Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden De Groot en Diertens over de berichten: ‘Flu virus with 'pandemic potential' found in China’ en ‘Zorgen in China over nieuwe griep, die mogelijk kan uitgroeien tot pandemie’
Vragen van de leden De Groot en Diertens (beiden D66) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de berichten: «Flu virus with «pandemic potential» found in China» en «Zorgen in China over nieuwe griep, die mogelijk kan uitgroeien tot pandemie» (ingezonden 1 juli 2020).
Antwoord van Minister Van Ark (Medische Zorg), mede namens de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 18 augustus 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2019–2020, nr. 3576.
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Flu virus with «pandemic potential» found in China»1 en «Zorgen in China over nieuwe griep, die mogelijk kan uitgroeien tot pandemie»?2
Antwoord 1
Ja, deze berichten zijn mij bekend.
Vraag 2
Bent u bekend met het G4 EA H1N1-virus, welke volgens wetenschappers de potentie heeft
om een pandemie te worden en welke verspreid kan worden van varkens naar mensen?
Antwoord 2
Ik ben bekend met het artikel waarin de onderzoekers hun bevindingen over dit virus
beschrijven.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u het feit dat in de afgelopen jaren diverse Chinese varkensboeren
en medewerkers van slachthuizen besmet zijn geraakt met deze nieuwe griepvariant,
en deze nu in zeker tien Chinese provincies heerst?
Antwoord 3
Zo lang mens en dier nauw samenleven zal er altijd een risico bestaan dat er ziekteverwekkers
overgaan van dier naar mens. Het is aan ons om ervoor te zorgen dat risico’s die daarbij
horen zo klein mogelijk zijn.
Van influenzavirussen is bekend dat zij kunnen recombineren. Over het onderwerp «reassortant
influenza typen bij varkens» heb ik op 4 juni 2020 uw Kamer geïnformeerd in de beantwoording
op vragen van de leden Ouwehand, Wassenberg en Van Esch (allen PvdD) over een alomvattend
aanvalsplan om het risico op toekomstige overspringende zoönotische infectieziekten
drastisch te verkleinen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3070).
Vraag 4
Wat heeft u geleerd van de coronacrisis, in het geval nieuwe potentiële pandemieën
zoals deze opduiken?
Antwoord 4
De lessen die geleerd zijn uit de huidige epidemie zijn ook bruikbaar voor andere
infectieziekten. Ik heb uw Kamer over het proces t.a.v. COVID-19: «lessons learned»
geïnformeerd in mijn brief van 15 juni 2020 (Kamerstuk 25 295, nr. 422) en in de brief over COVID-19: Deskundigen traject Lessons Learned van 21 juli jl.
(Kamerstuk 25 295, nr. 463). Naar aanleiding van de gewijzigde motie van het lid Ouwehand over een ambitieus
plan van aanpak om het risico op het ontstaan van zoönosen te verkleinen (Kamerstuk
25 295, nr. 452) kom ik hier zoals toegezegd in het debat van 25 juni jl. uiterlijk eind dit jaar
op terug.
Vraag 5
Hoe anticipeert de zoönosenstructuur op nieuwe virussen zoals deze?
Antwoord 5
In 2011 is in Nederland de zogenaamde zoönosestructuur ingericht (https://www.onehealth.nl/over-one-health/zoonosenstructuur). Binnen de zoönosenstructuur vindt samenwerking en afstemming plaats tussen organisaties
die zich bezig houden met infectieziekten bij dieren (wild, landbouwhuisdieren en
gezelschapsdieren) en organisaties die zich bezig houden met infectieziekten bij mensen.
Elke maand komen de deelnemers samen in het signaleringsoverleg zoönosen. Zij delen
en beoordelen nieuwe signalen over infectieziekten die van dier op mens over kunnen
gaan. Deze signalen kunnen afkomstig zijn uit de regio, vanuit het hele land of uit
het buitenland. Afhankelijk van het signaal kan het nodig zijn om binnen de structuur
op te schalen. In alle overleggen nemen zowel mensen uit het humane als het veterinaire
domein deel.
Daarnaast werken de overheid, sectoren en veterinaire zorg in Nederland goed samen
om dierziekten te voorkomen, snel te ontdekken, te beheersen of te bestrijden. Er
is daarvoor een goed monitoringssysteem ingericht (de zogenaamde basismonitoring)
om dierziekten in de veehouderij, waaronder zoönosen, snel te ontdekken. Zo kunnen
indien nodig snel de benodigde bestrijdingsmaatregelen genomen worden. Dit doen we
onder andere om te voorkomen dat dierziekten verspreiden naar andere dieren of naar
mensen als dat een mogelijkheid is.
Vraag 6
Welke overeenkomsten en verschillen zijn er met het SARS-COV-2?
Antwoord 6
De overeenkomst is dat het beide virussen zijn die luchtwegproblemen veroorzaken.
Beide bestaan uit een enkelstrengs RNA. Daarmee bevatten beide virussen de eigenschap
dat ze snel en eenvoudig van eigenschappen kunnen veranderen. De verschillen zijn
daarentegen echter groot. Het SARS-CoV-2 virus komt uit de familie «Coronavirussen»,
waar SARS en MERS voorbeelden van zijn. Het gevonden influenzavirus is een influenza
A-virusstam. Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar influenza-A virussen. Humane H1N1
en H3N2 influenza A-virussen staan erom bekend jaarlijks terug te komen als veroorzakers
van de seizoensgriep, naast humane influenza-B virussen. Daar wordt ieder jaar tegen
gevaccineerd. Het overgrote deel van de influenza-A virussen uit varkens leidt niet
tot infecties in mensen.
Vraag 7
Heeft dit virus de potentie om te zorgen voor een epidemie in Nederland of zelfs een
pandemie?
Antwoord 7
Uit infectieproeven die de onderzoekers hebben uitgevoerd blijkt dat de door hen gevonden
stam infectieus is voor fretten. Fretten worden veelvuldig gebruikt als modeldier
voor mensen. Daarbij tonen ze ook aan dat er transmissie van het virus tussen fretten
plaats kan vinden via direct contact maar ook via druppels.
Transmissie tussen mensen is door de onderzoekers voor dit virus niet waargenomen.
De kans op een epidemie of pandemie wordt pas groot zodra het virus efficiënt van
mens op mens overgaat. Dat is in de afgelopen zeven jaar dat het virus in China rond
gaat, voor zover bekend, nog niet gebeurd.
Vraag 8
Welke voorbereidingen worden getroffen om verdere verspreiding te voorkomen?
Antwoord 8
Zie hiervoor ook alle maatregelen die nu al zijn getroffen in mijn antwoord op vraag
5. Verder geeft de informatie over deze virusstam geen aanleiding om verdere maatregelen
te nemen. Het blijft van belang om de standaard hygiëneprotocollen en -procedures
te volgen, en die moeten afdoende zijn om veehouders en medewerkers van slachthuizen
te beschermen.
Vraag 9
Is er een mogelijkheid om via griepvaccinaties ons alvast voor te bereiden op verspreiding
van dit G4 EA H1N1-virus?
Antwoord 9
Het huidige vaccin werkt niet goed tegen dit specifieke virus. Tweemaal per jaar wordt
tijdens de WHO-samenstellingsbijeenkomsten van het griepvaccin alle informatie over
de virussen beoordeeld en wordt de behoefte aan nieuwe kandidaat-vaccinvirussen besproken.
De WHO betrekt de nieuwe informatie over dit virus daarbij om te bepalen of een vaccin
noodzakelijk is.
Ondertekenaars
-
, -
, -
, -
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.