Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Sienot en De Groot over stikstofuitstoot
Vragen van de leden Sienot en De Groot (beiden D66) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Economische Zaken en Klimaat over stikstofuitstoot (ingezonden 30 april 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 17 juli
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2841.
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Rekentruc voor houtstook brengt meer stikstof in de
lucht» en «Nieuwe vergunningen voor biomassacentrales zorgen voor méér stikstofuitstoot»?1, 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het feit dat twee energiecentrales recentelijk van provincies een
vergunning hebben verkregen om biomassa te verstoken, waarbij ze veel meer stikstof
uitstoten dan toen ze nog voornamelijk op kolen en gas draaiden?
Antwoord 2
Vooropgesteld moet worden dat de provincies de bevoegde instanties zijn voor deze
vergunningen. Ik treed in beginsel niet in hun beoordeling en in de details van de
vergunningverlening.
De energiecentrales in Diemen en Geertruidenberg hebben beide het voornemen om energie
op te gaan wekken uit biomassa. De omschakeling levert een nieuwe situatie op waarbij
wijziging van hun bestaande vergunning nodig is. In het geval van Geertruidenberg
is de wijziging bedoeld om over te schakelen van kolen op biomassa en in Diemen om
een biomassacentrale op te richten naast de bestaande gascentrales. De ruimte voor
de stikstofuitstoot van de biomassacentrales is ontstaan door andere vergunde uitstoot
te schrappen uit de vergunning, het zogenoemde intern salderen. In de nieuwe vergunningen
is niet alleen uitstoot verschoven tussen de verschillende energiecentrales binnen
een vergunning, de totale vergunde uitstoot in de vergunning is ook beduidend lager
vastgesteld. Dat komt doordat uit de provinciale beleidsregels volgt dat bij intern
salderen alle ruimte verdwijnt die niet gebruik wordt bij maximale productie.
Daarnaast is de vergunde stikstofuitstoot nog verder beperkt tot de laagst mogelijke
uitstoot in de nieuwe situatie. Ook draaien de huidige centrales niet altijd op vol
vermogen: de vraag naar energie is immers niet altijd gelijk en in sommige jaren is
groot onderhoud gepland. Bij de vergunde ruimte wordt uitgegaan van een maximale productie,
waardoor de nieuw vergunde stikstofuitstoot hoger is dan de gemiddelde jaarlijkse
uitstoot.
De provincie Noord-Holland geeft daarnaast aan dat 90% van de vergunde stikstofruimte
bij de centrale te Diemen bedoeld is voor de bestaande gascentrales op het terrein.
Deze centrales kunnen zo in geval van een landelijk stroomtekort worden ingezet.
Vraag 3
Hoe is het mogelijk dat de provincies dit hebben toegestaan op basis van hoeveelheden
stikstof uit oude papieren vergunningen, die niet overeenkomen met de werkelijke uitstoot?
Antwoord 3
Ik heb van de provincies Noord-Brabant en Noord-Holland begrepen dat de betrokken
vergunningen zijn verleend met behulp van intern salderen, conform de landelijk afgesproken
beleidsregel inzake intern salderen. Verder geldt at de gevraagde productie (en daarmee
ook de uitstoot) in de tijd varieert, zoals nader is toegelicht bij de beantwoording
op vraag 2. De uitstoot blijft altijd binnen de vergunde ruimte.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de afspraken die eind vorig jaar zijn gemaakt met de provincies aangaande
dat een bedrijf meer stikstof mag gaan uitstoten wanneer oude vergunningen daar op
papier nog ruimte voor laten? Hoe staat dit in verhouding tot Europese regelgeving?
Antwoord 4
Vergunninghouders mogen gebruik maken van de volledige ruimte die een vergunning biedt.
In de Kamerbrief van 4 oktober 2019 (Kamerstuk 32 670, nr. 167) is de beleidslijn van Rijk en provincies kenbaar gemaakt over intern en extern salderen.
Bij intern salderen is de keuze gemaakt dat niet de gehele vergunde ruimte gebruikt
mag worden, maar enkel de feitelijk gerealiseerde en vergunde capaciteit (bijvoorbeeld
de reeds bestaande stalcapaciteit).Bij extern salderen is de ruimte vervolgens verder
beperkt tot 70% van gerealiseerde capaciteit.
Door slechts salderen toe te staan met de feitelijk gerealiseerde capaciteit, wordt
voorkomen dat het alsnog realiseren van deze capaciteit leidt tot een stijging van
stikstofdepositie. Een verdergaande inperking van de vergunning dan tot de feitelijk
gerealiseerde capaciteit zou in strijd zijn met het Europees beschermde eigendomsrecht.
Vraag 5
Bent u bereid om met provincies in gesprek te gaan opdat soortgelijke situaties in
de toekomst worden voorkomen?
Antwoord 5
De twee energiecentrales die een nieuwe vergunning voor biomassa hebben ontvangen,
waren beide in al in het bezit van de benodigde vergunning voor stikstofuitstoot en
die stond in rechte vast. Ik hecht er aan dat burgers en bedrijven uit kunnen gaan
van vergunningen die in rechte vaststaan. De provincies hebben in de nieuwe vergunning
de maximale uitstoot beduidend lager vastgesteld dan in de oude vergunningen toegelaten
was. Dit is geheel in lijn met het zo ver mogelijk reduceren van de stikstofuitstoot
als mogelijk is. Bovendien zie ik geen mogelijkheid om een strenger beleid te hanteren
of in rechte vaststaande vergunningen verder in te perken. Zie ook het antwoord op
vraag 4. Dat neemt niet weg dat het kabinet de ambitie heeft om de stikstofproblematiek
op te lossen. Daartoe heb ik uw Kamer op 24 april jl. (Kamerstuk 35 334, nr. 82) geïnformeerd over de aanpak van het kabinet hieromtrent.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de verhoogde stikstofuitstoot van de biomassacentrales niet
te rijmen is met de inzet van het kabinet om de stikstofuitstoot in het hele land,
als gevolg van een rechterlijke uitspraak, te reduceren?
Antwoord 6
In de uitspraak over het PAS oordeelt de Raad van State dat verslechtering van de
natuur moet worden voorkomen en afdoende maatregelen beschikbaar moeten zijn om de
instandhoudingsdoelstellingen te halen, voordat maatregelen kunnen worden ingezet
om de effecten van nieuwe stikstofdepositie te mitigeren.
Het kabinet heeft de ambitie om de natuur te verbeteren. In reactie op de PAS-uitspraak
heeft de structurele aanpak vormgegeven, zoals het kabinet die in de brief van 24 april
jl. (Kamerstuk 35 334, nr. 82) heeft gepresenteerd. Deze structurele aanpak omvat een omvangrijke set (bron)maatregelen
waardoor de stikstofdepositie in 50% van de hectares Natura 2000-gebied in 2030 onder
de KDW (Kritische Depositiewaarde) terecht zal komen. Daarmee wordt de stikstofdepositie
in alle natuur verminderd. Via deze wijze zorgt het kabinet voor een drastische vermindering
van de feitelijke depositie.
Dat staat echter los van feit dat ik de mogelijkheden om intern te salderen niet verder
kan beperken (zie het antwoord op vraag 4). Daarnaast wijs ik er op dat er pas aanleiding
is om een in rechte vaststaande vergunning voor een project in te nemen als vast staat
dat de inname nodig zou zijn om verslechtering van de kwaliteit van habitats te voorkomen
en er geen andere passende maatregelen kunnen worden getroffen om deze verslechtering
te voorkomen. Dat wil zeggen dat de intrekking noodzakelijk moet zijn ter voorkoming
van significante gevolgen in de zin van het derde lid van artikel 6 van de Habitatrichtlijn.
Deze situatie is niet aan de orde.
Vraag 7
Herkent u dat deze biomassacentrales 1.300 ton per jaar aan extra stikstofuitstoot
betekenen, wat een derde is van de gereduceerde stikstofuitstoot door de maatregel
om langzamer te rijden op snelwegen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Nee. De verleende vergunningen leveren geen extra stikstofuitstoot op ten opzichte
van de vergunde situatie of de feitelijk gerealiseerde capaciteit. Voor het overige
verwijs ik naar het antwoord op de vragen 2 en 4.
Vraag 8
Bent u bereid om de oude regel «bedrijfseigendom» aan te passen, zodat de provincie
kan optreden en de natuur kan beschermen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 4 en 6.
Vraag 9
Bent u bereid om te onderzoeken of soortgelijke situaties ook in andere provincies
zijn ontstaan?
Antwoord 9
Voor het verlenen van vergunningen voor deze gevallen zijn provincies de bevoegde
instanties. Provincies handelen binnen de vastgestelde kaders van de Wet natuurbescherming.
Ik zie geen aanleiding om een nader onderzoek te starten waar de kaders op de gebruikelijke
en rechtmatige wijze zijn toegepast.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.