Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bisschop over de resultaten van het drijfmestonderzoek van Vanhoof en Nigten
Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de resultaten van het drijfmestonderzoek van Vanhoof en Nigten (ingezonden 10 maart 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 29 juli
2020).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitkomsten van het drijfmestonderzoek van de heren Vanhoof
en Nigten?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe waardeert u het feit dat uit het onderzoek het belang van voerkwaliteit, mestkwaliteit
en bodembiologie blijkt, terwijl in het beleid deze aspecten relatief weinig aandacht
krijgen en hier niet op gestuurd wordt?
Antwoord 2
Inzetten op goed voer, goede mestkwaliteit en bodemkwaliteit vind ik van groot belang.
Hiervoor is ook uitdrukkelijk aandacht in onder andere mijn visie op Landbouw, Natuur
en Voedsel, het nationaal bodemprogramma en de aanpak van het kabinet om stikstofemissies
te verminderen (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 5, Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 76, Kamerstuk 30 015, nr. 58, Kamerstuk 35 334, nr. 1 en 44). Goed voer, goede mestkwaliteit en bodemkwaliteit zijn ook in het belang van de
boer zelf en hij/zij kan hierin de juiste keuzes maken. Het is belangrijk dat het
beleid een integrale afweging mogelijk maakt, waar mogelijk zonder negatieve afwentelingen
op andere milieucompartimenten.
Vraag 3 en 4
In hoeverre deelt u de analyse in het genoemde onderzoek voor wat betreft het effect
van emissiearme vloeren op mestkwaliteit, ammoniakvorming en explosiegevaar?
Kunt u aangeven of, en zo ja welk, onderzoek er loopt naar de risico’s van emissiearme
vloeren? Wordt de analyse zoals geschetst in het genoemde rapport van Vanhoof en Nigten
daarbij betrokken?
Antwoord 3 en 4
In oktober 2019 heeft het CBS een rapport gepubliceerd over een studie naar stikstofverliezen
uit stallen en mestopslagen, waaruit blijkt dat de N-verliezen uit mest gemiddeld
groter zijn dan eerder is berekend. Momenteel stelt de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet
(CDM) op mijn verzoek een advies op over de mogelijke implicaties van de CBS-studie
en te nemen acties (zie ook Kamerstuk 35 334, nr. 45 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1004). Dit advies wordt begin september 2020 verwacht. De Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat en ik laten ook een onderzoek uitvoeren naar de veiligheid van emissiearme
vloeren. Het onderzoek moet inzicht bieden in de veiligheid van emissiearme vloeren
en de verschillen daarin ten opzichte van gangbare roostervloeren. De uitkomsten worden
in najaar 2020 verwacht (zie ook Kamerstuk 29 383, nr. 345). Wij zullen de onderzoekers vragen om de resultaten van het drijfmestonderzoek daarbij
te betrekken.
Vraag 5
In hoeverre deelt u de analyse in het genoemde onderzoek voor wat betreft het mogelijke
effect van de gebruikte toedieningstechniek (zodebemester, sleufkouter of bovengronds
uitrijden) op ammoniakemissie, uitspoeling en bodemleven?
Antwoord 5
Ik waardeer het dat de onderzoekers gegevens hebben verzameld over stikstof in mest
en de relatie met het toedienen ervan. De uitgevoerde analyses roepen echter nog wel
vragen op. Er is meer inzicht nodig in de afwegingen die zijn gemaakt en hoe de deelnemende
bedrijven geselecteerd zijn. Zo valt bijvoorbeeld op dat maar ongeveer de helft van
de 135 bemonsterde bedrijven meegenomen is in de gebruikte analyses waaruit de belangrijkste
conclusies zijn getrokken. Het zou waardevol zijn als het onderzoek in een internationaal
wetenschappelijk tijdschrift wordt gepubliceerd omdat zo’n publicatie een wetenschappelijke
review vereist.
Vraag 6
Hoe waardeert u de uitkomsten van het onderzoek in het licht van uw visie op kringlooplandbouw?
Antwoord 6
Ik waardeer het dat deze groep boeren zich inzet om de kringloop op hun bedrijf te
sluiten. Ik waardeer het ook dat deze boeren extra informatie hebben willen verzamelen
om onderzoek naar hun aanpak mogelijk te maken.
Vraag 7
Bent u voornemens vervolgonderzoek uit te zetten op basis van het genoemde onderzoek,
met inachtneming van de reactie van de Wageningen Universiteit, en de onderzoekers
Vanhoof en Nigten daarbij te betrekken?2
Antwoord 7
In eerste instantie is het van belang dat de onderzoeksresultaten wetenschappelijk
gereviewd worden, zoals gebruikelijk bij de publicatie van resultaten in wetenschappelijke
artikelen. Indien de resultaten na wetenschappelijke review en publicatie er aanleiding
toe geven, kan vervolgonderzoek op zijn plaats zijn.
Vraag 8
Bent u voornemens de aspecten voerkwaliteit, mestkwaliteit en bodembiologie de aandacht te geven die ze verdienen in het licht van de opgaven met betrekking
tot ammoniakemissie, waterkwaliteit, bodembeheer en kringlooplandbouw? Zo ja, hoe?
Antwoord 8
Bij de opgaven die nu voorliggen worden integrale afwegingen gemaakt, waarbij meerdere
aspecten die bijdragen aan het sluiten van kringlopen mee worden genomen. Dat betreft
ook voerkwaliteit, mestkwaliteit en bodembiologie. Daarbij is het van belang dat bij
genomen maatregelen afwenteling op andere thema’s wordt voorkomen.
Vraag 9
Ziet u mogelijkheden voor validatie en toepassing van de relatief goedkope Solvita-methode
voor het meten van ammoniakemissie uit mest, zodat deze ammoniakemissie beter in beeld
gebracht kan worden en ondernemers gestimuleerd worden om gericht maatregelen te nemen?
Antwoord 9
De Solvita-methode wordt momenteel niet gebruikt in de Nederlandse meetmethoden voor
ammoniakemissie. In het rapport van Vanhoof en Nigten wordt deze methode genoemd als
een goedkope en toegankelijke manier voor het meten van ammoniakemissie in mestmonsters.
Op dit moment lijkt inzet van de Solvita-methode voor (landelijke) metingen niet opportuun.
Naast het potentieel voor ammoniakemissie van de mest zijn voor de ammoniakemissie
nog veel andere factoren van belang, zoals temperatuur, windsnelheid en grashoogte.
Deze worden in de Solvita-methode niet meegenomen.
Vraag 10
Bent u voornemens de verplichte rijenbemesting per 2021 in het licht van genoemde
onderzoeksresultaten en de tegenvallende uitkomsten van de proeven met rijenbemesting
op het proefbedrijf van de Wageningen Universiteit in Vredepeel te heroverwegen?3
Antwoord 10
Op 18 mei 2020 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de implementatie van maatregelen
uit het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn, waaronder rijenbemesting bij de teelt
van mais op zand- en lössgrond (Kamerstuk 33 037, nr. 368). Op basis van de uitkomsten vanuit de PPS Ruwvoer en Bodem, uitgevoerd op proefboerderij
de Vredepeel, en de ervaringen uit de praktijk die mij ten ore zijn gekomen, heb ik
besloten deze maatregel anders in te vullen, om hiermee een verdere verbetering van
de waterkwaliteit te realiseren dan in de praktijk werd voorzien bij invoering van
de rijenbemesting. Voor een nadere toelichting verwijs ik u naar voornoemde Kamerbrief.
Vraag 11
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het voor 7 april 2020 ingeplande algemeen
overleg Mestbeleid?
Antwoord 11
Het genoemde algemeen overleg was tot nader orde uitgesteld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.