Verslag van een schriftelijk overleg : Antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 6-7 juli 2020 per videoconferentie en het verslag van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 4 en 5 juni 2020
32 317 JBZ-Raad
Nr. 628
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 21 juli 2020
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de brief van 30 juni 2020 over
de geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 6-7 juli 2020 per videoconferentie
(Kamerstuk 32 317, nr. 626) en over de brief van 19 juni 2020 over het verslag van de informele bijeenkomst
van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 4 en 5 juni 2020 (Kamerstuk 32 317, nr. 625).
De vragen en opmerkingen zijn op 2 juli 2020 aan de Ministers van Justitie en Veiligheid
en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voorgelegd.
Bij brief van 17 juli 2020 zijn de vragen beantwoord
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
Adjunct-griffier van de commissie, Burger
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
1.
Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
2
2.
Vragen en opmerkingen vanuit de PVV-fractie
12
3.
Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
15
4.
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
20
5.
Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
24
6.
Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
26
I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de informele JBZ-raad van 6-7 juli 2020. Zij hebben nog enkele vragen
en opmerkingen voorafgaand aan de informele JBZ-raad.
EOM
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de toezegging
van de Europese Commissie (EC) om in de begroting voor het Europees Openbaar Ministerie
(EOM) voor 2021 ruimte te reserveren voor de aanstelling van twee voltijds gedelegeerd
Europese aanklagers in Nederland. Kunt u een overzicht geven van de voorgenomen aanstellingen
per lidstaat waarin het EOM zal worden geoperationaliseerd? Kunt u tevens ingaan op
de laatste stand van zaken bij de voorbereidingen van het EOM? In hoeverre is het
haalbaar dat het EOM in november van dit jaar nog wordt geoperationaliseerd? Deelt
u de mening dat bij operationalisering van het EOM zorgvuldigheid boven snelheid zou
moeten gaan om de effectiviteit van het EOM zoveel mogelijk te waarborgen? Is het
met het oog op een zorgvuldige voorbereiding wenselijk om eerst overeenstemming over
het Meerjarig Financieel Kader (MFK) af te wachten? Graag ontvangen voornoemde leden
een reactie hierop. Tevens vernemen zij graag of het denkbaar is dat het EOM zal worden
besproken tijdens de informele JBZ-raad van 6-7 juli, en zo ja, wat de inzet van Nederland
zal zijn bij de besprekingen over het EOM.
De Commissie heeft in het voorstel voor de begroting van het EOM voor 2021 ruimte
gereserveerd voor in totaal 140 gedelegeerd Europese aanklagers. Een verdeling per
lidstaat is op dit moment echter nog niet beschikbaar.
De Commissie gaat er nog steeds van uit dat het EOM eind dit jaar operationeel zal
zijn. Dat is ambitieus. Het belangrijkste struikelblok is op dit moment nog steeds
dat een lidstaat er niet in is geslaagd drie kandidaten voor te dragen voor de positie
van Europese aanklager. Zoals Commissaris Reynders heeft aangegeven tijdens de JBZ-Raad
van 4 juni jl.1, zullen de procedureregels voor het selectiepanel bedoeld in artikel 14, EOM-Verordening
nu worden aangepast om het mogelijk te maken dat het panel in zeer uitzonderlijke
situaties zijn oordeel over twee kandidaten aan de Raad stuurt in plaats van over
drie. Deze wijziging zou de bestaande patstelling moeten doorbreken, zodat de oprichting
van het College alsnog mogelijk wordt. De Commissie streeft ernaar dat het College
in september aan de slag gaat. Het College moet vervolgens allerlei besluiten nemen
om de feitelijke start van het EOM mogelijk te maken. Daarnaast moeten de lidstaten
nog kandidaten rekruteren voor de positie van gedelegeerd Europese aanklager, zal
er een case management systeem voor het EOM operationeel moeten zijn en moeten de
lidstaten de EOM-Verordening implementeren. Het betreft daarbij doorgaans zowel aanpassing
van nationale wetgeving als praktische maatregelen. De Minister van Justitie en Veiligheid
is het met de leden van de VVD-fractie eens dat het moment voor de feitelijke start
van het EOM zorgvuldig moet worden bepaald en dat dit pas zou moeten gebeuren als
aan de hiervoor genoemde voorwaarden is voldaan. Het EOM stond overigens niet als
onderwerp geagendeerd tijdens de informele JBZ-Raad van 6-7 juli jl.
Slachtofferrechten
De leden van de VVD-fractie onderschrijven uw inzet ten aanzien van de uitbreiding
van slachtofferrechten. Zij zijn met u van mening dat het makkelijker moet worden
voor slachtoffers van grensoverschrijdende criminaliteit een schadevergoeding van
daders te ontvangen. Welke concrete stappen worden nog in 2020 gezet op dit punt en
in algemene zin om slachtofferrechten te verbeteren? Wanneer kan de Kamer de kabinetsappreciatie
van de Europese Strategie voor Slachtofferrechten tegemoetzien?
Ter verbetering van de mogelijkheden tot schadeverhaal in grensoverschrijdende zaken
is het initiatief genomen om te komen tot een verbeterde samenwerking tussen de schadefondsen
van de lidstaten van de Europese Unie. Daarvoor wordt het bestaande, onder Nederlands
voorzitterschap in 2016, opgerichte European Network for Victim’s rights (ENVR) gebruikt.
De bijeenkomsten van het ENVR worden uitgebreid met afvaardigingen van de schadefondsen
van de lidstaten. Een eerste bijeenkomst zou eerder dit jaar plaatsvinden maar is
door de COVID-19 crisis uitgesteld.
Het kabinet steunt de initiatieven van de Commissie gericht op het wegnemen van praktische
belemmeringen voor burgers om aan te kunnen kloppen bij de schadefondsen van de Europese
lidstaten. In het bijzonder is vanuit het Nederlandse Schadefonds geïnvesteerd in
het verbeteren van de bilaterale samenwerking met de schadefondsen in België en Duitsland,
de lidstaten van de EU waar de meeste Nederlandse slachtoffers vallen.
In algemene zin wordt in het kader van het ENVR gewerkt aan de kennisuitwisseling
tussen lidstaten. In het kader van deze samenwerking worden best practices uitgewisseld
die met name zien op de wijze van uitvoering van de Europese Richtlijnen, met name
de richtlijn minimumnormen voor slachtoffers en de richtlijn terrorismebestrijding2. Deze samenwerking wordt door alle betrokken lidstaten gezien als van toegevoegde
waarde. Deze activiteiten lopen al geruime tijd en staan los van de onlangs gepresenteerde
EU strategie inzake slachtofferrechten 2020–2025.
Uw Kamer zal na het zomerreces middels het regulier proces van BNC worden geïnformeerd
over de kabinetsappreciatie van de Europese strategie inzake slachtofferrechten.
Werksessie I: Europees Politie Partnerschap
De leden van de VVD-fractie lezen dat het voorzitterschap wil bereiken dat elke politieagent
uit alle lidstaten te allen tijde de benodigde informatie uit alle lidstaten kan verkrijgen.
Deze leden delen de noodzaak voor gegevensuitwisseling tussen lidstaten om de nationale
veiligheid te waarborgen. Zij vragen welke informatie in dit kader volgens u gedeeld
zou moeten kunnen worden tussen alle politieagenten uit alle lidstaten. Voornoemde
leden vragen ook welke bestaande instrumenten beter en effectiever kunnen worden benut
om de Europese samenwerking te bevorderen. Wat is de inzet van Nederland in dit kader
bij deze besprekingen en bij de herziening van het mandaat van Europol?
Het kabinet steunt het concept van een Europees Politiepartnerschap. Voor de veiligheid
van alle Europese burgers is het van belang dat politiediensten binnen de Europese
Unie goed en effectief met elkaar samenwerken en dat relevante informatie voor handhaving
– ook uit andere lidstaten – zoveel mogelijk beschikbaar is. In Nederland is voor
de uitwisseling van informatie een rechtshulpketen opgetuigd. Voor nu is het nog niet
duidelijk op welke informatie – die politieagenten te allen tijde zouden moeten kunnen
raadplegen – het Duits voorzitterschap precies doelt. Voor het kabinet is in ieder
geval van belang dat er de nodige waarborgen worden gegarandeerd aan zowel de input-
als de vraagkant van de informatiesystemen. Voorts is van belang dat er geen risico’s
ontstaan voor bijvoorbeeld lopende onderzoeken.
Ook steunt het kabinet beter gebruik van bestaande instrumenten en de nieuwste informatiesystemen,
zoals het Schengen Informatiesysteem (SIS), het Europese In- en Uitreizigerssysteem
(EES), het Europese Reisinformatie- en Autorisatiesysteem (ETIAS) en het Visum Informatiesysteem
(VIS). Deze moeten gevuld worden met de laatste en complete informatie waarover lidstaten
beschikken en deze informatie moet van goede kwaliteit zijn. Daarnaast is het ook
in het kader van financiële en digitale opsporing cruciaal dat zo snel mogelijk actuele
informatie wordt gedeeld.
Verder pleit het kabinet voor een optimaal gebruik van bestaande instrumenten bij
het verder intensiveren en doeltreffend maken van de operationele samenwerking van
Europese rechtshandhavingsinstanties. Daarbij staan voor georganiseerde criminaliteitsbestrijding
de zogenoemde EMPACT-samenwerking op de door de EU geprioriteerde fenomenen en de
aanpak van zogenoemde High Value Targets vanuit Europol centraal. Een optimaal gebruik
van Joint Investigation Teams (in samenwerking met Europol en Eurojust), een instrument
dat ook recentelijk zijn nut heeft bewezen, is daarbij essentieel. Dit geldt ook voor
grensoverschrijdende multidisciplinaire samenwerking, bijvoorbeeld bij het opsporen
van criminele geldstromen.
Het kabinet wil niet vooruitlopen op de verwachte voorstellen inzake de herziening
van het mandaat van Europol. Voor nu onderschrijft het kabinet het belang van de huidige
rol van Europol als ondersteuner – middels analyse en specifieke expertise – van het
operationele werk van de politiediensten in de EU lidstaten. Het kabinet is daarnaast
voorstander van voldoende middelen voor Europol zodat het agentschap zijn huidige
taken goed kan blijven uitvoeren.
Onderdeel Werksessie II: Migratie
De leden van de VVD-fractie delen uw visie dat het zaak is dat reddingsoperaties van
NGO-schepen en anderen niet bijdragen aan het in stand houden van de criminele activiteiten
van mensensmokkelaars die mensenlevens op het spel zetten. Toch gaan deze praktijken
door. Bent u bekend met het feit dat Seawatch III op 21 juni jl. toestemming kreeg
de haven van Sicilië in te varen en vervolgens bleek dat 28 opgepikte migranten positief
testten op corona?
Is u bekend of Seawatch zich in de zogenaamde Search and Rescue (SAR)-zone bevond
van de Libische kustwacht, toen de migranten werden opgepikt? Zo ja, duidt dit op
het actief ophalen van migranten en daarmee het (onbedoeld) bijdragen aan activiteiten
van mensensmokkelaars? Bent u bereid dit aan de orde te stellen en te pleiten voor
structurele kaders en afspraken om hier een einde aan te maken?
Het kabinet is bekend met de berichtgeving waarnaar wordt verwezen. Het kabinet heeft
geen eigenstandige informatie met betrekking tot het handelen van het schip de Sea
Watch III dat onder Duitse vlag vaart. De internationale plicht om mensen in nood
op zee te redden is te allen tijde het uitgangspunt. Het is van belang dat bij dergelijke
operaties de aanwijzingen van verantwoordelijke autoriteiten worden opgevolgd. Dat
is mede om te voorkomen dat dergelijke operaties bijdragen aan de instandhouding van
de criminele activiteiten van mensensmokkelaars die, geholpen door dit soort goedbedoelde
acties, mensenlevens op het spel zetten. Zoals vermeld in de Geannoteerde Agenda die
ter voorbereiding van deze informele Raad met uw Kamer is gedeeld, meent het kabinet
dat meer duidelijke kaders en goede afspraken nodig zijn tussen alle betrokken partijen.
Dit punt is tijdens de informele Raad dan ook namens Nederland naar voren gebracht.
Bent u ook bereid aandacht te vragen voor de mogelijke effecten op de verspreiding
van corona als migranten op deze wijze Europa binnen komen?
Lidstaten hebben diverse maatregelen getroffen om de verspreiding van corona tegen
te gaan, ook in dit kader. Zo worden irreguliere migranten voordat zij in Italië aan
wal worden gebracht op zogenaamde quarantaineschepen opgevangen en hebben de Griekse
autoriteiten aparte opvangvoorzieningen in de havens ingericht om verspreiding van
het virus te voorkomen. Het wordt dan ook niet noodzakelijk geacht om hier aanvullende
aandacht voor te vragen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat u bereid bent een tijdelijk mechanisme te
overwegen, mits dit bijdraagt aan de gewenste structurele oplossing voor ontscheping
op basis van de hierboven genoemde elementen. Kunt u schetsen hoe een eventueel acceptabel
tijdelijk mechanisme eruit zou zien? Doelt u hier ook op een apart mechanisme vooruitlopend
op een breder migratiepact? Liggen er al voorstellen in concept daartoe en kunt u
deze met de Kamer delen? Kunt u bevestigen dat u niet met een beperkte groep van lidstaten
zult meedoen aan een ontschepings- en herverdelingsmechanisme zonder structurele afspraken
voor een verbeterd Gemeenschappelijk Europees Asiel Systeem (GEAS)?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld3, dringt het kabinet aan op een mechanisme waarin een zo groot mogelijke groep, zo
niet alle lidstaten, hun verantwoordelijkheid nemen, inclusief de lidstaten van aankomst.
Het kabinet blijft voorstander van een algemeen verdelingsmechanisme waarin bij aankomst
middels een verplichte grensprocedure onderscheid wordt gemaakt tussen kansrijke asielzoekers,
kansarme asielzoekers en irreguliere economische migranten, en draagt voorts uit dat
herplaatsing alleen aan de orde is wanneer een lidstaat onder aanhoudende, disproportionele
druk staat. Hoewel er thans geen concrete nieuwe voorstellen liggen, is het kabinet
bereid om een eventuele deelname aan een nieuw mechanisme te overwegen mits het de
hiervoor genoemde elementen bevat en er sprake is aan een substantiële en geografisch
gebalanceerde groep lidstaten die daaraan deelneemt. In lijn met het standpunt van
het kabinet, zoals ook vorig jaar zomer is uitgedragen, kan dat mechanisme ook in
werking treden voordat er sprake is van een uit onderhandeld voorstel in het kader
van het migratiepact. De mededeling van de Commissie wordt, zoals aan uw Kamer gemeld,
pas na de zomer verwacht en daarna zullen de onderhandelingen over de wetgevende voorstellen,
waaronder ook mogelijk een dergelijk mechanisme, nog moeten beginnen. Indien in de
praktijk aan een werkend mechanisme kan worden gewerkt, zoals hierboven beschreven,
en in het bijzonder de verplichte grensprocedure daarin is opgenomen, kan dit behulpzaam
zijn voor het welslagen van de te verwachten onderhandelingen over het migratiepact
en in het bijzonder de voorstellen aangaande het GEAS.
Stand van zaken asielinstroom en illegale grenspassages EU
Wat is uw verwachting voor de ontwikkeling van de asielinstroom richting de EU het
komende half jaar? Herkent u het beeld dat het aantal illegale grenspassages richting
de EU dat sinds corona erg daalde weer op z’n retour is?
Verschillende organisaties, waaronder EASO verwachten dat het aantal asielaanvragen
in de EU+ regio in komende periode weer zal toenemen. Naast het zgn. seizoenseffect
– d.w.z. een traditionele toename in het aantal aankomsten als gevolg van betere weersomstandigheden
rond de Middellandse Zee – is het een reële mogelijkheid dat slechte economische vooruitzichten
in veel landen van herkomst als gevolg van COVID-19 kunnen leiden tot een toename
van het aantal irreguliere migranten naar de EU.
Herkent u dat het aantal migranten dat vanuit Libië naar Italië en Malta komt, met
75% is toegenomen naar 1300? De migratie-instroom is in het centrale gebied inmiddels
drie keer zo hoog als in dezelfde periode vorig jaar. Het gebruik van de route over
Spanje is in mei verviervoudigd ten opzichte van april. Met in totaal 3700 voor 2020
is dat de helft minder dan een jaar terug. Daar gaat het vooral om Algerijnen. Via
westelijke Balkanlanden als Servië en Bosnië was de instroom 900. Dat is 10 keer zo
veel als in april 2020 en 50% meer dan vorig jaar. Wat zijn volgens u de oorzaken
van deze illegale grenspassages en wat doet Frontex momenteel concreet om deze tegen
te gaan? Bent u bereid het belang naar voren te brengen van strenge en stevige buitengrenzen
en ook dat de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor een buitengrens worden aangesproken
en geholpen om deze verantwoordelijkheid waar te maken? Hoe ontwikkelt de secundaire
migratie richting Nederland zich in de afgelopen maanden en wat is uw verwachting
voor het komend half jaar?
Versterking van de buitengrenzen is een speerpunt van de inzet van het kabinet, maar
ook van de Commissie en andere EU lidstaten. In het licht van de versoepeling van
grensmaatregelen binnen de EU werd al verwacht dat het aantal gedetecteerde illegale
grensoverschrijdingen zou toenemen. Hoewel deze aantallen op sommige routes in vergelijking
met voorgaande maanden of met dezelfde periode vorig jaar is toegenomen, gaat het
nog altijd om significant lagere aantallen dan in de periode 2015–2016. Om lidstaten
hierin te ondersteunen, is Frontex in verschillende lidstaten en derde landen actief.
Op verzoek van Griekenland, ondersteunt Frontex Griekenland nu ook middels een zgn.
rapid border intervention. Daarmee worden 100 aanvullende grenswachters ingezet aan
de Grieks-Turkse landgrens. Ook wordt de samenwerking tussen Frontex en landen op
de Westelijke Balkan geïntensiveerd zodat Frontex ook in deze landen missies kan uitvoeren.
Aan de Albanese zijde van de grens met Griekenland is dit bijvoorbeeld al een feit.
Voor wat betreft de toestroom naar Nederland, is deze nog altijd substantieel lager
dan voorgaande jaren. Nu de interne grensmaatregelen stap voor stap worden opgeheven,
lopen de aantallen geleidelijk op en is de verwachting dat de druk op Nederland ook
weer zal toenemen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat het aantal gedetecteerde illegale grenspassages
nog maar het topje van de ijsberg lijkt te zijn. Opvallend is dat volgens het Europees
Ondersteuningsbureau voor Asielzaken (EASO) het aantal geregistreerde asielverzoeken
(8700) in april hoger was dan het aantal gedetecteerde illegale grenspassages (900).
Deze discrepantie is er al veel langer. Wat is hiervoor de verklaring en hoe kan de
detectering van illegale grenspassages worden verbeterd?
Sinds 2015 is de bewaking van de buitengrenzen versterkt, o.a. door een versterkt
mandaat van Frontex, inclusief het gebruik van modernere grensbewakingsinstrumenten.
Daardoor zijn nationale grensautoriteiten en Frontex beter in staat om illegale grensoverschrijdingen
te detecteren. Tegelijkertijd is het juist dat het gerapporteerde aantal asielaanvragen
in de EU en Schengen staten structureel hoger is dan het aantal gedetecteerde illegale
grensoverschrijdingen. Dit wordt o.a. verklaard door secundaire migratie waarbij migranten
in verschillende EU en Schengen staten aanvragen indienen, soms ook herhaaldelijk.
Dit effect wordt versterkt door gebrekkige terugkeerprocedures, waardoor de groep
afgewezen asielzoekers en daarmee onrechtmatig verblijvende vreemdelingen die in de
EU en de Schengenzone verblijft, toeneemt. Dit is dan ook de reden waarom het kabinet
aandringt op het aanscherpen van regels m.b.t. opvang en procedures om secundaire
migratie aan te pakken. Ook onderschrijft het de noodzaak voor meer (gezamenlijke)
inspanningen om de terugkeersamenwerking met herkomst- en transitlanden te verbeteren.
In het zuiden van Afrika zijn in de laatste drie maanden ruim 350.000 mensen ontheemd
geraakt als gevolg van conflicten en droogte. De VN-Vluchtelingenorganisatie (UNHCR)
wijst erop dat migratie over de Middellandse Zee is doorgegaan en stelt dat het verleggen
van de migratiedruk naar Noord-Afrikaanse landen niet zou moeten en roept de EU en
de lidstaten op «zelf verantwoordelijkheid te nemen». Deelt u de mening dat de EU
vooral verantwoordelijkheid moet nemen door te werken aan het wegnemen van de grondoorzaken
van migratie en bij te dragen aan opvang in de regio? Hoe staat het in dat verband
met de gesprekken met Noord-Afrikaanse landen vanuit Nederland en de EU om te blijven
werken aan deze agenda?
Het aanpakken van grondoorzaken en het versterken van opvang en bescherming in de
regio zijn onderdeel van de integrale migratieagenda van dit kabinet en kunnen een
belangrijk onderdeel zijn van een meer structurele oplossing voor het migratievraagstuk.
Inzet op deze terreinen maakt ook onderdeel uit van de migratieagenda van de EU. Echter,
dit zijn niet de enige terreinen waarop de EU en Nederland een bijdrage leveren om
zowel asiel- en migratiedruk in de regio als richting de EU te verlichten. Zo identificeren
beide agenda´s hervestiging als belangrijk instrument om solidariteit met belangrijke
opvanglanden te tonen en zijn de aanpak van mensensmokkel en mensenhandel en ondersteuning
van vrijwillige terugkeer in de regio belangrijk onderdeel van de integrale aanpak.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid deelt dan ook niet het beeld dat Europese
of Nederlandse inzet op bepaalde terreinen belangrijker is dan andere. Het is maatwerk
per land en per situatie wordt gekeken welke bijdrage nodig en passend is. Migratiesamenwerking
blijft een belangrijk onderdeel in de doorlopende bilaterale en EU-dialoog met landen
in Noord-Afrika.
Wanneer verwacht u de uitzettingen van uitgeprocedeerde asielzoekers weer te kunnen
hervatten. Wanneer verwacht u de Dublinoverdrachten weer te kunnen hervatten? Wat
is het effect van de nu gevolgde toepassing van de Dublinverordening voor de capaciteit
van de asielketen?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, is er geen sprake van een formele opschorting van
het uitzettingsproces. Per geval is steeds geprobeerd vreemdelingen te laten terugkeren
waar mogelijk. In de periode van 11 maart 2020 – de datum waarop is Corona officieel
door de WHO tot pandemie is verklaard – tot en met 30 juni 2020 zijn circa 480 vreemdelingen
aantoonbaar uit de caseload van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) vertrokken,
waarvan circa 150 gedwongen. Dat betreft wel veel lagere aantallen dan gebruikelijk.
Het uitzetten van onrechtmatig verblijvende vreemdelingen is immers mede afhankelijk
van het openstellen van grenzen en het hervatten van het vliegverkeer. Hoewel er inmiddels
sprake is van een beperkte verbetering, blijft dit zeer afhankelijk van de wijze waarop
het virus zich ontwikkeld.
Nederland is vanaf 1 juli jl. weer gestart met het uitvoeren van Dublinoverdrachten.
De hervatting is mogelijk omdat de reisbeperkingen die zijn opgelegd na de uitbraak
van het coronavirus langzaam worden ingetrokken en in veel Europese lidstaten de asielprocedure
weer is opgestart. Van 1 tot en met 6 juli hebben circa 20 Dublinoverdrachten plaatsgevonden.
Inzet van de migratieketen is om de komende periode verder op te schalen en zoveel
mogelijk Dublinclaimanten, in lijn met de Dublinverordening, over te dragen. Daarbij
moet in de praktijk blijken hoeveel overdrachten daadwerkelijk door de organisaties
in de migratieketen kunnen plaatsvinden met inachtneming van de instructies vanuit
het RIVM.
Heeft u al uitsluitsel van Eurocommissaris Johansson over haar uitspraak in de Tweede
Kamer dat Nederland niet alle mogelijkheden van vreemdelingendetentie benut, waarover
de leden van de VVD-fractie en de leden van de CDA-fractie vragen hebben gesteld?
Zo nee, bent u bereid dit opnieuw na te gaan en hier haast achter te zetten?
De dialoog met de Europese Commissie over de mogelijkheden tot inbewaringstelling
waar de leden op doelen, is nog gaande. Deze dialoog ziet op de mogelijkheden in een
genormaliseerde situatie en heeft, zoals u zult begrijpen, in de periode maart t/m
juni dan ook minder prioriteit gehad. Inmiddels is deze op ambtelijk niveau weer opgepakt.
Overigens wil het kabinet niet afwachten wat de reactie van de Europese Commissie
is en is het nu reeds voornemens om vaker dan voorheen het middel bewaring in te zetten,
mits passend gegeven het individuele dossier en met inachtneming van de wettelijke
vereisten. Uiteraard is deze inzet wel begrensd door de middelen (capaciteit) voor
het uitvoeren van de vreemdelingenbewaring. Randvoorwaarde is ook dat eerst sprake
moet zijn van een verdere normalisatie van de situatie.
Akkoord over heropening EU-buitengrenzen
Kunt u een toelichting geven over het bereikte akkoord op de heropening van de EU-buitengrenzen?
Wat was de inzet van Nederland? Klopt het dat het akkoord niet afdwingbaar is maar
een aanbeveling en dat de lidstaten aan de buitengrenzen ook kunnen besluiten meer
dan de 15 landen op de lijst aan te merken als land waarvan de inwoners kunnen inreizen,
en daarmee inreizigers van een land dat niet op de groene lijst staat toch binnen
de Schengenzone ook naar Nederland zouden kunnen komen? Wat doet u om dit te monitoren
en eventueel actie op te ondernemen? Hoe staat het met de grenscontroles in de Schengenzone?
Verder zijn deze leden benieuwd of u bij (mogelijke) toetreding tot het Schengenaqcuis
door Kroatië, Bulgarije en Roemenië in uw beoordeling rekening houdt met de wijze
waarop zij de buitengrenzen van de EU beschermen tegen het illegaal passeren van de
grens. Gaat er gemonitord worden of de toetreding van deze landen en het daarmee verdwijnen
van de huidige buitengrens zorgt voor een ontwikkeling van het aantal illegale migranten
dat via deze landen het Schengengebied betreedt? Waarom staat China ook weer op de
groene lijst en wat voor maatregelen treft u hierbij, nu sprake lijkt van een nieuwe
tweede uitbraak rond Beijing?
Met de andere EU- en Schengenlidstaten is de afgelopen periode gesproken over de vraag
hoe op een verantwoorde wijze het inreisverbod stapsgewijs kan worden opgeheven. Het
kabinet heeft zich daarbij ingezet voor een Europese gecoördineerde procedure voor
het opheffen van de reisbeperkingen. Uitgangspunten daarbij zijn geweest het voorkomen
van een «tweede golf» van COVID-19 besmettingen en besluitvorming gebaseerd op objectieve
criteria. Op 30 juni jl. hebben EU-lidstaten overeenstemming bereikt over een lijst
van landen waarvoor het inreisverbod kan worden opgeheven, de zogenaamde groene lijst.
Deze is opgenomen in de Annex van de Raadsaanbeveling over geleidelijke opheffing
van de tijdelijke beperkingen van niet-essentiële reizen naar de EU4. De aanbeveling van de Raad is niet juridisch bindend. Het blijft de verantwoordelijkheid
van de overheden van de lidstaten om gevolg te geven aan de inhoud ervan. Ze mogen,
in volledige transparantie, de beperkingen voor reizen naar de bovengenoemde landen
desgewenst geleidelijk opheffen. Het is niet de bedoeling dat een lidstaat de reisbeperkingen
voor derde landen die niet op de lijst staan opheft voordat de andere lidstaten hierover
zijn geïnformeerd.
Verder vindt er een twee wekelijkse monitoring plaats van de groene lijst. Als de
gezondheidssituatie in een derde land verslechtert, kan het land weer van de lijst
worden gehaald. Wanneer de situatie in een land verbetert kan het land aan de lijst
worden toegevoegd. Dit wordt elke twee weken opnieuw beoordeeld en kan sneller wanneer
nodig.
In het kader van de afschaling van het EU-inreisverbod heeft de Europese Commissie
de lidstaten opgeroepen de interne grenscontroles die in het kader van COVID-19 zijn
ingesteld op te heffen. De meeste lidstaten hebben aan deze oproep gehoor gegeven,
op dit moment hebben Denemarken, Finland, Litouwen en Noorwegen nog (gedeeltelijke)
binnengrenscontroles.
De wijze waarop EU-lidstaten die nog geen onderdeel uitmaken van Schengen hun grenzen
beheren, inclusief het detecteren van illegale grensoverschrijdingen is onderdeel
van de evaluaties die de Commissie uitvoert en op basis waarop besluitvoering plaatsvindt
om deze landen eventueel te laten toetreden tot het Schengenacquis. Daarbij dient
te worden opgemerkt dat om illegale grensoverschrijdingen maximaal aan te kunnen pakken,
samenwerking met derde landen essentieel is. Daar zetten de EU en de Schengenstaten
ook vol op in. Afgelopen jaren is het Schengenacquis meermaals aangepast. Op aandringen
van het kabinet is het evaluatiemechanisme versterkt waardoor het mogelijk is om sneller
maatregelen te treffen in het geval dat er sprake is van onvolledig beheer van de
buitengrenzen. In het kader van het komende migratiepact, verwacht het kabinet aanvullende
voorstellen om de integriteit van Schengen verder te kunnen beschermen.
Verder is, zoals eerder aan uw Kamer gemeld5, China op de groene lijst geplaatst op basis van zo objectief mogelijke criteria
over de gezondheidssituatie in het land en de daar geldende maatregelen. Als de gezondheidssituatie
in China verslechtert, kan het land weer van de lijst worden gehaald. Dit wordt elke
twee weken opnieuw beoordeeld en kan sneller wanneer nodig. Daarnaast geldt voor China
nog een extra voorwaarde m.b.t. de reciprociteit. Chinezen mogen pas naar Nederland
reizen als Nederlanders ook China weer mogen inreizen.
EU-Turkije verklaring
Klopt het dat de EU een extra half miljard beschikbaar gaat stellen voor de vluchtelingenopvang
in Turkije? Zo ja, kunt u toezeggen als voorwaarde voor instemming hiermee te stellen
dat Turkije zich aan de afspraken uit 2016 houdt en het rustig blijft aan de Turks-Griekse
grens? Welke toezeggingen en afspraken zijn verder tussen de EU, de lidstaten en Turkije
gemaakt over de uitvoering van de EU-Turkije verklaring, lopende de overbruggingsfinanciering?
Wat is de stand van zaken in de gesprekken over de EU-samenwerking met Turkije op
de lange termijn?
Het klopt dat aanvullende humanitaire steun beschikbaar wordt gesteld voor de vluchtelingen
in Turkije. Het betreft de financiering van EUR 485 mln. voor twee programma´s voor
humanitaire hulp voor de meest kwetsbare vluchtelingen: het Emergency Social Safety
Net (ESSN) en het Conditional Cash Transfer for Education (CCTE). Uw Kamer is onlangs
over dit voorstel en de Nederlandse appreciatie hieromtrent geïnformeerd.6 Recentelijk is de Raad akkoord gegaan met dit voorstel van de Europese Commissie.
Het betreft een overbruggingsfinanciering zodat de lopende humanitaire projecten ESSN
en CCTE kunnen worden verlengd. Dit voorstel loopt daarmee niet vooruit op eventuele
aanvullende steun aan Turkije voor de opvang van vluchtelingen binnen het volgende
MFK van 2021–2027. Wat betreft deze aanvullende financiering binnen het MFK is het
kabinet van mening dat dit conditioneel dient te zijn aan de effectieve uitvoering
van de EU-Turkije Verklaring, waaronder ook een beheerste situatie aan de Grieks-Turkse
grens. Tevens is de inzet hieromtrent dat deze aanvullende steun gefinancierd wordt
uit de EU-begroting.
Over de stand van zaken van de gesprekken tussen de hoge vertegenwoordiger Borrell
en de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken Çavuşoğlu over de implementatie van de
EU-Turkije Verklaring zal naar verwachting tijdens de aankomende Raad Buitenlandse
Zaken op 13 juli een terugkoppeling worden gegeven.
Terugkeer
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitrol van artikel 25a visumcode?
Heeft de EC inmiddels haar analyses gepresenteerd? Zijn er herkomstlanden waarop de
druk inmiddels wordt opgevoerd? Welke beleidsterreinen, naast handel en hulp, kunnen
wat Nederland betreft worden ingezet om meer druk uit te oefenen op herkomstlanden
die niet meewerken aan terugname? Heeft Nederland al een lijst van meest problematische
landen aangeleverd aan de EC om gebruik te maken van het coördinatiemechanisme waarbij
de EC samen met de lidstaten bekijkt of maatregelen op andere beleidsterreinen dan
het visumbeleid aan de orde zijn?
Klopt het dat een deel van de lidstaten op de meest problematische landen wil focussen
en daarbij wil kijken naar landen waarvan EU-breed tegen onderdanen daarvan minstens
1.000 terugkeerbesluiten per jaar worden uitgevaardigd? Dat zou een groep van 39 problematische
landen zijn volgens eerste schattingen van de EC. Kunt u aangeven welke landen dit
zijn of dit vertrouwelijk met de Kamer delen? Andere lidstaten zouden juist een evaluatie
willen doen van de terugkeermedewerking van alle derde landen, omdat anders mogelijk
landen waar slechts een enkele lidstaat problemen mee heeft, buiten beeld blijven.
Wat is de inzet van Nederland geweest? Een assessment van alle landen of een beperkte
lijst behandelen?
De implementatie van het mechanisme neergelegd in artikel 25bis van de Visumcode,
waarnaar de leden van de VVD vragen, kent een aantal stappen. Inderdaad is de eerste
stap het verzamelen van informatie omtrent terugkeer van derdelanders. Daartoe heeft
de Europese Commissie aan de lidstaten gevraagd om informatie aan te leveren over
de samenwerking met de voor het terugkeerproces meest relevante landen. Het aantal
uitgevaardigde terugkeerbesluiten is daarbij, conform de tekst van artikel 25bis,
een relevant criterium. Op deze wijze wordt de eerste inzet bepaald voor de landen
ten aanzien waarvan de EU een relatief groot belang heeft bij een goed lopend terugkeerproces.
Nederland kan deze keuze in deze fase ondersteunen. Het voorkomt dat het proces van
oordeelsvorming en bepalen van vervolgstappen te omvangrijk wordt en daardoor vertraagt.
Voor de goede orde, de landen waarvoor nadere informatie aan de lidstaten is gevraagd,
zijn niet zonder meer landen waarmee een problematische samenwerking op het gebied
van terugkeer bestaat, echter deze landen voldoen primair aan het criterium van 1.000
terugkeerbesluiten per jaar. De inbreng van de lidstaten is eind mei door de lidstaten
(waaronder Nederland) aangeleverd en wordt door de Europese Commissie geanalyseerd.
De Europese Commissie verwacht in de herfst de analyse met de lidstaten te kunnen
bespreken en daarbij te bepalen of en zo ja, welke vervolgstap passend is. Ook dit
proces is vertraagd door de effecten van het COVID-19 virus, die de lidstaten op verschillende
wijze heeft getroffen. Door Nederland is tot op het hoogste niveau aangedrongen op
prioriteit en versnelling van dit proces. Het kabinet hecht aan de gezamenlijke Europese
aanpak bij het implementeren van de terugkeermaatregelen en verwelkomt tevens dat
het Duitse voorzitterschap de inzet van dit instrument in zijn werkprogramma heeft
genoemd.
Wanneer kan de Kamer de uitvoering van de motie van het lid Becker c.s. (Kamerstuk
35 300 VI, nr. 37) tegemoetzien met een SMART-overzicht van de regeerakkoordafspraken rond more for
more en less for less en deals met derde landen?
Het kabinet verwacht zijn reactie op de motie van het lid Becker c.s. binnenkort met
uw Kamer te kunnen delen.
2. Vragen en opmerkingen vanuit de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie zijn mordicus tegen een nieuw migratieplan van de EC.
Wat er ook in dit plan zou staan; deze leden willen de zeggenschap over het Nederlands
migratiebeleid weer volledig terug naar Nederland halen. Op basis van wat er al naar
buiten is gebracht door de EC zelf, worden voornoemde leden enkel nog verder gesterkt
in deze overtuiging. Zo zijn ze in Brussel van plan om migranten verplicht over de
EU her-te-verdelen, meer geld aan de Turken te geven als beloning voor hun chantage
om miljoenen asielzoekers naar de EU te sturen en gaan er stemmen op om SAR-operaties
permanent gecoördineerd te gaan organiseren binnen de EU. Voornoemde leden willen
weten of u bereid bent de invoering van een nieuwe migratieplan van de EC te verwerpen
en daartoe meerderheden te zoeken in de Raadssamenstelling.
De inzet van het kabinet ten aanzien van het komende migratiepact is uw Kamer bekend.7 Ten aanzien van de stelling dat Turkije miljoenen asielzoekers heeft doorgestuurd,
wijst het kabinet op het feit dat sinds medio maart 2016 tot eind juni 2020 naar schatting
191.000 irreguliere migranten in Griekenland zijn aangekomen vanuit Turkije, zowel
op de eilanden als via de landgrens.8 Ter vergelijking, in dezelfde periode is het aantal vluchtelingen in Turkije volgens
UNHCR van ca. 2,7 miljoen toegenomen tot ca. 4 miljoen vluchtelingen.9
Daarnaast wijzen de aan het woord zijnde leden erop dat als gevolg van de coronacrisis
de instroom van illegale migranten en asielzoekers fors is afgenomen. Dit bewijst
eens te meer dat al deze mensen die pretenderen op de vlucht te zijn voor oorlog en
geweld (of wat voor andere smoesjes verder gebruikt worden), banger zijn voor corona
dan voor die zogenaamde vervolging. Of zou het zijn dat het sluiten van de grenzen
daadwerkelijk heeft geholpen om een rem te plaatsen op migratie?
De grensmaatregelen die wereldwijd zijn genomen in reactie op de uitbraak van COVID-19,
hebben evident een wereldwijd effect gehad op mobiliteit. Verder hebben de interne
grensmaatregelen die door verschillende Schengenlidstaten zijn ingevoerd inderdaad
geleid tot een afname van het aantal asielaanvragen in landen als Nederland.
Dat laat onverlet dat een substantieel aantal mensen wereldwijd wel degelijk op de
vlucht is voor oorlogsgeweld, vervolging en andere, door het VN Vluchtelingenverdrag
erkende redenen. Tegelijkertijd blijkt uit de gemiddelde inwilligingspercentages in de EU+ regio, dat
in een groot en groeiend deel van de gevallen geen sprake is van gegronde redenen
om asielaanvragen in te willigen. EASO meldt dat van alle besluiten in eerste aanleg
in 2019, in 40% sprake was van inwilliging.10
De EU gaat, ondanks het dreigement van Turkije om de poorten naar Europa wagenwijd
open te zetten, wéér honderden miljoenen euro’s aan Erdogan geven. De leden van de
PVV-fractie roepen u op om hier onder geen beding mee akkoord te gaan.
Zoals hiervoor is toegelicht op een eerdere stelling van de leden van de PVV-fractie,
is het aantal vluchtelingen in Turkije sinds maart 2016 met ruim 1,3 miljoen toegenomen.
Turkije heeft vanaf het begin van de oorlog in Syrië grote aantallen Syrische vluchtelingen
opgevangen en herbergt op dit moment nog steeds circa 3,6 miljoen Syriërs. Turkije
vangt daarmee het grootste aantal vluchtelingen in de wereld op. Dat is aanzienlijk
meer dan het aantal irreguliere migranten en asielzoekers dat in dezelfde periode
in de EU is aangekomen. Turkije verdient het om hierbij te worden ondersteund middels
door de EU beheerde programma’s voor vluchtelingen en gastgemeenschappen. De Raad
is akkoord gegaan met het voorstel van de Commissie om kwetsbare vluchtelingen in
Turkije, wier situatie verder verslechterde door de (o.a. economische) consequenties
van de COVID-19 pandemie, met humanitaire hulp te blijven bijstaan. Betere omstandigheden
voor vluchtelingen in Turkije dragen tenslotte bij aan het besluit van vluchtelingen
om daar te blijven.
Het EASO, de UNHCR en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) stellen dat
er een stroom aan nieuwe asielzoekers te verwachten valt als gevolg van de coronacrisis
en de economische gevolgen daarvan. Wat gaat u eraan doen om te voorkomen dat deze
economische migranten, ofwel gelukszoekers, hier onder het mom van asiel heen komen
en ook niet meer weggaan?
Los van de verwachte toename van het aantal irreguliere migranten en asielzoekers
als gevolg van de COVID-19 crisis, zet het kabinet in op een integrale migratie agenda.
Op basis daarvan investeert het in landen van herkomst en transit, bijvoorbeeld op
het gebied van grensbewaking, betere opvang in de regio en migratie-management, maar
ook in de aanpak van grondoorzaken van irreguliere migratie. De EU kent een vergelijkbare
inzet. In reactie op de uitbraak van COVID-19, waarbij ook de EU de door de leden
genoemde consequenties onderkent, heeft de EU – de lidstaten, de Commissie, de Europese
Investeringsbank (EIB) en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD)
– ca. EUR 36 miljard beschikbaar gesteld. Daarmee worden ook (nieuwe) oorzaken in
landen van herkomst en transit aangepakt om te voorkomen dat mensen zich genoodzaakt
voelen om op irreguliere wijze naar de EU te komen. Daarnaast dringt het kabinet in
Brussel en in contacten met herkomstlanden erop aan om terugkeerprocedures zo snel
mogelijk weer te hervatten wanneer de omstandigheden dat toelaten.
Aangezien alle Nederlanders weer naar alle landen van de EU op vakantie mogen gaan,
wordt het volgens voornoemde leden hoog tijd om niet alleen Dublinclaimanten (asielzoekers
die elders de EU zijn binnengedrongen en asiel hebben aangevraagd), maar ook uitgeprocedeerde
asielzoekers en overige illegale/ongewenste vreemdelingen terug te sturen. Bent u
bereid om per direct en zonder vertraging alle Dublinclaimanten aantoonbaar terug
te sturen naar het land dat verantwoordelijk is voor het behandelen van de asielaanvraag
en deze last niet op de schouders van de Nederlandse belastingbetalers af te wentelen?
Zo ja, hoeveel Dublinclaimanten bevinden zich nu in Nederland en per wanneer heeft
u deze personen teruggestuurd naar de verantwoordelijke EU-lidstaat?
Zoals ook geantwoord op vragen van de leden van de VDD-fractie op pagina 7 is Nederland
vanaf 1 juli jl. weer gestart met het uitvoeren van Dublinoverdrachten. Op peildatum
07-07-2020 bevonden zich circa 2.330 Dublinclaimanten in de caseload van de DT&V.
Inzet van de migratieketen is om de komende periode verder op te schalen en zoveel
mogelijk Dublinclaimanten, in lijn met de Dublinverordening, over te dragen. Om de
kans te minimaliseren dat Nederland de verantwoordelijkheid gaat dragen voor de inhoudelijke
behandeling van de asielaanvraag, worden overdrachten ingepland op basis van de uiterste
overdrachtsdatum. Daarbij moet in de praktijk nog blijken hoeveel overdrachten daadwerkelijk
door de organisaties in de migratieketen kunnen plaatsvinden met inachtneming van
de instructies vanuit het RIVM.
De aan het woord zijnde leden zijn daarnaast van mening dat u veel te laks bent in
uw terugkeerbeleid. Zelfs Eurocommissaris Johansson gaf in gesprek met de Tweede Kamercommissie
voor Justitie en Veiligheid aan dat onze regering te weinig doet om overlastgevers
en illegalen vast te zetten en uit te zetten. U betwistte dit en zou hier met een
reactie op komen. Wanneer kan de Kamer deze reactie tegemoet zien? Waarom doet u niets,
ondanks dat er volgens die verschrikkelijke EU-regels die ons migratiebeleid knevelen
meer gedaan kan worden?
De dialoog met de Europese Commissie over de mogelijkheden tot inbewaringstelling
waar de leden op doelen, is nog gaande. Deze dialoog ziet op de mogelijkheden in een
genormaliseerde situatie en heeft, zoals u zult begrijpen, in de periode maart t/m
juni dan ook minder prioriteit gehad. Inmiddels is deze op ambtelijk niveau weer opgepakt.
Overigens wil het kabinet niet afwachten wat de reactie van de Europese Commissie
is en is het nu reeds voornemens om vaker dan voorheen het middel bewaring in te zetten,
mits passend gegeven het individuele dossier en met inachtneming van de wettelijke
vereisten. Uiteraard is deze inzet wel begrensd door de middelen (capaciteit) voor
het uitvoeren van de vreemdelingenbewaring. Randvoorwaarde is ook dat eerst sprake
moet zijn van een verdere normalisatie van de situatie. Het uitzetten van onrechtmatig
verblijvende vreemdelingen is immers mede afhankelijk van het openstellen van grenzen
en het hervatten van het vliegverkeer. Hoewel er voorzichtig sprake is van een beperkte
verbetering, blijft dit zeer afhankelijk van de wijze waarop het virus zich ontwikkeld.
De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat het fout zou zijn om, na al de leugens
van de Chinezen en na het verdoezelen en achterhouden van informatie betreffende corona,
de Chinezen weer vrij reizen naar Schengen toe te staan. Er is geen enkele garantie
dat corona daar op zijn retour is en ook geen garantie dat de Chinezen het niet weer
in groten getale hierheen brengen met alle gevolgen van dien. Hoe gaat u voorkomen
dat Nederland, door het openen van de Schengenzone voor China, wederom geconfronteerd
wordt met een Chinees virus, zoals bijvoorbeeld het nieuwe varkenspestvirus waar wetenschappers
nu alarm over slaan?
Op basis van zo objectief mogelijke criteria over de gezondheidssituatie en de geldende
maatregelen in China, is het land op de groene lijst van de EU geplaatst. Daarnaast
heeft Nederland ook gekeken naar mogelijke gevolgen van opname van China voor de Nederlandse
gezondheidssituatie. Gezondheidsorganisaties zoals het ECDC, WHO en RIVM hebben de
benodigde informatie geleverd om tot deze lijst te komen. De lijst is geen vaststaand
gegeven. Als de gezondheidssituatie in China verslechtert, kan het land weer van de
lijst worden gehaald. Dit wordt elke twee weken opnieuw beoordeeld en kan sneller
wanneer nodig. Daarnaast geldt voor China nog een extra voorwaarde m.b.t. de reciprociteit.
Chinezen mogen pas naar Nederland reizen als Nederlanders ook China weer mogen inreizen.
Verder is het belangrijk dat er een gecoördineerde aanpak is aan de buitengrenzen
en dat we zicht houden op wie het Schengengebied in komt.
De aan het woord zijnde leden vragen of het klopt dat het Europees parlement (EP)
op 26 maart 2019 een resolutie heeft aangenomen met de titel «De grondrechten van
mensen van Afrikaanse afkomst» die de EU feitelijk oproept om de grenzen naar Europa
te openen voor asielzoekers en migranten. Kunt u tevens bevestigen dat de Duitse Minister
van Binnenlandse Zaken al begonnen is aan de uitvoering van dit onzalige plan? Voornoemde
leden roepen u op een stokje steken voor zulke idioterie die de Afrikanisering van
Nederland en heel Europa tot gevolg zal hebben.
Op 26 maart jl. heeft het Europees Parlement inderdaad de genoemde resolutie aangenomen.11 Deze resolutie ziet met name op de behandeling van Europeanen met een Afrikaanse
achtergrond en roept autoriteiten maatregelen te treffen om discriminatie van deze
groep Europeanen te voorkomen. Weliswaar wijst de resolutie o.a. op de risico’s op
discriminatie voor kinderen van Afrikaanse afkomst bij de toepassing van grens- en
migratie-management regels, maar roept het op geen enkele wijze op om de grenzen te
openen.12 Het is het kabinet niet bekend of en zo ja, in hoeverre eventuele recente aanvullende
anti-discriminatiemaatregelen van de Duitse overheid zijn geïnspireerd door deze resolutie.
3. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de informele JBZ-raad van 6-7 juli 2020. Zij hebben nog enkele vragen.
Werksessie I – Omgaan met COVID-19 als Europese democratie
De leden van de CDA-fractie zien dat de precaire situatie in sommige Europese democratieën
op de agenda staat om besproken te worden. Zij zien in landen als Polen en Hongarije
dat de coronacrisis aangewend wordt om de staatsinvloed te vergroten. Deze leden vragen
of u blijvend aandacht wilt besteden, formeel en in de wandelgangen, aan de rechtsstaatontwikkeling
in Polen en Hongarije.
De COVID-19 crisis raakt sterk aan aspecten van de rechtsstaat. De Minister van Justitie
en Veiligheid erkent het gevaar dat sommige lidstaten de COVID-19-crisis aangrijpen
om maatregelen door te voeren die vanuit het oogpunt van de beginselen van rechtsstaat,
democratie en grondrechten vragen oproepen. Het Nederlandse standpunt is dat buitengewone
maatregelen in het kader van de bestrijding van het COVID-19 virus geoorloofd en soms
noodzakelijk zijn vanuit het oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid, maar
dat deze wel dienen te voldoen aan de vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit
en tijdelijkheid, en tevens de waarden van de Unie, waaronder de beginselen van de
rechtsstaat, democratie en fundamentele rechten, en internationale verdragsverplichtingen
dienen te respecteren. Nu het aantal besmettingen afneemt, is het tevens van belang
dat lidstaten de uitgevaardigde noodmaatregelen evalueren en waar nodig aanpassen
of verlichten.
Samen met een groot aantal lidstaten blijft Nederland zich sterk maken voor naleving
van de beginselen van de rechtsstaat. De Commissie heeft aangegeven de noodmaatregelen
die lidstaten nemen in het kader van de COVID-19 crisis te monitoren. Nederland heeft
de Commissie meermaals opgeroepen om indien noodzakelijk nadere actie te ondernemen.
De Minister van Justitie en Veiligheid zal zich ervoor blijven inspannen dat noodmaatregelen
in relatie tot de rechtsstatelijkheid regelmatig worden geagendeerd in de JBZ-Raad,
in aanvulling op de RAZ, juist vanuit de verantwoordelijkheid van JBZ-ministers voor
de juridische en justitiële elementen van rechtsstatelijkheid, zolang de omstandigheden
hiertoe aanleiding geven. Dit heeft hij tevens benadrukt tijdens de informele JBZ-Raad
op 6-7 juli jl.
De bredere ontwikkelingen in Polen en Hongarije met betrekking tot de waarden van
de Unie, waaronder rechtsstaat, democratie en fundamentele rechten, maken ook onderdeel
uit van de lopende artikel 7-procedures. Het Duits Voorzitterschap heeft laten weten
voornemens te zijn deze later dit najaar te agenderen in de Raad Algemene Zaken. Nederland
steunt dit. Nederland besteedt daarnaast aandacht aan de ontwikkelingen in Polen en
Hongarije door geregeld te interveniëren in zaken die door de Europese Commissie tegen
deze landen aanhangig worden gemaakt bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Ook neemt Nederland geregeld deel aan procedures waarin prejudiciële vragen aan dit
Hof worden gesteld die betrekking hebben op de beginselen van de rechtsstaat, democratie
en fundamentele rechten.
Presentatie van de nieuwe EU strategie inzake slachtofferrechten door de Commissie
De leden van de CDA-fractie zien met belangstelling de presentatie van de nieuwe EU-strategie
inzake slachtofferrechten tegemoet. Het is deze leden duidelijk dat er op vijf pijlers
wordt gericht. Zij vragen of online slachtofferschap ook een aangelegen thema kan
zijn voor een Europese strategie. Indien u daarmee instemt vragen deze leden of u
een lans wilt breken voor de versterking van de positie van slachtoffers die in het
digitale domein slachtoffer zijn geworden.
Uit recent onderzoek naar slachtofferschap van online criminaliteit blijkt niet dat
de gevolgen of behoeften van slachtoffers bij online delicten significant afwijken
van traditionele delicten. Wel laat het onderzoek zien dat de impact van online delicten
op slachtoffers groot kan zijn. Het is daarom van belang dat slachtoffers zich gehoord
voelen door politie, Openbaar Ministerie en andere instanties, dat slachtoffers hun
schade kunnen verhalen en dat kwetsbare slachtoffers worden beschermd. De vijf pijlers
van de nieuwe EU-strategie richten zich ook op deze behoeften van slachtoffers. De
Minister voor Rechtsbescherming acht het daarom niet nodig om online slachtofferschap
als apart thema aan te dragen. Desalniettemin zal de Minister voor Rechtsbescherming
bij de uitvoering van de vijf pijlers aandacht blijven vragen voor de positie van
slachtoffers die in het digitale domein slachtoffer zijn geworden.
Presentatie van de beleidsnota «Versterken van bescherming en steun aan slachtoffers
van terrorisme in de EU» door de EU coördinator voor terrorismebestrijding
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat er een beleidsnota van de EU-coördinator
voor terrorismebestrijding wordt verwacht voorafgaand aan de JBZ-raad. Heeft u deze
beleidsnota al ontvangen en kan deze verder uiteengezet worden? Voornoemde leden vragen
of u inzichtelijk kunt maken welke Europese lidstaten aparte schadevergoedingsregelingen
voor terrorisme en slachtoffers van misdrijven kennen. In hoeverre zijn dit lidstaten
die daarnaast ook een sterke generieke regeling kennen? Is voor u een scenario denkbaar
waarbij een lidstaat een sterke generieke regeling voor slachtoffers kent die aangevuld
wordt met een regeling voor slachtoffers van terrorisme en zware misdrijven? In hoeverre
verwacht u dat er op Europees gebied een eenduidige regeling komt voor deze compensatieregelingen?
De EU-coördinator voor terrorismebestrijding (CTC) heeft zijn beleidsnota inmiddels
bekend gemaakt13. Hij stelt voor ten aanzien van slachtoffers van terrorisme de volgende punten prioriteit
te geven. Ten eerste het instellen van een EU-netwerk van operationele contactpunten
van lidstaten voor de slachtoffers van terrorisme en vergoeding van hun schade. Dit
netwerk moet regelmatig bijeen komen met steun van de Europese Commissie. Ten tweede
kunnen wijzigingen in het EU-wetgevingskader overwogen worden en verder verkend worden
ten aanzien van verscheidene aspecten van schadevergoeding aan slachtoffers van terrorisme.
Ten derde is het belangrijk om de stem van slachtoffers van terrorisme te versterken
met als doel radicalisering te voorkomen en contra-narratieven en herdenking te steunen,
door onder andere EU-financiering van herdenkingsevenementen voor slachtoffers van
terroristische aanslagen.
Op het punt van schadevergoeding aan slachtoffers van terrorisme doet de CTC vier
voorstellen:
1. Schadevergoeding aan slachtoffers van terrorisme in grensoverschrijdende zaken niet
alleen verstrekken in de lidstaat waar de terroristische aanslag plaatsvond, maar
ook in de lidstaat waar het slachtoffer verblijft.
2. Vergoeding aan slachtoffers van terrorisme in eerste instantie verstrekken door de
staat die zich dan vervolgens kan richten tot private partijen, voor zover van toepassing.
3. Onmiddellijke betalingen voor noodhulp aan slachtoffers van terrorisme.
4. Vergoeding aan niet-EU burgers. Deze burgers hebben dezelfde bijzondere behoeften
als EU-burgers na een aanslag.
Het is een reële mogelijkheid dat een lidstaat naast de algemene regeling voor vergoeding
van schade aan slachtoffers van misdrijven een meer specifieke voorziening treft voor
slachtoffers van terroristische misdrijven. Het staat lidstaten vrij om voor deze
aanpak te kiezen. Het is goed denkbaar dat lidstaten dit doen tegen de achtergrond
van het gegeven dat in sommige lidstaten grootschalige aanslagen hebben plaatsgehad
en zich soms al gedurende een reeks van jaren hebben voorgedaan.
Een aantal EU-lidstaten heeft afzonderlijke regelingen voor slachtoffers van terroristische
misdrijven, ten opzichte van slachtoffers van andere misdrijven. Volgens de bij het
ministerie beschikbare informatie betreft dit Frankrijk, Spanje en België. Deze lidstaten
kennen daarnaast ook een generieke regeling voor slachtoffers van andere delicten.
Het is een bevoegdheid van de lidstaten om naast, of als onderdeel van, een generieke
regeling een aanvullende voorziening te treffen voor slachtoffers van terrorisme.
Algemene voorwaarde is dat de lidstaten voldoen aan de (minimum)normen die op EU-niveau
zijn vastgesteld14.
Voor Nederland is de schade die slachtoffers ondervinden en hun behoefte aan vergoeding
het uitgangspunt. De behoefte aan schadevergoeding is niet afhankelijk van de aard
van het delict. Een terroristisch misdrijf onderscheidt zich van andere delicten door
het oogmerk van de dader, maar niet per se door de gevolgen voor het slachtoffer.
De Commissie heeft op 24 juni jongstleden haar slachtofferstrategie 2020–2025 bekend
gemaakt15. De Commissie stelt in de strategie dat slachtoffers van terrorisme een groep van
slachtoffers vormen die bijzonder kwetsbaar is en die gespecialiseerde en geïntegreerde
hulp nodig heeft. De Commissie schrijft dat terroristische aanslagen niet alleen gericht
zijn tegen individuele personen, maar ook tegen staten en tegen onze vrije en open
samenlevingen zonder grenzen. De Commissie heeft in deze strategie geen voorstel gedaan
voor nieuwe regelgeving ten aanzien van schadevergoeding aan slachtoffers in het algemeen,
of aan slachtoffers van terroristische misdrijven. Het kabinet verwacht niet dat er
op korte termijn verdere regelgeving op EU-niveau komt voor schadevergoeding aan slachtoffers
van terroristische of andere misdrijven. Een aantal lidstaten voldoet nog niet volledig
aan eerdergenoemde minimumnormen (met name de Richtlijn uit 2012). De Commissie volgt
momenteel het proces om te bereiken dat alle lidstaten voldoen aan de normen. Het
is mogelijk dat de Commissie in een later stadium voorstellen zal doen voor verdere
regelgeving ten aanzien van schadevergoeding. In de strategie is opgenomen dat de
Commissie de EU-wetgeving inzake schadevergoeding (inclusief vergoeding door de overheid
en door de dader) zal monitoren en beoordelen en zo nodig in 2022 maatregelen zal
voorstellen om het EU-kader aan te vullen.
Werksessie II – Versterken van de democratie in tijden van COVID-19 en respons op
haatzaaien en desinformatie
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Raad een gedachtewisseling zal houden
over het versterken van de democratie en de bestrijding van onder meer desinformatie.
Zij signaleren dat in de strijd tegen desinformatie grote techbedrijven een belangrijke
rol spelen. Op dit moment rekent de Europese waardengemeenschap op de zelfregulering
van deze bedrijven. Het is voornoemde leden niet ontgaan dat ook in het thuisland
van deze veelal Amerikaanse bedrijven een verwoede discussie wordt gevoerd over het
al dan niet bijdragen aan polarisatie door sociale mediabedrijven. Deze leden vragen
hoe u het huidige klimaat in Europa duidt en of u verwacht dat de tijd van zelfregulering
langzaam ten einde zal komen.
Sinds 2018 voorziet de gedragscode tegen desinformatie in zelfregulering door de techbedrijven
op Europees niveau16. Uit de eerste evaluatierapporten17 over deze gedragscode blijkt dat de verantwoording en het aanleveren van gegevens
door de internetdiensten te wensen overlaat. Dit vindt het kabinet zorgelijk vooral
vanwege het belang van transparantie. In deze rapporten wordt ook gesproken over een
nieuwe vorm van co-regulering die het nakomen van toezeggingen uit de gedragscode
zou kunnen afdwingen. Er is echter nog veel onduidelijk over de aard en doelstelling
van een mogelijke vorm van co-regulering. Eerder heeft de Commissie aangegeven dat,
indien zelfregulering via de gedragscode te kort blijkt te schieten, zij overweegt
om een voorstel te doen met regulerende maatregelen. Het is nu echter te vroeg om
hierover uitspraken te kunnen doen. De Commissie gebruikt de eindevaluatie als input
voor haar aangekondigde Democratie Actieplan. Ze verwacht dit Democratie Actieplan
in het vierde kwartaal van dit jaar te publiceren.
In de Kamerbrief beleidsinzet bescherming democratie tegen desinformatie18, heeft het kabinet aangegeven voorstander te zijn van meer transparantie over de
herkomst en de methoden van verspreiding van desinformatie op internetdiensten. Het
kabinet overweegt wettelijke regels die in aanvulling op de zelfregulering transparantie
kunnen afdwingen.
De aan het woord zijnde leden vragen of u verwacht dat de EC in het actieplan democratie
wetgeving zal voorstellen om techbedrijven aansprakelijk te stellen voor het hosten
van desinformatie op hun servers.
Het Democratie Actieplan zal zich onder meer richten op het tegengaan van desinformatie,
op het versterken van het medialandschap en op de rol die online platforms spelen
in het democratisch proces. De Commissie denkt ook aan het uitwerken van een initiatief
binnen dit actieplan voor de regulering van politieke advertenties. Eventuele aansprakelijkheid
voor het hosten van desinformatie maakt naar verwachting geen onderdeel uit van het
Democratie Actieplan.
Ook vragen zij of u bereid bent u strijdbaar op te stellen waar het gaat om de naleving
van de code of conduct tegen online haatzaaiende content.
Het kabinet steunt een gezamenlijke Europese aanpak in bestrijding van online haatzaaien.
Zelfregulering, zoals het genoemde Code of Conduct, zou daarbij voorop moeten staan.
Het kabinet verwelkomt in dat kader dat de Code of Conduct tegen online haatzaaiende
content door een aantal grote social media bedrijven zoals Facebook is onderschreven.
Dit onderstreept het belang van vrijwillige samenwerking. Het kabinet ziet dat belang
ook en is positief over deze gedragscode als succesvol voorbeeld van zelfregulering.
Naast de gedragscode zijn er meer initiatieven om uitingen op het internet te beteugelen,
te corrigeren, van context te voorzien of te verwijderen. Het kabinet acht alle vormen
van discriminatie, waaronder haatzaaien, onacceptabel en zet zich sterk in voor het
aanpakken van deze zorgelijke trends. Hierbij pleit het kabinet om zoveel mogelijk
aan te sluiten bij reeds ingezette trajecten. In dit licht zal het kabinet dan ook
naleving van de code of conduct blijven aanmoedigen.
Tevens is het kabinet bereid – indien dat nodig blijkt – om aanvullend op zelfregulering,
zoals de genoemde Code of Conduct, in gezamenlijkheid te bezien of het huidige kader
volstaat om online discriminatie aan te pakken.
Europees Politie Partnerschap
De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het Europees Politie
Partnerschap (EUPP) besproken zal worden. Zij vragen om meer informatie over dit partnerschap.
Voornoemde leden vragen of dit enkel een partnerschap betreft waardoor eenvoudiger
informatie uitgewisseld kan worden tussen de partnerlanden, of dat het EUPP ook een
operationele politie samenwerking betreft. Zo ja, hoe ziet die operationele samenwerking
er dan uit? Doen alle EU-landen mee aan dit EUPP? Zijn er voor de deelnemende landen
kosten verbonden aan dit EUPP?
Tijdens de informele JBZ-Raad is aan het Duits voorzitterschap gevraagd om een concrete
toelichting op het aangekondigde Partnerschap. In het verslag van deze informele JBZ-Raad
zal over deze bespreking worden teruggekoppeld. Vooralsnog lijkt de nadruk te liggen
op een beter gebruik van bestaande instrumenten en de nieuwste informatiesystemen,
zoals het Schengen Informatiesysteem (SIS) en het Europol Informatie Systeem (EIS).
Deze moeten gevuld worden met de laatste en complete informatie waarover lidstaten
beschikken en deze informatie moet van goede kwaliteit zijn. Aangezien er gesproken
wordt van een Europees Politiepartnerschap is het zeer waarschijnlijk dat dit voor
alle EU-lidstaten zal gelden.
4. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben de geannoteerde agenda tot zich genomen en hebben
daar nog enkele vragen over.
Uitstel EU-migratiepact
De leden van de D66-fractie zijn teleurgesteld over het wederom uitstellen van de
lancering van het migratiepact door de EC. Deze leden hebben al heel vaak het belang
benadrukt om te komen tot een écht gezamenlijk Europees asielbeleid. Het huidige beleid
is noch effectief, noch humaan. Wanneer er plots een verhoogde instroom zal zijn,
heeft de EU haar asielbeleid onvoldoende op orde om hier op een fatsoenlijke manier
op te anticiperen. Maar ook zonder verhoogde instroom is de ineffectiviteit en inhumaniteit
zichtbaar, met als meest in het oog springende schrijnende voorbeeld de situatie op
de Griekse eilanden. Voornoemde leden vragen dan ook wat uw inzet is met betrekking
tot de planning van de lancering van het nieuwe EU-migratiepact.
Het kabinet heeft kennisgenomen van het voornemen van de Europese Commissie om de
publicatie van de mededeling over het nieuwe migratiepact uit te stellen. Zoals aan
uw Kamer gecommuniceerd, hangt dit besluit samen met de onderhandelingen over het
nieuwe Meerjarig Financieel Kader en Europees Herstelfonds. Hoewel het kabinet graag
had gezien dat de mededeling eerder was gepubliceerd, was als gevolg van de COVID-19
uitbraak reeds vertraging opgelopen. Voorts wijst het kabinet erop dat de publicatie
van de mededeling het startpunt zal zijn van, naar verwachting, uitgebreide onderhandelingen.
Gelet op alle bekende gevoeligheden op zowel het asiel- en migratiedossier als het
financieel dossier, heeft het kabinet begrip voor dit besluit van de Commissie.
Extra geld voor vluchtelingenopvang in Turkije
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de extra middelen die ter beschikking
zijn gesteld voor de opvang van vluchtelingen in Jordanië, Libanon en Turkije en de
ondersteuning aan gastgemeenschappen aldaar. Voornoemde leden steunen de toekenning
van deze extra middelen, gelet op de vele vluchtelingen die deze landen herbergen,
en de druk die dit ook voor de lokale gemeenschappen met zich mee brengt. Zij vragen
u toe te lichten wat de bestemming zal zijn van deze extra middelen.
De aanvullende EU-steun van EUR 485 mln. zal worden ingezet ten behoeve van de vluchtelingenpopulatie
in Turkije. Specifiek zullen twee humanitaire projecten, het Emergency Social Safety
Net (ESSN) en het Conditional Cash Transfer for Education (CCTE) worden verlengd die
respectievelijk in maart 2021 en oktober 2020 zouden aflopen. Doel van de aanvullende
steun is om deze projecten te verlengen tot eind 2021. Het ESSN biedt maandelijkse
betalingen in contanten aan 1,7 miljoen vluchtelingen om te voorzien in hun basisbehoeften.
Het CCTE beidt financiële ondersteuning aan gezinnen om 685.000 kinderen naar school
te laten gaan. Met de aanvullende steun zal EUR 400 mln. worden ingezet voor het CCTE
en EUR 85 mln. ten behoeve van het ESSN. Meer informatie over opzet en voortgang van
deze FRIT-projecten is te vinden op de website van de Europese Commissie19.
De aanvullende EU steun van EUR 100 mln. voor Jordanië en Libanon heeft tot doel deze
landen bij te staan in de vluchtelingencrisis, die het gevolg is van de conflicten
in met name Syrië. Deze middelen zullen worden ingezet voor het versterken van de
weerbaarheid van, en basisvoorzieningen voor, vluchtelingen en gastgemeenschappen
via het Europees Nabuurschapsinstrument.
Justitiezaken
De leden van de D66-fractie lezen in het verslag van het schriftelijk overleg voorafgaand
aan de JBZ-Raad van 4 en 5 juni jl. (Kamerstuk 32 317, nr. 622) dat u het voornemen heeft tijdens de aankomende informele JBZ-Raad het Nederlands
standpunt te benadrukken over het essentiële belang van de beginselen van de rechtsstaat
en het uitgangspunt dat de waarden van de EU en internationale verdragsverplichtingen
dienen te worden gerespecteerd. Voornoemde leden zijn daar blij mee, maar vragen u
hierbij specifiek Hongarije en Polen te benoemen. Zal u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Samen met een groot aantal lidstaten blijft Nederland zich sterk maken voor naleving
van de beginselen van de rechtsstaat. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft
het Nederlandse standpunt inzake het respecteren van de beginselen van de rechtsstaat,
democratie en fundamentele rechten uitgedragen in de informele JBZ-Raad van 6-7 juli
jl. Hierin zijn Hongarije en Polen niet specifiek genoemd. Wel heeft de Minister van
Buitenlandse Zaken de zorgen omtrent de Hongaarse noodwetgeving telefonisch met zijn
Hongaarse ambtsgenoot besproken. Verder spreekt Nederland beide landen direct aan
in het kader van de artikel 7-procedures, die zien op naleving van de waarden van
de Unie (Hongarije) en de rechtsstaat (Polen). Het Duits Voorzitterschap heeft laten
weten voornemens te zijn de artikel 7-procedures later dit najaar te agenderen in
de Raad Algemene Zaken. Nederland steunt dit.
Op donderdag 2 juli 2020 zal gestemd worden over de motie van de leden Jetten en Van
Ojik (Kamerstuk 35 403, nr. 4) aangaande de rechtsstaat in Europa. De aan het woord zijnde leden horen graag, indien
de motie is aangenomen, hoe u samen met de Minister van Buitenlandse Zaken deze motie
zal uitvoeren.
De bedoelde motie van de leden Jetten en Van Ojik roept de regering onder meer op
bij de eerstvolgende Raad Algemene Zaken te bepleiten de artikel 7-procedure voort
te zetten. Het Duits Voorzitterschap heeft laten weten voornemens te zijn de artikel
7-procedures later dit najaar te agenderen in de Raad Algemene Zaken. Nederland steunt
dit, en zal dit op de komende Raad Algemene Zaken tot uitdrukking brengen, in lijn
met voornoemde motie.
Tevens wordt de regering in de motie verzocht om zich daarnaast bij de onderhandelingen
voor het nieuwe MFK onverminderd in te zetten voor conditionaliteit op het gebied
van rechtsstaat en tevens voor het vermijden van een besparing op de «Justice, rights
& values heading». In haar laatste voorstel van 27 mei jl. nam de Commissie hiervoor
nog een korting op van 20%. Inmiddels heeft Commissaris Reynders tijdens de informele
JBZ-raad van 6 en 7 juli jl. aangegeven dat deze besparing wat de Commissie betreft
van de baan is.
Het kabinet is uitgesproken voorstander van een koppeling tussen de ontvangst van
EU-middelen en de naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen, ook wel bekend als
de conditionaliteit t.a.v rechtsstatelijkheid, gelet op de zorgen die bestaan over
de rechtsstaat. Sterke conditionaliteiten zijn voor het kabinet onlosmakelijk verbonden
met een moderne EU-begroting. Het kabinet zal zich in de MFK-onderhandelingen blijven
inzetten om een zo sterk en effectief mogelijke conditionaliteit inzake rechtsstatelijkheid
de eindstreep van de MFK-onderhandelingen te laten halen. Het kabinet zal zich tevens
blijven inspannen voor het vermijden van een besparing op het Justitie, Rechten en
Waarden Fonds, zonder hierbij vooruit te lopen op de integrale besluitvorming hierover
en ingepast binnen de kabinetsinzet voor een modern en financieel houdbaar MFK. De
besprekingen over de budgetten van EU agentschappen en organisaties dienen immers
te worden bezien in de bredere context van de MFK-onderhandelingen, die nog in volle
gang zijn.
Verder hebben deze leden nog een vraag over de MFK-verordening inzake rechtsstatelijkheidsconditionaliteit
(voorstel COM(2018) 324 final). Voornoemde leden lezen in het verslag van het schriftelijk
overleg voorafgaand aan de JBZ-Raad van 4 en 5 juni jl. (Kamerstuk 32 317, nr. 622) dat deze verordening indien aangenomen bindende juridische gevolgen kan hebben voor
lidstaten wanneer zij de rechtsstaat schenden. Dat gebeurt echter niet op basis van
het jaarlijkse EU-rechtsstatelijkheidsrapport. Dat is daar niet voor bedoeld want
het heeft een niet-bindend karakter. De leden van de D66-fractie vragen waarop de
besluitvorming door de EC dan gebaseerd zal zijn om een voorstel te doen tot intrekken
van subsidies onder de voorgestelde MFK-verordening. Op basis waarvan wordt door de
EC beoordeeld (artikel 5, lid 1 en 2 van de verordening) dat de rechtstatelijke waarborgen
in artikel 3 van de voorgestelde verordening geschonden zijn? Graag ontvangen voornoemde
leden een toelichting.
Om de financiële belangen van de EU te beschermen tegen financiële risico’s
veroorzaakt door algemene tekortkomingen op het gebied van rechtsstatelijkheid, heeft
de Commissie voorgesteld om de ontvangst van EU-middelen te koppelen aan de naleving
van rechtsstatelijkheidsbeginselen. Deze koppeling wordt ook wel de RoL-conditionaliteit
genoemd en geeft de Commissie de mogelijkheid om maatregelen te nemen wanneer rechtsstatelijke
tekortkomingen een potentieel negatieve invloed hebben op de financiële belangen van
de EU. Het voortgangsrapport over het Commissievoorstel voor de MFK-rechtsstaatverordening
geeft de laatste stand van zaken weer inzake de onderhandelingen in de Raad over de
MFK-rechtsstaatverordening20. Over de MFK-rechtsstaatverordening heeft de Raad nog geen algemene oriëntatie bereikt.
In artikel 3 van het voortgangsrapport over het Commissievoorstel voor de MFK-rechtsstaatverordening
worden de voorwaarden beschreven op basis waarvan de Commissie maatregelen kan voorleggen
aan de Raad in geval van rechtsstatelijke tekortkomingen die een potentieel negatieve
invloed hebben op de financiële belangen van de EU. Een van deze maatregelen is het
schorsen van betalingen uit de EU-begroting aan een lidstaat. Indirect staan in artikel
3 dus de voorwaarden waar lidstaten aan moeten voldoen om middelen uit de EU-begroting
te kunnen ontvangen.
De identificatie van een tekortkoming noopt tot een kwalitatieve beoordeling door
de Commissie. Voor deze beoordeling mag de Commissie rekening houden met alle informatie
die afkomstig is uit alle beschikbare bronnen en van alle erkende instellingen, waaronder
arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie, verslagen van de Rekenkamer,
informatie aangemerkt door OLAF of het EOM als relevant, en de conclusies en aanbevelingen
van relevante internationale organisaties en netwerken, zoals de organen van de Raad
van Europa (waaronder de Groep van Staten tegen Corruptie en de Venetië Commissie),
en de Europese netwerken van Hoge Raden en raden voor de rechtspraak, aldus artikel
5, lid 2 en overweging 12 van hetzelfde voortgangsrapport over het Commissievoorstel
voor de MFK-rechtsstaatverordening. Zodoende mag de Commissie ook rekening houden
met de bevindingen uit de jaarlijkse toetsingscyclus rechtsstaat/ het jaarlijkse EU-rechtsstatelijkheidsrapport.
Aangezien de openstaande punten in de onderhandelingen in de Raad over de MFK-rechtsstaatverordening
nauw samenhangen met de onderhandelingen over de negotiating box, zal de Raad naar
verwachting pas weer verder werken aan deze MFK-rechtsstaatverordening nadat de Europese
Raad unaniem overeenstemming heeft bereikt over de negotiating box, en daarmee over
het MFK-akkoord. Voor de totstandkoming van de MFK-rechtsstaatverordening geldt de
gewone wetgevingsprocedure, met gekwalificeerde meerderheid binnen de Raad en medebeslissingsrecht
van het EP.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd over het feit dat het EOM ruimte zal reserveren
voor de aanstelling van twee voltijds gedelegeerd Europese aanklagers in Nederland.
Zij vernemen verder dat Nederland de EC om aanvullende informatie heeft gevraagd aangaande
de budgetten voor individuele agentschappen (Europol, Eurojust, EOM) onder het nieuwe
MFK-voorstel. Kunt u toelichten wat de uitkomst daarvan was? Hoe geeft u de inzet
vorm om u sterk te maken voor voldoende middelen voor Europol, Eurojust, het EOM en
het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF)?
Uit het voorstel voor het MFK van 27 mei jl.21 konden de voorgestelde budgetten voor individuele agentschappen niet worden opgemaakt.
Nederland heeft hierop om aanvullende informatie gevraagd. De Commissie heeft vervolgens
op 8 juni jl. een indicatieve budgetverdeling voor de individuele agentschappen met
de lidstaten gedeeld. Daaruit blijkt dat de budgetten voor Europol en Eurojust zijn
verhoogd ten aanzien van het MFK voorstel van de Commissie uit 2018. Voor het EOM
geldt dat de Commissie heeft aangegeven met nadere informatie over het budget voor
2021–2027 te komen wanneer meer bekend is over de uit te voeren activiteiten en werklast
van het EOM. Deze informatie is nog niet verschenen. Wel heeft de Commissie op 24 juni
jl. voorstellen voor de begroting van 2021 gedaan22. De uiteindelijke invulling van de voorstellen voor het jaar 2021 zal onderdeel uitmaken
van de nog lopende besprekingen over het MFK 2021–2027.
Modernisering van de EU-begroting blijft van onverminderd belang om deze toekomstbestendig
te maken, evenals de noodzaak om Europese uitgaven op een financieel houdbaar niveau
te houden en tot een eerlijke verdeling van de financiering ervan te komen. De naleving
van rechtsstatelijkheidsbeginselen en grondrechten en de bestrijding van fraude, inclusief
sterke betrokkenheid van de relevante EU instituties, zijn hierbij van belang. Deze
inzet is ook verwoord in het non-paper dat Nederland samen met Denemarken, Oostenrijk
en Zweden heeft opgesteld. Voor de bestrijding van fraude pleit het kabinet ervoor
dat, binnen de kabinetsinzet voor een modern en financieel houdbaar MFK, Europol,
Eurojust en het EOM adequaat zijn toegerust.
5. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda
voor de Informele JBZ-raad van 6-7 juli 2020. Zij hebben nog enkele vragen.
Reddingen op zee
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat u bereid bent
een tijdelijk ontschepingsmechanisme te overwegen, mits dit bijdraagt aan een structurele
oplossing. U benadrukt het wenselijk te vinden dat alle EU-lidstaten aan een dergelijk
mechanisme deelnemen, maar voegt daar ook aan toe dat indien dit niet haalbaar is,
het van belang is dat het een zo groot mogelijk en geografisch evenwichtige groep
lidstaten betreft die hun verantwoordelijkheid nemen, inclusief de lidstaat van aankomst.
Voornoemde leden waarderen de opening die u hier biedt voor Nederlandse deelname aan
een ontschepingsmechanisme. Deze leden vragen of, nu deelname van alle lidstaten aan
een ontschepingsmechanisme politiek nog altijd niet haalbaar lijkt, Nederland ook
bereid is het initiatief te nemen tot het doen van een voorstel voor een ontschepingsmechanisme
en het verzamelen van steun hiervoor onder de lidstaten.
Het kabinet wijst de leden van de GroenLinks fractie erop dat dit geen nieuwe opening
is. Kortheidshalve verwijst het kabinet naar de reactie op vergelijkbare vragen van
de leden van de VVD-fractie op pagina 5. Al geruime tijd pleit het kabinet voor een
mechanisme langs de uw Kamer bekende lijnen. Dit wordt ook doorlopend in contacten
met de Europese Commissie en in bilaterale gesprekken met Europese partners gedeeld.
Wat het kabinet betreft is het aan de Commissie om met een voorstel te komen voor
een tijdelijk mechanisme als opstap naar de ontwikkeling van een structureel mechanisme
als onderdeel van het nieuwe migratiepact.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in het verslag van de JBZ-raad van 4 en 5 juni
2020 dat de EC richting Malta zou hebben toegezegd de lidstaten te zullen benaderen
voor vrijwillige herplaatsing van migranten. Deze leden vragen of Nederland hiervoor
is benaderd, en zo ja hoe het Nederlandse antwoord heeft geluid. Ook vragen voornoemde
leden of u op de hoogte bent van de reacties van andere lidstaten.
Nederland is hierover niet benaderd. Het is de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
niet bekend welke lidstaten wel zijn benaderd en wat hun reacties zijn geweest.
Migratiepact
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat het aangekondigde migratiepact
van de Europese Commissie opnieuw vertraging oploopt, dit maal tot na de zomer. Deze
leden zijn teleurgesteld over deze nieuwe vertraging en vragen of u hun vrees deelt
dat dit een indicatie is dat ook de migratieambitie van déze EC in een moeras van
tegengestelde politieke belangen zal verzanden. Ook in dit licht vragen voornoemde
leden of het niet wenselijk is dat een kopgroep van verstandige lidstaten het initiatief
neemt voor een doorbraak in de impasse rond de Europese migratiesamenwerking.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid deelt de zorgen van de leden van de
GroenLinks fractie niet. Uit de uitlatingen van onder andere Vice-voorzitter Schinas
en Commissaris Johansson maakt de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid juist
op dat deze Commissie ambitieuze plannen heeft en, zoals toegelicht hierboven, lijkt
de Commissie met dit uitstel te willen voorkomen dat deze onderhandelingen overschaduwd
worden door de discussies over het MFK en het Herstelfonds. Zoals gebruikelijk overleggen
verschillende groepen lidstaten veelvuldig met elkaar over het asiel- en migratiebeleid.
Dat doet ook Nederland. Het is evenwel aan de Commissie om het initiatief te nemen
en met nieuwe voorstellen te komen.
Situatie Griekse eilanden
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of u actuele informatie kunt verschaffen
over de mate van overbevolking en sanitaire omstandigheden in de kampen op de Griekse
eilanden. Zij vragen naar de huidige stand van de populatie per kamp, afgezet tegen
de capaciteit van die kampen en naar de kwaliteit en kwantiteit van het beschikbare
sanitair per kamp.
In het bijzonder vragen voornoemde leden of u kunt bevestigen dat alleenstaande minderjarige
asielzoekers in deze kampen te maken hebben met een schurftuitbraak, en (seksuele)
uitbuiting door volwassenen. Indien u hierover geen informatie heeft, vragen deze
leden of u bereid bent deze informatie op korte termijn in te winnen en met de Kamer
te delen.
Volgens de laatste cijfers van de Europese Commissie verblijven momenteel 33.283 migranten
op de Griekse eilanden. Dit houdt een daling van 21% in ten opzichte van de 42.000
migranten die zich in maart jl. op de Griekse eilanden bevonden. In 2020 zijn in totaal
16.845 kwetsbare migranten van de Griekse eilanden overgeplaatst naar het vasteland,
mede met het oog op de risico´s van COVID-19. De transfers van deze kwetsbare migranten,
waaronder amv’s, blijft prioriteit van de Griekse autoriteiten, EU, IOM en UNHCR.
Volgens cijfers van UNHCR bevonden zich op 18 juni jl. in de opvangfaciliteiten op
Chios met een formele capaciteit van 1.100 plaatsen circa 4.230 migranten; in de opvang
op Kos met een capaciteit van 700 circa 2.750 migranten; in de opvang op Samos met
een capaciteit van 700 circa 5.855 migranten; in de opvang op Leros met capaciteit
van 800 circa 2.175 migranten en in de opvang op Lesbos met een capaciteit van 2.150
circa 16.085 migranten.
De kwaliteit en kwantiteit van de beschikbare sanitaire voorzieningen in de hotspots
blijft zwaar ondermaats. De Griekse regering heeft een aantal voorzorgsmaatregelen
genomen om het risico van COVID-19 in de opvangfaciliteiten in te perken. Zo worden
onder andere nieuwe aankomsten direct getest op COVID-19 en in andere opvangfaciliteiten
opgevangen. Daarnaast hebben de Griekse autoriteiten sanitaire voorzieningen bijgebouwd.
Tot op heden is er geen sprake van COVID-19 besmettingen in de hotspots op de Griekse
eilanden. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid kan bevestigen dat de situatie
van migranten op de Griekse eilanden zeer zorgelijk is, dit geldt met name voor de
kwetsbare groep kinderen. Het kabinet is bekend met de berichten over gevallen van
schurft en seksuele uitbuiting. Het kabinet deelt de mening van uw Kamer dat kwetsbare
migranten, waaronder amv’s, spoedigst moeten worden overgeplaatst naar veilige opvangfaciliteiten.
Hier zet het kabinet dan ook op in, onder meer met het Grieks-Nederlandse initiatief
ten behoeve van de verbetering van de omstandigheden voor amv’s.
6. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben verschillende vragen en opmerkingen voorafgaand
aan de JBZ-Raad van 6-7 juli 2020.
Allereerst vragen zij u een eerste waardering te geven van de door het Duitse Raadsvoorzitter
gekozen prioriteiten op J&V-terrein.
Het kabinet verwelkomt het Duits voorzitterschapsprogramma. Het is van belang dat
de komende tijd de aandacht uitgaat naar het herstel van de COVID-19 crisis. De prioriteiten
die het Duits voorzitterschap in dat kader heeft aangemerkt, rechtsstatelijkheid en
digitalisering, kan het kabinet onderschrijven. De aandacht voor de juridische en
justitiële elementen van rechtsstatelijkheid, toegang tot het recht en digitalisering
kan het kabinet van harte steunen. Tevens is het positief dat het Duits voorzitterschap
zich inzet in de strijd tegen haatzaaien en desinformatie en het versterken van slachtofferrechten.
Rechtsstaat
De leden van de SP-fractie willen wederom de stand van de rechtsstaat in de EU aan
de orde stellen. Allereerst merken zij op dat het positief oogt dat het Duitse voorzitterschap
dit thema bovenaan de agenda heeft gezet, dat is terecht. Welke inzet verwacht u van
het Duitse voorzitterschap de komende tijd? Hoe gaat Nederland daar actief aan bijdragen?
Democratie, fundamentele rechten en rechtsstaat zijn essentiële randvoorwaarden voor
het functioneren van de Unie als geheel. Het Duits voorzitterschap heeft aangekondigd
dat het zich zal inzetten voor regelmatige agendering van dit thema in de diverse
Raadsformaties, zoals de RAZ en JBZ-Raad. Nederland maakt zich sterk voor onderhouden
en versterken van de beginselen van de rechtsstaat en zal zich dan ook waar mogelijk
inzetten om de inzet van het Duits voorzitterschap hierin te ondersteunen. Nederland
staat hiertoe in nauw contact met Duitsland, zowel op hoofdstedelijk niveau als in
Brussel.
Voornoemde leden lazen in een interview met een Poolse rechter dat de Europese Unie
te laat in actie zou zijn gekomen toen de Poolse rechtsstaat werd afgebroken.23 Hoe ziet u dit? Deze leden constateren immers dat de problemen rondom de rechtsstaat
grote proporties hebben aangenomen. Zij verwijzen tevens naar een alarmerend krantenartikel
waarin wordt gesteld dat twijfels over de onafhankelijkheid van de Poolse rechtsstaat
uitleveringen naar Polen op de helling hebben gezet,24 iets wat al langer dreigde. Kunt u dit bevestigen? Wat is hierin nu de stand van
zaken? «Polen verdient niet langer het niveau van vertrouwen dat in de EU standaard
is», aldus een ervaren Poolse strafrechter. Hoe reageert u hierop? Deelt u de observatie
dat de Europese rechtsorde op wankelen staat, aangezien het wederzijdse vertrouwen
onder druk is komen te staan? Vindt u dit enkel iets voor rechters, om over te oordelen,
of heeft ook de politiek hierin een rol, om te besluiten de samenwerking op basis
van het wederzijds vertrouwen in elkaars rechtsstelsel op te schorten? Wat zouden
de eventuele consequenties zijn wanneer de uitleveringen aan Polen gestopt zouden
worden? Hoeveel vertrouwen heeft u zelf eigenlijk nog in de onafhankelijkheid van
de Poolse rechtsstaat?
De door deze leden aangehaalde berichten over de rechtsstatelijkheid in Polen, bevestigen
dat dit een zorgelijke ontwikkeling is die laat zien dat het niet naleven van rechtsstaatbeginselen
in één lidstaat heel praktische impact kan hebben en thans al heeft voor andere lidstaten
en voor de EU-rechtsorde als geheel. De eerbiediging van rechtsstaat is essentieel
voor het kunnen bestaan van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten en daarmee het
functioneren van de Europese Unie, met name op het terrein van justitiële samenwerking.
De vraag of er uiteindelijk wel of niet aan Polen kan worden overgeleverd in een concrete
individuele zaak is niet aan mij maar aan de rechter. Het EU Hof van Justitie heeft
nationale rechters handvatten gegeven waarop zij het Europees Arrestatiebevel (EAB)
in deze situatie dienen te behandelen. De opschorting van het EAB kan pas aan de orde
zijn als de Europese Raad onder artikel 7(2) VEU met eenparigheid van stemmen (minus
het land in kwestie) een ernstige en voortdurende schending van de Uniewaarden heeft
geconstateerd. In die situatie bevinden we ons thans niet. Nederland spant zich zowel
in EU-kader als via bilaterale contacten in om de ontwikkelingen rond rechtsstatelijkheid
in Polen aan de orde te stellen. Dan gaat het bijvoorbeeld om de artikel 7-procedure
maar ook om deelname aan Hofzaken op het terrein van de Poolse rechtsstaat.
De aan het woord zijnde leden zijn ook erg benieuwd naar eventuele volgende stappen.
Welke rol kunnen bijvoorbeeld rapportages en onderzoeken over de rechtsstatelijkheid
gaan vormen in het toetsen van de onafhankelijkheid van de rechtsstaat in een andere
lidstaat? Als het inderdaad zo is dat het moeilijk is voor Nederlandse rechters om
over de onafhankelijkheid van de Poolse rechtsstaat te oordelen, dan moet daar uiteindelijk
een oplossing voor komen. Zijn de ambities van de EC nog steeds om in september van
dit jaar de eerste rapportage rechtsstatelijkheid te publiceren? Voornoemde leden
blijven zich grote zorgen over dit thema maken.
De eerste rapportage van de Europese Commissie in het kader van de nieuwe toetsingscyclus
voor de rechtsstaat wordt inderdaad nog altijd begin september verwacht. Daarin zal
ook ruime aandacht besteed worden aan de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht
in de lidstaten, zowel in het algemene deel als ook in de afzonderlijke landenhoofdstukken.
Vervolgens zal hierover een dialoog gevoerd worden in de Raad Algemene Zaken, waarbij
het voornemen van het Duits Voorzitterschap is om naast een horizontale dialoog tevens
een land specifieke dialoog te voeren waarbij lidstaten bij toerbeurt een peerreview
ondergaan. Ook is het Duits Voorzitterschap voornemens om in de JBZ-Raad van december
2020 de justitie-gerelateerde aspecten van rechtsstatelijkheid te agenderen.
Dit laat onverlet dat naast dit nieuwe, preventieve instrument ook andere instrumenten
aangewend moeten blijven worden ter versterking en verdediging van de rechtsstaat
in de Unie, waaronder de artikel 7-procedures en deelname aan zaken op het terrein
van de Uniewaarden voor het Europees Hof van Justitie.
Slachtofferrechtenstrategie
De leden van de SP-fractie constateren dat er de laatste jaren terecht veel meer aandacht
is voor slachtoffers, in de Nederlandse rechtspleging en daarbuiten. De EU heeft daarin
ook een rol gespeeld met o.a. de richtlijn slachtofferrechten. De EC zette vorige
week een nieuwe stap en lanceerde een eerste strategie voor slachtofferrechten. Zoals
bekend is, kijken voornoemde leden altijd kritisch naar nieuwe plannen van de EC.
Daarom waren zij verbaasd te constateren dat de bestaande slachtofferrechtenrichtlijn
slechts door 21 lidstaten is geïmplementeerd. Hoe kijkt u daarnaar? Hoe beoordeelt
u het feit dat EU-lidstaten worstelen met de implementatie van de slachtofferrechtenrichtlijn
terwijl de EC al vooruitloopt op deze zaken met nieuwe plannen, waaronder zelfs wetgeving?
Het maken van nieuwe regels heeft toch weinig zin als eerdere regels niet uitgevoerd
en nageleefd worden? Zou het niet passender zijn voor de EC om een pas op de plaats
te maken, en vooral in te zetten op de eerdere gemaakte afspraken?
Het kabinet acht het van groot belang dat slachtoffers van criminaliteit zich overal
in de Europese Unie kunnen beroepen op een minimumniveau aan voorzieningen en rechten.
Het toezicht van de Europese Commissie op de implementatie van de richtlijn die daartoe
strekt, is daarom belangrijk. Voldoen lidstaten niet aan deze verplichting dan ligt
het in de rede dat zij daarop worden aangesproken door de Commissie. Het is daarbij
wel altijd van belang dat rekening wordt gehouden met de situatie van de lidstaat
in kwestie, waarbij een zekere vrijheid moet gelden voor de wijze van implementatie
en op welk juridisch niveau (formele wetgeving of lagere regelgeving) dat moet gebeuren.
Het standpunt dat niet begonnen moet worden met het opstellen van nieuwe regels voordat
oude regels goed geïmplementeerd en vervolgens geëvalueerd zijn onderschrijft het
kabinet. De Minister voor Rechtsbescherming tekent daarbij wel aan dat de nieuwe plannen
nauwelijks voorzien in nieuwe regelgeving en vooral wordt ingezet op goede uitvoering
van de richtlijn minimumnormen25. In de gesprekken die worden gevoerd naar aanleiding van de nieuwe strategie zal
de Minister voor Rechtsbescherming niettemin het belang van een realistische ambitie
op het terrein van slachtofferrechten benadrukken, waarbij een goede werking van de
net geïmplementeerde Richtlijn Minimumnormen voorop moet staan.
In de slachtofferrechtenstrategie lezen de leden van de SP-fractie dat de EC campagnes
wil gaan subsidiëren om inwoners te informeren over slachtofferrechten. Zij vragen
of u dit wel efficiënt vindt. Ook vragen deze leden of dit weer een voorbeeld is van
het nutteloos rondpompen van geld, waar zij altijd al kritiek op hadden. EU-lidstaten
zouden toch ook zelf een dergelijke campagne moeten kunnen starten? Wat is de meerwaarde
van twee verschillende campagnes?
Het voorstel van de Commissie om een campagne te starten om bewustzijn voor slachtofferrechten
te vergroten, is op dit moment nog weinig concreet, evenals het voorstel om de eigen
campagnes van lidstaten te steunen. De Minister voor Rechtsbescherming kan daarom
nog geen oordeel geven over de verwachte toegevoegde waarde van de campagnes en hoe
deze zich tot elkaar zullen verhouden. In algemene zin kan de Minister voor Rechtsbescherming
opmerken dat een goed doordachte campagne een effectief middel kan zijn om het algemene
publiek te bereiken en bewustzijn voor een specifiek onderwerp te vergroten.
De leden van de SP-fractie constateren dat allerlei professionals zoals advocaten,
officieren van justitie, politieagenten, reclasseringswerkers, etc. trainingen kunnen
gaan volgen bij the European Judicial Training Network (EJTN) en the European Union
Agency for Law Enforcement Training (CEPOL) als onderdeel van de Europese slachtofferrechtenstrategie.
Zij vragen in eerste instantie of die training niet beter onderdeel kan zijn van de
opleiding tot deze hoogwaardige beroepen. Oftewel, welke aanvullende waarde zouden
deze trainingen kunnen hebben? Ten tweede vragen deze leden of deze instellingen überhaupt
wel de juiste kennis en vaardigheden in huis hebben om Nederlandse professionals op
te leiden?
In Nederland is bij de opleiding van de politie, officieren van justitie en rechters
slachtofferrechten een verplicht onderdeel.
De meerwaarde van Europese trainingen, naast nationale trainingen, kan zijn dat professionals
uit verschillende landen kennis kunnen uitwisselen over best practices en zo de eigen
uitvoering kunnen optimaliseren. De Commissie ziet in haar nieuwe strategie inzake
slachtofferrechten samenwerking en de internationale dimensie van slachtofferrechten
als een belangrijke pijler.
Bij de inrichting van deze trainingen en opleidingen zal wel aandacht moeten zijn
voor en kennis over de specifieke omstandigheden van de lidstaat waar de professional
in kwestie vandaan komt. Ook kan het van toegevoegde waarde zijn voor de judiciële
beroepsgroepen om cursussen bij Europese instituten te kunnen volgen op de terreinen
waar Europese wetgeving inzake slachtofferrechten een belangrijke rol speelt.
Tevens lezen deze leden in het nieuwe MFK dat slachtofferorganisaties nog steeds recht
zouden hebben op Europese subsidies. Kunt u toelichten welke organisaties daar tot
op heden gebruik van hebben gemaakt en om hoeveel geld het ging? Ontvingen deze organisaties
ook subsidies van de Nederlandse overheid en om hoeveel geld ging het? Is hier geen
sprake van het onnodig rondpompen van geld?
De Minister van Rechtsbescherming kan melden dat de Nederlandse primair slachtoffergerichte
organisaties Slachtofferhulp Nederland en Schadefonds Geweldsmisdrijven geen gebruik
hebben gemaakt van Europese subsidies. De mogelijkheden voor de komende periode om
aanvragen in te dienen worden wel nauwlettend gevolgd.
In dit kader is tevens relevant de Nederlandse kabinetsinzet bij de totstandkoming
van het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 (MFK), waarover uw Kamer op 9 juni jl.
per brief is geïnformeerd. Kern is dat het kabinet zich in dit verband inzet voor
een modern en financieel houdbaar MFK, met een eerlijke verdeling van de lasten en
aandacht voor doelmatige besteding van middelen.
De EC kondigt ook aan om minimumeisen aan slachtofferbescherming te onderzoeken. Hoe
waardeert u deze vooraankondiging van de EC? Hoe beoordeelt u de plannen van de EC
om een platform voor slachtofferrechten op te richten waarin allerlei instanties bij
elkaar worden gebracht om best practices uit te delen? Graag ontvangen voornoemde
leden een reactie.
Voorop moet worden gesteld dat de fysieke veiligheid van kwetsbare slachtoffers zeer
belangrijk is. Ook in Nederland wordt hier groot belang aan gehecht. Er lopen verscheidene
initiatieven om de inzet van instrumenten ter bescherming van slachtoffers, zoals
contact-, locatie- en gebiedsverboden te verbeteren26. Hoewel kennisdeling over en onderzoek naar effectieve inzet van instrumenten ter
bescherming van slachtoffers zeer nuttig kan zijn, acht het kabinet het ontwikkelen
van gedetailleerde minimumeisen op Europees niveau echter minder raadzaam. De effectiviteit
van bepaalde instrumenten ter bescherming van slachtoffers zal vaak in zeer praktische
oplossingen gevonden moet worden, die ook samenhangen met de situatie van de lidstaat
in kwestie. Gelet op het subsidiariteitsbeginsel is het van belang dat Europese regelgeving
zich niet onnodig richt op deze wijze van uitvoering. Als de Commissie in de toekomst
regelgeving zou voorstellen, dan zal het kabinet die voorstellen op hun merites beoordelen.
In reactie op de vraag om waardering van het voorstel van de Commissie om een platform
voor slachtofferrechten op te richten om best practices uit wisselen het volgende:
het kabinet kan zich in principe vinden in het voorstel van de Commissie. Daarbij
stelt het kabinet zich op het standpunt dat zoveel mogelijk gebruik moet worden gemaakt
van bestaande netwerken, zoals de ENVR of Victims Support Europe. Als bij de uitwerking
van het voorstel wordt aangekoerst op het instellen van nieuwe (permanente) gremia,
zal het kabinet daar terughoudend over zijn.
Waarom zou een aparte beleidsnota voor slachtoffers van terrorisme nodig zijn en zelfs
een tijdelijk EU-kenniscentrum voor slachtoffers van terrorisme? Wat kosten deze initiatieven?
Wat is hiervan de meerwaarde? Wat maakt de benadering van en aandacht voor slachtoffers
van terroristische misdrijven substantieel anders dan andere, eveneens vreselijke,
misdrijven? Op grond waarvan blijkt dat er bij deze slachtoffers een andere behoefte
is die hiervoor aparte initiatieven rechtvaardigt?
Het kabinet wil geen onderscheid maken in slachtofferschap op grond van de oorzaak
van dat slachtofferschap, met andere woorden de aard van het misdrijf. Of iemand ernstige
schade heeft geleden als gevolg van een geweldsdelict of schade heeft geleden door
een geweldsmisdrijf met terroristisch oogmerk maakt voor de schade an sich niets uit.
Daarmee is ook een onderscheid in type of hoogte van de schadevergoeding moeilijk
te rechtvaardigen. Hierop ging de Minister voor Rechtsbescherming in het voorgaande
in naar aanleiding van vragen van leden van de CDA-fractie (zie pagina 16–17). Wel
is van belang dat rekening wordt gehouden met de bijzondere omstandigheden van een
terroristische aanslag, waarbij vaak sprake is van meerdere slachtoffers in de context
van een crisissituatie. Dat vraagt om een bijzondere aanpak vanuit «klassieke» crisisorganisaties
en primair slachtoffergerichte organisaties die daartoe goed moeten samenwerken om
het mogelijk grote aantal slachtoffers te kunnen voorzien van de juiste hulp en ondersteuning.
Dit geldt des te sterker als er sprake is van een aanslag met slachtoffers uit verschillende
landen. Dit stelt andere eisen aan de organisatie van slachtofferhulp dan bij een
kleinschalig misdrijf zonder terroristisch oogmerk. Gesprekken met Nederlandse slachtoffers
van terroristische aanslagen in het buitenland en in Nederland (Utrecht) hebben daarnaast
inzicht gegeven in de impact die slachtofferschap van een aanslag kan hebben. Zo kwam
naar voren dat het vaak gaat om slachtoffers die deel hebben uitgemaakt van een grootschaliger,
traumatiserende gebeurtenis waarbij naast henzelf ook andere slachtoffers te betreuren
zijn geweest: slachtoffers zijn dus niet alleen slachtoffer, maar ook getuige van
het slachtofferschap van anderen. Met dit feit moet voldoende rekening worden bij
de hulpverlening aan deze slachtoffers.
In reactie op de vraag over de kosten van het Europese Expertisecentrum voor slachtoffer
van terrorisme kan de Minister voor Rechtsbescherming u melden dat het budget voor
2020 en 2021 in totaal 996.000 euro bedraagt.
Europees Politie Partnerschap
De leden van de SP-fractie vragen u uiteen te zetten wat de plannen voor het EUPP
precies inhouden. Snelle en digitale grensoverschrijdende samenwerking tussen de rechtshandhavingsautoriteiten
is natuurlijk van belang. Maar hiervoor zijn toch al initiatieven, zoals Europol en
Eurojust? Komt er nu een nieuw instituut? Zo nee, wat dan wel? Zo ja, waarom? Graag
ontvangen voornoemde leden een nadere uiteenzetting en standpunt van u.
Kortheidshalve verwijst de Minister u naar de uitgebreide beantwoording van de gelijksoortige
vraagstelling van de leden van de VVD en CDA-fractie op pagina 3 en 18. Het kabinet
steunt het concept van een Europees Politiepartnerschap. Vooralsnog is niet bekend
hoe het Duits voorzitterschap dit concreet voor zich ziet. Tijdens de informele JBZ-Raad
is aan het Duits voorzitterschap gevraagd om een concrete toelichting op het aangekondigde
Partnerschap. In het verslag van deze informele JBZ-Raad zal over deze bespreking
worden teruggekoppeld.
Voor de veiligheid van alle Europese burgers is het van belang dat rechtshandhavingsautoriteiten
binnen de Europese Unie goed en effectief met elkaar samenwerken en dat relevante
informatie voor handhaving – ook uit andere lidstaten – zoveel mogelijk beschikbaar
is. Hierbij pleit het kabinet voor een optimaal gebruik van bestaande instrumenten
bij het verder intensiveren en doeltreffend maken van de operationele samenwerking
van Europese rechtshandhavingsinstanties.
Civiele bescherming
De leden van de SP-fractie hebben kritische vragen over het voorstel voor een besluit
van het EP en de Raad tot wijziging van het besluit betreffende een Uniemechanisme
voor civiele bescherming (nr. 1313/2013/EU). Het gaat over miljarden en over de principiële
vraag of rampenbestrijding primair een taak is van de EU-lidstaten, met zo nodig uiteraard
regionale samenwerking, of dat de EU hier een taak heeft. Hoe efficiënt en effectief
is het optreden van de EU hier? Waarom zou dat beter zijn dan samenwerking tussen
aangrenzende lidstaten? Graag ontvangen voornoemde leden een uitgebreide reactie.
Wanneer krijgt de Kamer hier meer informatie over? Wanneer wordt hierover besloten?
Kunt u toezeggen in ieder geval nog nergens mee in te stemmen zonder de Kamer hier
expliciet over te raadplegen?
Het kabinet ziet crisisbeheer als een nationale verantwoordelijkheid en is voorstander
van het versterken van de lidstaten in haar taken om adequate crisisrespons te geven.
Daarbij benadrukt het kabinet het belang om meer aan preventie te doen. Het UCPM besluit27 legt de primaire verantwoordelijkheid voor nationale crisisbeheersing bij de lidstaten
en voorziet een gemeenschappelijke respons bij rampen alleen in situaties waarbij
een lidstaat zodanig is getroffen dat het niet in staat is om de ramp of crisis alleen
aan te pakken. Ten aanzien van het nieuwe Commissievoorstel28 om het UCPM verder te versterken acht het kabinet het van belang dat er eerst een
grondige evaluatie en nadere analyse plaatsvindt voordat (vergaande) wijzigingen kunnen
worden overwogen. Zo wil het kabinet nader bezien waar het ter hand stellen van ondersteunende
functies op EU niveau een effectievere aanpak van crises kan waarmaken. Ook zal het
kabinet het voorstel bezien in het licht van de recente ontwikkelingen en bevindingen
naar aanleiding van de COVID-19 crisis.
Momenteel wordt het voorstel in de Raad behandeld. Het kabinet zal de Kamer conform
uw verzoek in aanloop naar de volgende JBZ-Raad in oktober 2020 uitgebreider over
het voorstel en de voortgang informeren. Indien het inhoudelijke voorstel ter stemming
wordt voorgelegd, zal het kabinet de Kamer hier expliciet over raadplegen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
M.C. Burger, adjunct-griffier