Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Von Martels en Geurts over het bericht dat het draagvlak voor het keurmerk 'On the way to PlanetProof' afbrokkelt
Vragen van de leden Von Martels en Geurts (beiden CDA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht dat het draagvlak voor het keurmerk «On the way to PlanetProof» afbrokkelt (ingezonden 13 mei 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 21 juli
2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Draagvlak PlanetProof brokkelt af»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat driekwart van de telers geen meerwaarde
ziet in het keurmerk «On the way to PlanetProof»? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Telers willen graag verduurzamen, dit blijkt ook uit het bericht «Telers willen verduurzamen
zonder PlanetProof». In het bericht wordt aangegeven dat deze telers van mening zijn
het keurmerk «On the way to PlanetProof» niet nodig te hebben voor hun streven naar
verdere verduurzaming van hun productie.
Enige nuancering is daarnaast op zijn plaats. Uit hetzelfde bericht blijkt namelijk
dat tweederde van de ondervraagde telers géén ervaring heeft met het telen volgens
de richtlijnen van PlanetProof. En het zijn met name deze telers zonder ervaring die
geen meerwaarde zien in het keurmerk. Telers die twee jaar of langer gecertificeerd
zijn, zijn positiever over het keurmerk.
Verder is het aantal bedrijven met een PlanetProof-certificaat voor plantaardige producten
in de afgelopen 4 jaar sterk gegroeid: van 185 bedrijven in januari 2016 tot 1.463 bedrijven
in januari 2020 (waarbij de grootste toename het afgelopen jaar (2019) heeft plaatsgevonden).
Vraag 3
Klopt het dat telers jaarlijks tot 10.000 euro extra kwijt zijn om aan de certificeringseisen
te voldoen, zonder dat er een meerprijs wordt uitbetaald? Zo nee, wat zijn dan wel
de kosten voor certificering en welke meerprijs wordt betaald voor gecertificeerde
producten?
Antwoord 3
De kosten die telers maken om aan de eisen van «On the way to PlanetProof» te voldoen,
zijn van verschillende zaken afhankelijk: de omvang van het bedrijf, de mate waarin
het bedrijf nog aanpassingen moet maken om aan de duurzaamheidseisen te voldoen, het
te certificeren gewas, et cetera. Hier is niet één bedrag voor te noemen. Bovendien
kunnen de kosten jaarlijks verschillen. Het is daarom belangrijk een onderscheid te
maken tussen de verschillende kostencategorieën die zijn verbonden aan het voldoen
aan de eisen van «On the way to PlanetProof»:
1. Investeringen voor verduurzaming van de teelt (bijvoorbeeld: aanschaf van schoffelapparatuur,
inzet van (veelal duurdere) groene gewasbeschermingsmiddelen en het nemen van monsters
om de bemesting af te stemmen op de beschikbaarheid en behoefte van het gewas).
2. Eigen tijd die de teler besteedt aan de voorbereiding op de inspectie en het bijwonen
van de inspectie zelf («administratieve kosten»).
3. Jaarlijks inspectie door onafhankelijke certificatie-instelling.
4. Afdrachten aan Stichting Milieukeur (SMK) die het beheer en de ontwikkeling van de
eisen voor het keurmerk verzorgt: 1e jaar aanmeldkosten en jaarlijks een gewasafhankelijke bijdrage per hectare.
5. Eventueel inhuur van een adviseur voor punten 1 en 2.
De hoogte van de kosten die per categorie gemaakt worden, wisselt. Maar ter illustratie
enkele voorbeelden. Zo schat SMK dat de kosten voor de jaarlijkse inspectie gemiddeld
rond de € 500,– bedragen. Bij de afdrachten aan SMK wordt onderscheid gemaakt tussen
tarieven voor individuele aanmelding en die voor groepsaanmelding. Voor groepen gelden
lagere tarieven:
– Aanmeldkosten (eenmalig, alleen 1e jaar): een individuele aanmelding bedraagt € 250,–; een groepsaanmelding bedraagt
€ 1.000,– per groep van telers.
– Jaarlijkse afdracht is afhankelijk van het te certificeren areaal en gewas. Voor de
meeste bedrijven betreft het een paar honderd euro per jaar. Voor heel grote bedrijven
een paar duizend euro per jaar.
Eerder heeft het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM Onderzoek en Advies) een eerste
vingeroefening gedaan naar de meerkosten van de teelt van consumptieaardappelen, appels
en tomaten onder het schema «On the way to PlanetProof».2 Hieruit blijkt dat bijvoorbeeld voor consumptieaardappelen en appels de extra gemaakte
kosten om te voldoen aan het keurmerk bijna € 1.000,– per hectare zijn. Voor tomaten
bedragen deze kosten ca. € 3.000 per hectare (vooral als gevolg van het gebruik van
duurdere of arbeidsintensievere niet-chemische gewasbeschermingsmiddelen). In sommige
gevallen worden deze meerkosten vergoed, vooral voor akkerbouwproducten (naast aardappelen
ook uien en brouwgerst). Voor de andere twee producten – appels en tomaten – zijn
geen gegevens bekend, omdat producenten of telersverenigingen prijsafspraken met hun
afnemers maken, en SMK hierover geen informatie ontvangt.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het niet zo mag zijn dat een duurzaamheidslabel zoals «On the
way to PlanetProof» niet of nauwelijks meerprijs biedt, maar wel extra kosten en rompslomp
met zich meebrengt voor telers? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Het keurmerk «On the way to PlanetProof» heeft tot doel om verduurzaming van de landbouw
te stimuleren, door vraag en aanbod van duurzamere producten bij elkaar te brengen.
Het keurmerk zorgt voor een product dat beter is voor mens en milieu. Als een afnemer
(bijvoorbeeld een supermarkt) bovenwettelijke eisen stelt ten behoeve van duurzaamheid,
dan moeten boeren en tuinders door deze afnemer óók gewaardeerd worden voor de extra
inzet die daarmee van hen verlangd wordt. Dat betekent dat primair alle partijen in
de keten een verantwoordelijkheid hebben en dienen te nemen om bovenwettelijke eisen
op een passende wijze te belonen. Maar dat gaat niet altijd vanzelf. Daarom, én vanwege
het belang dat ik eraan hecht, ben ik bezig met het opstellen van een agrarische ondernemerschapsagenda.
Hierin wordt op een samenhangende manier vooruit gekeken naar hoe primaire producenten
– in een tijd waarin door allerlei ketenpartijen steeds meer van hen wordt verwacht,
terwijl ze als individuele ondernemer soms weinig onderhandelingsmacht hebben – beter
in staat gesteld kunnen worden om hun boterham te verdienen. Deze agenda richt zich
onder andere op meer markttransparantie, meer samenwerking, minder marktmisbruik van
ketenpartijen, en betere toegang tot financiering. Daarnaast beschouwt de agenda de
mogelijkheid van het publiek belonen van ecosysteemdiensten en collectieve goederen,
zoals biologische plaagbestrijding, het behoud van biodiversiteit, een aantrekkelijk
landschap en waterretentie. Zaken die raken aan het keurmerk «On the Way to PlanetProof»,
en waarvan de samenleving als geheel de vruchten plukt.
Vraag 5
Deelt u de mening dat telers certificering niet per definitie nodig hebben als stimulans
voor verduurzaming? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is in dat geval de meerwaarde
van certificering?
Antwoord 5
Ook zonder certificering kan een teler er voor kiezen om op een duurzamer wijze te
produceren. Echter, zonder deelname aan een certificeringschema zal het niet eenvoudig
zijn om aan de consument te tonen dat de productie daadwerkelijk op een duurzamere,
bovenwettelijke wijze plaatsvindt. Voor een teler die zonder keurmerk verduurzaamt,
is het lastig een meerprijs voor zijn product te vragen als de consument in de winkel
niet weet waarop deze meerprijs is gebaseerd (tenzij de teler hier zelf via marketing
werk van gaat maken). Omgekeerd helpt certificering de consument bij het herkennen
van het duurzame product. Daarnaast verschaft een certificeringsschema aan de telers
inzicht in waar de aangrijpingspunten zitten om de productie daadwerkelijk te verduurzamen.
Vraag 6
Hoe hoog dient een meerprijs ter compensatie van de extra kosten voor certificering
wat u betreft te zijn en wie zou voor deze meerkosten moeten betalen om te komen tot
een eerlijke verdeling van lusten en lasten van verduurzaming?
Antwoord 6
Zie ook het antwoord op vraag 4. Ik vind het van belang dat de vergoeding voor de
extra kosten billijk is. Het kan namelijk niet zo zijn dat de extra inspanningen die
de primaire producent ten behoeve van duurzaamheid pleegt, niet vergoed worden. Als
ketenpartijen (denk aan supermarkten) aan primaire producenten duurzaamheidseisen
opleggen, dan betekent dit inherent dat zij óók de verantwoordelijkheid hebben om
deze bovenwettelijke eisen op een passende wijze te belonen. Mijn inspanningen om
de positie van de boer te versterken zijn er op gericht om de primaire producent sterker
te laten staan in zijn / haar relatie tot de overige schakels in de keten, bijvoorbeeld
als het gaat om prijsonderhandelingen. Tegelijkertijd ben ik me ervan bewust dat – terwijl
de lasten van de duurzaamheidsinspanningen bij de boer liggen – een deel van de lusten
publiekelijk van aard zijn. Denk aan een mooi en aantrekkelijk landschap, het behoud
van soorten, een schoon milieu. Daar profiteren wij als gehele samenleving van. Dat
betekent naast private compensatie ook publieke vergoedingen voor de boer, zoals uit
het nieuwe GLB. In de eerder genoemde agrarische ondernemerschapsagenda nemen we dit
mee.
Vraag 7
Hoe ziet u in dit kader de in het regeerakkoord afgesproken rol van de Autoriteit
Consument & Markt (ACM) als het gaat om het erop toezien dat boeren en tuinders hogere
prijzen ontvangen van afnemers die bovenwettelijke eisen stellen, bijvoorbeeld ten
aanzien van duurzaamheid of dierenwelzijn? Kunt u toelichten of en hoe de ACM in dit
geval die rol ingevuld heeft?
Antwoord 7
Als eerste stap hiertoe is besloten om meer inzicht te verkrijgen in de aard en omvang
van het probleem van het uitbetaald krijgen van hogere prijzen voor producten die
aan bovenwettelijke eisen voldoen. Daartoe is een agro-nutrimonitor opgericht bij
de ACM. In deze monitor wordt onder meer gekeken naar verschillen tussen prijzen van
bepaalde gangbare producten en producten die voldoen aan bovenwettelijk eisen. Het
gaat in eerste instantie om zes producten: uien, witte kool/zuurkool, tomaten, peren,
melk en varkensvlees. De monitor zal voor deze producten inzicht geven in de prijzen
in de diverse schakels van de voedselketen, zodat de maatschappelijke discussie over
de hoogte van de prijzen gevoerd kan worden op basis van feiten. Ook wordt gekeken
naar mechanismen achter de prijsvorming, zodat de verschillen tussen bijvoorbeeld
ondernemingen, productvarianten en seizoenen beter verklaard kunnen worden.
Wageningen Economic Research gaat de data voor de ACM verzamelen. Door de Corona-uitbraak
heeft dit echter enige vertraging opgelopen, maar desondanks wordt verwacht dat na
de zomer van 2020 de eerste rapportage wordt gepubliceerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.