Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen over onderzoek en innovatie op 21 juli 2020
2020D29248 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de Geannoteerde
agenda Raad voor Concurrentievermogen over onderzoek en innovatie op 21 juli 2020
(Kamerstuk 21 501-30, nr. 494), het Antwoord op vragen commissie over de geannoteerde agenda informele videoconferentie
Raad voor Concurrentievermogen op 29 mei 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 487), het Antwoord op vragen commissie over geannoteerde agenda videoconferentie informele
Raad voor Concurrentievermogen op 15 mei 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 484), het Verslag ministeriële videoconferentie toerisme van 27 april 2020 (Kamerstuk
21 501-30, nr. 485), de Antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda high level videoconferentie
over de Coronacrisis en toerisme op 27 april 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 482), het Verslag ministeriële videoconferentie over onderzoek en innovatie en het Coronavirus
van 7 april 2020 (Kamerstuk 22 112, nr. 2866), de Antwoorden op vragen commissie over o.a. de geannoteerde Agenda informele Raad
voor Concurrentievermogen 19 en 20 maart 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 480), de Kabinetsappreciatie «toerisme en vervoer» (Kamerstuk 22 112, nr. 2878), het Verslag van de ministeriële videoconferentie van 20 mei 2020 over het pakket
Toerisme en transport 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 490), het Verslag informele videoconferentie Raad voor Concurrentievermogen op 15 mei
2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 489), het Verslag informele videoconferentie Raad voor Concurrentievermogen onderdeel
ruimtevaart van 29 mei 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 493), het Verslag ministeriële videoconferentie over onderzoek en innovatie, 29 mei 2020
(Kamerstuk 21 501-30, nr. 491) en de Kabinetsappreciatie Witboek over kunstmatige intelligentie (Kamerstuk 26 643, nr. 697)
De voorzitter van de commissie, Renkema
De adjunct-griffier van de commissie, Jansma
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Minister en Staatssecretaris
5
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Raad voor Concurrentievermogen over onderzoek en innovatie op 21 juli 2020 en hebben
daar nog enkele vragen en opmerkingen over.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er voor Nederland een aantal belangrijke aandachtspunten
zijn bij de inzet van O&I ten behoeve van het Europees herstel. Daarbij wordt gesproken
over een transitie die kan worden versneld. Aan welke stappen denkt de Staatssecretaris
om deze versnelling plaats te laten vinden? In hoeverre spreken we al van een versnelde
transitie?
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland van mening is dat bij de inzet van
O&I een goede balans moet zijn tussen bottom-up, fundamenteel onderzoek en thematisch
onderzoek. Wat is een «goede balans»?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie een gewijzigd voorstel
heeft gedaan voor Horizon Europe en dat daarmee meer middelen zouden worden vrijgemaakt.
Kan de Staatssecretaris toelichten wat volgens haar de wenselijke verdeling van deze
extra middelen zou zijn? Hoe is het draagvlak voor deze verdeling? Daarnaast lezen
deze leden dat het kabinet verduidelijking over de verdeling van middelen wenselijk
acht en dat dit waar nodig moet worden vastgelegd in de Horizon- Europe verordening.
Deze leden steunen het kabinet hierin. Kan het kabinet toelichten of er steun is voor
dit standpunt? Welke acties overweegt het kabinet in het geval dit standpunt niet
wordt gesteund? Zijn er andere mogelijkheden om meer transparantie en een wenselijke
verdeling van middelen te bereiken via de Horizon- Europe verordening?
Wat wordt er precies bedoeld onder «burgerwetenschap»? Wat houdt de pilot «Plastic
Pirates – go Europe» in? Waarom ziet Nederland het belang van dit pilot in? Op welke
manier wil Nederland niet-wetenschappers een stem in het onderzoeksproces geven? Op
welke manier zal Nederland de waarde van open science en het benutten van onderzoeksinfrastructuren
in burgerwetenschap benadrukken? Wat wordt er precies bedoeld met onderzoeksinfrastructuren
in burgerwetenschap? Wat bedoelt Nederland dat er in een Europees project aandacht
nodig is voor interdisciplinaire samenwerking? Op welke manier gaat Nederland dat
willen toepassen binnen Europees innovatiebeleid?
De leden van de VVD-fractie vragen voorts wie de doelgroep is bij burgerwetenschap.
Hoe wordt gewaarborgd dat alle Nederlanders worden bereikt? Waarom wordt het thema
van het Pilot burgerschapswetenschap van bovenaf opgelegd, in plaats van bottom-up?
Waarom is de Minister van mening dat een dergelijke pilot het beste kan worden uitgevoerd
via de Raad? Waarom kiest de Minister er niet voor om dit gewoon nationaal uit te
voeren?
Verder vragen de leden van de VVD-fractie of de Staatssecretaris de resultaten van
het subprogramma «met en voor de wetenschap» kan toelichten. Hoe, en op welke schaal,
worden op dit moment burgers betrokken bij onderzoek? Is de Staatssecretaris voornemens
dit meer te stimuleren? Welke zichtbare resultaten worden van dit subprogramma verwacht?
Is dit volgens het kabinet een kosteneffectieve methode om innovatiegeld te besteden?
De leden van de VVD-fractie vragen welke rol de Staatssecretaris ziet voor Europa
in de uitrol van waterstof. Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat we
in de transitie ook gebruik moeten maken van grijze waterstof? Op welke wijze gaat
de Staatssecretaris grijze waterstof in de overgang stimuleren? Voorts vragen deze
leden of het klopt dat de beschikbaarheid van groene waterstof nog schaars is. Tot
slot vragen deze leden op welke termijn waterstof breed uitgerold kan worden.
Dan hebben de leden van de VVD-fractie nog vragen over de opvolging van de motie-Veldman/
Paternotte (Kamerstuk 32 637, nr. 307). Zo vragen zij hoe het staat met de uitvoering hiervan. Deze motie blijkt nu weer
relevant aangezien de Duitse regering de Vor-Ort Apotheken-Stärkungsgesetz (VOASG)
bij de Bondstag ter behandeling heeft ingediend. Hoe staat het kabinet tegenover deze
wetgeving en het risico dat het de Europese markt verstoort? Wat voor acties neemt
de Staatssecretaris hierop?
De leden van de VVD-fractie lezen in het Verslag informele videoconferentie Raad voor
Concurrentievermogen op 15 mei 2020 dat er een aantal lidstaten vroeg naar de plannen
van de Commissie voor de interactieve website voor Europese toeristen. Deze leden
vragen of de Staatssecretaris ook voorstander is van het realiseren van zo een website.
Zo ja, hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat deze website zo snel mogelijk
gerealiseerd wordt, voordat deze mogelijk achterhaald is door nieuwe ontwikkelingen?
De leden van de VVD-fractie lezen ook dat de meeste lidstaten aangaven voor het opheffen
van de grensmaatregelen te zijn. Hierbij vragen zij of de Staatssecretaris van mening
is dat dit via Europees gestelde protocollen moet gebeuren. Indien dit niet het geval
is, leidt dit niet tot een discriminatieprincipe, aangezien landen, zoals nu ook al
gebeurt, in dat geval onderling afspraken maken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voor dit
schriftelijk overleg geagendeerde stukken. Zij hebben daarover de volgende vragen
en opmerkingen.
Geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen over onderzoek en innovatie
Europees herstelvermogen
De leden van de CDA-fractie onderschrijven in het licht van de Geannoteerde agenda
Raad voor Concurrentievermogen over onderzoek en innovatie een gezamenlijke, gecoördineerde
aanpak nu en in de toekomst én versterking van digitale ontwikkelingen en vaardigheden
alsmede innovatieve oplossingen door innovatieve mkb-bedrijven, startups en scale-ups.
Zij wijzen op het belang van verbreding naar het brede mkb(-peloton) en zijn benieuwd
of het kabinet bij deze opgave ook een uitgebreidere rol ziet voor de Digitale mkb-werkplaatsen
en regionale ontwikkelingsmaatschappijen. Hoe zou deze rol zou kunnen worden versterkt?
Daarnaast vragen deze leden in hoeverre lidstaten ook het belang zien van het versterken
van de Europese maakindustrie en haar kennispositie, door deze te beschermen en beter
te positioneren tegen oneerlijke mededinging van bedrijven uit derde landen bij onder
andere aanbestedingen waar bijvoorbeeld staatssteun aan de orde is. Is het kabinet
bereid ook dit onderwerp onder de aandacht te brengen?
Om dergelijke oneerlijke én ongewenste mededinging tegen te gaan, lijkt alleen een
opslag via het International Procurement Instrument (IPI) deze leden onvoldoende.
Hoe kijkt het kabinet aan tegen het mogelijk maken dat bij regionale aanbestedingen
drempels worden opgeworpen tegen bedrijven uit landen die hun markten afschermen,
staatssteun bieden of beide?
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat in reactie op de coronacrisis onder andere
Horizon Europe – het Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie – is gewijzigd
om extra middelen vrij te maken voor vitaal onderzoek op het gebied van gezondheid,
veerkracht en de groene en digitale transitie. Zij steunen de inzet van het kabinet
dat verduidelijking over de verdeling van middelen wenselijk is. Welke verdeling of
verdelingsmethode heeft het kabinet hier zelf voor ogen?
De leden van de CDA-fractie vinden een gecoördineerde en Europese benadering voor
burgerwetenschap («citizen science») interessant. Zij delen de mening dat het voor
Nederland belangrijk is om meer niet-wetenschappers een stem in het onderzoeksproces
te geven. Op welke wijze(n) wil het kabinet burgers betrekken bij de inrichting en
uitvoering van het Horizon Europe strategisch plan en de missies?
Ziet het kabinet daarbij meerwaarde in een regionale aanpak, waarin burgerwetenschapsprojecten
verspreid over de regio’s in de lidstaten plaatsvinden? Hoe wil het kabinet verder
bewerkstelligen dat dergelijke projecten (in de toekomst) breed in de samenleving
landen, bijvoorbeeld door de bekendheid ervan te vergroten?
De Europese Commissie moet op 8 juli 2020 haar EU-strategie voor waterstof hebben
gepresenteerd. Hoe kijkt het kabinet naar deze strategie, de plannen en pilotprojecten
aan en wat is Nederlands eigen inzet op dit onderwerp? Waar liggen voor Nederland
kansen als het gaat om het creëren van sterke, op waterstof gebaseerde waardeketens
en industrieën? Op welke plekken en/of in welke regio’s ziet het kabinet potentie?
Deze leden hebben kennisgenomen van het feit dat de Europese Commissie een onderzoek
is gestart naar hoezeer de regels die Apple hanteert voor appontwikkelaars/-aanbieders
ten aanzien van het distribueren van apps de mededinging beperken.1 In 2019 kondigde ook de Autoriteit Consument en Markt (ACM) een onderzoek aan naar
mogelijk misbruik van de machtspositie van Apple op de Nederlandse markt via de App
Store.2. Klopt het dat de Commissie Nederland heeft gevraagd om te reageren op het Europese
onderzoek? Zo ja, heeft Nederland al een reactie geformuleerd voor de Europese Commissie?
Hoe luidt deze? Wanneer zal het ACM-onderzoek zijn afgerond?
Het kabinet heeft zijn standpunt over de implementatie van een ex-ante toezichtsinstrument
bepaald. Hieruit maken deze leden op dat het kabinet bevoegdheden wil neerleggen bij
een onafhankelijke Europese instelling. Deze leden kunnen zich deze keuze voorstellen.
Zij begrijpen dat het Nederlandse standpunt over het ex ante-instrument is dat dit
per casus wordt toegepast, leidt tot onderzoek en vervolgens tot eventuele maatregelen.
Kan het kabinet toelichten hoe het dit ziet en of het niet verstandig zou zijn en
preventief zou werken om vooraf ook gedragsregels met elkaar af te spreken waarop
eveneens kan worden gehandhaafd zonder dat specifiek casuïstisch onderzoek nodig is?
Naar aanleiding van de kabinetsappreciatie van het witboek over Kunstmatige intelligentie
vragen deze leden naar de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de aangenomen
motie-Van den Berg/Wörsdörfer over een onderzoek naar de ongewenste effecten van algoritmes
(Kamerstuk 21 501-33, nr. 748).
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66 hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele
Raad voor Concurrentievermogen op 21 juli 2020. Deze leden willen hierover nog enkele
vragen stellen.
De leden van de D66-fractie waarderen dat het Duits voorzitterschap aandacht heeft
voor de rol van het hoger onderwijs, onderzoek en innovatie in het Europees herstelvermogen.
Onder andere het versterken van het Europese onderzoeks- en wetenschapssysteem in
de toekomstige Europese onderzoeksruimte wordt besproken. Deze leden vragen het kabinet
om toe te lichten wat de grootste knelpunten zijn om tot een Europese onderzoeksruimte
te komen. Is er een gedegen analyse en een roadmap? Zo niet, welke aanpak hanteren
de lidstaten of de Commissie dan om tot een Europese onderzoeksruimte te komen? Verder
vragen deze leden nadere besluitvorming over Horizon Europe wordt verwacht en wat
de belangrijkste discussiepunten zijn.
De leden van de D66-fractie verwelkomen de ambitie om de EU koploper te maken in waterstofonderzoek
en het verdienvermogen een stevige impuls geven via sterke, op waterstof gebaseerde
waardeketens en industrieën. Deze leden vragen de regering te verduidelijken of het
voorstel een uitwerking is van groene waterstof als een van de missies in Horizon
Europe, of dat dit onderzoeksprogramma niet met de missies te maken heeft. Tevens
vragen deze leden in hoeverre de Nationale Wetenschapsagenda en het missiegedreven
innovatiebeleid een bijdrage leveren aan deze ambitie op groene waterstof.
II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.