Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Jasper van Dijk en Karabulut over "het verdringen van reguliere arbeid"
Vragen van de leden Jasper van Dijk en Karabulut (beiden SP) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het verdringen van reguliere arbeid (ingezonden 1 juli 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Van ’t Wout (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
12 augustus 2020).
Vraag 1
Waarom wordt in de Participatiewetfactsheet van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid geen informatie gegeven over toetsing op verdringing van reguliere
arbeid?1
Antwoord 1
De Factsheet Participatiewet geeft een cijfermatig beeld van de uitvoering van de
Participatiewet op basis van openbare statistische gegevens van het CBS, UWV en Panteia.
De toetsing op verdringing is een decentrale verantwoordelijkheid van gemeenten en
daarover wordt (centraal) geen statistische informatie verzameld.
Vraag 2
Waaruit bestaan de «overige werkplekken» precies die in de factsheet genoemd worden?
Antwoord 2
In de Statistiek Re-integratie door Gemeenten (SRG), die de basis vormt voor de beschrijving
van ingezette re-integratievoorzieningen door gemeenten in de Factsheet Participatiewet,
worden onder de hoofdcategorie werkplekken, alleen die werkplekken gespecificeerd
met een eigen wettelijk kader en voorwaarden, zoals een proefplaatsing ten behoeve
van een loonwaardebepaling, een beschutte werkplek of een participatieplaats. Onder
de noemer «overige werkplekken» valt een brede schakering van andersoortige werkplekken
die door gemeenten aangeboden worden in het kader van re-integratie waarbij de persoon
werkt, of tegelijkertijd werkt en leert. Het kan daarbij zijn dat de persoon werkt
met behoud van uitkering. Ook kan er sprake zijn van een arbeidscontract voor de persoon
die nog niet is uitgestroomd naar een reguliere functie, waarbij de gemeente nog betrokken
is. Voorbeelden van «overige werkplekken» zijn leerwerktrajecten, oriëntatieplaatsen,
werkervaringsplaatsen, werkstages, en dergelijke.
Vraag 3
Kunt u ervoor zorgen dat er in een volgende editie in ieder geval onderscheid wordt
gemaakt tussen de tegenprestatie trajecten en de «overige werkplekken»?
Antwoord 3
De tegenprestatie is geen re-integratievoorziening en wordt derhalve niet in de SRG
geregistreerd en maakt geen deel uit van de «overige werkplekken».
Vraag 4, 5, 6, 9
Hebben gemeenten altijd een toets uitgevoerd bij de participatieplaatsen (7120) en
de tegenprestatie (onderdeel van de 15.130 overige werkplekken), gezien het feit dat
met betrekking tot de participatieplaats en de tegenprestatie in de Participatiewet
is vastgelegd dat de werkzaamheden additioneel moeten zijn en niet mogen leiden tot
verdringing op de arbeidsmarkt? Zo nee, hoe vaak hebben gemeenten in 2019 een verdringingstoets
dan wel uitgevoerd?
Welke gemeenten hebben geen verdringingstoets uitgevoerd?
Wat gaat u richting deze gemeenten ondernemen?
Welke cijfers zijn beschikbaar over het uitvoeren van de verdringingstoets door gemeenten?
Antwoord 4, 5, 6, 9
Uit de Participatiewet volgt dat het bij werkzaamheden in het kader van een tegenprestatie
of een participatieplaats moet gaan om onbeloonde additionele werkzaamheden die niet
leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. De Participatiewet en jurisprudentie bieden
kaders en houvast. Het is aan gemeenten de instrumenten binnen de kaders van de wet
toe te passen. De wijze waarop gemeenten borgen dat er geen verdringing plaatsvindt,
valt binnen de decentrale verantwoordelijkheid van gemeenten en wordt niet als zodanig
door mij gemonitord. De verantwoordelijkheid voor de juiste uitvoering van de Participatiewet
ligt bij het college van burgemeester en wethouders en de controle bij de gemeenteraad.
Vraag 7, 8
Hoe vaak is in 2019 verdringing geconstateerd?
Tot welke vervolgacties heeft dit geleid?
Antwoord 7, 8
Ik beschik niet over cijfers waaruit blijkt hoe vaak door gemeenten verdringing is
geconstateerd en tot welke acties dit heeft geleid. Het is een verantwoordelijkheid
van gemeenten om te borgen dat bij het inzetten van instrumenten in het kader van
de Participatiewet geen verdringing plaatsvindt en de gemeenteraad om hierop toe te
zien.
Vraag 10
Welke cijfers en onderzoeken zijn beschikbaar over verdringing van reguliere arbeid?
Antwoord vraag 10
Er zijn twee uitgebreide recente grotendeels kwalitatieve onderzoeken2 over verdringing beschikbaar. In het onderzoek van CPB en SCP worden de voor de Participatiewet
kenmerkende instrumenten niet afzonderlijk onderzocht op mogelijke verdringingseffecten.
SEO besteedt wel expliciet aandacht aan instrumenten van de Participatiewet, zoals
loonkostensubsidie en de tegenprestatie, en de omstandigheden waaronder het gebruik
van deze instrumenten zou kunnen leiden tot verdringing. Dit onderzoek vindt geen
verband tussen loonkostensubsidie en de tegenprestatie en verdringing.
Vraag 11, 12
Welke inspanningen pleegt u om verdringing van reguliere arbeid tegen te gaan?
Welke inspanning pleegt u om het inzetten van de verdringingstoets te bevorderen?
Antwoord 11, 12
Ik vind het belangrijk dat gemeenten borgen dat bij het inzetten van instrumenten
geen verdringing plaatsvindt. Naar mijn mening zijn de wettelijke kaders om verdringing
te voorkomen helder en toereikend. Die moeten goed worden toegepast. Divosa heeft
in 2018 op verzoek van mijn voorganger een handreiking voor gemeenten gemaakt. In
deze handreiking «Verdringing voorkomen bij het bevorderen van arbeidsparticipatie»
wordt voor de meest voorkomende instrumenten beschreven hoe gemeenten in hun uitvoeringsproces
kunnen borgen dat verdringing wordt voorkomen. Mijn voorganger heeft via het gemeentenieuws
aandacht gevraagd bij gemeenten voor deze handreiking.
Als u doelt op het bevorderen van een verdringingstoets zoals beschreven in het initiatiefvoorstel-Karabulut
Wet verdringingstoets onderschrijf ik het standpunt van mijn ambtsvoorganger. Een
dergelijk toets maakt dat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt minder goed ondersteund
worden doordat effectieve re-integratie instrumenten door de voorgestelde vorm van
de uitvoeringstoets worden belemmerd. Door de extra bewijslast worden werkgevers ontmoedigd
om moeilijk bemiddelbare mensen met ondersteuning toegang tot de arbeidsmarkt te bieden.
De voorgestelde uitvoeringstoets past niet in de decentrale verantwoordelijkheid en
ik vind het niet wenselijk om de beleidsvrijheid van gemeenten te beperken door dwingender
regels op te leggen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. van 't Wout, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.