Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Wiersma en Lodders over het artikel ‘Unilever wake-upcall voor het kabinet’
Vragen van de leden Wiersma en Lodders (beiden VVD) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Financiën over het artikel «Unilever wake-upcall voor het kabinet» (ingezonden 15 juni 2020).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Staatssecretaris
van Financiën, Vijlbrief (ontvangen 8 juli 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Unilever wake-upcall voor het kabinet»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat betekent het vertrek van hoofdkantoren, zoals die van Unilever, voor de economie
als geheel en voor het verdienvermogen van Nederland? Welke directe en indirecte effecten
heeft het vertrek voor Nederlandse ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf (MKB’ers)
en zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers)?
Antwoord 2
Multinationals zijn belangrijk voor de Nederlandse economie. Volgens onderzoek van
het CBS2 genereerden multinationals in 2016 ruim 30 procent van de 635 miljard euro aan toegevoegde
waarde en was het directe belang van internationale bedrijven in de werkgelegenheid
1,5 miljoen voltijdsbanen. Deze multinationals zijn indirect te relateren aan 872.000
voltijdsbanen, deels ook bij het midden- en kleinbedrijf en zelfstandigen zonder personeel.
Daarnaast zijn deze bedrijven goed voor 70% van de private R&D-uitgaven in Nederland.
Het duiden van het belang van hoofdkantoren voor de economie is een stuk complexer.3 Nederland heeft relatief meer hoofdkantoren dan andere landen. Een hoofdkantoor is
in de praktijk een verzameling van management-, coördinatie- en/of controlefuncties.
Deze functies kunnen bij de tophoudster van het concern zijn ondergebracht, maar ook
deels elders in de groep. Dit is dus erg afhankelijk van de specifieke structuur van
het bedrijf. Zo heeft Unilever momenteel een duale structuur met een Britse PLC en
Nederlandse NV en heeft het bestuur van Unilever het voornemen aangekondigd om over
te stappen op een enkelvoudige structuur met alleen een PLC aan het hoofd. Unilever
geeft aan dat deze versimpeling een juridische stap is gericht op het versimpelen
van de structuur van het bedrijf. Het bedrijf geeft tevens aan dat deze stap geen
gevolgen heeft voor de activiteiten in Nederland. Het wereldwijde hoofdkantoor van
de Food & Refreshment divisie en het Benelux hoofdkantoor blijft in Rotterdam gevestigd.4
Hoofdkantoren moeten niet alleen gezien worden als een bundeling van concernbrede
functies, die op zichzelf directe en indirecte werkgelegenheid opleveren, maar ook
als besliscentra. Het kabinet is ervan overtuigd dat, hoewel niet kwantificeerbaar,
een dergelijk besliscentrum in Nederland op termijn voor Nederland gunstiger uitwerkt
dan een buitenlands besliscentrum. Bovendien maakt een grotere dichtheid van hoofdkantoren
van multinationals, bij voorkeur met een Nederlandse beursnotering, de stap naar Nederland
van andere multinationals gemakkelijker. Al met al heeft Nederland al decennia baat
bij de aanwezigheid van dergelijke hoofdkantoren. In meer directe zin is duidelijk
dat het vertrek van hoofdkantoren direct gevolgen heeft voor de mensen die bij deze
hoofdkantoren werken en voor de mensen die werken in de hieraan gerelateerde dienstverlenende
sectoren, zoals taxichauffeurs, hotelmedewerkers en financiële dienstverleners. Aan
de hand van verschillende onderzoeken heeft de Adviescommissie belastingheffing van
multinationals een grove inschatting van de ordegrootte van de directe werkgelegenheid
van hoofdkantoren gegeven, namelijk tienduizenden banen. Van de indirecte werkgelegenheid
is geen schatting gemaakt.
Vraag 3
Is Nederland een voldoende interessante en aantrekkelijke plek om zich te vestigen?
Hoe heeft dit zich de afgelopen jaren ontwikkeld? Kan dit op meerdere aspecten bekeken
worden, dus niet alleen de fiscaliteit, maar ook innovatie, onderwijs en arbeidsmarkt?
Waar zitten kansen en waar zitten bedreigingen?
Antwoord 3
Nederland heeft in de breedte een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dit blijkt ook
uit verschillende internationale ranglijsten over de innovatie- en concurrentiekracht
van verschillende landen. Al jaren draait Nederland hier in de top mee (zie onderstaande
tabel).
Ranglijst (opsteller, totaal aantal landen)
2018
2019
Global Competitiveness Index (WEF, 141)
6
4
Productiviteit (Conf Board, 40)
6
7
World Competitiveness Scoreboard (IMD, 63)
4
6
Global Talent Competitiveness Index (INSEAD, 125)
9
6
National Entrepreneurship Context Index (GEM, 54)
–
3
European Innovation Scoreboard (EC, 28)
4
4
Global Innovation Index (Cornell University e.a., 126)
2
4
Het algemene beeld uit deze ranglijsten, waarin de effecten van de wereldwijde uitbraak
van het coronavirus nog niet zijn meegenomen, is dat Nederland een gezond macro-economisch
beleid heeft. De Nederlandse economie doet het bovengemiddeld goed in Europees perspectief.
Het is aantrekkelijk om in ons land te ondernemen door een goed opgeleide beroepsbevolking,
goede fysieke en digitale infrastructuur en hoge score op lijstjes met wetenschappelijke
publicaties. In de ranglijsten komen ook enkele terugkerende verbeterpunten naar voren,
zoals de structureel achterblijvende private R&D-investeringen, de flexibiliteit van
de arbeidsmarkt en de financieringsknelpunten van het mkb.
In mijn brief aan uw Kamer van 17 april jl.5 over het acquisitiebeleid en vestigingsklimaat heb ik ook aangegeven dat beschikbaarheid
van geschikt personeel en het belastingstelsel de twee belangrijkste aandachtspunten
zijn voor de aantrekkelijkheid van ons vestigingsklimaat. Daarnaast zijn er, naast
de huidige prioriteit van het beperken van de economische gevolgen van de uitbraak
van het coronavirus, twee actuele aandachtspunten die de aandacht hebben van het kabinet:
de stikstofproblematiek en de beschikbare netcapaciteit.
Vraag 4
Hoeveel bedrijven en werkgelegenheid heeft Nederland de afgelopen jaren aangetrokken?
Hoeveel zijn er aangetrokken indien gecorrigeerd wordt voor het (incidentele) effect
van de Brexit? Hoe verhoudt zich dit tot omringende landen? Wat kan Nederland daarvan
leren?
Antwoord 4
De afgelopen jaren zijn de acquisitieresultaten van de NFIA en het Invest in Holland-netwerk
gegroeid (zie tabel 2 hieronder). Deze resultaten, waarin de projecten die voortkomen
uit de Brexit dus zijn meegenomen, onderstrepen dat Nederland aantrekkelijk is voor
een breed palet aan sectoren en activiteiten. Ons land heeft sterke clusters op het
gebied van AgriFood, IT, de Creatieve Industrie (o.a. media en mode), de Life Sciences
& Health en de logistiek. Binnen deze sectoren gaat het om allerhande typen bedrijfsactiviteiten.
Denk aan (Europese) hoofdkantoren, marketing & sales activiteiten, productiefaciliteiten,
datacenters en onderzoekslaboratoria.
Tabel 2: acquisitieresultaten NFIA in recente jaren
Jaar
# Projecten
# Directe Banen1
# Investeringen (mld. €)*
2015
323
9.331
1,87
2016
350
11.398
1,74
2017
357
12.686
1,67
2018
372
9.847
2,85
2019
397
14.056
4,3
X Noot
1
Het aantal banen en investeringsbedrag in beide tabellen betreft door bedrijven zelf
schriftelijk aangegeven aantallen die zij verwachten na 3 jaar te realiseren
Een deel van deze resultaten komt voort uit de Brexit (zie tabel 3 hieronder). Ik
heb geen vergelijkende informatie over de aantallen Brexitprojecten die omliggende
landen hebben weten aan te trekken.
Tabel 3: acquisitieresultaten NFIA in recente jaren gerelateerd aan de Brexit
Jaar
# Projecten
# Directe Banen1
# Investeringen (mln. €)*
2016
1
10
1
2017
18
483
18,8
2018
43
1.929
291,77
2019
78
1.795
64,2
Totaal
140
4.216
375,76
X Noot
1
Het aantal banen en investeringsbedrag in beide tabellen betreft door bedrijven zelf
schriftelijk aangegeven aantallen die zij verwachten na 3 jaar te realiseren.
Eerder heb ik uw Kamer gemeld, dat Nederland volgens EY (2018) in 2017 een vierde
plaats in Europa bezette bij het aantrekken van buitenlandse bedrijven.6 Nederland plaatste zich dat jaar, net als in 2016, achter het Verenigd Koninkrijk,
Duitsland en Frankrijk. Daarmee scoort Nederland bovengemiddeld in internationaal
perspectief. Zeker omdat de ranglijst een vergelijking maakt op basis van het absolute
aantal buitenlandse bedrijven dat is aangetrokken. Hierbij is dus niet gecorrigeerd
voor het feit dat de landen die boven Nederland staan een aanzienlijk grotere economie
hebben. In 2018 en 2019 bezet Nederland een vergelijkbare positie.7 Dit beeld wordt bevestigd door onderzoeken van IBM-PLI en FDI Markets.
Vraag 5
Welke aanvullende stappen worden er genomen om de vestiging van bedrijven en het aantrekken
van banen in Nederland te verbeteren? Wat wordt er gedaan aan beleidsopties om het
vestigingsklimaat te verbeteren?
Antwoord 5
Op 17 april jl.8 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het acquisitiebeleid van dit kabinet. Het kabinet
wil bij het aantrekken van buitenlandse bedrijven sterker focussen op juist die buitenlandse
bedrijven die bijdragen aan versterking van Nederlandse innovatie-ecosystemen en de
verduurzaming en digitalisering van onze economie. Dit draagt bij aan de duurzame
groeiambities van dit kabinet evenals de doelstelling van het missiegedreven topsectoren-
en innovatiebeleid. Het gaat het kabinet dus niet alleen om de kwantiteit van de buitenlandse
bedrijven die worden aangetrokken maar zeker ook om de kwaliteit. Een ranglijst die
een vergelijking maakt op basis van absolute aantallen (zie antwoord op vraag 4) is
daarom voor mij ook niet alleszeggend.
Een aantrekkelijk vestigingsklimaat is geen doel op zich. Het is een middel: een randvoorwaarde
die bedrijven die in Nederland actief zijn in staat stelt om internationaal te concurreren
en een randvoorwaarde – naast het acquisitiewerk van de NFIA – voor het succes van
het acquisitiebeleid is.
Nederland zal dus werk moeten maken van haar vestigingsklimaat. Zeker omdat als gevolg
van de forse economische impact van het coronavirus is de verwachting dat verschillende
landen zullen inzetten op verbetering van hun vestigingsklimaat. Naast de reeds eerder
genoemde aandachtspunten in mijn brief van 17 april jl. (zie antwoord op vraag 3),
zal ik de komende maanden benutten om scherp te krijgen waar het Nederlandse vestigingsklimaat
nog verder kan worden verbeterd. Dit onderzoek zal zich ook specifiek richten op hoe
Nederland aantrekkelijker kan worden voor investeringen, van zowel Nederlandse als
buitenlandse bedrijven, die bijdragen aan onze ambities op innovatie, verduurzaming
en digitalisering. In april heb ik uw Kamer reeds toegezegd om dit onderzoek uiterlijk
begin 2021 naar uw Kamer te sturen. Waar mogelijk probeer ik dit te versnellen.
Vraag 6
Wanneer komt de Studiegroep Duurzame Groei uit? Bent u bereid om in het onderzoek
van de Studiegroep Duurzame Groei aanbevelingen op te nemen om de vestigingskracht
van Nederland te verbeteren?
Antwoord 6
De studiegroep duurzame groei heeft voor het laatst advies uitgebracht in 2016. Dit
voorjaar heeft het kabinet uw Kamer de rapporten van de brede maatschappelijke heroverwegingen
aangeboden9 waarin ambtelijke werkgroepen hebben gekeken naar mogelijke beleidskeuzes op verschillende
maatschappelijke terreinen over de volle breedte van de collectieve sector. Tevens
zijn verschillende opties voor investeringen, besparingen en het stopzetten van beleid
– inclusief de mogelijke effecten – in kaart gebracht. In deze brede maatschappelijke
heroverwegingen is onder meer ingegaan op de arbeidsmarkt, innovatie, digitalisering,
onderwijs, zorg, omgevingsveiligheid, wonen, gebiedsontwikkeling, duurzaamheid en
de kwaliteit van de publieke sector. Dit zijn allemaal elementen die invloed hebben
op de aantrekkelijkheid van het Nederlandse vestigingsklimaat.
Vraag 7
Wanneer komt de volgende monitor vestigingsklimaat uit? Bent u bereid de Netherlands
Foreign Investment Agency (NFIA) te vragen om een verdere analyse op het vestigingsklimaat
te maken en te vragen om concrete beleidsopties?
Antwoord 7
De vierde, en laatste, monitor vestigingsklimaat van de NFIA heb ik op 20 december
2017 naar uw Kamer gestuurd10. Deze monitor werd samengesteld op basis van bestaande data uit verschillende internationale
ranglijsten, bijvoorbeeld van OESO en World Economic Forum. Om naast de feitelijke
input van deze ranglijsten ook een plek te geven aan de signalen die de NFIA en mijn
ministerie over het vestigingsklimaat ontvangen, heb ik de monitor in december 201811 vervangen door een beleidsbrief over het vestigingsklimaat. In deze brief werd dan
ook direct de link gelegd tussen het vestigingsklimaat en het acquisitiebeleid. Het
vestigingsklimaat is immers de belangrijkste randvoorwaarde voor het succes van het
acquisitiebeleid. Deze beleidsbrief, die ik circa eens per jaar naar uw Kamer stuur,
geeft daarmee een meer compleet beeld over de ontwikkeling van het vestigingsklimaat
en de link naar het acquisitiebeleid. Voordeel van de monitor was dat deze in één
oogopslag inzicht gaf in de relatieve sterkte van Nederland op een aantal subfactoren
van het vestigingsklimaat. Ik zal bezien hoe ik dit in de volgende beleidsbrief over
het vestigingsklimaat een plaats kan geven.
In de laatste beleidsbrief van april 2020 heb ik al een aantal aandachtspunten voor
het Nederlandse vestigingsklimaat opgenomen. Daarbij heb ik aangekondigd onderzoek
te willen doen naar hoe het Nederlandse vestigingsklimaat verder kan worden versterkt.
Ik verwacht dat de al benoemde aandachtspunten, de rapporten van de brede maatschappelijke
heroverweging, het rapport van de Adviescommissie belastingheffing van multinationals
(zie antwoord op vraag 9) en de aanvulling uit dit extra onderzoek naar het vestigingsklimaat
voldoende concrete opties schetsen over hoe het vestigingsklimaat verder kan worden
versterkt.
Vraag 8
Bent u bereid de fiscale bouwstenen, zoals aan de Kamer toegestuurd, aan te vullen
met concrete fiches ter verbetering van het vestigingsklimaat, in het belang van ons
verdienvermogen?
Antwoord 8
De Kamer heeft op 11 juni 2019 via een motie12 verzocht tot het instellen van een onafhankelijke commissie die adviseert over maatregelen
om de belasting over winsten van multinationals eerlijker te maken, terwijl Nederland
aantrekkelijk blijft voor Nederlandse hoofdkantoren. Het rapport van de Adviescommissie
belastingheffing van multinationals (de Adviescommissie) is op 15 april jl. aan uw
Kamer aangeboden.13 In het syntheserapport «Bouwstenen voor een beter belastingstelsel» dat op 18 mei
jl. aan uw Kamer is aangeboden14 worden de voornaamste knelpunten van ons belastingstelsel in samenhang beschreven
en hoe deze knelpunten kunnen worden aangepakt. Dit heeft 169 uitgewerkte beleidsopties
opgeleverd die een breed spectrum beslaan. Het syntheserapport gaat daarbij ook specifiek
in op het belasten van multinationals mede gebaseerd op het rapport van de Adviescommissie.
Het gaat daarbij om het vinden van een goede balans in het belasten van multinationals
en de aantrekkelijkheid van het fiscale vestigingsklimaat. De Adviescommissie adviseert
diverse maatregelen die Nederland unilateraal kan nemen om de belastingheffing van
multinationals eerlijker te maken. Hierbij heeft de Adviescommissie ook oog gehad
voor de effecten daarvan op het fiscale vestigingsklimaat. Tegenover deze – grondslagverbredende –
maatregelen stelt de Adviescommissie diverse compenserende maatregelen voor ter bevordering
van het fiscale vestigingsklimaat. Deze maatregelen maken tevens deel uit van de 169
beleidsopties van het Bouwstenentraject.
Vraag 9
Klopt het dat een van de «push-factoren» voor Nederland de relatief hoge lasten op
arbeid zijn? Kunt u in de gevraagde verkenningen expliciet beleidsopties meenemen
om dit te verbeteren?
Antwoord 9
Nederland heeft internationaal gezien relatief hoge lasten op arbeid. De hoge lasten
kunnen voor sommige bedrijven een overweging zijn om Nederland te verlaten of zich
niet in Nederland te vestigen wanneer deze lasten niet op wegen tegen de baten die
gepaard zijn met zich vestigen in Nederland. In de «Bouwstenen voor een beter belastingstelsel»,
zie ook het antwoord op vraag 8, komen ook de hoge lasten op arbeid aan de orde als
één van de belangrijkste knelpunten van ons belastingstelsel en dat deze lasten – mede
gelet op vergrijzing en een eventuele verdere groei van het aantal zelfstandigen –
beter kunnen worden verlaagd, door de lasten te verschuiven naar andere grondslagen.
In de «Bouwstenen voor een beter belastingstelsel» worden diverse beleidsopties geschetst
om de lasten op arbeid te verlagen.
Vraag 10
Kunt u de Kamer nog voor de zomer informeren over welke stappen het kabinet op bovenstaande
punten zet de komende tijd?
Antwoord 10
Het kabinet heeft de vragen zo snel mogelijk beantwoord. Helaas is het net niet gelukt
deze voor het reces naar uw Kamer te sturen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.