Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Groot over de verruimde vergunning voor garnalenvissers
Vragen van het lid De Groot (D66) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid over de verruimde vergunning voor garnalenvissers (ingezonden 15 mei 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 30 juli
2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Garnalenvissers mogen veel meer vissen in Natura-2000-gebieden»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat het aantal toegestane visuren voor de garnalenvisserij met de laatste
vergunningsverruiming bijna is verdubbeld ten opzichte van de oorspronkelijke 130.000
visuren?
Antwoord 2
Nee, dat is niet juist. In de vergunning ten tijde van de bezwaarprocedure waren in
totaal 187.250 visuren toegestaan. Na de herberekeningen vanuit WMR is het nu geldende
maximale aantal 246.366 visuren.
In totaal waren in de primaire vergunning destijds 129.820 visuren vergund.
Ter verheldering op dit ingewikkelde proces wil ik graag een toelichting geven. De
wijzigingen zijn doorgevoerd via losse wijzigingsbesluiten, de integrale vergunning,
zoals die ook online raadpleegbaar is, is hierop niet aangepast. Het werken met losse
wijzigingsbesluiten is overigens een reguliere werkwijze binnen de vergunningverlening
en die wijzigingsbesluiten zijn ook destijds voor een ieder direct online raadpleegbaar
gemaakt.
Het jaar 2015 is bij de vergunningverlening van destijds als ijkjaar aangehouden.
De omvang van visserij in dat jaar is ten tijde van de vergunningverlening en op basis
van de passende beoordeling als ecologisch verantwoord aangemerkt. Die omvang blijkt,
na berekening door WMR, groter dan eerder door de NVWA was vastgesteld.
De herberekening van WMR geeft nu een accurater beeld van de daadwerkelijke visserij
in dat specifieke jaar. In de daadwerkelijke beïnvloeding van de visserij op de natuur
verandert met deze wijziging dus niets. Op de nu vastgestelde visserij-omvang had
de sector feitelijk al recht, maar omdat de berekeningen van de in 2015 gerealiseerde
visuren niet juist bleken, is dit nu gecorrigeerd met de beslissingen op bezwaar.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de ecologische impact van de garnalenvisserij in een zeer belangrijke
mate wordt bepaald door het totaal aantal visuren en de snelheid waarmee gevist wordt?
Antwoord 3
Het totaal aantal visuren is inderdaad een van de factoren die bepalend is voor de
ecologische impact van de garnalenvisserij. Daarom is het maximale aantal visuren
ook formeel vastgelegd in de vergunningverlening.
De snelheid van vissen is een redelijk vast gegeven en verschilt per visregio; in
de zuidelijke Natura 2000-gebieden wordt op een hogere snelheid gevist dan in de noordelijke
Natura 2000-gebieden. De aan de passende beoordeling ten grondslag gelegde wetenschappelijke
onderzoeksrapportages zijn mede gebaseerd op feitelijk veldonderzoek die de specifieke
visserijpraktijk, en daarmee ook de specifieke reguliere vissnelheden, onderzocht
hebben op hun ecologisch effect. Op basis van de diverse effectanalyses is vanuit
mijn ministerie geconcludeerd dat er geen sprake is van een aantasting van de natuurlijke
kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden.
Vraag 4
Klopt het dat de negatieve ecologische effecten op Natura 2000-gebieden ondanks de
natuurconvenanten Viswad en Vibeg en de daarin opgenomen doelstellingen, waaronder
een halvering van de visserij-impact, de laatste jaren juist is toegenomen?
Antwoord 4
Uit beschikbare objectieve en wetenschappelijke informatie kan worden vastgesteld
dat er geen sprake is van negatieve ecologische effecten die destijds tot weigering
van de aangevraagde vergunning hadden moeten leiden of nu aanleiding zouden moeten
zijn tot ingrijpen in de verleende vergunningen.
De beoogde vermindering van de visserij-impact is een bestuurlijke afspraak en moet
door de garnalensector zelf geïmplementeerd en geoperationaliseerd worden. Bijvoorbeeld
door minder visuren of minder visgebied aan te vragen dan voorheen.
Vraag 5
Klopt het dat bij in het verleden afgegeven vergunningen de daaraan ten grondslag
liggende passende beoordelingstoets uitging van een vissnelheid van 3,5 knopen? Zo
ja, deelt u de mening dat het uitgangspunt van de vergunning niet meer valide is in
deze nieuwe situatie met hoge vissnelheden en een hogere impact?
Antwoord 5
Bij de keuze voor het gebruiken van de parameter «visuren» is vanuit mijn ministerie
uitgegaan van de in de passende beoordeling vastgelegde algemene ecologische effectanalyse.
Vanuit die optiek bevatte die passende beoordeling de effectanalyse voor de garnalenvisserij
in haar daadwerkelijke en feitelijke omvang in het jaar 2015.
Met de keuze voor de gerealiseerde visuren in het ijkjaar 2015 is daarmee dus in de
op die basis afgegeven vergunningen, een ecologisch oordeel uitgesproken over de toelaatbaarheid
van deze visserij in de vorm waarin zij in 2015 werd uitgevoerd. Die omvang van vissen
in dat jaar is initieel op een te lage vissnelheid ingeschat. Per besluit van 21 december
2018 is dit gecorrigeerd. Er wordt in de zuidelijke Natura 2000-gebieden namelijk
op hogere snelheid gevist vergeleken met de noordelijke Natura 2000-gebieden. De initiële
berekening door NVWA ging enkel uit van de «noordelijke» vissnelheid; zij heeft dat
dus ter inhoudelijke onderbouwing van het voorgenoemd besluit van 21 december 2018
gecorrigeerd voor de hogere «zuidelijke» vissnelheden. Dat heeft dan ook geleid tot
een hoger aantal aan vergunde visuren (187.250 visuren). WMR heeft vervolgens op dezelfde
basis haar berekeningen uitgevoerd, maar met correctie voor de bij de NVWA geconstateerde
omissies in de software.
De feitelijke situatie in 2015 is dus eerst ten onrechte te beperkt «vastgelegd» in
de vergunning; dit is later gecorrigeerd. Dat doet echter niets af aan de inhoudelijke
beoordeling van de aangeleverde passende beoordeling en de mate waarin zij representatief
is voor de visserij-omvang in 2015.
Vraag 6
Heeft u een nieuwe passende beoordelingstoets laten uitvoeren om de effecten van de
vergunningsverruiming op de ecologie in het Natura 2000-gebied te toetsen? Zo nee,
kunt u toelichten waarom niet?
Antwoord 6
Nee. Er is dan ook geen sprake van een feitelijke verruiming van de vergunning. Ik
verwijs op dit punt naar hetgeen ik hierover in de Kamerbrief meld.
Vraag 7
Deelt u de mening dat, aangezien het uitgangspunt dat ten grondslag lag aan de eerdere
beoordelingstoets niet meer valide is en een verruiming een potentieel grotere invloed
heeft op de ecologie, een nieuwe beoordelingstoets zou moeten worden uitgevoerd?
Antwoord 7
Nee, ik verwijs hiervoor naar mijn antwoorden op de vragen 5 en 6.
Vraag 8
Kunt u toelichten in hoeverre u belanghebbende natuurorganisaties heeft betrokken
in uw besluitvorming rondom de vergunningsverruiming? Indien deze niet voldoende betrokken
waren, welke stappen bent u voornemens te nemen om hen alsnog te betrekken?
Antwoord 8
Via de diverse bestuurlijke overlegkaders zijn de betrokken natuurorganisaties meegenomen
in het proces van de herberekeningen en de uitkomsten daarvan. Ten behoeve van een
zo volledig mogelijke geïnformeerdheid is er vanuit mijn ministerie al eerder met
deze organisaties de afspraak gemaakt hierover hen in een technische briefing in meer
detail mee te nemen. Met hen is afgesproken daarmee te wachten tot het moment van
afgifte van de beslissingen op bezwaar. Deze technische briefing heeft op 2 juni 2020
plaatsgevonden.
Vraag 9
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Antwoord 9
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.