Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Dik-Faber en Van der Staaij over het advies van de Wereldgezondheidsorganisatie om de abortuspil na 24 weken te gebruiken
Vragen van de leden Dik-Faber (ChristenUnie) en Van der Staaij (SGP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het advies van de Wereldgezondheidsorganisatie om de abortuspil na 24 weken te gebruiken (ingezonden 5 juni 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 17 juli
            2020).
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het «Clinical practice handbook for safe abortion» van de Wereldgezondheidsorganisatie
               (WHO)?1
Antwoord 1
            
Ja, ik ben bekend met het «Clinical practice handbook for safe abortion» dat de WHO in 2014 heeft uitgebracht.
Vraag 2
            
Klopt het dat de WHO in dit handboek op pagina 34 adviseert om een medicamenteuze
               abortus door middel van een abortuspil (met het middel misoprostol) ook na 12 weken
               zwangerschap uit te voeren en zelfs aangeeft dat gebruik na 24 weken zwangerschap
               mogelijk is?
            
Antwoord 2
            
Ja dat klopt. Een medicamenteuze zwangerschapsafbreking is volgens de WHO ook geschikt
               voor de afbreking na een zwangerschapsduur van 12 weken.
            
Vraag 3
            
Hoe rijmt u deze adviezen met de praktijk in Nederland, waarbij artsen de abortuspil
               niet voorschrijven na 10 weken zwangerschap, met het oog op de medische complicaties
               die dit met zich kan brengen?
            
Antwoord 3
            
Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen zwangerschapsafbrekingen die in
               een abortuskliniek uitgevoerd worden door een abortusarts en zwangerschapsafbrekingen
               die uitgevoerd worden in een ziekenhuis door een gynaecoloog. In de abortusklinieken
               wordt de medicamenteuze zwangerschapsafbreking conform de Richtlijn «Behandeling van
               vrouwen die een zwangerschapsafbreking ondergaan» van het Nederlands Genootschap van
               Abortusartsen, inderdaad alleen toegepast tot een zwangerschapsduur van 9 weken. Een
               deel van de behandeling vindt namelijk buiten de kliniek plaats2. De vrouw die de behandeling ondergaat wordt geadviseerd niet alleen te zijn tijdens
               dat deel van de behandeling zodat, indien er onverhoopt een complicatie optreedt medische
               hulp ingeroepen kan worden indien nodig. De kans daarop neemt toe naarmate de zwangerschap
               verder gevorderd is, Overigens is de kans op een complicatie (heviger of langdurig
               bloedverlies, achterblijven restweefsel in de baarmoeder) in algemene zin erg klein
            
Een zwangerschapsafbreking kan zoals gezegd echter ook plaatsvinden in het ziekenhuis3. De Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie (NVOG) beschrijft in haar
               Richtlijn «Zwangerschapsafbreking tot 24 weken» (herziening 2015) de diverse behandelschema’s,
               waaronder de medicamenteuze zwangerschapsafbreking bij een zwangerschapsduur vanaf
               12 weken. Deze behandeling vindt volledig in het ziekenhuis plaats en wordt, indien
               uitgevoerd conform de Richtlijn «Zwangerschapsafbreking tot 24 weken» (herziening
               2015), verantwoord geacht. Genoemde richtlijn is in lijn met de eerder door de WHO
               uitgebrachte Guidance4 en met de «Clinical practice handbook for safe abortion».
            
Vraag 4
            
Bent u bereid om uw zorgen kenbaar te maken bij de WHO over deze adviezen? Zo nee,
               waarom niet?
            
Antwoord 4
            
Ik heb geen aanleiding om in contact te treden met de WHO over het in 2014 uitgebrachte
               «Clinical practice handbook for safe abortion». Dit handbook is een aanvulling op de eerder in 2012 uitgebrachte Guidance, en ziet toe op de praktische toepassing van de aanbevelingen uit deze Guidance. Deze aanbevelingen vinden hun uitwerking reeds in de Nederlandse richtlijnen en
               veldnormen. Deze zijn in lijn met vigerende wet- en regelgeving. WHO-richtlijnen,
               inclusief deze over veilige zwangerschapsafbrekingen, worden vastgesteld na een gedegen
               proces van wetenschappelijk onderzoek en met behulp van panels van internationaal
               erkende wetenschappelijke experts. Landen wijken van deze richtlijnen af vanwege bijvoorbeeld
               plaatselijke praktijk en de mogelijkheden binnen het zorgsysteem Er is geen reden
               de wetenschappelijke basis van de WHO-richtlijnen in twijfel te trekken.
            
Vraag 5
            
Bent u ervan op de hoogte of er landen of organisaties zijn die de adviezen over medicamenteuze
               abortus van de WHO volgen? Zo ja, om welke landen en/of organisaties gaat het?
            
Antwoord 5
            
Landen en organisaties zijn vrij om de verschillende WHO-richtlijnen, inclusief dit
               Clinical practice handbook for safe abortion te volgen binnen de eigen nationale context inclusief nationale wetgeving.
            
Ik heb geen informatie over welke landen en organisaties de WHO-richtlijnen over medicamenteuze
               zwangerschapsafbrekingen volgen.
            
Vraag 6
            
Wordt Nederlands ontwikkelingsgeld gebruikt om medicamenteuze zwangerschapsafbrekingen
               in ontwikkelingslanden na 10 weken te financieren? Zo ja, bent u het ermee eens dat
               dit om medische redenen onverantwoord en daardoor zeer onwenselijk is?
            
Antwoord 6
            
Het Nederlandse beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking richt
               zich onder andere op het vergroten van gendergelijkheid wereldwijd. Daarbij hoort
               ook het vergroten van de keuzevrijheid van vrouwen over hun seksuele en reproductieve
               gezondheid. Naast inzet om ongewenste zwangerschap te voorkomen middels onder andere
               goede seksuele voorlichting en toegang tot moderne anticonceptie, draagt Nederland
               ook bij aan toegang tot veilige abortuszorg en post-abortus zorg in ontwikkelingslanden,
               zover toegestaan binnen de wettelijke kaders van deze landen. Onveilige abortus is
               een van de vijf belangrijkste oorzaken van moedersterfte. De Nederlandse inzet draagt
               dus zo direct bij aan het verminderen van moedersterfte en het bereiken van de afspraken
               in de Duurzame Ontwikkelingsdoelen.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.