Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Hijink en Van Gerven over de gevolgen van beleidskeuzes bij de bestrijding van de coronapandemie in Nederland
Vragen van de leden Hijink en Van Gerven (beiden SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de gevolgen van beleidskeuzes bij de bestrijding van de coronapandemie in Nederland (ingezonden 20 april 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 22 juli
2020).
Vraag 1
Hoeveel procent van de Nederlandse bevolking zal naar verwachting besmet raken met
het coronavirus bij voortzetting van het huidige mitigatiebeleid, voordat er een vaccin
beschikbaar is?
Antwoord 1
Uit het serologische onderzoek van het Sanquin blijkt dat ongeveer 5,5% van de Nederlandse
populatie bloeddonoren tussen 18–79 jaar oud besmet is geweest met Covid-19. Uit het
Pienter-Covid onderzoek, een steekproef uit de Nederlandse populatie, blijkt op basis
van een eerste meting (1e week april 2020) 3.6% besmet te zijn geweest op basis van rond 2100 geteste personen.
Op basis van een recente meting (1e week juni 2020) is dat percentage gestegen naar ongeveer 4.6%, waarbij het aantal
metingen tevens landelijk werd uitgebreid naar een totaal van ongeveer 7300 personen.
Dit percentage zal als er transmissie plaats blijft vinden en er geen vaccin beschikbaar
is, blijven toenemen. Op dit moment kunnen we nog niet zeggen wanneer er een vaccin
beschikbaar zal zijn, en tot dat het geval is zal de prevalentie langzaam oplopen.
Vraag 2
Met hoeveel zekerheid is op dit moment te stellen dat, aangezien nu wordt uitgegaan
van een groepsimmuniteit bij een doorgemaakte besmetting bij 50–60% van de bevolking,
deze percentages gelden voor het coronavirus – mede in het licht van recente aanwijzingen
dat mensen die een minder ernstig ziekteverloop hebben doorgemaakt ook minder antistoffen
lijken aan te maken en er ondertussen ook nog onzekerheid is ontstaan of mensen die
de ziekte al hebben doorgemaakt mogelijk weer herbesmet kunnen worden?
Antwoord 2
Het beleid is gericht op het maximaal controleren van het virus. Daarbij dammen we
nieuwe uitbraken door zicht en inzicht op verspreiding van het virus in. Het beleid
is niet gericht op groepsimmuniteit. Er is onderzoek in welke mate men immuniteit
opbouwt na het doormaken van Covid-19 en of de mate van immuniteit gerelateerd is
aan de ernst van de klachten. De hoeveelheid antistoffen die men opbouwt kan (nog)
niet gerelateerd worden aan de mate van immuniteit die men opbouwt. Veel is op dit
punt nog onzeker.
Vraag 3
Van welk sterftepercentage bij besmetting gaat u uit als basis voor de huidige beleidskeuzes?
Antwoord 3
Er is geen sterftepercentage als uitgangspunt voor huidige beleidskeuzes. Voor de
basis waarop huidige (en toekomstige) beleidskeuzes worden gemaakt, verwijs ik naar
de verschillende brieven «COVID-19 Update stand van zaken.»
Vraag 4
Is volgens u de kern van de te maken keuze van het beleid rondom het coronavirus de
vraag hoe we kunnen voorkomen dat onze gezondheidszorg overbelast raakt óf hoe we
de meeste sterfgevallen kunnen voorkomen?
Antwoord 4
Het kabinet gaat uit van drie ankerpunten waarop het beleid is gebaseerd:
• een acceptabele belastbaarheid van de zorg; ziekenhuizen moeten goede zorg aan zowel
COVID-19-patiënten als aan patiënten binnen de reguliere zorg kunnen leveren;
• het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving;
• het zicht houden op en het inzicht hebben in de ontwikkeling van de verspreiding van
het virus.
Vraag 5
Wat is uw reactie op de stelling dat het niet alleen gaat om de waarde van het reproductiegetal
(R0) onder de waarde van één te krijgen, maar vooral hoe je dat het snelst en het
sterkst doet, en of je er wellicht niet zeer expliciet naar moet streven die R0 waarde
zo snel mogelijk en zo dicht mogelijk bij nul te brengen?
Antwoord 5
Wanneer het reproductiegetal (R0) onder de 1 komt betekent dit dat een virus zich
niet meer exponentieel verspreidt. We streven naar een reproductiegetal onder de 1,0
om zo het aantal besmettingen beheersbaar te houden.
Vraag 6 en 7
Wat zijn de te verwachten totale overlijdensaantallen in Nederland uitgaande van de
volgende drie beleidsopties: a) geen interventies b) het huidige in Nederland gevoerde
mitigatiebeleid. c) maximale lockdown, vergelijkbaar met die in Wuhan?1
Waarop baseert de regering (of haar adviseurs) berekeningen over het aantal te verwachten
overlijdens bij het nemen van verschillende maatregelen/verschillende beleidsopties?
Gebruikt men hiervoor een bepaald model? Zo ja, kunt u meer details geven over dit
model en kunnen de uitkomsten hiervan voor de verschillende beleidsopties zoals genoemd
in de vorige vraag met de Kamer gedeeld worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6 en 7
Berekeningen die worden gemaakt betreffen het aantal IC- en ziekenhuisopnames. Sterfte
is een afgeleide van deze berekeningen. Het totale overlijdensaantal is een complex
getal. In de technische briefing van 25 juni jl. noemde de heer Van Dissel dat zonder
interventies er ruim 35.800 extra IC-opnames zouden zijn geweest. Omdat de IC deze
aantallen niet aankan, is het redelijk te verwachten dat deze voorkomen opnames grotendeels
overeenkomen met voorkomen sterfte door het huidige in Nederland gevoerde beleid.
De huidige maatregelen hebben 90% van de IC-opnames voor Covid-19 voorkomen.
Vraag 8
Leidt het huidige mitigatiebeleid, waarbij gekozen is voor «flattening the curve», niet automatisch ook tot een verbreding van die curve en daarmee tot een langere
periode waarin er maatschappelijk en economisch schadelijke beperkingen zoals onder
andere sluiting van scholen, bedrijfslocaties, horeca en amusementlocaties moeten
blijven bestaan?
Antwoord 8
Het beleid van «flattening the curve» is erop gericht om a) aantal nieuwe infecties
omlaag te brengen en b) de infecties die wel plaatsvinden niet allen tegelijk plaats
te laten vinden. In zekere zin leidt dit beleid tot een langere periode waarin maatregelen
zullen gelden. Echter, er vinden ook minder infecties plaats, zodat dat de maatschappij
en economie minder ontregeld raken. Nu de maatregelen effect hebben, is overgegaan
tot versoepeling van maatregelen die het grootste effect op de maatschappij heeft
en het minst op aantal besmettingen.
Vraag 9
Hoeveel nieuwe besmettingen zijn sinds de laatste aanscherping van het beleid op 23 maart
jl. met tests geconstateerd, die op grond van contactopsporing met zekerheid of door
gemiddelde incubatietijd met grote waarschijnlijkheid zijn opgetreden na die aanscherping?
Wat is de beste schatting van de werkelijke aantallen vergeleken met de met tests
vastgestelde besmettingen, gezien de bekende onderrapportage?
Antwoord 9
Op dit moment wordt daar onderzoek naar gedaan, onder andere door de seroprevalentiestudies
van Sanquin en de Pienter-Covid studie waar een steekproef uit de Nederlandse populatie
wordt genomen. Deze studies geven inzicht in de prevalentie van Covid-19 in Nederland.
Deze prevalentie kan vergeleken worden met het aantal besmettingen dat op basis van
het testen van mensen met klachten wordt gevonden. De aantallen positief geteste mensen
worden elke dag op de site van het RIVM gepresenteerd.
Vraag 10
Hoe ziet de trendlijn van het aantal nieuwe besmettingen per dag er tot op heden uit,
sinds de minimale incubatietijd na de datum van de laatste beleidsaanscherping waarbij
ook de later binnenkomende meldingen verwerkt zijn?
Antwoord 10
Op de website van het RIVM is wekelijks een update te vinden van het aantal nieuwe
bevestigde gevallen. Per 21 juli zijn er 52.073 bevestigde gevallen gerapporteerd,
11.902 zijn er opgenomen (geweest) in het ziekenhuis en 6136 personen zijn overleden.
Vraag 11 en 12
Leidt een zogenaamde «harde lockdown» tot een besmettingsniveau dat zo laag is dat
je daarmee dan ook sneller in een veel gunstigere uitgangspositie verkeert voor vervolgbeleid
vanaf dat moment, met onder andere minder langdurig noodzakelijke maatschappelijk
en economisch schadelijke beperkingen zoals genoemd in de achtste vraag?
Leidt het huidige beleid in vergelijking met een «harde lockdown» tot meer ziektegevallen,
waarna deze mensen na genezing nog langdurig door blijvende gezondheidsschade een
groter beroep op de gezondheidszorg zullen doen met bijbehorende stijgende kosten
en natuurlijk ook een verminderde kwaliteit, en wellicht kwantiteit, van leven?
Antwoord 11 en 12
In modelleringsstudies is de effectiviteit van een harde lockdown vergelijkbaar met
die van een intelligente lockdown.
Vraag 13
Bent u ermee bekend dat de directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) op 12 maart als advies voor het beleid aangaande de bestrijding van de coronapandemie
«beleid dat toegesneden is op de lokale omstandigheden» maar wel met «containment
als belangrijkste centrale uitgangspunt» heeft gesteld?2
Antwoord 13
De WHO heeft benadrukt dat het in deze crisis zeer belangrijk is dat er politiek commitment
is om deze dreiging te controleren. Mijn beleid is toegesneden op de Nederlandse omstandigheden.
Wij volgen hierbij de adviezen en uitgangspunten van de WHO.
Vraag 14
Wilt u deze vragen alle afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 14
Met uitzondering van vraag 6 en 7 en vraag 11 en 12 zijn de vragen afzonderlijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.