Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wassenberg over het lot van geitenbokjes
Vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het lot van geitenbokjes (ingezonden 20 maart 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 17 juli
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2483.
Vraag 1
Heeft u gezien dat geitenboeren en de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) niet meer
weten wat ze moeten doen met de 100.000 geitenbokjes die dit jaar in de lammerperiode
als «afvalproduct» bij de productie van geitenkaas en -melk zullen worden geboren
in de melkgeitenhouderij?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft u gezien dat deze partijen waarschuwen voor illegale situaties, zoals het doden
van pasgeboren geitenbokjes om ze af te voeren naar destructie, het op te jonge leeftijd
afvoeren van lammetjes naar de slacht of het houden van teveel dieren op de bedrijven?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Klopt het dat van de tien tot vijftien bokkenmesters, die er naar schatting in 2017
in Nederland waren, er nu maximaal drie overgebleven zijn, omdat de rest geen geldige
vergunning had? Zo nee, wat is dan de reden?
Antwoord 3
Bedrijven die geiten houden dienen zich te laten registreren bij de Rijksdienst voor
Ondernemend Nederland (RVO.nl) en krijgen een Uniek Bedrijfsnummer (UBN) toegekend.
Daaronder vallen ook de bedrijven die uitsluitend of in overwegende mate geitenbokjes
houden. Dergelijke bedrijven kunnen aangemerkt worden als «bokkenmester», maar staan
niet onder die aanduiding geregistreerd bij RVO.nl of de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(NVWA).
Op basis van het UBN en het register Identificatie & Registratie (hierna: I&R) is
bij de overheid bekend waar de bedrijven zijn gevestigd en op welke locaties de geiten
staan geregistreerd. Op grond van deze registers kan middels data-analyse afgeleid
worden welke van deze bedrijven uitsluitend of in overwegende mate geitenlammeren
houden en dus gezien kunnen worden als bokkenmester. Op basis van analyse van de I&R-gegevens
over 2019 zijn 7 bedrijven geïdentificeerd die als bokkenmesters aangemerkt kunnen
worden. Hoeveel bokkenmesters een geldige vergunningen hebben is mij niet bekend.
Vergunningverlening en de controle daarop is een bevoegdheid van gemeenten.
De melkgeitenhouderijsector heeft in 2017 het Plan van aanpak welzijn geitenbokjes (hierna: plan van aanpak) opgesteld. De maatregelen uit het plan van aanpak zijn
sinds 1 januari 2018 van kracht en worden privaat geborgd. Met het plan van aanpak
streeft de sector naar een situatie waarbij geitenbokjes op het geboortebedrijf worden
afgemest of via een een-op-een relatie bij een bokkenmester. Sinds het van kracht
worden van de maatregelen heeft een groeiend aantal melkgeitenhouders besloten het
afmesten van geitenbokjes in eigen hand te houden. Dit kan een verklaring zijn voor
een afname van het aantal bokkenmesters. Handhaving door gemeenten op de aanwezigheid
en juistheid van vergunningen kan hier aan bijgedragen hebben.
Vraag 4
Hoe lang hebben deze bokkenmesterijen dieren kunnen houden, zonder dat zij over de
juiste vergunning beschikten en hoe heeft dit kunnen gebeuren?
Antwoord 4
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 is vergunningverlening een bevoegdheid
van gemeenten. Hoeveel bokkenmesters niet of over een ontoereikende vergunning beschikten,
hoeveel daarvan op last van gemeenten zijn gestopt met hun activiteiten en hoe lang
op de betreffende locaties dieren zijn gehouden is mij niet bekend.
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat er in het voorjaar van 2019 ook al sprake was van het sluiten
van bokkenmesterijen?3
Antwoord 5
Of en zo ja hoeveel bokkenmesterijen er in 2019 op last van gemeenten in Nederland
zijn gesloten is mij niet bekend. Dergelijke gegevens worden niet centraal geregistreerd
en gerapporteerd.
Vraag 6
Bent u op de hoogte van het feit dat eind 2019 bleek dat geitenhouders wederom hun
aantallen dieren flink hebben uitgebreid, ook in gebieden waar een geitenstop is ingesteld,
waardoor het aantal geiten sinds 2000 is verdrievoudigd tot 614.000?4
Antwoord 6
In de jaren 2017–2019 is het aantal geiten in alle provincies toegenomen, ook in de
provincies waar een nieuwbouw- en uitbreidingsverbod van kracht is. In die provincies
heeft groei plaats kunnen vinden op grond van vergunningen die al verstrekt waren
voor het afkondigen van de verboden.
Vraag 7
Deelt u de mening dat de geitensector, door welbewust uit te breiden terwijl bokkenmesterijen
hun deuren moesten sluiten, zelf verantwoordelijk is voor deze situatie waarbij er
geen ruimte meer is voor de geitenbokjes die straks worden geboren als bijproduct
van de geitenkaas- en geitenmelkproductie?
Antwoord 7
Het was en is de verantwoordelijkheid van individuele geitenhouders om zorg te dragen
voor het welzijn van alle dieren die op het eigen bedrijf worden geboren en gehouden.
Vraag 8
Erkent u de noodzaak voor het invoeren van een stelsel van productierechten om een
verdere groei van het aantal geiten te voorkomen?
Antwoord 8
Provincies hebben op grond van het omgevingsrecht de bevoegdheid om vanuit het voorzorgprincipe
tijdelijke maatregelen te nemen. In totaal negen provincies hebben van deze bevoegdheid
gebruik gemaakt naar aanleiding van de conclusies uit het onderzoeksprogramma Veehouderij
en Gezondheid en Omwonenden (VGO), waarbij een verhoogde kans op longontstekingen
in de buurt van geitenhouderijen werd geconstateerd. Provincies hebben hierin dus
een eigen afweging gemaakt, die ik zeker ondersteun. Op dit moment wordt het invoeren
van productierechten voor geiten nog niet overwogen.
Vraag 9
Op welke wijze gaat u zich inzetten om het aantal geiten in Nederland terug te brengen
naar een aantal waarbij de geboren lammetjes op de bedrijven kunnen worden aangehouden
en wel passen binnen de vergunde ruimte?
Antwoord 9
Voor het antwoord op de vraag verwijs ik naar de antwoorden op vraag 7 en 8.
Vraag 10
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bij controles
op identificatie en registratie in 2018 bij 63% van de onderzochte geiten- en schapenbedrijven
overtredingen constateerde en dat bij de herinspecties 75% niet akkoord was?5
Antwoord 10
Er zijn in 2018 in totaal 100 selecte inspecties uitgevoerd op I&R bij geiten en schapenbedrijven,
waarvan 92 reguliere (of eerste) inspecties en 8 herinspecties. Bij 63% van inspecties
werden overtredingen geconstateerd. Inspecties worden risicogericht uitgevoerd, dat
wil zeggen dat bedrijven vooraf worden geselecteerd op basis van mogelijke risico’s
op overtredingen.
Er werden 8 herinspecties uitgevoerd, waarvan er 6 niet akkoord werden bevonden. Er
zijn daarvoor 2 schriftelijke waarschuwingen en 2 processen-verbaal opgemaakt (2 geitenhouders,
1 schapenhouder en 1 houder van schapen en geiten).
De inspectieresultaten over 2018 geven nadere duiding bij deze getallen en zijn te
vinden op de website van de NVWA.6
Vraag 11
Herinnert u zich dat u de vroegtijdige sterfte onder geitenlammetjes van gemiddeld
31% in 2016 en 32% in 2017 onacceptabel noemde?7
Antwoord 11
Ja.
Vraag 12
Heeft u gezien dat de sector waarschuwt dat het probleem met de bokken groter is dan
in 2016, toen de sterfte onder geitenbokjes gemiddeld 31% was en opliep tot wel 66%
bij 1 bedrijf?
Antwoord 12
Ik voer op regelmatige basis overleg met de melkgeitenhouderij over het verduurzamen
van de sector in den brede. Het welzijn van (met name) jonge dieren is daarbij een
blijvend punt van aandacht. De inzet van de sector is erop gericht de zorg voor jonge
dieren te verbeteren en daarmee de sterfte terug te dringen. De maatregelen uit het
plan van aanpak richten zich daarbij op individuele melkgeitenhouders.
Mijn inzet is erop gericht de sector blijvend aan te spreken op de voortgang van de
maatregelen en op de behaalde resultaten. Daarnaast zet ik daar waar mogelijk in op
het wegnemen van knelpunten en op het creëren van de juiste voorwaarden en omstandigheden
die nodig zijn om de zorg voor en het welzijnsniveau van melkgeiten blijvend te verbeteren
en te monitoren.
In het artikel in Boerderij wordt door de sector een tweetal knelpunten gesignaleerd
die het voor individuele melkgeitenhouders bemoeilijkt om de juiste omstandigheden
te creëren om het welzijn van jonge dieren te optimaliseren: stalruimte en (ammoniak)ruimte
op de vergunning. Naast deze in het artikel genoemde knelpunten vormt de beperkte
beschikbaarheid van specifiek voor geiten goedgekeurde geneesmiddelen ook een belemmering
om snel en gericht de juiste zorg te bieden. Daarnaast vormen de huidige verplichtingen
op het gebied van I&R een belemmering voor een adequate monitoring van sterfte onder
jonge dieren. In het navolgende ga ik in op de genoemde punten.
Uit het onderzoek Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO) is gebleken dat omwonenden
rond melkgeitenhouderijen een verhoogde kans op longontstekingen hebben. De precieze
oorzaak is niet bekend. Daar wordt momenteel vervolgonderzoek naar uitgevoerd. De
resultaten daarvan worden medio 2022 verwacht. Een negental provincies heeft als reactie
op de bevindingen, uit voorzorg, een tijdelijk nieuwbouw- en uitbreidingsverbod afgekondigd
voor geitenhouderijen. Hierdoor is het voor melkgeitenhouders niet mogelijk om extra
stalruimte te realiseren die nodig is als bokjes niet langer naar een bokkenmester
kunnen worden afgevoerd, maar op het eigen bedrijf moeten worden afgemest. In de provincie
Gelderland mogen gemeenten, op grond van een provinciale gedoogregeling, soepel omgaan
met melkgeitenhouderijen waar tijdelijk meer jonge dieren worden gehouden dan zijn
vergund. Voor de periode vanaf 2021 werkt de provincie Gelderland aan een permanente
oplossing.
Op grond van de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) werd tot voor kort aan geitenlammeren
ouder dan 10 dagen een eigen ammoniakemissie toegekend. Geitenlammeren tot 10 dagen
oud telden niet mee voor de ammoniakemissie van de veehouderijlocatie. Melkgeitenhouders
die geitenbokjes niet langer af wilden of konden voeren naar een bokkenmester, maar
deze op het eigen bedrijf afmesten, kwamen hierdoor in de knel met hun vergunning.
In overleg met de Minister van Wonen en Milieu is besloten om de leeftijd tot waarop
geitenlammeren op de eigen veehouderijlocatie niet meetellen bij het bepalen van de
ammoniakemissie, te verhogen van 10 tot 30 dagen. De daartoe benodigde wijziging van
de Rav is op 11 maart gepubliceerd in de Staatscourant (Staatscourant 2020, 7734). De wijziging is op 6 mei jongstleden in werking getreden. Hierdoor is het voor
melkgeitenhouders vanaf die datum eenvoudiger om geitenbokjes langer op de eigen bedrijfslocatie
te houden.
In Nederland zijn vrijwel geen diergeneesmiddelen toegelaten voor geiten. Om geiten
toch te kunnen behandelen, worden bij deze dieren veelal diergeneesmiddelen toegepast
die zijn toegelaten voor andere diersoorten. Voor de hoogst noodzakelijke diergeneesmiddelen
is het op grond van een recent gepubliceerde tijdelijke vrijstellingsregeling (Staatscourant 2020, 31639), sinds 17 juni mogelijk diergeneesmiddelen voor geiten met een markttoelating uit
een andere EU-lidstaat voor te schrijven en toe te passen. Met deze vrijstellingsregeling
is het mogelijk specifieke voor geiten bestemde geneesmiddelen toe te passen, wat
de zorg en het welzijn ten goede komt.
Op grond van de huidige Regeling I&R dienen geitenhouders binnen zes maanden na geboorte
van een geitenlam, of zoveel eerder als een lam van het bedrijf wordt afgevoerd, melding
te doen in het I&R-systeem en het dier te voorzien van identificatiemiddelen. Lammeren
die sterven voordat melding in I&R is gedaan en voordat zij zijn voorzien van identificatiemiddelen,
kunnen en mogen zonder doodmelding afgevoerd worden voor destructie. Hierdoor ontstaat
er een leemte in de sterftecijfers.
Om beter zicht te krijgen op de sterfte onder jonge dieren en daarmee de monitoring
te verbeteren, werk ik op dit moment aan een aanscherping van de I&R-registratie voor
melkgeitenhouderijen. Ik heb uw Kamer hierover per brief van 4 september 2019 geïnformeerd
(Kamerstuk 28 286, nr. 1063). Streven is om per 1 december 2020 de meldingsplicht voor geboorte van geitenlammeren
op melkgeitenhouderijen van 6 maanden te verkorten tot 7 dagen. Tevens zullen melkgeitenhouderijen
worden verplicht melding te doen van de exacte geboortedatum (nu alleen geboortejaar),
van het geslacht en van doodgeboren lammeren (doodgeboorte in de laatste week van
dracht en sterfte na geboorte voordat het oormerk is aangebracht).
Met die maatregelen wordt het mogelijk doodgeboortes en sterfte onder jonge dieren
in de melkgeitensector beter in beeld te brengen. De maatregelen maken het mogelijk
om beter inzicht te krijgen in sterfte onder jonge dieren en gerichter en effectiever
beleid te voeren, specifiek gericht op de zorg voor jonge dieren. Daarnaast bieden
de maatregelen aan de melkgeitensector de mogelijkheid om op een effectievere manier
uitvoering te geven aan de borging van de privaat opgelegde verplichtingen uit het
plan van aanpak.
Vraag 13
Gaat de NVWA met deze kennis in het komende lammerseizoen intensief toezicht houden
bij alle melkgeitenbedrijven? Zo nee, welke maatregelen gaat u nemen om tijdig op
te kunnen treden tegen illegale situaties?
Antwoord 13
De NVWA voert risicogericht toezicht uit op de melkgeitenhouderij, op basis van meldingen.
Daarnaast doet de NVWA data-analyse op jongveestromen.
Vraag 14
Hoeveel geitenlammeren zijn er in 2019 in de Nederlandse melkgeitenhouderij geboren?
Hoeveel lammeren daarvan zijn dood geboren?
Antwoord 14
Op grond van de I&R-verplichting zijn er in 2019 287.896 geboortes gemeld op geitenbedrijven
met het productiedoel melk. Doodgeboren lammeren hoeven op grond van de Regeling I&R
op dit moment niet geregistreerd te worden. Hier zijn om die reden geen gegevens over
beschikbaar.
Vraag 15
Hoeveel van de in vraag 14 bedoelde levend geboren geitenlammeren zijn er in de loop
van 2019 alsnog gestorven en op welke leeftijd gebeurde dat?
Antwoord 15
Lammetjes hoeven pas gemerkt te worden binnen 6 maanden of zoveel eerder als ze het
bedrijf verlaten. Als lammetjes niet gemerkt zijn, hoeft de sterfte niet geregistreerd
te worden in I&R. In onderstaande tabel is het aantal overleden lammeren per leeftijdscategorie
weergegeven die wel zijn geregistreerd in I&R in het jaar 2019.
Leeftijdscategorie
Aantal
Overleden op dag 0
89
Overleden tussen 1 en 7 dagen
3.121
Overleden tussen 7 en 14 dagen
17.741
Overleden tussen 14 en 28 dagen
8.293
Overleden tussen 28 en 180 dagen
15.713
Vraag 16
Waar blijft de brief met uw inzet voor het terugdringen van de zeer hoge sterfte van
geitenbokjes, biggetjes en kalfjes die u eind 2019 naar de Kamer zou sturen?
Antwoord 16
Zoals uw Kamer is toegezegd ben ik bezig om te komen tot de oprichting van een expertgroep
zorg (en sterfte) jonge dieren. Hier zijn inmiddels stappen in gezet. Zo is met steun
van de diersectoren een verkenning gestart binnen de Autoriteit Diergeneesmiddelen
(SDa) om te onderzoeken of de expertgroep aldaar ondergebracht kan worden. Ik zal
uw Kamer hierover en over mijn brede inzet om te komen tot het terugdringen van genoemde
sterfte informeren in de eerstvolgende brief met dierenwelzijnsonderwerpen die is
voorzien voor de zomer.
Vraag 17
Klopt het dat de LTO vakgroep Melkgeitenhouderij heeft besloten om alle gesprekken
over de «zorg voor jonge dieren» op te schorten, zolang zij geen ruimte krijgt om
meer geitenlammetjes aan te houden? Zo ja, neemt u dan nu zelf de ruimte om uw eigen
beleid en eigen doelen te bepalen op dit dossier?
Antwoord 17
Zoals in antwoord op vraag 12 heb aangegeven voer ik op regelmatige basis overleg
met de melkgeitenhouderijsector.
Vraag 18
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de gebruikelijke termijn beantwoorden?
Antwoord 18
Het is helaas niet gelukt om de vragen binnen de gebruikelijke termijn te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.