Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Nispen en Jasper van Dijk over de schuldsanering en een effectieve schuldenrechter
Vragen van de leden Van Nispen en Jasper van Dijk (beiden SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de schuldsanering en een effectieve schuldenrechter (ingezonden 11 juni 2020).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming), mede namens de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 10 juli 2020). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3407.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het artikel «Naar een maatschappelijk effectieve schuldenrechter»?1
Antwoord 1
Ik heb kennis genomen van het artikel en onderschrijf het belang dat mensen met schulden
snel en effectief geholpen worden. Ik voorzie ook dat door de corona-crisis het aantal
mensen met (problematische) schulden zal toenemen. Natuurlijk blijft het uitgangspunt
dat men zoveel mogelijk de schulden aflost en dat schuldeisers krijgen waar ze recht
op hebben. Anderzijds is de factor tijd ook van belang: schuldeisers en schuldenaren
willen weten waar zij aan toe zijn. Als duidelijk is dat een minnelijke regeling er
niet in zit, dan dient ook geen verdere tijd meer verloren te gaan, met mogelijke
schuldophoging als gevolg, en dient de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp)
bereikbaar te zijn. Omdat ik dat belangrijk vind, heb ik een quick scan laten uitvoeren
naar de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de Wsnp. Daarin is het visiedocument
van de rechtspraak meegenomen. Bij mijn standpuntbepaling zal ik deze adviezen betrekken,
waarbij ik ook de maatschappelijke behoefte herken aan een goede toegang tot een schuldenrechter,
die een zekere regie heeft op het dossier en daarmee bijdraagt aan een oplossing.
Zoals u is toegezegd in de voortgangsbrief over de Brede Schuldenaanpak d.d. 15 juni
jongstleden en eveneens is aangehaald tijdens het meest recente AO Armoede en Schulden,
zullen de Staatssecretaris van SZW en ik u in de zomer nader infomeren over de stappen
die wij nemen om de aansluiting tussen het minnelijke en het wettelijke traject te
verbeteren.
Vraag 2
Vindt u ook dat het belang van adequate schuldhulpverlening, waarbij schuldenaars
zo goed mogelijk geholpen worden, alleen maar groter wordt in de nasleep van de corona
problematiek?
Antwoord 2
Ja, ik vind ook dat het belang alleen maar groter wordt. Ik ben daarom blij dat de
schuldhulpverlening er beter voor staat. Gemeenten hebben de afgelopen jaren volop
geïnvesteerd in hun schuldhulpverlening en het eerder signaleren van problematische
schulden. Als onderdeel van het regeerakkoord hebben gemeenten voor drie jaar extra
financiële middelen gekregen om aan de doorontwikkeling van lokaal armoede- en schuldenbeleid
te werken. Acties binnen de Brede Schuldenaanpak zijn daarnaast gericht op de verbetering
van de toegang en de kwaliteit van de schuldhulpverlening. De Staatssecretaris van
SZW is daarnaast voortdurend in gesprek met gemeenten en andere organisaties om te
kijken wat de rijksoverheid kan doen om daarbij te ondersteunen.
Vraag 3
Erkent u dat de beleidsfocus is verschoven van schuldenvrij (Wet schuldsanering natuurlijke
personen, Wsnp) in het wettelijk traject naar «hanteerbare schulden» in het minnelijk
traject en het schuldenbewind? Vindt u het een gelukkige keuze van opeenvolgende kabinetten
geweest om de Wsnp als een onaantrekkelijk alternatief, een te vermijden allerlaatste
optie, te presenteren, waardoor de schone lei op de achtergrond is geraakt?
Antwoord 3
De beleidsfocus heeft nooit kunnen liggen op een schuldenvrij bestaan voor iedereen.
Schulden en vorderingen horen bij de maatschappelijke werkelijkheid, en verreweg de
meeste schulden worden ook afgelost. Dat is ook goed in een samenleving die gebaseerd
is op handel, nakomen van afspraken en onderling vertrouwen. Als schulden problematisch
worden dan zijn er keuzemogelijkheden in de aanpak. Ik vind dat er dan nog steeds
minnelijk geprobeerd zou moeten worden om zoveel mogelijk af te lossen, met de hulp
van een deskundige schuldhulpverlener of eventueel een beschermingsbewindvoerder.
Het in kaart brengen en hanteerbaar maken (stabiliseren) van schulden is daarbij vaak
een serieuze eerste stap op weg naar een duurzame oplossing.
Ik zie de Wsnp niet als onaantrekkelijk, maar als een laatste redmiddel als men in
een minnelijk traject niet tot een oplossing heeft kunnen komen. De Wsnp biedt nog
steeds een garantie dat het maximale wordt afgelost, als tegenprestatie voor een schone
lei na drie jaar schuldsaneringsregime. Het is belangrijk dat er eerst een hulpverleningstraject
is geweest omdat dit de mogelijkheid biedt om een minnelijke regeling te treffen met
de schuldeisers. Hierin kan veel meer maatwerk geboden worden. Daarnaast helpt het
traject ook om een goed beeld te krijgen van de financiële positie en de persoon van
de schuldenaar. De rechter heeft die informatie nodig om de beslissing te kunnen nemen
of de schuldenaar tot de Wsnp kan worden toegelaten.
Vraag 4, 5
Is de situatie na de coronacrisis niet aanleiding om de schone lei en een schuldenvrije
toekomst een prominentere plaats te geven in het schuldenbeleid?
Hebben gemeenten volgens u wel voldoende oog voor het beëindigen van schulden? Hoe
vaak ontstaat er perspectief op de schone lei? Is 12% niet bedroevend laag?2
Antwoord 4, 5
De inzet van de Brede Schuldenaanpak van het kabinet is en blijft om zoveel mogelijk
mensen met problematische schulden te helpen. Juist daarom is het zo belangrijk dat
de gemeente de verantwoordelijkheid heeft voor de integrale schuldhulpverlening en
mensen vanuit het gemeentelijk aanbod breed kan ondersteunen. Zo kunnen zoveel mogelijk
mensen duurzaam schuldenzorgenvrij leven.
De Staatssecretaris van SZW en ik zullen uw Kamer, zoals gezegd in antwoord op vraag
1, deze zomer informeren over de stappen die wij nemen om de aansluiting tussen het
minnelijke en het wettelijke traject te verbeteren. Daarin wordt de beleidsreactie
op het rapport van de Nationale ombudsman naar de knelpunten in de toegang tot de
Wsnp meegenomen.
Vraag 6
Betreurt u het dat de weg die toenmalig Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
de heer Dijkhoff, in maart 2015 de rechtspraak wees, niet is gevolgd? Waarom wel/niet?3
Antwoord 6
De toenmalige Staatssecretaris heeft een toeleidingsroute vanuit beschermingsbewind
(meer specifiek: schuldenbewind) naar de Wsnp geschetst waarbij de beschermingsbewindvoerder
de rechter voorlicht over het dossier, de persoon en de financiële stand van zaken.
Deze weg verdraagt zich goed met de vereiste voorbereiding van een wettelijke schuldsaneringsprocedure.
De beschermingsbewindvoerder heeft tot taak de financiële situatie van de betrokkene
te stabiliseren en te zorgen voor basisvoorzieningen. Zijn taak is niet primair gericht
op het aflossen van de schulden zelf. Hiertoe kan de beschermingsbewindvoerder de
schuldenaar doorgeleiden naar een schuldsaneringstraject. Deze twee trajecten kunnen
naast elkaar bestaan.
Voor de toegang tot het schuldsaneringstraject kan door de betrokkene een verzoek
worden ingediend bij de rechter. Bij het verzoek moet een met redenen omklede schriftelijke
verklaring worden gevoegd dat de schuldenaar tevergeefs pogingen heeft ondernomen
om met zijn schuldeisers te onderhandelen en tot een minnelijke regeling te komen
(artikel 285 Fw). Deze verklaring moet worden afgegeven door een betrouwbare bron.
Dat kan zijn de gemeentelijke schuldhulpverlener, maar ook de wettelijk gereguleerde
beroepsgroepen zoals de advocaat, de notaris, de gerechtsdeurwaarder, de Wsnp-bewindvoerder
of de beschermingsbewindvoerder kunnen zo’n verklaring afgeven. De afgifte van de
verklaring is al eerder verruimd naar deze professionals na een arrest van de Hoge
Raad (HR 5 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN8056, NJ 2011/31). Deze professionals
maken nog weinig gebruik van de mogelijkheden om een Wsnp-verzoek in te dienen.
Vraag 7
Bent u bereid een maximale termijn voor het minnelijke schuldhulptraject vast te stellen,
waarna het Wsnp-traject van start gaat?
Antwoord 7
Ik ben geen voorstander van een maximumtermijn, maar wel van voortgang en transparantie.
Er kunnen goede redenen zijn dat er meer tijd moet worden genomen om een minnelijke
regeling te beproeven. Een maximumtermijn zou geen recht doen aan de specifieke omstandigheden
van individuele gevallen. Die maken dat het in het ene geval langer kan duren dan
in een ander geval voordat duidelijk is dat een minnelijke regeling echt niet mogelijk
is. Indien er veel schuldeisers zijn, heeft een schuldhulpverlener vaak meer tijd
nodig om uit te zoeken wat een haalbare oplossing is voor de schuldenaar en wat ook
aanvaardbaar is voor de schuldeisers. Maar als wel snel duidelijk is dat een minnelijke
regeling niet mogelijk is, moet de schuldenaar ook toegang kunnen krijgen tot de Wsnp.
Daarom zet het kabinet in op een betere aansluiting tussen het minnelijk traject en
de Wsnp en op het verbeteren van -en -in nog nader te bepalen situaties- versnelde
toegang tot de Wsnp.
Vraag 8
Wat is uw reactie op de positieve ervaringen in Arnhem en Amsterdam met het kwijtschelden
van schulden van jongeren, omdat blijkt dat het prijsgeven van bepaalde vorderingen
zich terugverdient doordat andere uitgaven (hulpverlening, bijstand, etc) niet meer
nodig zijn? Bent u bereid dergelijke werkwijzen aan te moedigen?
Antwoord 8
Het is goed dat gemeenten specifieke hulpverlening inrichten voor jongeren met schulden.
Het minnelijke traject biedt daar ook ruimte voor. Deze Jongeren Perspectief Fondsen
zorgen dat (een groot deel van) de schulden worden kwijtgescholden als de jongere
zich inspant om te laten zien dat hij aan zijn of haar toekomst werkt. De schulden
worden overgenomen door de gemeente om voor rust en duidelijkheid te zorgen. De jongere
heeft dan nog maar één schuldeiser. De Staatssecretaris van SZW heeft dit gestimuleerd
door subsidies aan het SchuldenlabNL en het programma Schouders Eronder. Daarnaast
heeft zij gemeenten actief aangemoedigd om een dergelijke succesvolle werkwijze te
omarmen.
Vraag 9
Hoe verhoudt het wetsvoorstel Adviesrecht gemeenten, waarin de kantonrechter een lichtere
voorziening kan treffen als de gemeente dat verzoekt, zich tot artikel 1:466a van
het Burgerlijk Wetboek, waarin staat dat ook een «verder strekkende voorziening» kan
zijn aangewezen? Kansloze schuldenposities zouden toch in een schuldsanering moeten
kunnen worden omgezet door de rechter?
Antwoord 9
Het kabinet vindt van belang dat voor mensen met schulden de meest passende en minst
ingrijpende vorm van ondersteuning wordt gevonden. De beschermingsmaatregel schuldenbewind
is een van de manieren waarop mensen kunnen worden geholpen. Uitgangspunt is daarbij
dat het bewind niet verder ingrijpt dan noodzakelijk is. Dat betekent dat het niet
wordt ingesteld als een minder ingrijpende vorm van ondersteuning volstaat en dat
een bewind niet langer duurt dan noodzakelijk is. Het wetsvoorstel adviesrecht gemeenten
bij schuldenbewind en de periodieke evaluatie waarnaar de vragenstellers verwijzen
passen beide in deze sleutel.
Het wetsvoorstel adviesrecht geeft gemeenten het recht om binnen enkele maanden na
de instelling van een bewind de rechter te adviseren of de betrokkene kan worden geholpen
met een minder verstrekkende vorm van gemeentelijke ondersteuning. Als de gemeente
adviseert dat een voldoende behartiging van de belangen van de betrokkene kan worden
bewerkstelligd met een meer passende en minder verstrekkende voorziening dan bewind,
beslist de rechter of het bewind wordt voortgezet dan wel beëindigd. Als de rechter
beslist tot beëindiging is het denkbaar dat hij het bewind niet onmiddellijk beëindigt,
maar na enkele maanden, en dat daar een evaluatiegesprek aan voorafgaat.
Ik begrijp deze vraag zo dat daarnaast wordt gewezen op het bestaande artikel 1:446a
van het Burgerlijk Wetboek. Dat artikel verplicht de beschermingsbewindvoerder ten
minste eens in de vijf jaar verslag uit te brengen over het verloop van het bewind.
De rechter bepaalt wanneer deze evaluatie plaatsvindt. De bewindvoerder laat zich
bij de evaluatie uit over de vraag of het bewind dient voort te duren dan wel of een
minder ver, of een verder strekkende voorziening aangewezen is. Bij «een verder strekkende
voorziening» moet met name worden gedacht aan curatele. Dit is de meest ingrijpende
beschermingsmaatregel, omdat de betrokkene hierdoor handelingsonbekwaam wordt. Bij
deze evaluatie kan ook de toeleiding naar een schuldsaneringstraject worden besproken.
De nota naar aanleiding van het Verslag bij het wetsvoorstel adviesrecht gemeenten
is op 24 juni jl. aan uw Kamer verstuurd4. Als het voorstel tot wet wordt verheven en de wet in werking treedt, bestaan het
adviesrecht en de periodieke evaluatie naast elkaar. Beide instrumenten dragen eraan
bij dat de meest passende en minst ingrijpende vorm van ondersteuning wordt gevonden
voor mensen met problematische schulden.
Vraag 10
Deelt u de mening dat er behoefte bestaat aan een effectievere rol van de rechter
bij de aanpak van problematische schulden? Hoe ziet die er volgens u precies uit?
Antwoord 10
Ja. Hoewel het primaat bij de aanpak van problematische schulden niet bij de Rechtspraak
ligt, kan de Rechtspraak daar beter op aanhaken, zoals aangegeven in het Visiedocument
schuldenproblematiek en rechtspraak (februari 2019). Er kan aan effectiviteit gewonnen
worden als er gewerkt gaat worden volgens het in het Visiedocument geschetste model
van de schuldenrechter. De schuldenrechter heeft kennis van het insolventierecht en
schuldenbewind en zijn rol is mede gericht op het vereenvoudigen van procedures en
het versterken van de regie in de juridische aspecten van de schuldenproblematiek.
Er lopen op dit moment pilots met een schuldenrechter bij verschillende gerechten
(zie hiervoor uitgebreider het antwoord op vraag5.
Vraag 11
Wat is er tot nu toe gedaan met het visiedocument van de werkgroep schulden en rechtspraak
(Raad voor de rechtspraak) uit februari 2019, over vroegtijdige signalering, slagvaardig
ingrijpen en adequate nazorg en schuldenbewind? Wat is daarbij in het bijzonder uw
reactie op de concrete voorstellen om de Wsnp aan te passen?6
Antwoord 11
Sinds het verschijnen van het Visiedocument zijn er pilots met een schuldenrechter
gestart bij de rechtbanken Rotterdam, Den Haag en Limburg. De rechtbanken werken hierin
samen met de gemeenten om mensen met problematische schulden zo goed mogelijk te helpen.
Onderdeel van de pilot is de invoering van een nieuwe functie binnen de rechtspraak:
de «schuldenfunctionaris». Deze functionaris informeert mensen met problematische
schulden over de mogelijkheden van schuldhulpverlening en geleidt hen door naar het
schuldhulpverleningsloket van hun eigen gemeente. De gemeente start vervolgens het
hulpverleningstraject op en dient zo nodig bij de rechtbank een verzoek in tot toelating
tot de WSNP of instelling van beschermingsbewind. Tussentijds hebben de schuldenfunctionaris
en de schuldhulpverlener van de gemeente contact over de voortgang van de hulpverlening.
Een werkgroep van rechters, deurwaarders en advocaten houdt zich bezig met het vereenvoudigen
van de tekst van de incassodagvaardingen. De bedoeling is de incassodagvaarding op
te stellen in begrijpelijke taal zodat voor gedaagden duidelijk is wat gevorderd wordt,
wat ze kunnen doen en bij wie ze eventueel terecht kunnen voor hulp.
Bij een aantal rechtbanken (waaronder Amsterdam, Gelderland en Midden-Nederland) lopen
verschillende initiatieven waarbij mensen met schulden sneller dan voorheen in contact
gebracht worden met de schuldhulpverlener van de gemeente.
Een aantal rechtbanken heeft schuldeisers de mogelijkheid geboden om aan de kantonrechter
mandaat te geven om op de kantonrolzitting betalingsregelingen te treffen namens deze
schuldeisers. Van deze mogelijkheid is ook gebruik gemaakt. Dit mandaat geeft de rechter
de ruimte om de schuldenaar tegemoet te komen met een voorziening die meer op maat
is en rekening houdt met de financiële positie van de schuldenaar. Als de schuldenaar
de betalingsregeling niet nakomt kan de schuldeiser alsnog het hele bedrag innen met
behulp van de deurwaarder.
Ook verken ik de mogelijkheid om de rechter eventueel de wettelijke bevoegdheid te
geven om betaling in termijnen toe te staan. Dat is een wijziging van het uitgangspunt
dat een schuldeiser geen betaling in termijnen hoeft te accepteren. Daarvoor zou artikel
6:29 van het Burgerlijk Wetboek moeten worden aangepast. Hierbij wil ik ook de bevindingen
betrekken van het onderzoek naar belemmeringen voor het treffen van een betalingsregeling
in de fase voorafgaand aan de procedure bij de rechter
Het visiedocument vormde tenslotte ook aanleiding voor een nader onderzoek (quick
scan) bij de Raad voor rechtsbijstand naar de toegankelijkheid van de Wsnp. De aanbevelingen
uit deze quick scan zijn vervolgens via vragenlijsten bij stakeholders in het minnelijke
en het wettelijke traject getoetst. Al deze inbreng gezamenlijk – en het recente rapport
van de Ombudsman over de schuldenprocedures als een hindernisbaan zonder finish –
zal leiden tot maatregelen waar ik u samen met de staatsecretaris van SZW deze zomer
over zal informeren.
Vraag 12
Bent u van plan om ervoor te gaan zorgen dat de Wsnp vaker toegepast zou kunnen gaan
worden, omdat het van belang is dat het perspectief van een schuldenvrije toekomst
door middel van sanering aan meer burgers kan worden geboden? Zo ja, welke stappen
gaat u daartoe zetten?
Antwoord 12
De Wsnp dient toegankelijk te zijn. De aansluiting tussen deze voortrajecten en het
gerechtelijke traject moet beter, want de procedures duren te lang, zijn soms te ingewikkeld
en werken daardoor soms kostenverhogend. Ik ben hierover in overleg met de Staatssecretaris
van SZW en wij informeren daar deze zomer nader over.
Vraag 13
Wat is uw reactie op de «bouwstenen voor een schuldenrechter» zoals Nick Huls beschrijft,
namelijk één rechterlijk insolventieteam van schuldenrechters en ondersteuning, dat
alle schuldenzaken behandelt, het incasso- en het beschermingsaspect onderzoekt in
onderlinge samenhang en de beste oplossingsrichting zoekt?7
Antwoord 13
Ik onderschrijf het belang dat de rechter in onderlinge samenhang het incasso- en
beschermingsaspect onderzoekt. De in het antwoord op vraag 11 genoemde pilots met
de schuldenrechter zijn hier ook op gericht. De vraag of het nodig is om hiervoor
één rechterlijk insolventieteam op te richten betreft de interne organisatie van de
rechtbanken. Dat is niet aan mij.
Vraag 14
Bent u bereid hierover in overleg te treden met de Raad voor de rechtspraak en hiervan
verslag uit te brengen aan de Kamer?
Antwoord 14
Ik spreek met de Raad voor de rechtspraak over de activiteiten die in het kader van
het traject Maatschappelijk Effectieve Rechtspraak worden ontplooid. In dat verband
komt ook het onderwerp rechtspraak en schulden aan de orde. Zoals eerder toegezegd
zal ik de Kamer in het najaar informeren over de stand van de zaken MER, de pilots
en een mogelijk vervolg.
Vraag 15
Bent u bereid met voorstellen te komen om het administratieve toezicht extern te beleggen,
buiten de rechterlijke macht, bij een publiek orgaan? Zo niet, waarom niet?
Antwoord 15
Nee. Het toezicht in schuldsaneringen is recent in een nieuwe fase gekomen en daarmee
effectiever en efficiënter geworden. Dit is de digitalisering van de toezichtszaken
derde tranche.
Rechtbanken zijn in schuldsaneringszaken in de loop van dit jaar geleidelijk aan gaan
werken met «Mijn Rechtspraak Toezicht». Dit digitaal Wsnp-toezicht zal stapsgewijs
per arrondissement ingevoerd worden, als onderdeel van het project IVO-toezicht (informatievoorzieningsorganisatie
rechtspraak).
De rechtbanken nemen in 2020 contact op met de Wsnp-bewindvoerders in hun regio, zodra
zij aan de beurt zijn om te participeren. Recent zijn de rechtbanken Rotterdam, Midden-Nederland
en Zeeland-West-Brabant met een proef gestart (vanaf 13 december 2019) om samen met
een aantal bewindvoerders de digitale communicatie in Wsnp-zaken uit te testen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.