Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Baudet over de gemeenschappelijke schuld die ontstaat door het ‘herstelfonds’
Vragen van het lid Baudet (FvD) aan de Minister-President over de gemeenschappelijke schuld die ontstaat door het «herstelfonds» (ingezonden 27 juli 2020).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister-President
(ontvangen 19 augustus 2020).
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat u er bij de afgelopen Europese Raad mee heeft ingestemd dat
de Europese Commissie 750 miljard euro gaat lenen op de kapitaalmarkt ten behoeve
van het «herstelfonds»?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 5
Kunt u bevestigen dat van deze EU-schuld een bedrag van 390 miljard niet hoeft te
worden terugbetaald door de ontvangende landen, maar moet worden terugbetaald via
de EU-begroting door de lidstaten gezamenlijk? Zo ja, erkent u dat hiermee een vorm
van een gemeenschappelijke schuld ontstaat?
Kunt u precies aangeven welk Nederlands belang gediend is met dit nieuwe EU-fonds
en daarbij de baten en lasten separaat vermelden?
Antwoord 2, 5
De inzet van het kabinet is erop gericht om via Europese samenwerking duurzaam herstel
van deze uitzonderlijke crisis als gevolg van de COVID-19-uitbraak te bespoedigen
en economische groei en veerkracht te bevorderen. De maatregelen die hiervoor genomen
worden moeten leiden tot sterkere lidstaten en een sterkere Unie. Vanwege de sterke
verwevenheid van de Nederlandse economie met de Europese interne markt, is dit ook
in het belang van Nederland.
Hiervoor zijn Europese solidariteit tussen lidstaten onderling en de daaraan verbonden
eigen verantwoordelijkheid centrale uitgangspunten. Om de economische weerbaarheid
en veerkracht structureel te verbeteren heeft het kabinet erop aangedrongen dat publieke
investeringen vanuit het herstelfonds worden gekoppeld aan structurele hervormingen
in de lidstaten om de weerbaarheid en het groeipotentieel van de economie verder te
vergroten. Deze koppeling wordt ingevuld met gebruik van de landspecifieke aanbevelingen
waarin lidstaten gewezen worden op noodzakelijke structurele hervormingen die onder
meer betrekking hebben op de arbeidsmarkt, het pensioenstelsel, het vestigingsklimaat
en de publieke administratie.
Daarnaast is Nederland gebaat bij de invulling die wordt gegeven aan de ambities op
het vlak van vergroening en digitalisering. Ook wordt het functioneren van de interne
markt hersteld en verder versterkt. Nederland profiteert hier als kleine open economie
met een sterk op export gericht bedrijfsleven meer dan gemiddeld van.
De lasten zullen komen in de vorm van rente- en aflossingsverplichtingen die tot maximaal
2058 kunnen duren voor het deel van het herstelfonds dat wordt uitgekeerd in de vorm
van subsidies of bijdragen aan EU-programma’s (390 miljard, prijzen 2018). De Nederlandse
bijdrage hieraan wordt bepaald op basis van het Nederlandse aandeel in deze verplichting,
op eenzelfde wijze als waarop de verplichtingen in het reguliere Meerjarig Financieel
Kader (MFK) worden verdeeld. In hoeverre dit tot extra afdrachten gaat leiden hangt
ervan af of de rente- en aflossingsverplichtingen na 2027 worden ingepast binnen de
uitgavenplafonds van het huidige MFK. Dit zal onderdeel zijn van de onderhandelingen
over het MFK voor de periode vanaf 2028. Potentieel betekent dit voor Nederland additionele
afdrachten van circa 1 miljard in 2028 die naar verwachting afneemt tot circa 0,8
miljard in 2058, omdat met het aflossen van de leningen ook de rentebetalingen zullen
dalen.
Vraag 3
Wanneer een of meerdere lidstaten de EU verlaten gedurende de looptijd van het fonds,
in welke mate dient dat land dan onder de huidige afspraken zijn deel van dit «herstelfonds»
over c.q. op zich te nemen?
Antwoord 3
Zoals vastgelegd in Art.50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt bij
de terugtrekking van een lidstaat uit de Unie een overeenkomst gesloten over de voorwaarden
van de terugtrekking. Het terugtrekkingsakkoord met het VK heeft laten zien dat het
voldoen aan de financiële verplichtingen die tijdens lidmaatschap van de Unie zijn
aangegaan daarvan een belangrijk onderdeel vormt. Verplichtingen uit hoofde van het
herstelfonds zijn onderdeel van deze financiële verplichtingen.
Vraag 4
Herinnert u zich de aangenomen motie van het lid Omtzigt c.s., waarin u werd verzocht
om bij de Europese Raad niét in te stemmen met nieuwe vormen van schuldmutualisering?
Zo ja, waarom heeft u hier dan – in strijd met het verzoek van de Kamer – toch mee
ingestemd?1
Antwoord 4
Er is geen sprake van het overnemen (mutualiseren) van schulden van lidstaten.
Nederland heeft zich zeer kritisch opgesteld over een constructie waarbij uitgaven
uit de EU-begroting worden gefinancierd met leningen. Met de waarborgen ten aanzien
van de tijdelijkheid en uitzonderlijkheid van deze constructie, de aangepaste verhouding
tussen subsidies en leningen en de verzwaarde besluitvormingsprocedure voor de uitkering
van herstelsteun uit de Recovery and Resilience Facility (RFF), is volgens het kabinet een aanvaardbaar kader tot stand gekomen. Zoals met
uw Kamer gedeeld is het voor Nederland van belang dat er een strikte, transparante
en objectieve beoordeling is van de hervormings- en investeringsplannen en dat uitbetaling
alleen volgt bij aantoonbare implementatie van de hervormingen, waarin lidstaten een
doorslaggevend oordeel kunnen geven over de toekenning van de herstelsteun. De noodremprocedure
die op verzoek van Nederland is toegevoegd biedt de noodzakelijke extra waarborgen
voor de voor Nederland essentiële garantie dat het herstelfonds gebruikt wordt om
lidstaten sterker te maken.
Ondertekenaars
-
, -
, -
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
M. (Mark) Rutte, minister van Algemene Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.