Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Renkema en Westerveld over de continuïteit van jeugdhulp en geestelijke gezondheidszorg
Vragen van de leden Renkema en Westerveld (beiden GroenLinks) aan de Staatssecretaris en Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de continuïteit van jeugdhulp en geestelijke gezondheidszorg (ingezonden 23 april 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 21 juli
2020).
Vraag 1
Wordt door het Outbreak Management Team (OMT) en het kabinet ook nagedacht over nieuwe
richtlijnen voor de jeugdzorg en GGZ als het gaat om behandelingen en bezoekregelingen?
Bent u van mening dat het uitblijven van een behandeling voor mensen met psychische
problemen, zeer schadelijk kan zijn? Wordt dit meegenomen in de overleggen over het
geleidelijk loslaten van de coronamaatregelen?
Antwoord 1
De richtlijnen voor de jeugdzorg en GGZ met betrekking tot behandelingen en bezoekregelingen
worden door het OMT en kabinet afgewogen tegen de corona ontwikkelingen.
De maatregelen tegen het coronavirus hebben grote invloed op de jeugdzorg, inclusief
jeugd-ggz en zorg voor jongeren met een verstandelijke of lichamelijke beperking.
Nabijheid en fysiek contact zijn vaak belangrijk om deze kinderen te begeleiden of
zich veilig te laten voelen. Een algehele bezoekersstop is daarom niet wenselijk.
Wel moeten professionals, bezoekers en kinderen de actuele richtlijnen van het RIVM
in acht nemen.
De Staatssecretaris van VWS heeft u reeds eerder geïnformeerd over de richtlijn «ggz
en corona», die door de veldpartijen is opgesteld en is onderschreven door het RIVM.
Partijen zijn voortdurend bezig om deze richtlijn te actualiseren, zodat zorgverleners
in de ggz beschikken over de meest actuele handvatten voor het veilig verlenen van
zorg. Onder regie van kwaliteitsorganisatie Akwa GGZ hebben de ggz-partijen op 9 juni
een zesde versie van de richtlijn gepubliceerd, waar verdere verruiming van de bezoekmogelijkheden
wordt verwoord1. Gezien de grote mentale risico’s van isolatie is een algehele bezoekersstop in de
ggz niet gewenst en zal er voorlopig sprake zijn van maatwerk. De richtlijnen van
het RIVM worden uiteraard wel in acht genomen bij bezoek. Het is van belang dat de
behandelingen voor mensen met psychische problemen zoveel mogelijk worden voortgezet,
waar nodig op alternatieve wijze. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is door het
kabinet gevraagd het proces te coördineren rond het opnieuw opstarten en draaiende
krijgen van de curatieve zorg. Dit doet de NZa ook voor de volwassen-ggz, waarvoor
geldt dat veel behandelingen gedurende de coronacrisis doorgang hebben gevonden, al
dan niet in andere (digitale) vorm. De NZa zoekt hierin de afstemming met relevante
partijen uit de sector.
Ook in de jeugdzorg is de oproep van het Rijk en gemeenten aan zorgaanbieders en professionals
om de zorg zo veel mogelijk voort te zetten. Dagbesteding, dagopvang en behandeling
voor kinderen en jongeren tot en met 18 jaar op locatie is per 1 juni opgestart. Daarnaast
mogen kinderen en jongeren tot en met 18 jaar in een instelling, pleeggezin of gezinshuis
sinds 1 juni weer bezoek ontvangen.
Vraag 2
Heeft u sinds de aankondiging van de continuïteitsbijdrage van 5 april 2020 signalen
ontvangen van zorgaanbieders binnen de jeugdzorg en GGZ die in acute liquiditeitsproblemen
verkeren? Zo ja, wat heeft u met deze signalen gedaan en om welke aantallen gaat het?
Zo nee, kunt u garanderen dat deze maatregel de continuïteit van het zorgaanbod voldoende
waarborgt?
Antwoord 2
Er zijn sinds 5 april 2020 geen signalen binnengekomen van acute liquiditeitsproblemen
onder zorgaanbieders binnen de jeugdzorg en GGZ. Binnen de verschillende domeinen
zijn er maatregelen getroffen om zorgaanbieders te compenseren voor een lagere omzet
als gevolg van de coronacrisis, zodat zij niet in financiële problemen komen als gevolg
van de coronacrisis. De maatregelen die vanuit de verschillende domeinen worden genomen
bevatten op hoofdlijnen dezelfde elementen: er wordt voorzien in een vergoeding van
meerkosten van de zorgverlening in verband met corona, een vergoeding voor gederfde
omzet en maatregelen in de sfeer van bevoorschotting om de liquiditeitsproblemen van
zorgaanbieders te voorkomen. Daarnaast trekken financiers binnen hun respectievelijke
domeinen zo veel mogelijk met elkaar op: binnen het sociaal domein bijvoorbeeld (Wmo
en Jeugdwet) hebben gemeenten, verenigd in de VNG, en het Rijk afspraken gemaakt over
de uitwerking van de financiële regelingen. Hiermee wordt de toegankelijkheid van
zorg voor de korte en langere termijn geborgd.
Vraag 35
Kunt u garanderen dat geen enkele jeugdzorgaanbieder of GGZ-instelling zal omvallen
als gevolg van de coronacrisis?
Antwoord 3
GGZ-instellingen hebben door de continuïteitsbijdrage financiële ruimte om tijdens
de coronacrisis hun doorlopende kosten te dekken. Daarnaast hebben de VNG en het Rijk
op 25 maart bestuurlijke afspraken gemaakt over het bieden van financiële zekerheid
en ruimte aan zorgorganisaties en professionals in het sociaal domein (waaronder jeugdzorgaanbieders).
GGZ-instellingen kunnen in overleg met verzekeraars ook hun meerkosten corona declareren.
Er zijn ook afspraken gemaakt om binnen de jeugdzorg de meerkosten als gevolg van
de coronamaatregelen te compenseren. De compensatie van meerkosten in het sociaal
domein is verlengd tot en met 31 december 2020. Ook in andere domeinen zijn mogelijkheden
gecreëerd voor het declareren van meerkosten die door zorgaanbieders gemaakt moeten
worden in verband met corona, voor bijvoorbeeld persoonlijke beschermingsmiddelen.
Deze afspraken garanderen dat er, ten tijde van de coronamaatregelen, geen problemen
ontstaan die continuïteit van zorg en de toekomst van de zorgstelsels in gevaar brengen.
Het is echter nooit uit te sluiten dat er instellingen zijn die uiteindelijk toch
failliet gaan, bijvoorbeeld omdat zij er al voor de corona-uitbraak financieel slecht
voor stonden.
Vraag 4
Waarom bent u van mening dat de continuïteitsbijdrage van 60 tot 85 procent van de
normale omzet toereikend is voor zorgaanbieders die vallen binnen de Zorgverzekeringswet?
Wat is het aandeel van vaste kosten versus variabele kosten in de GGZ, volgens u?
Antwoord 4
Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft eind mei de continuïteitsbijdrageregeling gepubliceerd
(voor ggz-aanbieders met een omzet tot 10 mln). Volgens deze regeling wordt de continuïteitsbijdrage
berekend door een percentage te nemen van de gemiste omzet door de coronacrisis. Voor
ggz-aanbieders met een omzet tot 10 mln. ligt het percentage waarop de continuïteitsbijdrage
wordt gebaseerd op 85%. De hoogte van het percentage is gekoppeld aan de omvang de
doorlopende kosten (o.a. personeel en huur bedrijfsruimte). Medio juli heeft ZN bekend
gemaakt hoe de regeling voor ggz-aanbieders met een omzet boven de 10 mln. eruit ziet.
Binnen deze regeling wordt gewerkt met een percentage van 94%. Bij ggz-aanbieders
met een omzet boven de 10 mln. met een afwijkend grote uitval over het gehele boekjaar
2020 vindt maatwerk plaats. Welke kosten vast en welke variabel zijn is afhankelijk
van de termijn waarop kosten worden bezien. In beide regelingen wordt gesproken over
een vergoeding voor doorlopende kosten.
Vraag 5 en 6
Bent u ervan op de hoogte dat er jeugdzorg en GGZ-instellingen zijn die vanwege hun
specialistische landelijke aanbod, wisselende inkomsten hebben waardoor het voor hen
moeilijk is om in aanmerking te komen voor continuïteitsbijdragen?
Kent u de brief van Fier van 20 april 2020 aan de VNG, GGZ-Nederland, Valente en de
NZA waarin zij de noodklok luiden? Deelt u de mening dat Fier een dusdanig gespecialiseerd
aanbod heeft dat voorkomen moet worden dat zij omvallen? Zo ja, wat gaat u doen om
de continuïteit te waarborgen?
Antwoord 5 en 6
Mij zijn geen signalen bekend van ggz-instellingen die vanwege hun specialistische
aanbod niet in aanmerking zouden komen voor een continuïteitsbijdrage op grond van
de continuïteitsbijdrageregeling voor de ggz die Zorgverzekeraars Nederland (ZN) bekend
heeft gemaakt.
Mij zijn ook geen signalen bekend van jeugdzorginstellingen die vanwege hun specialistische
aanbod geen financiële zekerheid van gemeenten ontvangen. Ik herken wel dat het ingewikkelder
kan zijn voor een landelijke werkende instelling om financiële zekerheid te organiseren.
Tegelijkertijd bestond de omzetgarantie die tot 1 juli aan aanbieders werd geboden
uit het verschil tussen de gemiddelde maandomzet en de nog gewoon geleverde zorg (in
reguliere of alternatieve vorm).
In de uitwerking van de afspraken tussen de VNG en het Rijk met betrekking tot de
continuïteit van de financiering in de Jeugdwet en WMO werd het omzetniveau in eerste
instantie vastgesteld aan de hand van het maandgemiddelde van de omzet van die aanbieder
voor geheel 2019. Indien met een aanbieder een omzetafspraak is gemaakt voor 2020,
is de hoogte van die afspraak de gegarandeerde omzet. Het kan voorkomen, zoals Fier
in de brief aangeeft, dat een aanbieder contracten heeft met andere gemeenten dan
in 2019. De aanbieder moet hierbij samen met de financier een representatief omzetniveau
bepalen. Ik roep aanbieders die worden geconfronteerd met liquiditeits- en andere
financiële problemen op om daarover in overleg te treden met hun (reguliere) financiers.
Vraag 7
Hoe groot is de vraag naar beschermingsmaterialen (mondkapjes e.d.) in de jeugdzorg
en GGZ? In hoeverre wordt aan deze vraag voorzien door het Landelijk Consortium Hulpmiddelen?
Antwoord 7
Zorgmedewerkers moeten beschermd hun werk kunnen uitvoeren. De beschermingsmiddelen
die we ter beschikking hebben, moeten dan ook eerlijk worden verdeeld zodat de beschikbare
beschermingsmiddelen daar terecht komen waar ze het hardste nodig zijn. Om die reden
is per 13 april jl. een nieuw verdeelmodel van kracht, waarin ook de (jeugd)ggz is
meegenomen. Het LCH kan de aanvragen uit de sector ondertussen goed accommoderen,
waarbij de recente schaarste aan handschoenen momenteel wordt ingelopen.
Vraag 8
Wat is de omvang van de uitgestelde zorgvraag in de jeugdzorg en GGZ naar benadering?
Antwoord 8
Op 4 juni heb ik u geïnformeerd over het proces rond het opschalen van reguliere zorg
in de ggz, waarin de Nederlandse Zorgautoriteit een coördinerende rol heeft (Kamerstuk
25 424, nr. 531). In het kader van deze coördinerende rol brengt de NZa de gevolgen van de coronacrisis
voor de ggz in beeld. In de meest recente monitor (van 16 juni jl.) schat de NZa dat
als gevolg van de coronacrisis sinds half maart ongeveer 59.000 minder verwijzingen
van huisarts naar ggz-aanbieder hebben plaatsgevonden. De NZa signaleert dat het aantal
verwijzingen wel weer herstelt: inmiddels zitten we op ongeveer 86% van het niveau
van voor de corona-maatregelen. Daarnaast blijkt onder andere uit peilingen dat een
deel van de patiënten tijdens de coronacrisis minder behandelcontacten had en dat
intakes, al dan niet op verzoek van de patiënt, zijn uitgesteld. De NZa stelt dat
de weggevallen zorgvraag in elk geval gedeeltelijk zal moeten worden ingehaald, maar
het is op dit moment niet te zeggen hoeveel en welke zorg dit betreft. De NZa actualiseert
haar monitor over de gevolgen van de coronacrisis voor de ggz op regelmatige basis.
De uitkomsten van de monitor worden met ggz-partijen breed gedeeld en op basis daarvan
wordt samen met hen bepaald welke acties nodig zijn om te zorgen dat de planbare zorg
zo snel en goed mogelijk kan worden geleverd.
Er is nog geen precies inzicht in de uitgestelde zorgvraag in de jeugdzorg, dit verschilt
sterk per jeugdhulpvorm. Enerzijds is dit afhankelijk van de mate waarin zorg is uitgevallen
(zo is het grootste deel van de jeugdhulp met verblijf is ook ten tijde van corona
gecontinueerd), en anderzijds van de mate waarin de uitgevallen zorg überhaupt in
te halen is (dagbesteding is vrijwel niet in te halen). Ook valt op dat de mate van
zorguitval per zorgaanbieder flink kan verschillen.
Vraag 9
Kunt u zorgverzekeraars aansporen juist in deze tijd proactief te inventariseren welke
ondersteuning beschikbaar is, ook bij complexe hulpvragen vanuit de cliënt? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 9
In het kader van eerdergenoemde acties van de NZa ten aanzien van het weer opschalen
van reguliere zorg in onder meer de volwassen-ggz-sector, spreekt de NZa ook met de
zorgverzekeraars. Over het verloop van dit traject onderhoud ik uiteraard contact
met de NZa. Zorgverzekeraars hebben zorgplicht. Deze houdt in dat zij ervoor moeten
zorgen dat een verzekerde de zorg (natura), of vergoeding van de kosten van zorg en
desgevraagd zorgbemiddeling (restitutie), krijgt waar hij behoefte aan en wettelijk
aanspraak op heeft. Het gaat hierbij zowel om de inhoud en omvang van de (vergoeding
van) zorg als om de kwaliteit, tijdigheid en bereikbaarheid van de verzekerde zorg.
Alleen in uitzonderlijke gevallen zal een verzekeraar zich met succes kunnen beroepen
op overmacht. Hij moet dan kunnen aantonen dat hij het maximale heeft gedaan wat binnen
zijn verantwoordelijkheden en mogelijkheden ligt. De NZa houdt toezicht op de invulling
van de zorgplicht door zorgverzekeraars.
Vraag 10
Kunt u deze vragen vóór maandag 27 april 2020 beantwoorden?
Antwoord 10
Het is mij niet gelukt om de vragen op deze korte termijn te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.