Verslag van een schriftelijk overleg : Antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 6-7 juli 2020 per videoconferentie en het verslag van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 4 en 5 juni 2020
32 317 JBZ-Raad
Nr. 628
                   VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 21 juli 2020
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
                  voorgelegd aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en
                  de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de brief van 30 juni 2020 over
                  de geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 6-7 juli 2020 per videoconferentie
                  (Kamerstuk 32 317, nr. 626) en over de brief van 19 juni 2020 over het verslag van de informele bijeenkomst
                  van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 4 en 5 juni 2020 (Kamerstuk 32 317, nr. 625).
               
De vragen en opmerkingen zijn op 2 juli 2020 aan de Ministers van Justitie en Veiligheid
                  en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voorgelegd.
                  Bij brief van 17 juli 2020 zijn de vragen beantwoord
               
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
Adjunct-griffier van de commissie, Burger
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
1.
Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
2
2.
Vragen en opmerkingen vanuit de PVV-fractie
12
3.
Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
15
4.
Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
20
5.
Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
24
6.
Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
26
I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES
               
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
               
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
                  agenda voor de informele JBZ-raad van 6-7 juli 2020. Zij hebben nog enkele vragen
                  en opmerkingen voorafgaand aan de informele JBZ-raad.
               
EOM
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de toezegging
                  van de Europese Commissie (EC) om in de begroting voor het Europees Openbaar Ministerie
                  (EOM) voor 2021 ruimte te reserveren voor de aanstelling van twee voltijds gedelegeerd
                  Europese aanklagers in Nederland. Kunt u een overzicht geven van de voorgenomen aanstellingen
                  per lidstaat waarin het EOM zal worden geoperationaliseerd? Kunt u tevens ingaan op
                  de laatste stand van zaken bij de voorbereidingen van het EOM? In hoeverre is het
                  haalbaar dat het EOM in november van dit jaar nog wordt geoperationaliseerd? Deelt
                  u de mening dat bij operationalisering van het EOM zorgvuldigheid boven snelheid zou
                  moeten gaan om de effectiviteit van het EOM zoveel mogelijk te waarborgen? Is het
                  met het oog op een zorgvuldige voorbereiding wenselijk om eerst overeenstemming over
                  het Meerjarig Financieel Kader (MFK) af te wachten? Graag ontvangen voornoemde leden
                  een reactie hierop. Tevens vernemen zij graag of het denkbaar is dat het EOM zal worden
                  besproken tijdens de informele JBZ-raad van 6-7 juli, en zo ja, wat de inzet van Nederland
                  zal zijn bij de besprekingen over het EOM.
               
De Commissie heeft in het voorstel voor de begroting van het EOM voor 2021 ruimte
                     gereserveerd voor in totaal 140 gedelegeerd Europese aanklagers. Een verdeling per
                     lidstaat is op dit moment echter nog niet beschikbaar.
De Commissie gaat er nog steeds van uit dat het EOM eind dit jaar operationeel zal
                     zijn. Dat is ambitieus. Het belangrijkste struikelblok is op dit moment nog steeds
                     dat een lidstaat er niet in is geslaagd drie kandidaten voor te dragen voor de positie
                     van Europese aanklager. Zoals Commissaris Reynders heeft aangegeven tijdens de JBZ-Raad
                     van 4 juni jl.1, zullen de procedureregels voor het selectiepanel bedoeld in artikel 14, EOM-Verordening
                     nu worden aangepast om het mogelijk te maken dat het panel in zeer uitzonderlijke
                     situaties zijn oordeel over twee kandidaten aan de Raad stuurt in plaats van over
                     drie. Deze wijziging zou de bestaande patstelling moeten doorbreken, zodat de oprichting
                     van het College alsnog mogelijk wordt. De Commissie streeft ernaar dat het College
                     in september aan de slag gaat. Het College moet vervolgens allerlei besluiten nemen
                     om de feitelijke start van het EOM mogelijk te maken. Daarnaast moeten de lidstaten
                     nog kandidaten rekruteren voor de positie van gedelegeerd Europese aanklager, zal
                     er een case management systeem voor het EOM operationeel moeten zijn en moeten de
                     lidstaten de EOM-Verordening implementeren. Het betreft daarbij doorgaans zowel aanpassing
                     van nationale wetgeving als praktische maatregelen. De Minister van Justitie en Veiligheid
                     is het met de leden van de VVD-fractie eens dat het moment voor de feitelijke start
                     van het EOM zorgvuldig moet worden bepaald en dat dit pas zou moeten gebeuren als
                     aan de hiervoor genoemde voorwaarden is voldaan. Het EOM stond overigens niet als
                     onderwerp geagendeerd tijdens de informele JBZ-Raad van 6-7 juli jl.
Slachtofferrechten
De leden van de VVD-fractie onderschrijven uw inzet ten aanzien van de uitbreiding
                  van slachtofferrechten. Zij zijn met u van mening dat het makkelijker moet worden
                  voor slachtoffers van grensoverschrijdende criminaliteit een schadevergoeding van
                  daders te ontvangen. Welke concrete stappen worden nog in 2020 gezet op dit punt en
                  in algemene zin om slachtofferrechten te verbeteren? Wanneer kan de Kamer de kabinetsappreciatie
                  van de Europese Strategie voor Slachtofferrechten tegemoetzien?
               
Ter verbetering van de mogelijkheden tot schadeverhaal in grensoverschrijdende zaken
                     is het initiatief genomen om te komen tot een verbeterde samenwerking tussen de schadefondsen
                     van de lidstaten van de Europese Unie. Daarvoor wordt het bestaande, onder Nederlands
                     voorzitterschap in 2016, opgerichte European Network for Victim’s rights (ENVR) gebruikt.
                     De bijeenkomsten van het ENVR worden uitgebreid met afvaardigingen van de schadefondsen
                     van de lidstaten. Een eerste bijeenkomst zou eerder dit jaar plaatsvinden maar is
                     door de COVID-19 crisis uitgesteld.
Het kabinet steunt de initiatieven van de Commissie gericht op het wegnemen van praktische
                     belemmeringen voor burgers om aan te kunnen kloppen bij de schadefondsen van de Europese
                     lidstaten. In het bijzonder is vanuit het Nederlandse Schadefonds geïnvesteerd in
                     het verbeteren van de bilaterale samenwerking met de schadefondsen in België en Duitsland,
                     de lidstaten van de EU waar de meeste Nederlandse slachtoffers vallen.
In algemene zin wordt in het kader van het ENVR gewerkt aan de kennisuitwisseling
                     tussen lidstaten. In het kader van deze samenwerking worden best practices uitgewisseld
                     die met name zien op de wijze van uitvoering van de Europese Richtlijnen, met name
                     de richtlijn minimumnormen voor slachtoffers en de richtlijn terrorismebestrijding2. Deze samenwerking wordt door alle betrokken lidstaten gezien als van toegevoegde
                     waarde. Deze activiteiten lopen al geruime tijd en staan los van de onlangs gepresenteerde
                     EU strategie inzake slachtofferrechten 2020–2025.
Uw Kamer zal na het zomerreces middels het regulier proces van BNC worden geïnformeerd
                     over de kabinetsappreciatie van de Europese strategie inzake slachtofferrechten.
Werksessie I: Europees Politie Partnerschap
De leden van de VVD-fractie lezen dat het voorzitterschap wil bereiken dat elke politieagent
                  uit alle lidstaten te allen tijde de benodigde informatie uit alle lidstaten kan verkrijgen.
                  Deze leden delen de noodzaak voor gegevensuitwisseling tussen lidstaten om de nationale
                  veiligheid te waarborgen. Zij vragen welke informatie in dit kader volgens u gedeeld
                  zou moeten kunnen worden tussen alle politieagenten uit alle lidstaten. Voornoemde
                  leden vragen ook welke bestaande instrumenten beter en effectiever kunnen worden benut
                  om de Europese samenwerking te bevorderen. Wat is de inzet van Nederland in dit kader
                  bij deze besprekingen en bij de herziening van het mandaat van Europol?
               
Het kabinet steunt het concept van een Europees Politiepartnerschap. Voor de veiligheid
                     van alle Europese burgers is het van belang dat politiediensten binnen de Europese
                     Unie goed en effectief met elkaar samenwerken en dat relevante informatie voor handhaving
                     – ook uit andere lidstaten – zoveel mogelijk beschikbaar is. In Nederland is voor
                     de uitwisseling van informatie een rechtshulpketen opgetuigd. Voor nu is het nog niet
                     duidelijk op welke informatie – die politieagenten te allen tijde zouden moeten kunnen
                     raadplegen – het Duits voorzitterschap precies doelt. Voor het kabinet is in ieder
                     geval van belang dat er de nodige waarborgen worden gegarandeerd aan zowel de input-
                     als de vraagkant van de informatiesystemen. Voorts is van belang dat er geen risico’s
                     ontstaan voor bijvoorbeeld lopende onderzoeken.
Ook steunt het kabinet beter gebruik van bestaande instrumenten en de nieuwste informatiesystemen,
                     zoals het Schengen Informatiesysteem (SIS), het Europese In- en Uitreizigerssysteem
                     (EES), het Europese Reisinformatie- en Autorisatiesysteem (ETIAS) en het Visum Informatiesysteem
                     (VIS). Deze moeten gevuld worden met de laatste en complete informatie waarover lidstaten
                     beschikken en deze informatie moet van goede kwaliteit zijn. Daarnaast is het ook
                     in het kader van financiële en digitale opsporing cruciaal dat zo snel mogelijk actuele
                     informatie wordt gedeeld.
Verder pleit het kabinet voor een optimaal gebruik van bestaande instrumenten bij
                     het verder intensiveren en doeltreffend maken van de operationele samenwerking van
                     Europese rechtshandhavingsinstanties. Daarbij staan voor georganiseerde criminaliteitsbestrijding
                     de zogenoemde EMPACT-samenwerking op de door de EU geprioriteerde fenomenen en de
                     aanpak van zogenoemde High Value Targets vanuit Europol centraal. Een optimaal gebruik
                     van Joint Investigation Teams (in samenwerking met Europol en Eurojust), een instrument
                     dat ook recentelijk zijn nut heeft bewezen, is daarbij essentieel. Dit geldt ook voor
                     grensoverschrijdende multidisciplinaire samenwerking, bijvoorbeeld bij het opsporen
                     van criminele geldstromen.
Het kabinet wil niet vooruitlopen op de verwachte voorstellen inzake de herziening
                     van het mandaat van Europol. Voor nu onderschrijft het kabinet het belang van de huidige
                     rol van Europol als ondersteuner – middels analyse en specifieke expertise – van het
                     operationele werk van de politiediensten in de EU lidstaten. Het kabinet is daarnaast
                     voorstander van voldoende middelen voor Europol zodat het agentschap zijn huidige
                     taken goed kan blijven uitvoeren.
Onderdeel Werksessie II: Migratie
De leden van de VVD-fractie delen uw visie dat het zaak is dat reddingsoperaties van
                  NGO-schepen en anderen niet bijdragen aan het in stand houden van de criminele activiteiten
                  van mensensmokkelaars die mensenlevens op het spel zetten. Toch gaan deze praktijken
                  door. Bent u bekend met het feit dat Seawatch III op 21 juni jl. toestemming kreeg
                  de haven van Sicilië in te varen en vervolgens bleek dat 28 opgepikte migranten positief
                  testten op corona?
               
Is u bekend of Seawatch zich in de zogenaamde Search and Rescue (SAR)-zone bevond
                  van de Libische kustwacht, toen de migranten werden opgepikt? Zo ja, duidt dit op
                  het actief ophalen van migranten en daarmee het (onbedoeld) bijdragen aan activiteiten
                  van mensensmokkelaars? Bent u bereid dit aan de orde te stellen en te pleiten voor
                  structurele kaders en afspraken om hier een einde aan te maken?
               
Het kabinet is bekend met de berichtgeving waarnaar wordt verwezen. Het kabinet heeft
                     geen eigenstandige informatie met betrekking tot het handelen van het schip de Sea
                     Watch III dat onder Duitse vlag vaart. De internationale plicht om mensen in nood
                     op zee te redden is te allen tijde het uitgangspunt. Het is van belang dat bij dergelijke
                     operaties de aanwijzingen van verantwoordelijke autoriteiten worden opgevolgd. Dat
                     is mede om te voorkomen dat dergelijke operaties bijdragen aan de instandhouding van
                     de criminele activiteiten van mensensmokkelaars die, geholpen door dit soort goedbedoelde
                     acties, mensenlevens op het spel zetten. Zoals vermeld in de Geannoteerde Agenda die
                     ter voorbereiding van deze informele Raad met uw Kamer is gedeeld, meent het kabinet
                     dat meer duidelijke kaders en goede afspraken nodig zijn tussen alle betrokken partijen.
                     Dit punt is tijdens de informele Raad dan ook namens Nederland naar voren gebracht.
Bent u ook bereid aandacht te vragen voor de mogelijke effecten op de verspreiding
                  van corona als migranten op deze wijze Europa binnen komen?
               
Lidstaten hebben diverse maatregelen getroffen om de verspreiding van corona tegen
                     te gaan, ook in dit kader. Zo worden irreguliere migranten voordat zij in Italië aan
                     wal worden gebracht op zogenaamde quarantaineschepen opgevangen en hebben de Griekse
                     autoriteiten aparte opvangvoorzieningen in de havens ingericht om verspreiding van
                     het virus te voorkomen. Het wordt dan ook niet noodzakelijk geacht om hier aanvullende
                     aandacht voor te vragen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat u bereid bent een tijdelijk mechanisme te
                  overwegen, mits dit bijdraagt aan de gewenste structurele oplossing voor ontscheping
                  op basis van de hierboven genoemde elementen. Kunt u schetsen hoe een eventueel acceptabel
                  tijdelijk mechanisme eruit zou zien? Doelt u hier ook op een apart mechanisme vooruitlopend
                  op een breder migratiepact? Liggen er al voorstellen in concept daartoe en kunt u
                  deze met de Kamer delen? Kunt u bevestigen dat u niet met een beperkte groep van lidstaten
                  zult meedoen aan een ontschepings- en herverdelingsmechanisme zonder structurele afspraken
                  voor een verbeterd Gemeenschappelijk Europees Asiel Systeem (GEAS)?
               
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld3, dringt het kabinet aan op een mechanisme waarin een zo groot mogelijke groep, zo
                     niet alle lidstaten, hun verantwoordelijkheid nemen, inclusief de lidstaten van aankomst.
                     Het kabinet blijft voorstander van een algemeen verdelingsmechanisme waarin bij aankomst
                     middels een verplichte grensprocedure onderscheid wordt gemaakt tussen kansrijke asielzoekers,
                     kansarme asielzoekers en irreguliere economische migranten, en draagt voorts uit dat
                     herplaatsing alleen aan de orde is wanneer een lidstaat onder aanhoudende, disproportionele
                     druk staat. Hoewel er thans geen concrete nieuwe voorstellen liggen, is het kabinet
                     bereid om een eventuele deelname aan een nieuw mechanisme te overwegen mits het de
                     hiervoor genoemde elementen bevat en er sprake is aan een substantiële en geografisch
                     gebalanceerde groep lidstaten die daaraan deelneemt. In lijn met het standpunt van
                     het kabinet, zoals ook vorig jaar zomer is uitgedragen, kan dat mechanisme ook in
                     werking treden voordat er sprake is van een uit onderhandeld voorstel in het kader
                     van het migratiepact. De mededeling van de Commissie wordt, zoals aan uw Kamer gemeld,
                     pas na de zomer verwacht en daarna zullen de onderhandelingen over de wetgevende voorstellen,
                     waaronder ook mogelijk een dergelijk mechanisme, nog moeten beginnen. Indien in de
                     praktijk aan een werkend mechanisme kan worden gewerkt, zoals hierboven beschreven,
                     en in het bijzonder de verplichte grensprocedure daarin is opgenomen, kan dit behulpzaam
                     zijn voor het welslagen van de te verwachten onderhandelingen over het migratiepact
                     en in het bijzonder de voorstellen aangaande het GEAS.
Stand van zaken asielinstroom en illegale grenspassages EU
Wat is uw verwachting voor de ontwikkeling van de asielinstroom richting de EU het
                  komende half jaar? Herkent u het beeld dat het aantal illegale grenspassages richting
                  de EU dat sinds corona erg daalde weer op z’n retour is?
               
Verschillende organisaties, waaronder EASO verwachten dat het aantal asielaanvragen
                     in de EU+ regio in komende periode weer zal toenemen. Naast het zgn. seizoenseffect
                     – d.w.z. een traditionele toename in het aantal aankomsten als gevolg van betere weersomstandigheden
                     rond de Middellandse Zee – is het een reële mogelijkheid dat slechte economische vooruitzichten
                     in veel landen van herkomst als gevolg van COVID-19 kunnen leiden tot een toename
                     van het aantal irreguliere migranten naar de EU.
Herkent u dat het aantal migranten dat vanuit Libië naar Italië en Malta komt, met
                  75% is toegenomen naar 1300? De migratie-instroom is in het centrale gebied inmiddels
                  drie keer zo hoog als in dezelfde periode vorig jaar. Het gebruik van de route over
                  Spanje is in mei verviervoudigd ten opzichte van april. Met in totaal 3700 voor 2020
                  is dat de helft minder dan een jaar terug. Daar gaat het vooral om Algerijnen. Via
                  westelijke Balkanlanden als Servië en Bosnië was de instroom 900. Dat is 10 keer zo
                  veel als in april 2020 en 50% meer dan vorig jaar. Wat zijn volgens u de oorzaken
                  van deze illegale grenspassages en wat doet Frontex momenteel concreet om deze tegen
                  te gaan? Bent u bereid het belang naar voren te brengen van strenge en stevige buitengrenzen
                  en ook dat de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor een buitengrens worden aangesproken
                  en geholpen om deze verantwoordelijkheid waar te maken? Hoe ontwikkelt de secundaire
                  migratie richting Nederland zich in de afgelopen maanden en wat is uw verwachting
                  voor het komend half jaar?
               
Versterking van de buitengrenzen is een speerpunt van de inzet van het kabinet, maar
                     ook van de Commissie en andere EU lidstaten. In het licht van de versoepeling van
                     grensmaatregelen binnen de EU werd al verwacht dat het aantal gedetecteerde illegale
                     grensoverschrijdingen zou toenemen. Hoewel deze aantallen op sommige routes in vergelijking
                     met voorgaande maanden of met dezelfde periode vorig jaar is toegenomen, gaat het
                     nog altijd om significant lagere aantallen dan in de periode 2015–2016. Om lidstaten
                     hierin te ondersteunen, is Frontex in verschillende lidstaten en derde landen actief.
                     Op verzoek van Griekenland, ondersteunt Frontex Griekenland nu ook middels een zgn.
                     rapid border intervention. Daarmee worden 100 aanvullende grenswachters ingezet aan
                     de Grieks-Turkse landgrens. Ook wordt de samenwerking tussen Frontex en landen op
                     de Westelijke Balkan geïntensiveerd zodat Frontex ook in deze landen missies kan uitvoeren.
                     Aan de Albanese zijde van de grens met Griekenland is dit bijvoorbeeld al een feit.
                     Voor wat betreft de toestroom naar Nederland, is deze nog altijd substantieel lager
                     dan voorgaande jaren. Nu de interne grensmaatregelen stap voor stap worden opgeheven,
                     lopen de aantallen geleidelijk op en is de verwachting dat de druk op Nederland ook
                     weer zal toenemen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat het aantal gedetecteerde illegale grenspassages
                  nog maar het topje van de ijsberg lijkt te zijn. Opvallend is dat volgens het Europees
                  Ondersteuningsbureau voor Asielzaken (EASO) het aantal geregistreerde asielverzoeken
                  (8700) in april hoger was dan het aantal gedetecteerde illegale grenspassages (900).
                  Deze discrepantie is er al veel langer. Wat is hiervoor de verklaring en hoe kan de
                  detectering van illegale grenspassages worden verbeterd?
               
Sinds 2015 is de bewaking van de buitengrenzen versterkt, o.a. door een versterkt
                     mandaat van Frontex, inclusief het gebruik van modernere grensbewakingsinstrumenten.
                     Daardoor zijn nationale grensautoriteiten en Frontex beter in staat om illegale grensoverschrijdingen
                     te detecteren. Tegelijkertijd is het juist dat het gerapporteerde aantal asielaanvragen
                     in de EU en Schengen staten structureel hoger is dan het aantal gedetecteerde illegale
                     grensoverschrijdingen. Dit wordt o.a. verklaard door secundaire migratie waarbij migranten
                     in verschillende EU en Schengen staten aanvragen indienen, soms ook herhaaldelijk.
                     Dit effect wordt versterkt door gebrekkige terugkeerprocedures, waardoor de groep
                     afgewezen asielzoekers en daarmee onrechtmatig verblijvende vreemdelingen die in de
                     EU en de Schengenzone verblijft, toeneemt. Dit is dan ook de reden waarom het kabinet
                     aandringt op het aanscherpen van regels m.b.t. opvang en procedures om secundaire
                     migratie aan te pakken. Ook onderschrijft het de noodzaak voor meer (gezamenlijke)
                     inspanningen om de terugkeersamenwerking met herkomst- en transitlanden te verbeteren.
In het zuiden van Afrika zijn in de laatste drie maanden ruim 350.000 mensen ontheemd
                  geraakt als gevolg van conflicten en droogte. De VN-Vluchtelingenorganisatie (UNHCR)
                  wijst erop dat migratie over de Middellandse Zee is doorgegaan en stelt dat het verleggen
                  van de migratiedruk naar Noord-Afrikaanse landen niet zou moeten en roept de EU en
                  de lidstaten op «zelf verantwoordelijkheid te nemen». Deelt u de mening dat de EU
                  vooral verantwoordelijkheid moet nemen door te werken aan het wegnemen van de grondoorzaken
                  van migratie en bij te dragen aan opvang in de regio? Hoe staat het in dat verband
                  met de gesprekken met Noord-Afrikaanse landen vanuit Nederland en de EU om te blijven
                  werken aan deze agenda?
               
Het aanpakken van grondoorzaken en het versterken van opvang en bescherming in de
                     regio zijn onderdeel van de integrale migratieagenda van dit kabinet en kunnen een
                     belangrijk onderdeel zijn van een meer structurele oplossing voor het migratievraagstuk.
                     Inzet op deze terreinen maakt ook onderdeel uit van de migratieagenda van de EU. Echter,
                     dit zijn niet de enige terreinen waarop de EU en Nederland een bijdrage leveren om
                     zowel asiel- en migratiedruk in de regio als richting de EU te verlichten. Zo identificeren
                     beide agenda´s hervestiging als belangrijk instrument om solidariteit met belangrijke
                     opvanglanden te tonen en zijn de aanpak van mensensmokkel en mensenhandel en ondersteuning
                     van vrijwillige terugkeer in de regio belangrijk onderdeel van de integrale aanpak.
                     De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid deelt dan ook niet het beeld dat Europese
                     of Nederlandse inzet op bepaalde terreinen belangrijker is dan andere. Het is maatwerk
                     per land en per situatie wordt gekeken welke bijdrage nodig en passend is. Migratiesamenwerking
                     blijft een belangrijk onderdeel in de doorlopende bilaterale en EU-dialoog met landen
                     in Noord-Afrika.
Wanneer verwacht u de uitzettingen van uitgeprocedeerde asielzoekers weer te kunnen
                  hervatten. Wanneer verwacht u de Dublinoverdrachten weer te kunnen hervatten? Wat
                  is het effect van de nu gevolgde toepassing van de Dublinverordening voor de capaciteit
                  van de asielketen?
               
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, is er geen sprake van een formele opschorting van
                     het uitzettingsproces. Per geval is steeds geprobeerd vreemdelingen te laten terugkeren
                     waar mogelijk. In de periode van 11 maart 2020 – de datum waarop is Corona officieel
                     door de WHO tot pandemie is verklaard – tot en met 30 juni 2020 zijn circa 480 vreemdelingen
                     aantoonbaar uit de caseload van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) vertrokken,
                     waarvan circa 150 gedwongen. Dat betreft wel veel lagere aantallen dan gebruikelijk.
                     Het uitzetten van onrechtmatig verblijvende vreemdelingen is immers mede afhankelijk
                     van het openstellen van grenzen en het hervatten van het vliegverkeer. Hoewel er inmiddels
                     sprake is van een beperkte verbetering, blijft dit zeer afhankelijk van de wijze waarop
                     het virus zich ontwikkeld.
Nederland is vanaf 1 juli jl. weer gestart met het uitvoeren van Dublinoverdrachten.
                     De hervatting is mogelijk omdat de reisbeperkingen die zijn opgelegd na de uitbraak
                     van het coronavirus langzaam worden ingetrokken en in veel Europese lidstaten de asielprocedure
                     weer is opgestart. Van 1 tot en met 6 juli hebben circa 20 Dublinoverdrachten plaatsgevonden.
                     Inzet van de migratieketen is om de komende periode verder op te schalen en zoveel
                     mogelijk Dublinclaimanten, in lijn met de Dublinverordening, over te dragen. Daarbij
                     moet in de praktijk blijken hoeveel overdrachten daadwerkelijk door de organisaties
                     in de migratieketen kunnen plaatsvinden met inachtneming van de instructies vanuit
                     het RIVM.
Heeft u al uitsluitsel van Eurocommissaris Johansson over haar uitspraak in de Tweede
                  Kamer dat Nederland niet alle mogelijkheden van vreemdelingendetentie benut, waarover
                  de leden van de VVD-fractie en de leden van de CDA-fractie vragen hebben gesteld?
                  Zo nee, bent u bereid dit opnieuw na te gaan en hier haast achter te zetten?
               
De dialoog met de Europese Commissie over de mogelijkheden tot inbewaringstelling
                     waar de leden op doelen, is nog gaande. Deze dialoog ziet op de mogelijkheden in een
                     genormaliseerde situatie en heeft, zoals u zult begrijpen, in de periode maart t/m
                     juni dan ook minder prioriteit gehad. Inmiddels is deze op ambtelijk niveau weer opgepakt.
                     Overigens wil het kabinet niet afwachten wat de reactie van de Europese Commissie
                     is en is het nu reeds voornemens om vaker dan voorheen het middel bewaring in te zetten,
                     mits passend gegeven het individuele dossier en met inachtneming van de wettelijke
                     vereisten. Uiteraard is deze inzet wel begrensd door de middelen (capaciteit) voor
                     het uitvoeren van de vreemdelingenbewaring. Randvoorwaarde is ook dat eerst sprake
                     moet zijn van een verdere normalisatie van de situatie.
Akkoord over heropening EU-buitengrenzen
Kunt u een toelichting geven over het bereikte akkoord op de heropening van de EU-buitengrenzen?
                  Wat was de inzet van Nederland? Klopt het dat het akkoord niet afdwingbaar is maar
                  een aanbeveling en dat de lidstaten aan de buitengrenzen ook kunnen besluiten meer
                  dan de 15 landen op de lijst aan te merken als land waarvan de inwoners kunnen inreizen,
                  en daarmee inreizigers van een land dat niet op de groene lijst staat toch binnen
                  de Schengenzone ook naar Nederland zouden kunnen komen? Wat doet u om dit te monitoren
                  en eventueel actie op te ondernemen? Hoe staat het met de grenscontroles in de Schengenzone?
                  Verder zijn deze leden benieuwd of u bij (mogelijke) toetreding tot het Schengenaqcuis
                  door Kroatië, Bulgarije en Roemenië in uw beoordeling rekening houdt met de wijze
                  waarop zij de buitengrenzen van de EU beschermen tegen het illegaal passeren van de
                  grens. Gaat er gemonitord worden of de toetreding van deze landen en het daarmee verdwijnen
                  van de huidige buitengrens zorgt voor een ontwikkeling van het aantal illegale migranten
                  dat via deze landen het Schengengebied betreedt? Waarom staat China ook weer op de
                  groene lijst en wat voor maatregelen treft u hierbij, nu sprake lijkt van een nieuwe
                  tweede uitbraak rond Beijing?
               
Met de andere EU- en Schengenlidstaten is de afgelopen periode gesproken over de vraag
                     hoe op een verantwoorde wijze het inreisverbod stapsgewijs kan worden opgeheven. Het
                     kabinet heeft zich daarbij ingezet voor een Europese gecoördineerde procedure voor
                     het opheffen van de reisbeperkingen. Uitgangspunten daarbij zijn geweest het voorkomen
                     van een «tweede golf» van COVID-19 besmettingen en besluitvorming gebaseerd op objectieve
                     criteria. Op 30 juni jl. hebben EU-lidstaten overeenstemming bereikt over een lijst
                     van landen waarvoor het inreisverbod kan worden opgeheven, de zogenaamde groene lijst.
                     Deze is opgenomen in de Annex van de Raadsaanbeveling over geleidelijke opheffing
                     van de tijdelijke beperkingen van niet-essentiële reizen naar de EU4. De aanbeveling van de Raad is niet juridisch bindend. Het blijft de verantwoordelijkheid
                     van de overheden van de lidstaten om gevolg te geven aan de inhoud ervan. Ze mogen,
                     in volledige transparantie, de beperkingen voor reizen naar de bovengenoemde landen
                     desgewenst geleidelijk opheffen. Het is niet de bedoeling dat een lidstaat de reisbeperkingen
                     voor derde landen die niet op de lijst staan opheft voordat de andere lidstaten hierover
                     zijn geïnformeerd.
Verder vindt er een twee wekelijkse monitoring plaats van de groene lijst. Als de
                     gezondheidssituatie in een derde land verslechtert, kan het land weer van de lijst
                     worden gehaald. Wanneer de situatie in een land verbetert kan het land aan de lijst
                     worden toegevoegd. Dit wordt elke twee weken opnieuw beoordeeld en kan sneller wanneer
                     nodig.
In het kader van de afschaling van het EU-inreisverbod heeft de Europese Commissie
                     de lidstaten opgeroepen de interne grenscontroles die in het kader van COVID-19 zijn
                     ingesteld op te heffen. De meeste lidstaten hebben aan deze oproep gehoor gegeven,
                     op dit moment hebben Denemarken, Finland, Litouwen en Noorwegen nog (gedeeltelijke)
                     binnengrenscontroles.
De wijze waarop EU-lidstaten die nog geen onderdeel uitmaken van Schengen hun grenzen
                     beheren, inclusief het detecteren van illegale grensoverschrijdingen is onderdeel
                     van de evaluaties die de Commissie uitvoert en op basis waarop besluitvoering plaatsvindt
                     om deze landen eventueel te laten toetreden tot het Schengenacquis. Daarbij dient
                     te worden opgemerkt dat om illegale grensoverschrijdingen maximaal aan te kunnen pakken,
                     samenwerking met derde landen essentieel is. Daar zetten de EU en de Schengenstaten
                     ook vol op in. Afgelopen jaren is het Schengenacquis meermaals aangepast. Op aandringen
                     van het kabinet is het evaluatiemechanisme versterkt waardoor het mogelijk is om sneller
                     maatregelen te treffen in het geval dat er sprake is van onvolledig beheer van de
                     buitengrenzen. In het kader van het komende migratiepact, verwacht het kabinet aanvullende
                     voorstellen om de integriteit van Schengen verder te kunnen beschermen.
Verder is, zoals eerder aan uw Kamer gemeld5, China op de groene lijst geplaatst op basis van zo objectief mogelijke criteria
                     over de gezondheidssituatie in het land en de daar geldende maatregelen. Als de gezondheidssituatie
                     in China verslechtert, kan het land weer van de lijst worden gehaald. Dit wordt elke
                     twee weken opnieuw beoordeeld en kan sneller wanneer nodig. Daarnaast geldt voor China
                     nog een extra voorwaarde m.b.t. de reciprociteit. Chinezen mogen pas naar Nederland
                     reizen als Nederlanders ook China weer mogen inreizen.
EU-Turkije verklaring
Klopt het dat de EU een extra half miljard beschikbaar gaat stellen voor de vluchtelingenopvang
                  in Turkije? Zo ja, kunt u toezeggen als voorwaarde voor instemming hiermee te stellen
                  dat Turkije zich aan de afspraken uit 2016 houdt en het rustig blijft aan de Turks-Griekse
                  grens? Welke toezeggingen en afspraken zijn verder tussen de EU, de lidstaten en Turkije
                  gemaakt over de uitvoering van de EU-Turkije verklaring, lopende de overbruggingsfinanciering?
                  Wat is de stand van zaken in de gesprekken over de EU-samenwerking met Turkije op
                  de lange termijn?
               
Het klopt dat aanvullende humanitaire steun beschikbaar wordt gesteld voor de vluchtelingen
                     in Turkije. Het betreft de financiering van EUR 485 mln. voor twee programma´s voor
                     humanitaire hulp voor de meest kwetsbare vluchtelingen: het Emergency Social Safety
                     Net (ESSN) en het Conditional Cash Transfer for Education (CCTE). Uw Kamer is onlangs
                     over dit voorstel en de Nederlandse appreciatie hieromtrent geïnformeerd.6 Recentelijk is de Raad akkoord gegaan met dit voorstel van de Europese Commissie.
                     Het betreft een overbruggingsfinanciering zodat de lopende humanitaire projecten ESSN
                     en CCTE kunnen worden verlengd. Dit voorstel loopt daarmee niet vooruit op eventuele
                     aanvullende steun aan Turkije voor de opvang van vluchtelingen binnen het volgende
                     MFK van 2021–2027. Wat betreft deze aanvullende financiering binnen het MFK is het
                     kabinet van mening dat dit conditioneel dient te zijn aan de effectieve uitvoering
                     van de EU-Turkije Verklaring, waaronder ook een beheerste situatie aan de Grieks-Turkse
                     grens. Tevens is de inzet hieromtrent dat deze aanvullende steun gefinancierd wordt
                     uit de EU-begroting.
Over de stand van zaken van de gesprekken tussen de hoge vertegenwoordiger Borrell
                     en de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken Çavuşoğlu over de implementatie van de
                     EU-Turkije Verklaring zal naar verwachting tijdens de aankomende Raad Buitenlandse
                     Zaken op 13 juli een terugkoppeling worden gegeven.
Terugkeer
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitrol van artikel 25a visumcode?
                  Heeft de EC inmiddels haar analyses gepresenteerd? Zijn er herkomstlanden waarop de
                  druk inmiddels wordt opgevoerd? Welke beleidsterreinen, naast handel en hulp, kunnen
                  wat Nederland betreft worden ingezet om meer druk uit te oefenen op herkomstlanden
                  die niet meewerken aan terugname? Heeft Nederland al een lijst van meest problematische
                  landen aangeleverd aan de EC om gebruik te maken van het coördinatiemechanisme waarbij
                  de EC samen met de lidstaten bekijkt of maatregelen op andere beleidsterreinen dan
                  het visumbeleid aan de orde zijn?
               
Klopt het dat een deel van de lidstaten op de meest problematische landen wil focussen
                  en daarbij wil kijken naar landen waarvan EU-breed tegen onderdanen daarvan minstens
                  1.000 terugkeerbesluiten per jaar worden uitgevaardigd? Dat zou een groep van 39 problematische
                  landen zijn volgens eerste schattingen van de EC. Kunt u aangeven welke landen dit
                  zijn of dit vertrouwelijk met de Kamer delen? Andere lidstaten zouden juist een evaluatie
                  willen doen van de terugkeermedewerking van alle derde landen, omdat anders mogelijk
                  landen waar slechts een enkele lidstaat problemen mee heeft, buiten beeld blijven.
                  Wat is de inzet van Nederland geweest? Een assessment van alle landen of een beperkte
                  lijst behandelen?
               
De implementatie van het mechanisme neergelegd in artikel 25bis van de Visumcode,
                     waarnaar de leden van de VVD vragen, kent een aantal stappen. Inderdaad is de eerste
                     stap het verzamelen van informatie omtrent terugkeer van derdelanders. Daartoe heeft
                     de Europese Commissie aan de lidstaten gevraagd om informatie aan te leveren over
                     de samenwerking met de voor het terugkeerproces meest relevante landen. Het aantal
                     uitgevaardigde terugkeerbesluiten is daarbij, conform de tekst van artikel 25bis,
                     een relevant criterium. Op deze wijze wordt de eerste inzet bepaald voor de landen
                     ten aanzien waarvan de EU een relatief groot belang heeft bij een goed lopend terugkeerproces.
                     Nederland kan deze keuze in deze fase ondersteunen. Het voorkomt dat het proces van
                     oordeelsvorming en bepalen van vervolgstappen te omvangrijk wordt en daardoor vertraagt.
                     Voor de goede orde, de landen waarvoor nadere informatie aan de lidstaten is gevraagd,
                     zijn niet zonder meer landen waarmee een problematische samenwerking op het gebied
                     van terugkeer bestaat, echter deze landen voldoen primair aan het criterium van 1.000
                     terugkeerbesluiten per jaar. De inbreng van de lidstaten is eind mei door de lidstaten
                     (waaronder Nederland) aangeleverd en wordt door de Europese Commissie geanalyseerd.
                     De Europese Commissie verwacht in de herfst de analyse met de lidstaten te kunnen
                     bespreken en daarbij te bepalen of en zo ja, welke vervolgstap passend is. Ook dit
                     proces is vertraagd door de effecten van het COVID-19 virus, die de lidstaten op verschillende
                     wijze heeft getroffen. Door Nederland is tot op het hoogste niveau aangedrongen op
                     prioriteit en versnelling van dit proces. Het kabinet hecht aan de gezamenlijke Europese
                     aanpak bij het implementeren van de terugkeermaatregelen en verwelkomt tevens dat
                     het Duitse voorzitterschap de inzet van dit instrument in zijn werkprogramma heeft
                     genoemd.
Wanneer kan de Kamer de uitvoering van de motie van het lid Becker c.s. (Kamerstuk
                  35 300 VI, nr. 37) tegemoetzien met een SMART-overzicht van de regeerakkoordafspraken rond more for
                  more en less for less en deals met derde landen?
               
Het kabinet verwacht zijn reactie op de motie van het lid Becker c.s. binnenkort met
                     uw Kamer te kunnen delen.
2. Vragen en opmerkingen vanuit de PVV-fractie
               
De leden van de PVV-fractie zijn mordicus tegen een nieuw migratieplan van de EC.
                  Wat er ook in dit plan zou staan; deze leden willen de zeggenschap over het Nederlands
                  migratiebeleid weer volledig terug naar Nederland halen. Op basis van wat er al naar
                  buiten is gebracht door de EC zelf, worden voornoemde leden enkel nog verder gesterkt
                  in deze overtuiging. Zo zijn ze in Brussel van plan om migranten verplicht over de
                  EU her-te-verdelen, meer geld aan de Turken te geven als beloning voor hun chantage
                  om miljoenen asielzoekers naar de EU te sturen en gaan er stemmen op om SAR-operaties
                  permanent gecoördineerd te gaan organiseren binnen de EU. Voornoemde leden willen
                  weten of u bereid bent de invoering van een nieuwe migratieplan van de EC te verwerpen
                  en daartoe meerderheden te zoeken in de Raadssamenstelling.
               
De inzet van het kabinet ten aanzien van het komende migratiepact is uw Kamer bekend.7 Ten aanzien van de stelling dat Turkije miljoenen asielzoekers heeft doorgestuurd,
                     wijst het kabinet op het feit dat sinds medio maart 2016 tot eind juni 2020 naar schatting
                     191.000 irreguliere migranten in Griekenland zijn aangekomen vanuit Turkije, zowel
                     op de eilanden als via de landgrens.8 Ter vergelijking, in dezelfde periode is het aantal vluchtelingen in Turkije volgens
                     UNHCR van ca. 2,7 miljoen toegenomen tot ca. 4 miljoen vluchtelingen.9
                     
Daarnaast wijzen de aan het woord zijnde leden erop dat als gevolg van de coronacrisis
                  de instroom van illegale migranten en asielzoekers fors is afgenomen. Dit bewijst
                  eens te meer dat al deze mensen die pretenderen op de vlucht te zijn voor oorlog en
                  geweld (of wat voor andere smoesjes verder gebruikt worden), banger zijn voor corona
                  dan voor die zogenaamde vervolging. Of zou het zijn dat het sluiten van de grenzen
                  daadwerkelijk heeft geholpen om een rem te plaatsen op migratie?
               
De grensmaatregelen die wereldwijd zijn genomen in reactie op de uitbraak van COVID-19,
                        hebben evident een wereldwijd effect gehad op mobiliteit. Verder hebben de interne
                        grensmaatregelen die door verschillende Schengenlidstaten zijn ingevoerd inderdaad
                        geleid tot een afname van het aantal asielaanvragen in landen als Nederland.
Dat laat onverlet dat een substantieel aantal mensen wereldwijd wel degelijk op de
                        vlucht is voor oorlogsgeweld, vervolging en andere, door het VN Vluchtelingenverdrag
                        erkende redenen. Tegelijkertijd blijkt uit de gemiddelde inwilligingspercentages in de EU+ regio, dat
                        in een groot en groeiend deel van de gevallen geen sprake is van gegronde redenen
                        om asielaanvragen in te willigen. EASO meldt dat van alle besluiten in eerste aanleg
                        in 2019, in 40% sprake was van inwilliging.10
                        
De EU gaat, ondanks het dreigement van Turkije om de poorten naar Europa wagenwijd
                  open te zetten, wéér honderden miljoenen euro’s aan Erdogan geven. De leden van de
                  PVV-fractie roepen u op om hier onder geen beding mee akkoord te gaan.
               
Zoals hiervoor is toegelicht op een eerdere stelling van de leden van de PVV-fractie,
                     is het aantal vluchtelingen in Turkije sinds maart 2016 met ruim 1,3 miljoen toegenomen.
                     Turkije heeft vanaf het begin van de oorlog in Syrië grote aantallen Syrische vluchtelingen
                     opgevangen en herbergt op dit moment nog steeds circa 3,6 miljoen Syriërs. Turkije
                     vangt daarmee het grootste aantal vluchtelingen in de wereld op. Dat is aanzienlijk
                     meer dan het aantal irreguliere migranten en asielzoekers dat in dezelfde periode
                     in de EU is aangekomen. Turkije verdient het om hierbij te worden ondersteund middels
                     door de EU beheerde programma’s voor vluchtelingen en gastgemeenschappen. De Raad
                     is akkoord gegaan met het voorstel van de Commissie om kwetsbare vluchtelingen in
                     Turkije, wier situatie verder verslechterde door de (o.a. economische) consequenties
                     van de COVID-19 pandemie, met humanitaire hulp te blijven bijstaan. Betere omstandigheden
                     voor vluchtelingen in Turkije dragen tenslotte bij aan het besluit van vluchtelingen
                     om daar te blijven.
Het EASO, de UNHCR en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) stellen dat
                  er een stroom aan nieuwe asielzoekers te verwachten valt als gevolg van de coronacrisis
                  en de economische gevolgen daarvan. Wat gaat u eraan doen om te voorkomen dat deze
                  economische migranten, ofwel gelukszoekers, hier onder het mom van asiel heen komen
                  en ook niet meer weggaan?
               
Los van de verwachte toename van het aantal irreguliere migranten en asielzoekers
                     als gevolg van de COVID-19 crisis, zet het kabinet in op een integrale migratie agenda.
                     Op basis daarvan investeert het in landen van herkomst en transit, bijvoorbeeld op
                     het gebied van grensbewaking, betere opvang in de regio en migratie-management, maar
                     ook in de aanpak van grondoorzaken van irreguliere migratie. De EU kent een vergelijkbare
                     inzet. In reactie op de uitbraak van COVID-19, waarbij ook de EU de door de leden
                     genoemde consequenties onderkent, heeft de EU – de lidstaten, de Commissie, de Europese
                     Investeringsbank (EIB) en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD)
                     – ca. EUR 36 miljard beschikbaar gesteld. Daarmee worden ook (nieuwe) oorzaken in
                     landen van herkomst en transit aangepakt om te voorkomen dat mensen zich genoodzaakt
                     voelen om op irreguliere wijze naar de EU te komen. Daarnaast dringt het kabinet in
                     Brussel en in contacten met herkomstlanden erop aan om terugkeerprocedures zo snel
                     mogelijk weer te hervatten wanneer de omstandigheden dat toelaten.
Aangezien alle Nederlanders weer naar alle landen van de EU op vakantie mogen gaan,
                  wordt het volgens voornoemde leden hoog tijd om niet alleen Dublinclaimanten (asielzoekers
                  die elders de EU zijn binnengedrongen en asiel hebben aangevraagd), maar ook uitgeprocedeerde
                  asielzoekers en overige illegale/ongewenste vreemdelingen terug te sturen. Bent u
                  bereid om per direct en zonder vertraging alle Dublinclaimanten aantoonbaar terug
                  te sturen naar het land dat verantwoordelijk is voor het behandelen van de asielaanvraag
                  en deze last niet op de schouders van de Nederlandse belastingbetalers af te wentelen?
                  Zo ja, hoeveel Dublinclaimanten bevinden zich nu in Nederland en per wanneer heeft
                  u deze personen teruggestuurd naar de verantwoordelijke EU-lidstaat?
               
Zoals ook geantwoord op vragen van de leden van de VDD-fractie op pagina 7 is Nederland
                     vanaf 1 juli jl. weer gestart met het uitvoeren van Dublinoverdrachten. Op peildatum
                     07-07-2020 bevonden zich circa 2.330 Dublinclaimanten in de caseload van de DT&V.
                     Inzet van de migratieketen is om de komende periode verder op te schalen en zoveel
                     mogelijk Dublinclaimanten, in lijn met de Dublinverordening, over te dragen. Om de
                     kans te minimaliseren dat Nederland de verantwoordelijkheid gaat dragen voor de inhoudelijke
                     behandeling van de asielaanvraag, worden overdrachten ingepland op basis van de uiterste
                     overdrachtsdatum. Daarbij moet in de praktijk nog blijken hoeveel overdrachten daadwerkelijk
                     door de organisaties in de migratieketen kunnen plaatsvinden met inachtneming van
                     de instructies vanuit het RIVM.
De aan het woord zijnde leden zijn daarnaast van mening dat u veel te laks bent in
                  uw terugkeerbeleid. Zelfs Eurocommissaris Johansson gaf in gesprek met de Tweede Kamercommissie
                  voor Justitie en Veiligheid aan dat onze regering te weinig doet om overlastgevers
                  en illegalen vast te zetten en uit te zetten. U betwistte dit en zou hier met een
                  reactie op komen. Wanneer kan de Kamer deze reactie tegemoet zien? Waarom doet u niets,
                  ondanks dat er volgens die verschrikkelijke EU-regels die ons migratiebeleid knevelen
                  meer gedaan kan worden?
               
De dialoog met de Europese Commissie over de mogelijkheden tot inbewaringstelling
                     waar de leden op doelen, is nog gaande. Deze dialoog ziet op de mogelijkheden in een
                     genormaliseerde situatie en heeft, zoals u zult begrijpen, in de periode maart t/m
                     juni dan ook minder prioriteit gehad. Inmiddels is deze op ambtelijk niveau weer opgepakt.
                     Overigens wil het kabinet niet afwachten wat de reactie van de Europese Commissie
                     is en is het nu reeds voornemens om vaker dan voorheen het middel bewaring in te zetten,
                     mits passend gegeven het individuele dossier en met inachtneming van de wettelijke
                     vereisten. Uiteraard is deze inzet wel begrensd door de middelen (capaciteit) voor
                     het uitvoeren van de vreemdelingenbewaring. Randvoorwaarde is ook dat eerst sprake
                     moet zijn van een verdere normalisatie van de situatie. Het uitzetten van onrechtmatig
                     verblijvende vreemdelingen is immers mede afhankelijk van het openstellen van grenzen
                     en het hervatten van het vliegverkeer. Hoewel er voorzichtig sprake is van een beperkte
                     verbetering, blijft dit zeer afhankelijk van de wijze waarop het virus zich ontwikkeld.
De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat het fout zou zijn om, na al de leugens
                  van de Chinezen en na het verdoezelen en achterhouden van informatie betreffende corona,
                  de Chinezen weer vrij reizen naar Schengen toe te staan. Er is geen enkele garantie
                  dat corona daar op zijn retour is en ook geen garantie dat de Chinezen het niet weer
                  in groten getale hierheen brengen met alle gevolgen van dien. Hoe gaat u voorkomen
                  dat Nederland, door het openen van de Schengenzone voor China, wederom geconfronteerd
                  wordt met een Chinees virus, zoals bijvoorbeeld het nieuwe varkenspestvirus waar wetenschappers
                  nu alarm over slaan?
               
Op basis van zo objectief mogelijke criteria over de gezondheidssituatie en de geldende
                     maatregelen in China, is het land op de groene lijst van de EU geplaatst. Daarnaast
                     heeft Nederland ook gekeken naar mogelijke gevolgen van opname van China voor de Nederlandse
                     gezondheidssituatie. Gezondheidsorganisaties zoals het ECDC, WHO en RIVM hebben de
                     benodigde informatie geleverd om tot deze lijst te komen. De lijst is geen vaststaand
                     gegeven. Als de gezondheidssituatie in China verslechtert, kan het land weer van de
                     lijst worden gehaald. Dit wordt elke twee weken opnieuw beoordeeld en kan sneller
                     wanneer nodig. Daarnaast geldt voor China nog een extra voorwaarde m.b.t. de reciprociteit.
                     Chinezen mogen pas naar Nederland reizen als Nederlanders ook China weer mogen inreizen.
                     Verder is het belangrijk dat er een gecoördineerde aanpak is aan de buitengrenzen
                     en dat we zicht houden op wie het Schengengebied in komt.
De aan het woord zijnde leden vragen of het klopt dat het Europees parlement (EP)
                  op 26 maart 2019 een resolutie heeft aangenomen met de titel «De grondrechten van
                  mensen van Afrikaanse afkomst» die de EU feitelijk oproept om de grenzen naar Europa
                  te openen voor asielzoekers en migranten. Kunt u tevens bevestigen dat de Duitse Minister
                  van Binnenlandse Zaken al begonnen is aan de uitvoering van dit onzalige plan? Voornoemde
                  leden roepen u op een stokje steken voor zulke idioterie die de Afrikanisering van
                  Nederland en heel Europa tot gevolg zal hebben.
               
Op 26 maart jl. heeft het Europees Parlement inderdaad de genoemde resolutie aangenomen.11 Deze resolutie ziet met name op de behandeling van Europeanen met een Afrikaanse
                     achtergrond en roept autoriteiten maatregelen te treffen om discriminatie van deze
                     groep Europeanen te voorkomen. Weliswaar wijst de resolutie o.a. op de risico’s op
                     discriminatie voor kinderen van Afrikaanse afkomst bij de toepassing van grens- en
                     migratie-management regels, maar roept het op geen enkele wijze op om de grenzen te
                     openen.12 Het is het kabinet niet bekend of en zo ja, in hoeverre eventuele recente aanvullende
                     anti-discriminatiemaatregelen van de Duitse overheid zijn geïnspireerd door deze resolutie.
3. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
               
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
                  agenda voor de informele JBZ-raad van 6-7 juli 2020. Zij hebben nog enkele vragen.
               
Werksessie I – Omgaan met COVID-19 als Europese democratie
De leden van de CDA-fractie zien dat de precaire situatie in sommige Europese democratieën
                  op de agenda staat om besproken te worden. Zij zien in landen als Polen en Hongarije
                  dat de coronacrisis aangewend wordt om de staatsinvloed te vergroten. Deze leden vragen
                  of u blijvend aandacht wilt besteden, formeel en in de wandelgangen, aan de rechtsstaatontwikkeling
                  in Polen en Hongarije.
               
De COVID-19 crisis raakt sterk aan aspecten van de rechtsstaat. De Minister van Justitie
                     en Veiligheid erkent het gevaar dat sommige lidstaten de COVID-19-crisis aangrijpen
                     om maatregelen door te voeren die vanuit het oogpunt van de beginselen van rechtsstaat,
                     democratie en grondrechten vragen oproepen. Het Nederlandse standpunt is dat buitengewone
                     maatregelen in het kader van de bestrijding van het COVID-19 virus geoorloofd en soms
                     noodzakelijk zijn vanuit het oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid, maar
                     dat deze wel dienen te voldoen aan de vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit
                     en tijdelijkheid, en tevens de waarden van de Unie, waaronder de beginselen van de
                     rechtsstaat, democratie en fundamentele rechten, en internationale verdragsverplichtingen
                     dienen te respecteren. Nu het aantal besmettingen afneemt, is het tevens van belang
                     dat lidstaten de uitgevaardigde noodmaatregelen evalueren en waar nodig aanpassen
                     of verlichten.
Samen met een groot aantal lidstaten blijft Nederland zich sterk maken voor naleving
                     van de beginselen van de rechtsstaat. De Commissie heeft aangegeven de noodmaatregelen
                     die lidstaten nemen in het kader van de COVID-19 crisis te monitoren. Nederland heeft
                     de Commissie meermaals opgeroepen om indien noodzakelijk nadere actie te ondernemen.
                     De Minister van Justitie en Veiligheid zal zich ervoor blijven inspannen dat noodmaatregelen
                     in relatie tot de rechtsstatelijkheid regelmatig worden geagendeerd in de JBZ-Raad,
                     in aanvulling op de RAZ, juist vanuit de verantwoordelijkheid van JBZ-ministers voor
                     de juridische en justitiële elementen van rechtsstatelijkheid, zolang de omstandigheden
                     hiertoe aanleiding geven. Dit heeft hij tevens benadrukt tijdens de informele JBZ-Raad
                     op 6-7 juli jl.
De bredere ontwikkelingen in Polen en Hongarije met betrekking tot de waarden van
                     de Unie, waaronder rechtsstaat, democratie en fundamentele rechten, maken ook onderdeel
                     uit van de lopende artikel 7-procedures. Het Duits Voorzitterschap heeft laten weten
                     voornemens te zijn deze later dit najaar te agenderen in de Raad Algemene Zaken. Nederland
                     steunt dit. Nederland besteedt daarnaast aandacht aan de ontwikkelingen in Polen en
                     Hongarije door geregeld te interveniëren in zaken die door de Europese Commissie tegen
                     deze landen aanhangig worden gemaakt bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.
                     Ook neemt Nederland geregeld deel aan procedures waarin prejudiciële vragen aan dit
                     Hof worden gesteld die betrekking hebben op de beginselen van de rechtsstaat, democratie
                     en fundamentele rechten.
Presentatie van de nieuwe EU strategie inzake slachtofferrechten door de Commissie
De leden van de CDA-fractie zien met belangstelling de presentatie van de nieuwe EU-strategie
                  inzake slachtofferrechten tegemoet. Het is deze leden duidelijk dat er op vijf pijlers
                  wordt gericht. Zij vragen of online slachtofferschap ook een aangelegen thema kan
                  zijn voor een Europese strategie. Indien u daarmee instemt vragen deze leden of u
                  een lans wilt breken voor de versterking van de positie van slachtoffers die in het
                  digitale domein slachtoffer zijn geworden.
               
Uit recent onderzoek naar slachtofferschap van online criminaliteit blijkt niet dat
                     de gevolgen of behoeften van slachtoffers bij online delicten significant afwijken
                     van traditionele delicten. Wel laat het onderzoek zien dat de impact van online delicten
                     op slachtoffers groot kan zijn. Het is daarom van belang dat slachtoffers zich gehoord
                     voelen door politie, Openbaar Ministerie en andere instanties, dat slachtoffers hun
                     schade kunnen verhalen en dat kwetsbare slachtoffers worden beschermd. De vijf pijlers
                     van de nieuwe EU-strategie richten zich ook op deze behoeften van slachtoffers. De
                     Minister voor Rechtsbescherming acht het daarom niet nodig om online slachtofferschap
                     als apart thema aan te dragen. Desalniettemin zal de Minister voor Rechtsbescherming
                     bij de uitvoering van de vijf pijlers aandacht blijven vragen voor de positie van
                     slachtoffers die in het digitale domein slachtoffer zijn geworden.
Presentatie van de beleidsnota «Versterken van bescherming en steun aan slachtoffers
                     van terrorisme in de EU» door de EU coördinator voor terrorismebestrijding
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat er een beleidsnota van de EU-coördinator
                  voor terrorismebestrijding wordt verwacht voorafgaand aan de JBZ-raad. Heeft u deze
                  beleidsnota al ontvangen en kan deze verder uiteengezet worden? Voornoemde leden vragen
                  of u inzichtelijk kunt maken welke Europese lidstaten aparte schadevergoedingsregelingen
                  voor terrorisme en slachtoffers van misdrijven kennen. In hoeverre zijn dit lidstaten
                  die daarnaast ook een sterke generieke regeling kennen? Is voor u een scenario denkbaar
                  waarbij een lidstaat een sterke generieke regeling voor slachtoffers kent die aangevuld
                  wordt met een regeling voor slachtoffers van terrorisme en zware misdrijven? In hoeverre
                  verwacht u dat er op Europees gebied een eenduidige regeling komt voor deze compensatieregelingen?
               
De EU-coördinator voor terrorismebestrijding (CTC) heeft zijn beleidsnota inmiddels
                     bekend gemaakt13. Hij stelt voor ten aanzien van slachtoffers van terrorisme de volgende punten prioriteit
                     te geven. Ten eerste het instellen van een EU-netwerk van operationele contactpunten
                     van lidstaten voor de slachtoffers van terrorisme en vergoeding van hun schade. Dit
                     netwerk moet regelmatig bijeen komen met steun van de Europese Commissie. Ten tweede
                     kunnen wijzigingen in het EU-wetgevingskader overwogen worden en verder verkend worden
                     ten aanzien van verscheidene aspecten van schadevergoeding aan slachtoffers van terrorisme.
                     Ten derde is het belangrijk om de stem van slachtoffers van terrorisme te versterken
                     met als doel radicalisering te voorkomen en contra-narratieven en herdenking te steunen,
                     door onder andere EU-financiering van herdenkingsevenementen voor slachtoffers van
                     terroristische aanslagen.
Op het punt van schadevergoeding aan slachtoffers van terrorisme doet de CTC vier
                        voorstellen:
1. Schadevergoeding aan slachtoffers van terrorisme in grensoverschrijdende zaken niet
                              alleen verstrekken in de lidstaat waar de terroristische aanslag plaatsvond, maar
                              ook in de lidstaat waar het slachtoffer verblijft.
2. Vergoeding aan slachtoffers van terrorisme in eerste instantie verstrekken door de
                              staat die zich dan vervolgens kan richten tot private partijen, voor zover van toepassing.
3. Onmiddellijke betalingen voor noodhulp aan slachtoffers van terrorisme.
4. Vergoeding aan niet-EU burgers. Deze burgers hebben dezelfde bijzondere behoeften
                              als EU-burgers na een aanslag.
Het is een reële mogelijkheid dat een lidstaat naast de algemene regeling voor vergoeding
                     van schade aan slachtoffers van misdrijven een meer specifieke voorziening treft voor
                     slachtoffers van terroristische misdrijven. Het staat lidstaten vrij om voor deze
                     aanpak te kiezen. Het is goed denkbaar dat lidstaten dit doen tegen de achtergrond
                     van het gegeven dat in sommige lidstaten grootschalige aanslagen hebben plaatsgehad
                     en zich soms al gedurende een reeks van jaren hebben voorgedaan.
Een aantal EU-lidstaten heeft afzonderlijke regelingen voor slachtoffers van terroristische
                     misdrijven, ten opzichte van slachtoffers van andere misdrijven. Volgens de bij het
                     ministerie beschikbare informatie betreft dit Frankrijk, Spanje en België. Deze lidstaten
                     kennen daarnaast ook een generieke regeling voor slachtoffers van andere delicten.
                     Het is een bevoegdheid van de lidstaten om naast, of als onderdeel van, een generieke
                     regeling een aanvullende voorziening te treffen voor slachtoffers van terrorisme.
                     Algemene voorwaarde is dat de lidstaten voldoen aan de (minimum)normen die op EU-niveau
                     zijn vastgesteld14.
Voor Nederland is de schade die slachtoffers ondervinden en hun behoefte aan vergoeding
                     het uitgangspunt. De behoefte aan schadevergoeding is niet afhankelijk van de aard
                     van het delict. Een terroristisch misdrijf onderscheidt zich van andere delicten door
                     het oogmerk van de dader, maar niet per se door de gevolgen voor het slachtoffer.
De Commissie heeft op 24 juni jongstleden haar slachtofferstrategie 2020–2025 bekend
                     gemaakt15. De Commissie stelt in de strategie dat slachtoffers van terrorisme een groep van
                     slachtoffers vormen die bijzonder kwetsbaar is en die gespecialiseerde en geïntegreerde
                     hulp nodig heeft. De Commissie schrijft dat terroristische aanslagen niet alleen gericht
                     zijn tegen individuele personen, maar ook tegen staten en tegen onze vrije en open
                     samenlevingen zonder grenzen. De Commissie heeft in deze strategie geen voorstel gedaan
                     voor nieuwe regelgeving ten aanzien van schadevergoeding aan slachtoffers in het algemeen,
                     of aan slachtoffers van terroristische misdrijven. Het kabinet verwacht niet dat er
                     op korte termijn verdere regelgeving op EU-niveau komt voor schadevergoeding aan slachtoffers
                     van terroristische of andere misdrijven. Een aantal lidstaten voldoet nog niet volledig
                     aan eerdergenoemde minimumnormen (met name de Richtlijn uit 2012). De Commissie volgt
                     momenteel het proces om te bereiken dat alle lidstaten voldoen aan de normen. Het
                     is mogelijk dat de Commissie in een later stadium voorstellen zal doen voor verdere
                     regelgeving ten aanzien van schadevergoeding. In de strategie is opgenomen dat de
                     Commissie de EU-wetgeving inzake schadevergoeding (inclusief vergoeding door de overheid
                     en door de dader) zal monitoren en beoordelen en zo nodig in 2022 maatregelen zal
                     voorstellen om het EU-kader aan te vullen.
Werksessie II – Versterken van de democratie in tijden van COVID-19 en respons op
                     haatzaaien en desinformatie
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Raad een gedachtewisseling zal houden
                  over het versterken van de democratie en de bestrijding van onder meer desinformatie.
                  Zij signaleren dat in de strijd tegen desinformatie grote techbedrijven een belangrijke
                  rol spelen. Op dit moment rekent de Europese waardengemeenschap op de zelfregulering
                  van deze bedrijven. Het is voornoemde leden niet ontgaan dat ook in het thuisland
                  van deze veelal Amerikaanse bedrijven een verwoede discussie wordt gevoerd over het
                  al dan niet bijdragen aan polarisatie door sociale mediabedrijven. Deze leden vragen
                  hoe u het huidige klimaat in Europa duidt en of u verwacht dat de tijd van zelfregulering
                  langzaam ten einde zal komen.
               
Sinds 2018 voorziet de gedragscode tegen desinformatie in zelfregulering door de techbedrijven
                     op Europees niveau16. Uit de eerste evaluatierapporten17 over deze gedragscode blijkt dat de verantwoording en het aanleveren van gegevens
                     door de internetdiensten te wensen overlaat. Dit vindt het kabinet zorgelijk vooral
                     vanwege het belang van transparantie. In deze rapporten wordt ook gesproken over een
                     nieuwe vorm van co-regulering die het nakomen van toezeggingen uit de gedragscode
                     zou kunnen afdwingen. Er is echter nog veel onduidelijk over de aard en doelstelling
                     van een mogelijke vorm van co-regulering. Eerder heeft de Commissie aangegeven dat,
                     indien zelfregulering via de gedragscode te kort blijkt te schieten, zij overweegt
                     om een voorstel te doen met regulerende maatregelen. Het is nu echter te vroeg om
                     hierover uitspraken te kunnen doen. De Commissie gebruikt de eindevaluatie als input
                     voor haar aangekondigde Democratie Actieplan. Ze verwacht dit Democratie Actieplan
                     in het vierde kwartaal van dit jaar te publiceren.
In de Kamerbrief beleidsinzet bescherming democratie tegen desinformatie18, heeft het kabinet aangegeven voorstander te zijn van meer transparantie over de
                     herkomst en de methoden van verspreiding van desinformatie op internetdiensten. Het
                     kabinet overweegt wettelijke regels die in aanvulling op de zelfregulering transparantie
                     kunnen afdwingen.
De aan het woord zijnde leden vragen of u verwacht dat de EC in het actieplan democratie
                  wetgeving zal voorstellen om techbedrijven aansprakelijk te stellen voor het hosten
                  van desinformatie op hun servers.
               
Het Democratie Actieplan zal zich onder meer richten op het tegengaan van desinformatie,
                     op het versterken van het medialandschap en op de rol die online platforms spelen
                     in het democratisch proces. De Commissie denkt ook aan het uitwerken van een initiatief
                     binnen dit actieplan voor de regulering van politieke advertenties. Eventuele aansprakelijkheid
                     voor het hosten van desinformatie maakt naar verwachting geen onderdeel uit van het
                     Democratie Actieplan.
Ook vragen zij of u bereid bent u strijdbaar op te stellen waar het gaat om de naleving
                  van de code of conduct tegen online haatzaaiende content.
               
Het kabinet steunt een gezamenlijke Europese aanpak in bestrijding van online haatzaaien.
                     Zelfregulering, zoals het genoemde Code of Conduct, zou daarbij voorop moeten staan.
                     Het kabinet verwelkomt in dat kader dat de Code of Conduct tegen online haatzaaiende
                     content door een aantal grote social media bedrijven zoals Facebook is onderschreven.
                     Dit onderstreept het belang van vrijwillige samenwerking. Het kabinet ziet dat belang
                     ook en is positief over deze gedragscode als succesvol voorbeeld van zelfregulering.
Naast de gedragscode zijn er meer initiatieven om uitingen op het internet te beteugelen,
                     te corrigeren, van context te voorzien of te verwijderen. Het kabinet acht alle vormen
                     van discriminatie, waaronder haatzaaien, onacceptabel en zet zich sterk in voor het
                     aanpakken van deze zorgelijke trends. Hierbij pleit het kabinet om zoveel mogelijk
                     aan te sluiten bij reeds ingezette trajecten. In dit licht zal het kabinet dan ook
                     naleving van de code of conduct blijven aanmoedigen.
                  Tevens is het kabinet bereid – indien dat nodig blijkt – om aanvullend op zelfregulering,
                     zoals de genoemde Code of Conduct, in gezamenlijkheid te bezien of het huidige kader
                     volstaat om online discriminatie aan te pakken.
Europees Politie Partnerschap
De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het Europees Politie
                  Partnerschap (EUPP) besproken zal worden. Zij vragen om meer informatie over dit partnerschap.
                  Voornoemde leden vragen of dit enkel een partnerschap betreft waardoor eenvoudiger
                  informatie uitgewisseld kan worden tussen de partnerlanden, of dat het EUPP ook een
                  operationele politie samenwerking betreft. Zo ja, hoe ziet die operationele samenwerking
                  er dan uit? Doen alle EU-landen mee aan dit EUPP? Zijn er voor de deelnemende landen
                  kosten verbonden aan dit EUPP?
               
Tijdens de informele JBZ-Raad is aan het Duits voorzitterschap gevraagd om een concrete
                     toelichting op het aangekondigde Partnerschap. In het verslag van deze informele JBZ-Raad
                     zal over deze bespreking worden teruggekoppeld. Vooralsnog lijkt de nadruk te liggen
                     op een beter gebruik van bestaande instrumenten en de nieuwste informatiesystemen,
                     zoals het Schengen Informatiesysteem (SIS) en het Europol Informatie Systeem (EIS).
                     Deze moeten gevuld worden met de laatste en complete informatie waarover lidstaten
                     beschikken en deze informatie moet van goede kwaliteit zijn. Aangezien er gesproken
                     wordt van een Europees Politiepartnerschap is het zeer waarschijnlijk dat dit voor
                     alle EU-lidstaten zal gelden.
4. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
               
De leden van de D66-fractie hebben de geannoteerde agenda tot zich genomen en hebben
                  daar nog enkele vragen over.
               
Uitstel EU-migratiepact
De leden van de D66-fractie zijn teleurgesteld over het wederom uitstellen van de
                  lancering van het migratiepact door de EC. Deze leden hebben al heel vaak het belang
                  benadrukt om te komen tot een écht gezamenlijk Europees asielbeleid. Het huidige beleid
                  is noch effectief, noch humaan. Wanneer er plots een verhoogde instroom zal zijn,
                  heeft de EU haar asielbeleid onvoldoende op orde om hier op een fatsoenlijke manier
                  op te anticiperen. Maar ook zonder verhoogde instroom is de ineffectiviteit en inhumaniteit
                  zichtbaar, met als meest in het oog springende schrijnende voorbeeld de situatie op
                  de Griekse eilanden. Voornoemde leden vragen dan ook wat uw inzet is met betrekking
                  tot de planning van de lancering van het nieuwe EU-migratiepact.
               
Het kabinet heeft kennisgenomen van het voornemen van de Europese Commissie om de
                     publicatie van de mededeling over het nieuwe migratiepact uit te stellen. Zoals aan
                     uw Kamer gecommuniceerd, hangt dit besluit samen met de onderhandelingen over het
                     nieuwe Meerjarig Financieel Kader en Europees Herstelfonds. Hoewel het kabinet graag
                     had gezien dat de mededeling eerder was gepubliceerd, was als gevolg van de COVID-19
                     uitbraak reeds vertraging opgelopen. Voorts wijst het kabinet erop dat de publicatie
                     van de mededeling het startpunt zal zijn van, naar verwachting, uitgebreide onderhandelingen.
                     Gelet op alle bekende gevoeligheden op zowel het asiel- en migratiedossier als het
                     financieel dossier, heeft het kabinet begrip voor dit besluit van de Commissie.
Extra geld voor vluchtelingenopvang in Turkije
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de extra middelen die ter beschikking
                  zijn gesteld voor de opvang van vluchtelingen in Jordanië, Libanon en Turkije en de
                  ondersteuning aan gastgemeenschappen aldaar. Voornoemde leden steunen de toekenning
                  van deze extra middelen, gelet op de vele vluchtelingen die deze landen herbergen,
                  en de druk die dit ook voor de lokale gemeenschappen met zich mee brengt. Zij vragen
                  u toe te lichten wat de bestemming zal zijn van deze extra middelen.
               
De aanvullende EU-steun van EUR 485 mln. zal worden ingezet ten behoeve van de vluchtelingenpopulatie
                     in Turkije. Specifiek zullen twee humanitaire projecten, het Emergency Social Safety
                     Net (ESSN) en het Conditional Cash Transfer for Education (CCTE) worden verlengd die
                     respectievelijk in maart 2021 en oktober 2020 zouden aflopen. Doel van de aanvullende
                     steun is om deze projecten te verlengen tot eind 2021. Het ESSN biedt maandelijkse
                     betalingen in contanten aan 1,7 miljoen vluchtelingen om te voorzien in hun basisbehoeften.
                     Het CCTE beidt financiële ondersteuning aan gezinnen om 685.000 kinderen naar school
                     te laten gaan. Met de aanvullende steun zal EUR 400 mln. worden ingezet voor het CCTE
                     en EUR 85 mln. ten behoeve van het ESSN. Meer informatie over opzet en voortgang van
                     deze FRIT-projecten is te vinden op de website van de Europese Commissie19.
De aanvullende EU steun van EUR 100 mln. voor Jordanië en Libanon heeft tot doel deze
                     landen bij te staan in de vluchtelingencrisis, die het gevolg is van de conflicten
                     in met name Syrië. Deze middelen zullen worden ingezet voor het versterken van de
                     weerbaarheid van, en basisvoorzieningen voor, vluchtelingen en gastgemeenschappen
                     via het Europees Nabuurschapsinstrument.
Justitiezaken
De leden van de D66-fractie lezen in het verslag van het schriftelijk overleg voorafgaand
                  aan de JBZ-Raad van 4 en 5 juni jl. (Kamerstuk 32 317, nr. 622) dat u het voornemen heeft tijdens de aankomende informele JBZ-Raad het Nederlands
                  standpunt te benadrukken over het essentiële belang van de beginselen van de rechtsstaat
                  en het uitgangspunt dat de waarden van de EU en internationale verdragsverplichtingen
                  dienen te worden gerespecteerd. Voornoemde leden zijn daar blij mee, maar vragen u
                  hierbij specifiek Hongarije en Polen te benoemen. Zal u dat doen? Zo nee, waarom niet?
               
Samen met een groot aantal lidstaten blijft Nederland zich sterk maken voor naleving
                     van de beginselen van de rechtsstaat. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft
                     het Nederlandse standpunt inzake het respecteren van de beginselen van de rechtsstaat,
                     democratie en fundamentele rechten uitgedragen in de informele JBZ-Raad van 6-7 juli
                     jl. Hierin zijn Hongarije en Polen niet specifiek genoemd. Wel heeft de Minister van
                     Buitenlandse Zaken de zorgen omtrent de Hongaarse noodwetgeving telefonisch met zijn
                     Hongaarse ambtsgenoot besproken. Verder spreekt Nederland beide landen direct aan
                     in het kader van de artikel 7-procedures, die zien op naleving van de waarden van
                     de Unie (Hongarije) en de rechtsstaat (Polen). Het Duits Voorzitterschap heeft laten
                     weten voornemens te zijn de artikel 7-procedures later dit najaar te agenderen in
                     de Raad Algemene Zaken. Nederland steunt dit.
Op donderdag 2 juli 2020 zal gestemd worden over de motie van de leden Jetten en Van
                  Ojik (Kamerstuk 35 403, nr. 4) aangaande de rechtsstaat in Europa. De aan het woord zijnde leden horen graag, indien
                  de motie is aangenomen, hoe u samen met de Minister van Buitenlandse Zaken deze motie
                  zal uitvoeren.
               
De bedoelde motie van de leden Jetten en Van Ojik roept de regering onder meer op
                     bij de eerstvolgende Raad Algemene Zaken te bepleiten de artikel 7-procedure voort
                     te zetten. Het Duits Voorzitterschap heeft laten weten voornemens te zijn de artikel
                     7-procedures later dit najaar te agenderen in de Raad Algemene Zaken. Nederland steunt
                     dit, en zal dit op de komende Raad Algemene Zaken tot uitdrukking brengen, in lijn
                     met voornoemde motie.
Tevens wordt de regering in de motie verzocht om zich daarnaast bij de onderhandelingen
                     voor het nieuwe MFK onverminderd in te zetten voor conditionaliteit op het gebied
                     van rechtsstaat en tevens voor het vermijden van een besparing op de «Justice, rights
                     & values heading». In haar laatste voorstel van 27 mei jl. nam de Commissie hiervoor
                     nog een korting op van 20%. Inmiddels heeft Commissaris Reynders tijdens de informele
                     JBZ-raad van 6 en 7 juli jl. aangegeven dat deze besparing wat de Commissie betreft
                     van de baan is.
Het kabinet is uitgesproken voorstander van een koppeling tussen de ontvangst van
                     EU-middelen en de naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen, ook wel bekend als
                     de conditionaliteit t.a.v rechtsstatelijkheid, gelet op de zorgen die bestaan over
                     de rechtsstaat. Sterke conditionaliteiten zijn voor het kabinet onlosmakelijk verbonden
                     met een moderne EU-begroting. Het kabinet zal zich in de MFK-onderhandelingen blijven
                     inzetten om een zo sterk en effectief mogelijke conditionaliteit inzake rechtsstatelijkheid
                     de eindstreep van de MFK-onderhandelingen te laten halen. Het kabinet zal zich tevens
                     blijven inspannen voor het vermijden van een besparing op het Justitie, Rechten en
                     Waarden Fonds, zonder hierbij vooruit te lopen op de integrale besluitvorming hierover
                     en ingepast binnen de kabinetsinzet voor een modern en financieel houdbaar MFK. De
                     besprekingen over de budgetten van EU agentschappen en organisaties dienen immers
                     te worden bezien in de bredere context van de MFK-onderhandelingen, die nog in volle
                     gang zijn.
Verder hebben deze leden nog een vraag over de MFK-verordening inzake rechtsstatelijkheidsconditionaliteit
                  (voorstel COM(2018) 324 final). Voornoemde leden lezen in het verslag van het schriftelijk
                  overleg voorafgaand aan de JBZ-Raad van 4 en 5 juni jl. (Kamerstuk 32 317, nr. 622) dat deze verordening indien aangenomen bindende juridische gevolgen kan hebben voor
                  lidstaten wanneer zij de rechtsstaat schenden. Dat gebeurt echter niet op basis van
                  het jaarlijkse EU-rechtsstatelijkheidsrapport. Dat is daar niet voor bedoeld want
                  het heeft een niet-bindend karakter. De leden van de D66-fractie vragen waarop de
                  besluitvorming door de EC dan gebaseerd zal zijn om een voorstel te doen tot intrekken
                  van subsidies onder de voorgestelde MFK-verordening. Op basis waarvan wordt door de
                  EC beoordeeld (artikel 5, lid 1 en 2 van de verordening) dat de rechtstatelijke waarborgen
                  in artikel 3 van de voorgestelde verordening geschonden zijn? Graag ontvangen voornoemde
                  leden een toelichting.
               
Om de financiële belangen van de EU te beschermen tegen financiële risico’s
                  veroorzaakt door algemene tekortkomingen op het gebied van rechtsstatelijkheid, heeft
                     de Commissie voorgesteld om de ontvangst van EU-middelen te koppelen aan de naleving
                     van rechtsstatelijkheidsbeginselen. Deze koppeling wordt ook wel de RoL-conditionaliteit
                     genoemd en geeft de Commissie de mogelijkheid om maatregelen te nemen wanneer rechtsstatelijke
                     tekortkomingen een potentieel negatieve invloed hebben op de financiële belangen van
                     de EU. Het voortgangsrapport over het Commissievoorstel voor de MFK-rechtsstaatverordening
                     geeft de laatste stand van zaken weer inzake de onderhandelingen in de Raad over de
                     MFK-rechtsstaatverordening20. Over de MFK-rechtsstaatverordening heeft de Raad nog geen algemene oriëntatie bereikt.
In artikel 3 van het voortgangsrapport over het Commissievoorstel voor de MFK-rechtsstaatverordening
                     worden de voorwaarden beschreven op basis waarvan de Commissie maatregelen kan voorleggen
                     aan de Raad in geval van rechtsstatelijke tekortkomingen die een potentieel negatieve
                     invloed hebben op de financiële belangen van de EU. Een van deze maatregelen is het
                     schorsen van betalingen uit de EU-begroting aan een lidstaat. Indirect staan in artikel
                     3 dus de voorwaarden waar lidstaten aan moeten voldoen om middelen uit de EU-begroting
                     te kunnen ontvangen.
De identificatie van een tekortkoming noopt tot een kwalitatieve beoordeling door
                     de Commissie. Voor deze beoordeling mag de Commissie rekening houden met alle informatie
                     die afkomstig is uit alle beschikbare bronnen en van alle erkende instellingen, waaronder
                     arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie, verslagen van de Rekenkamer,
                     informatie aangemerkt door OLAF of het EOM als relevant, en de conclusies en aanbevelingen
                     van relevante internationale organisaties en netwerken, zoals de organen van de Raad
                     van Europa (waaronder de Groep van Staten tegen Corruptie en de Venetië Commissie),
                     en de Europese netwerken van Hoge Raden en raden voor de rechtspraak, aldus artikel
                     5, lid 2 en overweging 12 van hetzelfde voortgangsrapport over het Commissievoorstel
                     voor de MFK-rechtsstaatverordening. Zodoende mag de Commissie ook rekening houden
                     met de bevindingen uit de jaarlijkse toetsingscyclus rechtsstaat/ het jaarlijkse EU-rechtsstatelijkheidsrapport.
Aangezien de openstaande punten in de onderhandelingen in de Raad over de MFK-rechtsstaatverordening
                     nauw samenhangen met de onderhandelingen over de negotiating box, zal de Raad naar
                     verwachting pas weer verder werken aan deze MFK-rechtsstaatverordening nadat de Europese
                     Raad unaniem overeenstemming heeft bereikt over de negotiating box, en daarmee over
                     het MFK-akkoord. Voor de totstandkoming van de MFK-rechtsstaatverordening geldt de
                     gewone wetgevingsprocedure, met gekwalificeerde meerderheid binnen de Raad en medebeslissingsrecht
                     van het EP.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd over het feit dat het EOM ruimte zal reserveren
                  voor de aanstelling van twee voltijds gedelegeerd Europese aanklagers in Nederland.
                  Zij vernemen verder dat Nederland de EC om aanvullende informatie heeft gevraagd aangaande
                  de budgetten voor individuele agentschappen (Europol, Eurojust, EOM) onder het nieuwe
                  MFK-voorstel. Kunt u toelichten wat de uitkomst daarvan was? Hoe geeft u de inzet
                  vorm om u sterk te maken voor voldoende middelen voor Europol, Eurojust, het EOM en
                  het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF)?
               
Uit het voorstel voor het MFK van 27 mei jl.21 konden de voorgestelde budgetten voor individuele agentschappen niet worden opgemaakt.
                     Nederland heeft hierop om aanvullende informatie gevraagd. De Commissie heeft vervolgens
                     op 8 juni jl. een indicatieve budgetverdeling voor de individuele agentschappen met
                     de lidstaten gedeeld. Daaruit blijkt dat de budgetten voor Europol en Eurojust zijn
                     verhoogd ten aanzien van het MFK voorstel van de Commissie uit 2018. Voor het EOM
                     geldt dat de Commissie heeft aangegeven met nadere informatie over het budget voor
                     2021–2027 te komen wanneer meer bekend is over de uit te voeren activiteiten en werklast
                     van het EOM. Deze informatie is nog niet verschenen. Wel heeft de Commissie op 24 juni
                     jl. voorstellen voor de begroting van 2021 gedaan22. De uiteindelijke invulling van de voorstellen voor het jaar 2021 zal onderdeel uitmaken
                     van de nog lopende besprekingen over het MFK 2021–2027.
Modernisering van de EU-begroting blijft van onverminderd belang om deze toekomstbestendig
                     te maken, evenals de noodzaak om Europese uitgaven op een financieel houdbaar niveau
                     te houden en tot een eerlijke verdeling van de financiering ervan te komen. De naleving
                     van rechtsstatelijkheidsbeginselen en grondrechten en de bestrijding van fraude, inclusief
                     sterke betrokkenheid van de relevante EU instituties, zijn hierbij van belang. Deze
                     inzet is ook verwoord in het non-paper dat Nederland samen met Denemarken, Oostenrijk
                     en Zweden heeft opgesteld. Voor de bestrijding van fraude pleit het kabinet ervoor
                     dat, binnen de kabinetsinzet voor een modern en financieel houdbaar MFK, Europol,
                     Eurojust en het EOM adequaat zijn toegerust.
5. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
               
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda
                  voor de Informele JBZ-raad van 6-7 juli 2020. Zij hebben nog enkele vragen.
               
Reddingen op zee
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat u bereid bent
                  een tijdelijk ontschepingsmechanisme te overwegen, mits dit bijdraagt aan een structurele
                  oplossing. U benadrukt het wenselijk te vinden dat alle EU-lidstaten aan een dergelijk
                  mechanisme deelnemen, maar voegt daar ook aan toe dat indien dit niet haalbaar is,
                  het van belang is dat het een zo groot mogelijk en geografisch evenwichtige groep
                  lidstaten betreft die hun verantwoordelijkheid nemen, inclusief de lidstaat van aankomst.
                  Voornoemde leden waarderen de opening die u hier biedt voor Nederlandse deelname aan
                  een ontschepingsmechanisme. Deze leden vragen of, nu deelname van alle lidstaten aan
                  een ontschepingsmechanisme politiek nog altijd niet haalbaar lijkt, Nederland ook
                  bereid is het initiatief te nemen tot het doen van een voorstel voor een ontschepingsmechanisme
                  en het verzamelen van steun hiervoor onder de lidstaten.
               
Het kabinet wijst de leden van de GroenLinks fractie erop dat dit geen nieuwe opening
                     is. Kortheidshalve verwijst het kabinet naar de reactie op vergelijkbare vragen van
                     de leden van de VVD-fractie op pagina 5. Al geruime tijd pleit het kabinet voor een
                     mechanisme langs de uw Kamer bekende lijnen. Dit wordt ook doorlopend in contacten
                     met de Europese Commissie en in bilaterale gesprekken met Europese partners gedeeld.
                     Wat het kabinet betreft is het aan de Commissie om met een voorstel te komen voor
                     een tijdelijk mechanisme als opstap naar de ontwikkeling van een structureel mechanisme
                     als onderdeel van het nieuwe migratiepact.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in het verslag van de JBZ-raad van 4 en 5 juni
                  2020 dat de EC richting Malta zou hebben toegezegd de lidstaten te zullen benaderen
                  voor vrijwillige herplaatsing van migranten. Deze leden vragen of Nederland hiervoor
                  is benaderd, en zo ja hoe het Nederlandse antwoord heeft geluid. Ook vragen voornoemde
                  leden of u op de hoogte bent van de reacties van andere lidstaten.
               
Nederland is hierover niet benaderd. Het is de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
                     niet bekend welke lidstaten wel zijn benaderd en wat hun reacties zijn geweest.
Migratiepact
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat het aangekondigde migratiepact
                  van de Europese Commissie opnieuw vertraging oploopt, dit maal tot na de zomer. Deze
                  leden zijn teleurgesteld over deze nieuwe vertraging en vragen of u hun vrees deelt
                  dat dit een indicatie is dat ook de migratieambitie van déze EC in een moeras van
                  tegengestelde politieke belangen zal verzanden. Ook in dit licht vragen voornoemde
                  leden of het niet wenselijk is dat een kopgroep van verstandige lidstaten het initiatief
                  neemt voor een doorbraak in de impasse rond de Europese migratiesamenwerking.
               
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid deelt de zorgen van de leden van de
                     GroenLinks fractie niet. Uit de uitlatingen van onder andere Vice-voorzitter Schinas
                     en Commissaris Johansson maakt de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid juist
                     op dat deze Commissie ambitieuze plannen heeft en, zoals toegelicht hierboven, lijkt
                     de Commissie met dit uitstel te willen voorkomen dat deze onderhandelingen overschaduwd
                     worden door de discussies over het MFK en het Herstelfonds. Zoals gebruikelijk overleggen
                     verschillende groepen lidstaten veelvuldig met elkaar over het asiel- en migratiebeleid.
                     Dat doet ook Nederland. Het is evenwel aan de Commissie om het initiatief te nemen
                     en met nieuwe voorstellen te komen.
Situatie Griekse eilanden
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of u actuele informatie kunt verschaffen
                  over de mate van overbevolking en sanitaire omstandigheden in de kampen op de Griekse
                  eilanden. Zij vragen naar de huidige stand van de populatie per kamp, afgezet tegen
                  de capaciteit van die kampen en naar de kwaliteit en kwantiteit van het beschikbare
                  sanitair per kamp.
               
In het bijzonder vragen voornoemde leden of u kunt bevestigen dat alleenstaande minderjarige
                  asielzoekers in deze kampen te maken hebben met een schurftuitbraak, en (seksuele)
                  uitbuiting door volwassenen. Indien u hierover geen informatie heeft, vragen deze
                  leden of u bereid bent deze informatie op korte termijn in te winnen en met de Kamer
                  te delen.
               
Volgens de laatste cijfers van de Europese Commissie verblijven momenteel 33.283 migranten
                     op de Griekse eilanden. Dit houdt een daling van 21% in ten opzichte van de 42.000
                     migranten die zich in maart jl. op de Griekse eilanden bevonden. In 2020 zijn in totaal
                     16.845 kwetsbare migranten van de Griekse eilanden overgeplaatst naar het vasteland,
                     mede met het oog op de risico´s van COVID-19. De transfers van deze kwetsbare migranten,
                     waaronder amv’s, blijft prioriteit van de Griekse autoriteiten, EU, IOM en UNHCR.
Volgens cijfers van UNHCR bevonden zich op 18 juni jl. in de opvangfaciliteiten op
                     Chios met een formele capaciteit van 1.100 plaatsen circa 4.230 migranten; in de opvang
                     op Kos met een capaciteit van 700 circa 2.750 migranten; in de opvang op Samos met
                     een capaciteit van 700 circa 5.855 migranten; in de opvang op Leros met capaciteit
                     van 800 circa 2.175 migranten en in de opvang op Lesbos met een capaciteit van 2.150
                     circa 16.085 migranten.
De kwaliteit en kwantiteit van de beschikbare sanitaire voorzieningen in de hotspots
                     blijft zwaar ondermaats. De Griekse regering heeft een aantal voorzorgsmaatregelen
                     genomen om het risico van COVID-19 in de opvangfaciliteiten in te perken. Zo worden
                     onder andere nieuwe aankomsten direct getest op COVID-19 en in andere opvangfaciliteiten
                     opgevangen. Daarnaast hebben de Griekse autoriteiten sanitaire voorzieningen bijgebouwd.
                     Tot op heden is er geen sprake van COVID-19 besmettingen in de hotspots op de Griekse
                     eilanden. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid kan bevestigen dat de situatie
                     van migranten op de Griekse eilanden zeer zorgelijk is, dit geldt met name voor de
                     kwetsbare groep kinderen. Het kabinet is bekend met de berichten over gevallen van
                     schurft en seksuele uitbuiting. Het kabinet deelt de mening van uw Kamer dat kwetsbare
                     migranten, waaronder amv’s, spoedigst moeten worden overgeplaatst naar veilige opvangfaciliteiten.
                     Hier zet het kabinet dan ook op in, onder meer met het Grieks-Nederlandse initiatief
                     ten behoeve van de verbetering van de omstandigheden voor amv’s.
6. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
               
De leden van de SP-fractie hebben verschillende vragen en opmerkingen voorafgaand
                  aan de JBZ-Raad van 6-7 juli 2020.
               
Allereerst vragen zij u een eerste waardering te geven van de door het Duitse Raadsvoorzitter
                  gekozen prioriteiten op J&V-terrein.
               
Het kabinet verwelkomt het Duits voorzitterschapsprogramma. Het is van belang dat
                     de komende tijd de aandacht uitgaat naar het herstel van de COVID-19 crisis. De prioriteiten
                     die het Duits voorzitterschap in dat kader heeft aangemerkt, rechtsstatelijkheid en
                     digitalisering, kan het kabinet onderschrijven. De aandacht voor de juridische en
                     justitiële elementen van rechtsstatelijkheid, toegang tot het recht en digitalisering
                     kan het kabinet van harte steunen. Tevens is het positief dat het Duits voorzitterschap
                     zich inzet in de strijd tegen haatzaaien en desinformatie en het versterken van slachtofferrechten.
Rechtsstaat
De leden van de SP-fractie willen wederom de stand van de rechtsstaat in de EU aan
                  de orde stellen. Allereerst merken zij op dat het positief oogt dat het Duitse voorzitterschap
                  dit thema bovenaan de agenda heeft gezet, dat is terecht. Welke inzet verwacht u van
                  het Duitse voorzitterschap de komende tijd? Hoe gaat Nederland daar actief aan bijdragen?
               
Democratie, fundamentele rechten en rechtsstaat zijn essentiële randvoorwaarden voor
                     het functioneren van de Unie als geheel. Het Duits voorzitterschap heeft aangekondigd
                     dat het zich zal inzetten voor regelmatige agendering van dit thema in de diverse
                     Raadsformaties, zoals de RAZ en JBZ-Raad. Nederland maakt zich sterk voor onderhouden
                     en versterken van de beginselen van de rechtsstaat en zal zich dan ook waar mogelijk
                     inzetten om de inzet van het Duits voorzitterschap hierin te ondersteunen. Nederland
                     staat hiertoe in nauw contact met Duitsland, zowel op hoofdstedelijk niveau als in
                     Brussel.
Voornoemde leden lazen in een interview met een Poolse rechter dat de Europese Unie
                  te laat in actie zou zijn gekomen toen de Poolse rechtsstaat werd afgebroken.23 Hoe ziet u dit? Deze leden constateren immers dat de problemen rondom de rechtsstaat
                  grote proporties hebben aangenomen. Zij verwijzen tevens naar een alarmerend krantenartikel
                  waarin wordt gesteld dat twijfels over de onafhankelijkheid van de Poolse rechtsstaat
                  uitleveringen naar Polen op de helling hebben gezet,24 iets wat al langer dreigde. Kunt u dit bevestigen? Wat is hierin nu de stand van
                  zaken? «Polen verdient niet langer het niveau van vertrouwen dat in de EU standaard
                  is», aldus een ervaren Poolse strafrechter. Hoe reageert u hierop? Deelt u de observatie
                  dat de Europese rechtsorde op wankelen staat, aangezien het wederzijdse vertrouwen
                  onder druk is komen te staan? Vindt u dit enkel iets voor rechters, om over te oordelen,
                  of heeft ook de politiek hierin een rol, om te besluiten de samenwerking op basis
                  van het wederzijds vertrouwen in elkaars rechtsstelsel op te schorten? Wat zouden
                  de eventuele consequenties zijn wanneer de uitleveringen aan Polen gestopt zouden
                  worden? Hoeveel vertrouwen heeft u zelf eigenlijk nog in de onafhankelijkheid van
                  de Poolse rechtsstaat?
               
De door deze leden aangehaalde berichten over de rechtsstatelijkheid in Polen, bevestigen
                     dat dit een zorgelijke ontwikkeling is die laat zien dat het niet naleven van rechtsstaatbeginselen
                     in één lidstaat heel praktische impact kan hebben en thans al heeft voor andere lidstaten
                     en voor de EU-rechtsorde als geheel. De eerbiediging van rechtsstaat is essentieel
                     voor het kunnen bestaan van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten en daarmee het
                     functioneren van de Europese Unie, met name op het terrein van justitiële samenwerking.
                     De vraag of er uiteindelijk wel of niet aan Polen kan worden overgeleverd in een concrete
                     individuele zaak is niet aan mij maar aan de rechter. Het EU Hof van Justitie heeft
                     nationale rechters handvatten gegeven waarop zij het Europees Arrestatiebevel (EAB)
                     in deze situatie dienen te behandelen. De opschorting van het EAB kan pas aan de orde
                     zijn als de Europese Raad onder artikel 7(2) VEU met eenparigheid van stemmen (minus
                     het land in kwestie) een ernstige en voortdurende schending van de Uniewaarden heeft
                     geconstateerd. In die situatie bevinden we ons thans niet. Nederland spant zich zowel
                     in EU-kader als via bilaterale contacten in om de ontwikkelingen rond rechtsstatelijkheid
                     in Polen aan de orde te stellen. Dan gaat het bijvoorbeeld om de artikel 7-procedure
                     maar ook om deelname aan Hofzaken op het terrein van de Poolse rechtsstaat.
De aan het woord zijnde leden zijn ook erg benieuwd naar eventuele volgende stappen.
                  Welke rol kunnen bijvoorbeeld rapportages en onderzoeken over de rechtsstatelijkheid
                  gaan vormen in het toetsen van de onafhankelijkheid van de rechtsstaat in een andere
                  lidstaat? Als het inderdaad zo is dat het moeilijk is voor Nederlandse rechters om
                  over de onafhankelijkheid van de Poolse rechtsstaat te oordelen, dan moet daar uiteindelijk
                  een oplossing voor komen. Zijn de ambities van de EC nog steeds om in september van
                  dit jaar de eerste rapportage rechtsstatelijkheid te publiceren? Voornoemde leden
                  blijven zich grote zorgen over dit thema maken.
               
De eerste rapportage van de Europese Commissie in het kader van de nieuwe toetsingscyclus
                     voor de rechtsstaat wordt inderdaad nog altijd begin september verwacht. Daarin zal
                     ook ruime aandacht besteed worden aan de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht
                     in de lidstaten, zowel in het algemene deel als ook in de afzonderlijke landenhoofdstukken.
                     Vervolgens zal hierover een dialoog gevoerd worden in de Raad Algemene Zaken, waarbij
                     het voornemen van het Duits Voorzitterschap is om naast een horizontale dialoog tevens
                     een land specifieke dialoog te voeren waarbij lidstaten bij toerbeurt een peerreview
                     ondergaan. Ook is het Duits Voorzitterschap voornemens om in de JBZ-Raad van december
                     2020 de justitie-gerelateerde aspecten van rechtsstatelijkheid te agenderen.
Dit laat onverlet dat naast dit nieuwe, preventieve instrument ook andere instrumenten
                     aangewend moeten blijven worden ter versterking en verdediging van de rechtsstaat
                     in de Unie, waaronder de artikel 7-procedures en deelname aan zaken op het terrein
                     van de Uniewaarden voor het Europees Hof van Justitie.
Slachtofferrechtenstrategie
De leden van de SP-fractie constateren dat er de laatste jaren terecht veel meer aandacht
                  is voor slachtoffers, in de Nederlandse rechtspleging en daarbuiten. De EU heeft daarin
                  ook een rol gespeeld met o.a. de richtlijn slachtofferrechten. De EC zette vorige
                  week een nieuwe stap en lanceerde een eerste strategie voor slachtofferrechten. Zoals
                  bekend is, kijken voornoemde leden altijd kritisch naar nieuwe plannen van de EC.
                  Daarom waren zij verbaasd te constateren dat de bestaande slachtofferrechtenrichtlijn
                  slechts door 21 lidstaten is geïmplementeerd. Hoe kijkt u daarnaar? Hoe beoordeelt
                  u het feit dat EU-lidstaten worstelen met de implementatie van de slachtofferrechtenrichtlijn
                  terwijl de EC al vooruitloopt op deze zaken met nieuwe plannen, waaronder zelfs wetgeving?
                  Het maken van nieuwe regels heeft toch weinig zin als eerdere regels niet uitgevoerd
                  en nageleefd worden? Zou het niet passender zijn voor de EC om een pas op de plaats
                  te maken, en vooral in te zetten op de eerdere gemaakte afspraken?
               
Het kabinet acht het van groot belang dat slachtoffers van criminaliteit zich overal
                     in de Europese Unie kunnen beroepen op een minimumniveau aan voorzieningen en rechten.
                     Het toezicht van de Europese Commissie op de implementatie van de richtlijn die daartoe
                     strekt, is daarom belangrijk. Voldoen lidstaten niet aan deze verplichting dan ligt
                     het in de rede dat zij daarop worden aangesproken door de Commissie. Het is daarbij
                     wel altijd van belang dat rekening wordt gehouden met de situatie van de lidstaat
                     in kwestie, waarbij een zekere vrijheid moet gelden voor de wijze van implementatie
                     en op welk juridisch niveau (formele wetgeving of lagere regelgeving) dat moet gebeuren.
                     Het standpunt dat niet begonnen moet worden met het opstellen van nieuwe regels voordat
                     oude regels goed geïmplementeerd en vervolgens geëvalueerd zijn onderschrijft het
                     kabinet. De Minister voor Rechtsbescherming tekent daarbij wel aan dat de nieuwe plannen
                     nauwelijks voorzien in nieuwe regelgeving en vooral wordt ingezet op goede uitvoering
                     van de richtlijn minimumnormen25. In de gesprekken die worden gevoerd naar aanleiding van de nieuwe strategie zal
                     de Minister voor Rechtsbescherming niettemin het belang van een realistische ambitie
                     op het terrein van slachtofferrechten benadrukken, waarbij een goede werking van de
                     net geïmplementeerde Richtlijn Minimumnormen voorop moet staan.
In de slachtofferrechtenstrategie lezen de leden van de SP-fractie dat de EC campagnes
                  wil gaan subsidiëren om inwoners te informeren over slachtofferrechten. Zij vragen
                  of u dit wel efficiënt vindt. Ook vragen deze leden of dit weer een voorbeeld is van
                  het nutteloos rondpompen van geld, waar zij altijd al kritiek op hadden. EU-lidstaten
                  zouden toch ook zelf een dergelijke campagne moeten kunnen starten? Wat is de meerwaarde
                  van twee verschillende campagnes?
               
Het voorstel van de Commissie om een campagne te starten om bewustzijn voor slachtofferrechten
                     te vergroten, is op dit moment nog weinig concreet, evenals het voorstel om de eigen
                     campagnes van lidstaten te steunen. De Minister voor Rechtsbescherming kan daarom
                     nog geen oordeel geven over de verwachte toegevoegde waarde van de campagnes en hoe
                     deze zich tot elkaar zullen verhouden. In algemene zin kan de Minister voor Rechtsbescherming
                     opmerken dat een goed doordachte campagne een effectief middel kan zijn om het algemene
                     publiek te bereiken en bewustzijn voor een specifiek onderwerp te vergroten.
De leden van de SP-fractie constateren dat allerlei professionals zoals advocaten,
                  officieren van justitie, politieagenten, reclasseringswerkers, etc. trainingen kunnen
                  gaan volgen bij the European Judicial Training Network (EJTN) en the European Union
                  Agency for Law Enforcement Training (CEPOL) als onderdeel van de Europese slachtofferrechtenstrategie.
                  Zij vragen in eerste instantie of die training niet beter onderdeel kan zijn van de
                  opleiding tot deze hoogwaardige beroepen. Oftewel, welke aanvullende waarde zouden
                  deze trainingen kunnen hebben? Ten tweede vragen deze leden of deze instellingen überhaupt
                  wel de juiste kennis en vaardigheden in huis hebben om Nederlandse professionals op
                  te leiden?
               
In Nederland is bij de opleiding van de politie, officieren van justitie en rechters
                     slachtofferrechten een verplicht onderdeel.
De meerwaarde van Europese trainingen, naast nationale trainingen, kan zijn dat professionals
                     uit verschillende landen kennis kunnen uitwisselen over best practices en zo de eigen
                     uitvoering kunnen optimaliseren. De Commissie ziet in haar nieuwe strategie inzake
                     slachtofferrechten samenwerking en de internationale dimensie van slachtofferrechten
                     als een belangrijke pijler.
Bij de inrichting van deze trainingen en opleidingen zal wel aandacht moeten zijn
                     voor en kennis over de specifieke omstandigheden van de lidstaat waar de professional
                     in kwestie vandaan komt. Ook kan het van toegevoegde waarde zijn voor de judiciële
                     beroepsgroepen om cursussen bij Europese instituten te kunnen volgen op de terreinen
                     waar Europese wetgeving inzake slachtofferrechten een belangrijke rol speelt.
Tevens lezen deze leden in het nieuwe MFK dat slachtofferorganisaties nog steeds recht
                  zouden hebben op Europese subsidies. Kunt u toelichten welke organisaties daar tot
                  op heden gebruik van hebben gemaakt en om hoeveel geld het ging? Ontvingen deze organisaties
                  ook subsidies van de Nederlandse overheid en om hoeveel geld ging het? Is hier geen
                  sprake van het onnodig rondpompen van geld?
               
De Minister van Rechtsbescherming kan melden dat de Nederlandse primair slachtoffergerichte
                     organisaties Slachtofferhulp Nederland en Schadefonds Geweldsmisdrijven geen gebruik
                     hebben gemaakt van Europese subsidies. De mogelijkheden voor de komende periode om
                     aanvragen in te dienen worden wel nauwlettend gevolgd.
In dit kader is tevens relevant de Nederlandse kabinetsinzet bij de totstandkoming
                     van het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 (MFK), waarover uw Kamer op 9 juni jl.
                     per brief is geïnformeerd. Kern is dat het kabinet zich in dit verband inzet voor
                     een modern en financieel houdbaar MFK, met een eerlijke verdeling van de lasten en
                     aandacht voor doelmatige besteding van middelen.
De EC kondigt ook aan om minimumeisen aan slachtofferbescherming te onderzoeken. Hoe
                  waardeert u deze vooraankondiging van de EC? Hoe beoordeelt u de plannen van de EC
                  om een platform voor slachtofferrechten op te richten waarin allerlei instanties bij
                  elkaar worden gebracht om best practices uit te delen? Graag ontvangen voornoemde
                  leden een reactie.
               
Voorop moet worden gesteld dat de fysieke veiligheid van kwetsbare slachtoffers zeer
                     belangrijk is. Ook in Nederland wordt hier groot belang aan gehecht. Er lopen verscheidene
                     initiatieven om de inzet van instrumenten ter bescherming van slachtoffers, zoals
                     contact-, locatie- en gebiedsverboden te verbeteren26. Hoewel kennisdeling over en onderzoek naar effectieve inzet van instrumenten ter
                     bescherming van slachtoffers zeer nuttig kan zijn, acht het kabinet het ontwikkelen
                     van gedetailleerde minimumeisen op Europees niveau echter minder raadzaam. De effectiviteit
                     van bepaalde instrumenten ter bescherming van slachtoffers zal vaak in zeer praktische
                     oplossingen gevonden moet worden, die ook samenhangen met de situatie van de lidstaat
                     in kwestie. Gelet op het subsidiariteitsbeginsel is het van belang dat Europese regelgeving
                     zich niet onnodig richt op deze wijze van uitvoering. Als de Commissie in de toekomst
                     regelgeving zou voorstellen, dan zal het kabinet die voorstellen op hun merites beoordelen.
In reactie op de vraag om waardering van het voorstel van de Commissie om een platform
                     voor slachtofferrechten op te richten om best practices uit wisselen het volgende:
                     het kabinet kan zich in principe vinden in het voorstel van de Commissie. Daarbij
                     stelt het kabinet zich op het standpunt dat zoveel mogelijk gebruik moet worden gemaakt
                     van bestaande netwerken, zoals de ENVR of Victims Support Europe. Als bij de uitwerking
                     van het voorstel wordt aangekoerst op het instellen van nieuwe (permanente) gremia,
                     zal het kabinet daar terughoudend over zijn.
Waarom zou een aparte beleidsnota voor slachtoffers van terrorisme nodig zijn en zelfs
                  een tijdelijk EU-kenniscentrum voor slachtoffers van terrorisme? Wat kosten deze initiatieven?
                  Wat is hiervan de meerwaarde? Wat maakt de benadering van en aandacht voor slachtoffers
                  van terroristische misdrijven substantieel anders dan andere, eveneens vreselijke,
                  misdrijven? Op grond waarvan blijkt dat er bij deze slachtoffers een andere behoefte
                  is die hiervoor aparte initiatieven rechtvaardigt?
               
Het kabinet wil geen onderscheid maken in slachtofferschap op grond van de oorzaak
                     van dat slachtofferschap, met andere woorden de aard van het misdrijf. Of iemand ernstige
                     schade heeft geleden als gevolg van een geweldsdelict of schade heeft geleden door
                     een geweldsmisdrijf met terroristisch oogmerk maakt voor de schade an sich niets uit.
                     Daarmee is ook een onderscheid in type of hoogte van de schadevergoeding moeilijk
                     te rechtvaardigen. Hierop ging de Minister voor Rechtsbescherming in het voorgaande
                     in naar aanleiding van vragen van leden van de CDA-fractie (zie pagina 16–17). Wel
                     is van belang dat rekening wordt gehouden met de bijzondere omstandigheden van een
                     terroristische aanslag, waarbij vaak sprake is van meerdere slachtoffers in de context
                     van een crisissituatie. Dat vraagt om een bijzondere aanpak vanuit «klassieke» crisisorganisaties
                     en primair slachtoffergerichte organisaties die daartoe goed moeten samenwerken om
                     het mogelijk grote aantal slachtoffers te kunnen voorzien van de juiste hulp en ondersteuning.
                     Dit geldt des te sterker als er sprake is van een aanslag met slachtoffers uit verschillende
                     landen. Dit stelt andere eisen aan de organisatie van slachtofferhulp dan bij een
                     kleinschalig misdrijf zonder terroristisch oogmerk. Gesprekken met Nederlandse slachtoffers
                     van terroristische aanslagen in het buitenland en in Nederland (Utrecht) hebben daarnaast
                     inzicht gegeven in de impact die slachtofferschap van een aanslag kan hebben. Zo kwam
                     naar voren dat het vaak gaat om slachtoffers die deel hebben uitgemaakt van een grootschaliger,
                     traumatiserende gebeurtenis waarbij naast henzelf ook andere slachtoffers te betreuren
                     zijn geweest: slachtoffers zijn dus niet alleen slachtoffer, maar ook getuige van
                     het slachtofferschap van anderen. Met dit feit moet voldoende rekening worden bij
                     de hulpverlening aan deze slachtoffers.
In reactie op de vraag over de kosten van het Europese Expertisecentrum voor slachtoffer
                     van terrorisme kan de Minister voor Rechtsbescherming u melden dat het budget voor
                     2020 en 2021 in totaal 996.000 euro bedraagt.
Europees Politie Partnerschap
De leden van de SP-fractie vragen u uiteen te zetten wat de plannen voor het EUPP
                  precies inhouden. Snelle en digitale grensoverschrijdende samenwerking tussen de rechtshandhavingsautoriteiten
                  is natuurlijk van belang. Maar hiervoor zijn toch al initiatieven, zoals Europol en
                  Eurojust? Komt er nu een nieuw instituut? Zo nee, wat dan wel? Zo ja, waarom? Graag
                  ontvangen voornoemde leden een nadere uiteenzetting en standpunt van u.
               
Kortheidshalve verwijst de Minister u naar de uitgebreide beantwoording van de gelijksoortige
                     vraagstelling van de leden van de VVD en CDA-fractie op pagina 3 en 18. Het kabinet
                     steunt het concept van een Europees Politiepartnerschap. Vooralsnog is niet bekend
                     hoe het Duits voorzitterschap dit concreet voor zich ziet. Tijdens de informele JBZ-Raad
                     is aan het Duits voorzitterschap gevraagd om een concrete toelichting op het aangekondigde
                     Partnerschap. In het verslag van deze informele JBZ-Raad zal over deze bespreking
                     worden teruggekoppeld.
Voor de veiligheid van alle Europese burgers is het van belang dat rechtshandhavingsautoriteiten
                     binnen de Europese Unie goed en effectief met elkaar samenwerken en dat relevante
                     informatie voor handhaving – ook uit andere lidstaten – zoveel mogelijk beschikbaar
                     is. Hierbij pleit het kabinet voor een optimaal gebruik van bestaande instrumenten
                     bij het verder intensiveren en doeltreffend maken van de operationele samenwerking
                     van Europese rechtshandhavingsinstanties.
Civiele bescherming
De leden van de SP-fractie hebben kritische vragen over het voorstel voor een besluit
                  van het EP en de Raad tot wijziging van het besluit betreffende een Uniemechanisme
                  voor civiele bescherming (nr. 1313/2013/EU). Het gaat over miljarden en over de principiële
                  vraag of rampenbestrijding primair een taak is van de EU-lidstaten, met zo nodig uiteraard
                  regionale samenwerking, of dat de EU hier een taak heeft. Hoe efficiënt en effectief
                  is het optreden van de EU hier? Waarom zou dat beter zijn dan samenwerking tussen
                  aangrenzende lidstaten? Graag ontvangen voornoemde leden een uitgebreide reactie.
                  Wanneer krijgt de Kamer hier meer informatie over? Wanneer wordt hierover besloten?
                  Kunt u toezeggen in ieder geval nog nergens mee in te stemmen zonder de Kamer hier
                  expliciet over te raadplegen?
               
Het kabinet ziet crisisbeheer als een nationale verantwoordelijkheid en is voorstander
                     van het versterken van de lidstaten in haar taken om adequate crisisrespons te geven.
                     Daarbij benadrukt het kabinet het belang om meer aan preventie te doen. Het UCPM besluit27 legt de primaire verantwoordelijkheid voor nationale crisisbeheersing bij de lidstaten
                     en voorziet een gemeenschappelijke respons bij rampen alleen in situaties waarbij
                     een lidstaat zodanig is getroffen dat het niet in staat is om de ramp of crisis alleen
                     aan te pakken. Ten aanzien van het nieuwe Commissievoorstel28 om het UCPM verder te versterken acht het kabinet het van belang dat er eerst een
                     grondige evaluatie en nadere analyse plaatsvindt voordat (vergaande) wijzigingen kunnen
                     worden overwogen. Zo wil het kabinet nader bezien waar het ter hand stellen van ondersteunende
                     functies op EU niveau een effectievere aanpak van crises kan waarmaken. Ook zal het
                     kabinet het voorstel bezien in het licht van de recente ontwikkelingen en bevindingen
                     naar aanleiding van de COVID-19 crisis.
Momenteel wordt het voorstel in de Raad behandeld. Het kabinet zal de Kamer conform
                     uw verzoek in aanloop naar de volgende JBZ-Raad in oktober 2020 uitgebreider over
                     het voorstel en de voortgang informeren. Indien het inhoudelijke voorstel ter stemming
                     wordt voorgelegd, zal het kabinet de Kamer hier expliciet over raadplegen.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.C. Burger, adjunct-griffier