.
Vraag 3
Hoe verhouden deze conclusies zich tot eerder onderzoek in onder meer Nederland en
Denemarken waarin het risico op de overdracht van COVID-19 door kinderen juist nihil
werd geacht?
Antwoord 3
De bevindingen van de Zuid-Koreaanse studie wijken niet in belangrijke mate af van
eerdere vergelijkbare studies naar de rol van kinderen in overdacht van COVID-19 in
Nederland en andere landen. Op basis van voorlopige resultaten van de nog lopende
Nederlandse studie in gezinnen is geconcludeerd dat er momenteel geen aanwijzingen
zijn dat kinderen een belangrijke rol spelen in de COVID-19-epidemie. Kinderen kunnen
echter wel degelijk geïnfecteerd raken en het virus ook overdragen aan anderen, ook
binnen het gezin. Dit blijkt ook uit het bron- en contactonderzoek van de GGD’en.
Vraag 4
Bent u bereid om deze zomer een overzicht van de meest recente wetenschappelijke inzichten
op dit gebied naar de Kamer te sturen en op basis van deze inzichten te kijken of
de voorgenomen verruimingen van coronamaatregelen nog verstandig zijn?
Antwoord 4
Er wordt internationaal veel onderzoek gedaan op het gebied van COVID-19. De WHO houdt
een database bij op https://www.who.int/emergencies/diseases/novel-coronavirus-2019/global-…. Nuttiger is mogelijk de ECDC website die een kort overzicht geeft van recent wetenschappelijk
bewijs over diverse onderwerpen: https://www.ecdc.europa.eu/en/covid-19/latest-evidence.
Het RIVM volgt daarnaast nauwgezet de internationale literatuur waarbij uiteraard
aandacht is voor onderzoek naar de rol die kinderen zouden kunnen spelen bij de transmissie
van COVID-19. Het RIVM informeert VWS over de meest recente ontwikkelingen, zodat
deze meegenomen kunnen worden in de beleidsvorming.
Vraag 5
Bent u bereid om alsnog – na een eventuele heropening van de scholen – besmettingen
die zijn te herleiden tot de heropening van scholen actief in kaart te brengen en
te communiceren?
Antwoord 5
De besmettingen onder leraren en leerlingen zijn niet direct terug te leiden naar
het heropenen van de scholen, daarom zullen deze ook niet zo gecommuniceerd worden.
Zowel leraren als leerlingen komen ook op andere plekken, waardoor ze het virus ook
buiten de school hebben kunnen oplopen. Tijdens het bron- en contactonderzoek wordt
wel gevraagd naar de vermoedelijke plek van besmetting. Daarnaast zijn scholen en
andere instellingen wettelijk verplicht om clusters van COVID-19 te melden aan de
GGD. GGD-en melden ongewone clusters aan het RIVM. We hebben afgesproken met het RIVM
dat ongewone clusters van besmettingen op scholen aan OCW worden gemeld. Ook worden
besmettingen in clusters, die via bron- en contactonderzoek te herleiden zijn tot
scholen actief in kaart gebracht.
Ondertekenaars
-
, -
, -
, -
, -
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.