Schriftelijke vragen : De actuele voorraden persoonlijke beschermingsmiddelen.
Vragen van het lid Hijink (SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de actuele voorraden persoonlijke beschermingsmiddelen (ingezonden 17 juli 2020).
Vraag 1
Welke uitgangspunten gebruikt het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) bij het
bepalen van de benodigde voorraden persoonlijke beschermingsmiddelen?1
Vraag 2
Heeft u een rol in het bepalen van de benodigde voorraden persoonlijke beschermingsmiddelen?
Zo ja, welke rol precies?
Vraag 3
Kunt u – in aanvulling op de toezegging kort voor het zomerreces om de Kamer een actualisering
te sturen – op basis van de huidige gegevens aangeven voor hoelang er op dit moment
een voorraad aan persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar is? Kunt u dit uitsplitsen
naar de verschillende typen middelen?
Vraag 4
Is de huidige voorraad aan persoonlijke beschermingsmiddelen voldoende voor een eventuele
tweede uitbraak van COVID-19? Zo nee, welke aanvullende maatregelen zijn hiervoor
nodig?
Vraag 5
In hoeverre spelen de richtlijnen van het RIVM een rol in het bepalen van de benodigde
voorraden aan persoonlijke beschermingsmiddelen? Indien deze richtlijnen een grote
rol spelen, hoe wordt voorkomen dat deze richtlijnen bij een eventuele tweede uitbraak
van COVID-19 bepalen in hoeverre zorgprofessionals voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen
tot hun beschikking hebben?
Vraag 6
Zijn de huidige voorraden persoonlijke beschermingsmiddelen voldoende als we de uitgangspunten
van het RIVM volgen en zorgprofessionals zelf laten inschatten of zij persoonlijke
beschermingsmiddelen nodig hebben en op basis daarvan beredeneerd af kunnen wijken
van de uitgangspunten als de specifieke situatie daarom vraagt? Kunt u uw antwoord
toelichten?2
Vraag 7
Welke effecten op de vraag naar persoonlijke beschermingsmiddelen heeft het nieuwe
uitgangspunt «dat zorgprofessionals zelf kunnen inschatten of zij persoonlijke beschermingsmiddelen
nodig hebben en op basis daarvan beredeneerd af kunnen wijken van de uitgangspunten
als de specifieke situatie daarom vraagt» precies gehad?
Vraag 8
Zijn de huidige voorraden persoonlijke beschermingsmiddelen voldoende als de huidige
richtlijnen van het RIVM worden losgelaten en uitgegaan wordt van een maximale preventieve
inzet van persoonlijke beschermingsmiddelen in de zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vraag 9
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de productie in eigen land van persoonlijke
beschermingsmiddelen? Welk percentage van de benodigde beschermingsmiddelen kan bij
een opleving van het virus in eigen land geproduceerd worden?
Vraag 10
Kunt u in detail uiteen zetten hoeveel persoonlijke beschermingsmiddelen in eigen
land gemaakt worden? Hoe verhoudt zich dat tot de vraag naar beschermingsmiddelen
bij een eventuele opleving van het virus?
Vraag 11
Zijn inmiddels meer bedrijven ingeschakeld om in eigen land persoonlijke beschermingsmiddelen
te maken? Zo nee, waarom niet? Welke mogelijkheden zijn er om de productie in eigen
land in geval van nood snel op te schalen?
Vraag 12
Voor welke termijn blijven deze initiatieven persoonlijke beschermingsmiddelen produceren?
Zijn hierover afspraken gemaakt? Gelden er afnamegaranties zodat binnenlandse producenten
voor langere termijn kunnen produceren zonder in financiële problemen te komen?
Indieners
-
Gericht aan
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Indiener
H.P.M. Hijink, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.