Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. steunpakket Sportverenigingen gevolgen COVID-19 maatregelen (Kamerstuk 30234-244)
30 234 Toekomstig sportbeleid
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 252 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 1 juli 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd over:
• De brief van 11 december 2019 inzake de rapportage 1-meting bewegingsonderwijs in
het speciaal (basis)onderwijs en praktijkonderwijs (so-pro) (Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 492)
• De brief van 8 februari 2020 inzake het plan om racisme en discriminatie in het voetbal
tegen te gaan: «Ons voetbal is van iedereen, Samen zetten we discriminatie buitenspel»
(Kamerstuk 30 234, nr. 241)
• De brief van 1 mei 2020 inzake het steunpakket Sportverenigingen gevolgen COVID-19
maatregelen (Kamerstuk 30 234, nr. 244)
• De brief van 28 mei 2020 inzake een afschrift van reactie aan NOC*NSF over steunpakket
sportverenigingen als gevolg van de COVID-19 maatregelen (Kamerstuk 30 234, nr. 245).
De vragen en opmerkingen zijn op 5 juni 2020 aan de Minister voor Medische Zorg voorgelegd.
Bij brief van 30 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Verouden
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen van de VVD-fractie
1.
Deze leden hebben onlangs bij het plenaire debat over corona aandacht gevraagd voor
de diversiteit binnen de sportsector. Het is simpelweg niet mogelijk om een sportvereniging
met een evenement te vergelijken, de commerciële sportaanbieder met topsport en een
sport als badminton met turnen, klimmen of hockey. Deze leden hebben in het plenaire
debat gevraagd of de Minister van Sport met de elke tak van sport individueel om tafel
zou gaan om te kijken naar wat wél mogelijk is bij de betreffende tak van sport. Hoe
heeft de Minister hier invulling aan gegeven? Met hoeveel sportbonden heeft de Minister
gesproken?
Ik ben me bewust van de grote verscheidenheid van de sportsector en de daarbij behorende
risicoprofielen. Tot nu toe is in de versoepelingen voor de sportsector gekozen voor
een eenduidige lijn waarbij in eerste instantie gedifferentieerd is naar doelgroep
(jeugd versus volwassenen) en naar locatie (buiten versus binnen). Daarbij is het
leidende principe altijd geweest dat dit veilig en verantwoord kan.
Zoals ik uw kamer op 24 juni heb laten weten, staan we nu op het punt dat vanaf 1 juli
alle doelgroepen weer alle takken van sport in hun originele vorm mogen beoefenen,
zowel binnen als buiten sporten. Daarbij dient de 1,5 meter afstand tijdens het sporten
waar mogelijk in acht genomen te worden, maar als dat een normale sportbeoefening
in de weg staat mag de 1,5 meter afstand tijdelijk losgelaten worden. Dit betekent
dat wedstrijden, toernooien en evenementen vanaf 1 juli ook weer zijn toegestaan,
met inachtneming van de basisregels die voor binnen en buiten zijn opgesteld.
Ik heb de afgelopen periode veel met NOC*NSF gesproken als belangenbehartiger van
76 verschillende sportbonden. Daarnaast heb ik gesproken met het Platform Ondernemende
Sportaanbieders (POS) waar onder meer NL Actief, de brancheorganisatie van de ondernemende
fitnessaanbieders, deel van uitmaakt. Met hen sta ik in nauw contact over de versoepelingen
in de sport én over de beperkingen die nog gelden. Het is voor mij ondoenlijk om met
iedere tak van sport apart om tafel te gaan. Wel heb ik contact gehad met een aantal
sportbonden (o.a. KNGF, KNVB, KNGU, Nevobo) over specifieke thema’s. Die werkwijze
is mij goed bevallen en zal ik in de nabije toekomst voortzetten.
2.
Is de Minister het met deze leden eens, dat sport en bewegen en daarmee fitheid, gezondheid
en weerbaarheid, een deel van de oplossing tegen ziektes zoals corona is?
Dat voldoende beweging en sport een belangrijke voorwaarde is voor een gezonde leefstijl,
deel ik. Ook weten we vanuit onderzoeken dat sport en bewegen eraan kan bijdragen
dat de kans op het krijgen van een chronische ziekte of aandoening als diabetes, overgewicht
of hartfalen verkleind wordt.
3.
Is de Minister het met deze leden eens dat we moeten kijken hoe we zo slim en snel
mogelijk de sportsector weer op volle kracht kunnen laten werken zodat sport het lichtpuntje
in deze coronacrisis kan zijn, omdat sport en bewegen belangrijke factoren zijn?
Sport en bewegen is van groot belang voor de fitheid, gezondheid en weerbaarheid van
de Nederlandse bevolking, ook heeft het een groot sociaal aspect. Niet voor niets
heeft het kabinet de sport als eerste sector weer (gedeeltelijk) opgestart na de intelligente
lockdown.
Uiteraard is het belangrijk om zo snel mogelijk de gehele sportsector weer op volle
kracht te kunnen laten werken, maar wel op een veilige en verantwoorde manier. Dat
is de reden dat de openstelling van de sport gefaseerd plaatsvond.
4.
Is de Minister het met deze leden eens dat het leidende principe voor het opstarten
van de sport zou moeten zijn dat het veilig en verantwoord kan en dat dit dus tot
consequentie kan hebben dat er gedifferentieerd moet worden tussen takken van sport,
niet omdat de ene sport belangrijker is dan de andere, maar omdat het simpelweg ontzettend
verstandig is om de takken van sport die eerder opgestart kunnen worden ook zo snel
mogelijk op te starten? Is de Minister het met deze leden eens dat er niet alleen
naar generieke maatregelen zoals bijvoorbeeld óf binnensport óf buitensport gekeken
moet worden, maar juist naar risicoprofielen per tak van sport?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u door naar het antwoord op vraag 1 van
de VVD.
5.
Op dit moment moeten trampolinespringers, ook de grootste toptalenten van Nederland,
in de buitenlucht trainen. Terwijl wind en andere weersomstandigheden voor flinke
extra gezondheidsrisico’s zorgen. Is de Minister op de hoogte van de omvang van een
trampolinezaal zoals bijvoorbeeld Bauerfeind De Meent in Alkmaar waar met gemak aan
alle RIVM-richtlijnen voldaan kan worden én hoe groot, of juist hoe klein, de trainingsgroepen
bij trampolinespringen zijn? Kan de Minister de talentengroepen van trampolinespringen
aan laten haken bij de reeds bestaande mogelijkheid om topsporters toe te laten in
trainingsaccommodaties?
Voor topsporters werd reeds een uitzondering gemaakt. Zij konden vanaf eind april
op door NOC*NSF aangewezen topsportaccommodaties weer trainen. Deze groep bestond
naast profvoetballers uit topsporters (met een topsportstatus) en talenten (die deel
uitmaken van talent TeamNL) die een fulltime topsport- of opleidingsprogramma volgen.
Vanaf 1 juli is het voor alle sporters, amateur, talent en topsporter, weer toegestaan
om hun sport op de eigen locatie te beoefenen.
6.
Voornoemde leden zijn ook benieuwd in hoeverre met minimale aanpassingen het bijvoorbeeld
mogelijk is om meermans- of meervrouwsboten toe te staan met roeien. Is de Minister
bereid om met de KNRB in overleg te treden hoe hier invulling aan gegeven zou kunnen
worden en dit voor te leggen aan het RIVM, dan wel het OMT? Is de Minister op de hoogte
dat roeien een populaire sport onder studenten is en dat studenten als één huishouden
gezien kunnen worden in een studentenhuis? Zijn hier verschillen tussen gemeenten
en is het voor deze groep mogelijk om in een roeiboot als één huishouden gezien te
worden? Indien dit niet mogelijk is, kan de Minister uitleggen wat het verschil is
tussen binnen op de bank tv kijken of met dezelfde groep mensen buiten werken aan
gezondheid in een roeiboot? Waarom zou de eerste activiteit wel mogen en de tweede
niet?
In vraag 1 van de VVD-fractie ga ik in op de gefaseerde opstart van de sportsector
en de mogelijkheden die er vanaf 1 juli zijn.
Wat betreft het roeien heb ik er in eerste instantie voor gekozen om vast te houden
aan de 1,5 meter afstand. Dit om te voorkomen dat deze afstand op meer plekken ter
discussie zou komen te staan. Vanaf 1 juli is het voor alle sporters, en dus ook roeiers,
weer toegestaan om hun sport in reguliere vorm te beoefenen.
7.
Deze leden zijn benieuwd of de Minister gesproken heeft met de KNLTB. Zeker in deze
tak van sport, die in deze maanden buiten plaats vindt, is het zeer gemakkelijk om
de anderhalve meter te waarborgen. Zelfs bij het dubbelspel kan dit zonder problemen
gerealiseerd worden. Is de Minister bereid om met de KNLTB in overleg te gaan om te
kijken hoe zo snel mogelijk de honderdduizenden tennissers in Nederland met inachtneming
van de richtlijnen weer kunnen tennissen?
Sinds 11 mei was het weer mogelijk voor alle sporters, inclusief tennissers, om in
de buitenlucht onder aangepaste omstandigheden te trainen. In het antwoord op vraag
1 van de VVD-fractie ga ik in op de gefaseerde opstart van de sportsector en de mogelijkheden
die er vanaf 1 juli zijn, die ook voor tennis van toepassing zijn.
8.
Een ander punt wat voor de tennissport van de groot belang is, is de fijnmazige infrastructuur
van tennisclubs en -verenigingen. Kan de Minister samen met de KNLTB een impactanalyse
maken wat de financiële consequenties voor de clubs en verenigingen zijn en dit delen
met de Kamer?
Ik vind het belangrijk om de (economische) schade in de sportsector goed in de gaten
te houden. Het Mulier Instituut doet daarom onderzoek naar de effecten van de maatregelen
op de middellange termijn en de financiële gevolgen van het coronavirus voor de gehele
sportsector. Het gaat dan om effecten die optreden in zowel de top- als amateursport
bij zowel sportbonden, sportverenigingen als commerciële sportaanbieders. De uitkomsten
van dit onderzoek zal ik benutten om te bezien waar aanvullende steun nodig en opportuun
is. De eerste rapportage van dit onderzoek ontvangt u deze week. Voor het WGO zal
hier een beleidsreactie op volgen.
9.
Deze leden zijn benieuwd of het mogelijk is om na de versoepeling in de publieke ruimte
ook meer mogelijkheden te geven om ouders weer toe te staan om verspreid langs het
veld de training van kinderen te volgen. In praktijk blijven ouders nu op de parkeerplaats
hangen, omdat het niet loont op en neer naar huis te rijden tijdens de training. Dit
zorgt voor minder wenselijke situaties dan wanneer ouders met inachtneming van de
richtlijn verspreid langs het sportveld of de atletiekbaan staan. Is de Minister bereid
deze ruimte te bieden?
De keuze om geen ouders langs de velden toe te staan gedurende de trainingen was tweeledig
van aard. Enerzijds is hierbij de rationale geweest om interacties tussen volwassenen
en daarmee het risico op nieuwe besmettingen te voorkomen. Anderzijds is dit ingegeven
om bestuurders en trainers niet te belasten met de handhavingstaak om mensen langs
de lijn voldoende afstand te laten houden. In vrijwel de gehele sport heeft men zich
goed aan deze afspraak gehouden en mij zijn hierover vanuit zowel de clubs als de
ouders weinig klachten bekend. Vanaf 1 juli is het weer toegestaan om publiek onder
voorwaarden op de sportaccommodaties toe te laten. Het is aan de sportsector en het
lokale gezag om dit in goede banen te leiden.
10.
De aan het woord zijnde leden constateren dat specifiek voor gehandicapte sporters,
maar ook voor andere sporters in het algemeen, het soms onmogelijk is om sport te
beoefenen als de trainer op anderhalve meter afstand moet blijven. Een voorbeeld hiervoor
is de handboogsport bij gehandicapte beoefenaars of het vangen van pupillen bij turnen.
Deze leden vragen of het mogelijk is om het beroep van trainer als een contactberoep
te zien, wat het in feite op die momenten ook is. Is de Minister bereid dit toe te
staan?
Het begeleiden van sporters met een handicap werd al aangemerkt als een contactberoep.
De versoepelingen die golden voor de contactberoepen, waren ook van toepassing op
deze groep van trainers en begeleiders. Vanaf 1 juli geldt voor de hele sport dat
de 1,5 meter regel tijdelijk mag worden losgelaten daar waar dit nodig is om normale
sportbeoefening mogelijk te maken. Dit geldt zowel voor alle doelgroepen sporters
als hun begeleiders.
11.
Daarnaast zien deze leden dat sportaccommodaties voor meerdere verenigingen of andere
sectoren gebruikt worden. Denk aan toneel, muziek of onderwijs. Waarom mogen de sportaccommodaties
niet gebruikt worden voor andere sectoren, terwijl bijvoorbeeld de cultuursector al
wel meer ruimte heeft gekregen? Is de Minister het met deze leden eens dat hierdoor
onnodig huurinkomsten misgelopen worden, wat de financiële situatie alleen maar lastig
maakt?
In eerste instantie was binnen sporten nog niet toegestaan omdat de experts aanwijzingen
hadden dat binnen sporten de kans op verspreiding van het virus vergrootte. Nu het
virus verder onder controle is en bekend is welke aanvullende maatregelen genomen
kunnen worden om het risico op verspreiding van het coronavirus tijdens het sporten
te reduceren, is per 1 juli ook weer binnensport toegestaan. Met het sportspecifieke
steunpakket en het gegeven dat nu ook binnen sporten weer is toegestaan, lijkt de
ergste financiële nood geledigd.
12.
Welke mogelijkheden ziet de Minister om opleidingen voor trainers, coaches, en scheidsrechters
wel door te laten gaan? Heeft de Minister hier overleg over gehad met bijvoorbeeld
Handboogsport Nederland?
Opleidingen voor trainers, coaches en scheidsrechters hebben gedurende de intelligente
lockdown online doorgang kunnen vinden onder andere via webinars. Vanaf 1 juli kunnen
deze opleidingen ook weer fysiek georganiseerd worden, mits de algemene richtlijnen
van het RIVM in acht genomen worden. Dat geldt ook voor de opleidingen van de handboogsport.
13.
Voornoemde leden zien dat de schaatssport het extra lastig heeft. IJsbanen zijn duur
in onderhoud, maar bieden tegelijkertijd veel ruimte. Heeft de Minister de ontwikkelingen
bij Thialf gevolgd? Kan de Minister daar een stand van zaken geven?
Ja, ik heb de ontwikkelingen rondom Thialf gevolgd. Ik ben positief over de stappen
die de lokale partijen en NOC*NSF en KNSB gemaakt hebben. Hiermee zijn de korte en
middellange termijn problemen verholpen. Voor de langere termijn houd ik een vinger
aan de pols. Daarnaast heeft mijn collega van EZK aangegeven dat hij de gesprekken
tussen de verzekeraars en de brancheorganisatie Holland Solar te volgen. De ontwikkelingen
met betrekking tot het uitzetten van de zonnepanelen op Thialf en latere eventuele
verwijdering in verband met onveilige installatie zijn door hem bij deze partijen
aanhangig gemaakt.
14.
Net als bij de trampolinespringsport, bestaat het grootste deel van de talenten en
topsport (bij schaatsen) uit toptalenten jonger dan 18 jaar. Deze toptalenten hebben
nog geen A-status en kunnen daarom geen gebruik maken van de trainingslocatie. Terwijl
een ijsvloer uit 1.800 m2 bestaat en hier slechts door geringe groepen van ongeveer veertien personen gebruik
van wordt gemaakt. Kan de Minister in navolging van de mogelijkheden die er voor A-statussporters
gelden, ook ruimte bieden aan toptalenten zoals bij kunstrijden? Uiteraard met inachtneming
van alle richtlijnen van de RIVM. Is de Minister bereid om in overleg te treden met
de KNSB om de mogelijkheden te verkennen voor de verschillende disciplines alsmede
ook het ijshockey en het curling?
Talenten kunnen vanaf 1 juli weer volledig trainen, zie hiervoor ook het antwoord
op vraag 5 van de VVD-fractie. Op welke locatie de training plaatsvindt wordt bepaald
door de betreffende bond, in dit geval de KNSB.
15.
Deze leden zien dat niet alleen een ijsvloer veel ruimte biedt voor veilige beoefening
van sport, maar bijvoorbeeld ook een sportklimhal. Is de Minister bekend met het onderzoek
van het Italiaans Olympisch Comité waaruit blijkt dat bijvoorbeeld takken van sport
zoals sportklimmen en boulderen tot de laag risicosporten behoren? Is de Minister
bereid zich de komende weken maximaal in te spannen om de opstart van deze laag risicosporten
zo snel als mogelijk ter hand te nemen?
Ik ben bekend met het onderzoek uit Italië en ik heb dat ook bij NOC*NSF onder de
aandacht gebracht. In het antwoord op vraag 1 van de VVD-fractie ga ik in op de gefaseerde
opstart van de sportsector en de mogelijkheden die er vanaf 1 juli zijn die ook van
toepassing zijn op sportklimmen en boulderen.
16.
Deze leden hebben veel vragen uit de danssportsector ontvangen. Er is bijvoorbeeld
grote onduidelijkheid of danssport tot de binnensporten behoort of tot de culturele
sector. Kan de Minister hier opheldering over geven? Kan de Minister ook uitleggen
waarom danssport zo verschillend behandeld wordt op lokaal niveau? De ene danssportvereniging
krijgt veel meer ruimte dan de andere. Is de Minister bereid om hier meer duidelijkheid
over te geven en dit via de VNG te communiceren naar de burgemeesters en gemeenten?
Heeft de Minister reeds resultaten van de dans- en beweeglessen die op de basisschool
sinds drie weken weer plaatsvinden en kan de Minister die informatie gebruiken bij
de afweging voor opening van de danssector en in de gesprekken met het OMT?
Vanaf 1 juli zijn alle sportactiviteiten weer toegestaan, zowel binnen als buiten.
Dit geldt ook voor de dansscholen. De verschillende behandeling die dansscholen ervaren
wordt veroorzaakt omdat zij in de ene gemeente worden bezien als een sportorganisatie
en in de andere als een culturele organisatie. Afhankelijk van de keuze van een gemeente
hierin gelden er voor elke dansschool specifieke maatregelen. Ik zie geen meerwaarde
om hier met de VNG over in contact te treden aangezien het op lokaal niveau voor de
meeste dansscholen duidelijk is. Tot slot zijn er bij mij geen resultaten bekend van
de dans- en beweeglessen op basisscholen.
17.
Er zijn veel zzp-judoleraren en die hebben een KvK -inschrijving op hun huisadres.
Klopt het dat deze judoleraren niet in aanmerking voor een van de compensatieregelingen
komen? Geldt dat bij meer takken van sport en kan de Minister hier een overzicht over
geven? Kan de Minister tevens aangeven waarom inventieve judoscholen die bijvoorbeeld
open tenten hebben geplaatst om buiten, maar onder dak, les te kunnen geven, in de
ene gemeente door handhaving op de vingers worden getikt en niet meer buiten les mogen
geven, terwijl dit in een andere gemeente wel mag?
Binnen het rijksbrede steunpakket zijn er verschillende regelingen. Binnen de TOGS
kunnen er gevallen zijn die tussen wal en schip vallen bij het strak hanteren van
de vestigingsvereiste. Om dat te voorkomen, kunnen ondernemers die ingeschreven staan
op het woonadres, sinds 15 april jl. alsnog aanspraak maken op een tegemoetkoming
mits zij over een fysieke vestiging met eigen toegang/opgang beschikken en aan de
overige voorwaarden voldoen. Daarnaast kunnen zzp-judoleraren, net als andere zzp’ers,
sportaanbieders en ondernemers uit andere sectoren gebruik maken van de Tozo als hun
inkomen onder het sociaal minimum valt, of via deze regeling een kortlopend krediet
afsluiten. De aanvrager moet dan wel staan ingeschreven bij de KvK. Voor de Tozo is
de SBI-code geen criterium. Wat betreft de verschillen in handhaving door gemeenten
kan ik aangeven dat het lokaal gezag de vrijheid heeft om binnen de wettelijke kaders,
de plaatselijke noodverordening en op basis van lokale omstandigheden zoals het bestemmingsplan
en de inrichting van de openbare ruimte, afwegingen te maken. Hierdoor kan het zo
zijn dat dezelfde activiteiten op de ene locatie wel zijn toegestaan en op de andere
locatie niet.
18.
Is de Minister bereid om te inventariseren welke effecten de coronacrisis op de sportbonden
heeft en wat er voor nodig is om deze structuur te ondersteunen? Kan de Minister dit
voor alle 76 sportbonden in kaart brengen? Is de Minister bereid om voor sportbonden
die deel uit maken van de coalitie Eén tegen eenzaamheid ook te verkennen op welke
manier er samen kan worden gewerkt met dit programma ter ondersteuning van de sport?
In antwoord op vraag 8 van de VVD-fractie ga ik in op de financiële gevolgen van de
coronacrisis op de gehele sportsector, zo ook de sportbonden, en hoe ik in kaart breng
of en op welke wijze ondersteuning nodig is.
In het programma Eén tegen eenzaamheid, participeert de sport. Er zijn diverse initiatieven
waarin sportbonden en sportverenigingen een rol spelen in het tegengaan van eenzaamheid.
Ik juich deze initiatieven toe en moedig bonden aan, die hier nog niet actief mee
bezig zijn om te kijken op welke wijze zij ook aan dit maatschappelijke vraagstuk
kunnen bijdragen.
19.
De aan het woord zijnde leden zien dat er bepaalde zomersporten zijn die door het
wegvallen van het zomerseizoen tot 1 september 2020, niet slechts enkele maanden geen
sport kunnen aanbieden, maar dat voor de periode van september 2019 tot maart 2021
geen competitie gehouden kan worden. Heeft de Minister oog voor deze takken van sport
zoals bijvoorbeeld honkbal, softball en cricket? Ook hier geldt dat een generieke
maatregel voorbij zal gaan aan de specifieke kenmerken van deze takken van sport en
is de Minister bereid om met de KNCB en KNBSB in overleg te gaan om te kijken welke
specifieke ondersteuning nodig is en welke kansen en mogelijkheden er zijn?
Het is mogelijk (zie ook antwoord op de eerste vraag van de VVD) om vanaf 1 juli de
competitie in deze zomersporten te starten. Indien dit organisatorisch niet mogelijk
blijkt, roep ik de sportbond op om te kijken waar mogelijkheden liggen om eenmalig
de competitie deels te verschuiven naar het najaar. Met de versoepelingen voor de
sport per 1 juli verwacht ik dat de schade voor zomersporten aanzienlijk lager zal
zijn dan was berekend. Uit het onderzoek naar de impact van het coronavirus op de
sportsector, zoals ik in vraag 8 van de VVD-fractie toelicht, zal moeten blijken of
aanvullende steun benodigd is.
20.
Voornoemde leden zien dat een aantal sportbonden zoals bijvoorbeeld de badmintonbond
zelf al uitgebreide scenario’s heeft opgesteld (ideaal scenario, tussenscenario en
somber scenario). Kan de Minister aangeven wat het ministerie met deze informatie
doet? Wat leert de Minister van deze scenarioschetsen en hoe gebruikt de Minister
deze informatie in aanloop naar mogelijk verdere ondersteuning voor sportbonden en
-verenigingen om onze unieke infrastructuur op orde te houden? Is de Minister bereid
te kijken naar de effecten van het sombere scenario en wat er moet gebeuren op het
momenten dat sportbonden hun verplichtingen niet meer kunnen voldoen?
Het is goed dat in deze tijden organisaties in de sport voor zichzelf scenario’s maken
waarin zij de gevolgen van de coronamaatregelen voor zichzelf organisatorisch en financieel
in kaart brengen. Het onderzoek zoals ik benoem in mijn antwoord op vraag 8 van de
VVD-fractie, brengt de impact op de sportsector breed in kaart. Het Mulier instituut
maakt bij dit onderzoek mede gebruik van de informatie die NOC*NSF en de sportbonden
aanleveren. Op basis van de uitkomsten van dat onderzoek bezie ik welke aanvullende
steun aan de sector benodigd is. Daarnaast sta ik in intensief overleg met NOC*NSF
over de schade die de sport lijdt en waar dit voor problemen in de continuïteit zorgt.
Tot op heden heb ik geen signalen ontvangen dat sportbonden niet meer aan hun verplichtingen
kunnen voldoen.
21.
Deze leden zien dat buurlanden verschillend omgaan met de openstelling van sportaccommodaties.
Zowel commercieel als vrijwillig. Wat leert de Minister van de ervaringen die er in
de ons omringende landen zijn? Kan de Minister aangeven wat bijvoorbeeld de effecten
zijn geweest van het feit dat in Duitsland op 11 mei de binnensporten voor bijvoorbeeld
tafeltennis al weer open gingen en in Oostenrijk de tafeltenniscompetitie reeds is
hervat? Is de Minister het met deze leden eens dat dit een goed voorbeeld is van goed
oog hebben voor de diversiteit binnen de sportsector en is de Minister bereid om als
basishouding te hebben: kijken wat er per tak van sport wél mogelijk is?
Ik heb contact met mijn collega’s binnen de Europese Unie. Zo heb ik tijdens de Informele
Raad over Sport, 2 juni jl. ervaringen uitgewisseld over het versoepelen van de maatregelen
die de verspreiding van het coronavirus tegen gaan. Hier gaven mijn collega’s uit
onder andere Duitsland en Oostenrijk aan tot nu toe positieve ervaringen te hebben
met de versoepelingen in de sportsector. Dit signaal heeft mede tot het besluit geleid
dat het per 1 juli weer is toegestaan om binnen te sporten.
22.
Zoals eerder aangegeven zien deze leden dat gemeenten verschillend omgaan met bijvoorbeeld
horecasporten. Klopt het dat er geen eenduidige regel is voor specifiek de bowlingcentra?
Kan de Minister uitleggen wat er nu precies mogelijk is voor de horeca behorende bij
een bowlingcentrum? Kan dit als een sportkantine worden gezien?
Het klopt dat op bowlingcentra verschillende regimes van toepassing zijn. Of een bowlingcentrum
als een horecagelegenheid of sportaccommodaties aangemerkt wordt heeft mede te maken
met de precieze kenmerken van een centrum en de SBI-code waaronder het centrum is
ingeschreven. Nu per 1 juli ook binnensport accommodaties en sportkantines weer open
mogen, is het verschil dat tijdelijk optrad voor bowlingcentra verholpen.
23.
Voornoemde leden hebben specifiek aandacht voor het Platform Ondernemende Sportaanbieders.
Binnen dit platform leven vragen over de effecten van de coronabeperkingen op bijvoorbeeld
kwetsbare en kansarme jeugd die de structuur van de Nederlandse Vechtsportautoriteit
moet missen. Heeft de Minister in beeld welke maatschappelijke effecten optreden als
vastgehouden moet worden aan de openingsdatum van 1 september 2020? Is de Minister
bereid om samen met de vechtsportsector te kijken naar welke mogelijkheden er voor
trainingen zijn zonder dat er contact tussen de sporters is? Er zijn namelijk veel
sportspecifieke trainingsvormen die prima mogelijk zijn in de anderhalve metersamenleving.
Is de Minister dat met deze leden eens?
Ook voor vechtsporten geldt dat zij per 1 juli weer kunnen plaatsvinden. Daarmee verwacht
ik dat deze groep van sporten snel weer haar belangrijke maatschappelijke rol kan
gaan vervullen onder andere voor de kwetsbare en kansarme jeugd.
24.
Deze leden hebben ook een vraag over een wat vreemde eend in de bijt. Namelijk de
yogascholen. Is het mogelijk om diversificatie aan te brengen in lage en hoge intensiteit
yoga om te kijken welke vormen mogelijk eerder opgestart kunnen worden?
Yogascholen vallen ondanks hun (vaak niet intensieve) activiteiten onder het sportbeleid.
Er is de afgelopen periode gedifferentieerd tussen verschillende typen yogascholen.
Daarbij valt één op één yoga-therapie onder de contactberoepen en mag deze vorm van
yoga sinds 11 mei weer worden gegeven. Voor groepslessen en therapiesessies in groepen
gelden dezelfde maatregelen als voor alle andere sporten. Deze vormen van yoga mochten
al buiten plaatsvinden en vanaf 1 juli mogen alle vormen van yoga ook weer binnen
beoefend worden.
25.
Deze leden hebben vernomen dat er een beperking van het aantal toptalenten is dat
gebruik mag maken van trainingsaccommodaties en dit aantal gelimiteerd zou zijn op
1.000 toptalenten. Waarop is dit aantal van 1.000 gebaseerd? Hoeveel plekken zouden
er nodig zijn om ook toptalenten in vertegenwoordigende teams van bijvoorbeeld de
basketbalbond ruimte te geven om te trainen, zoals in andere landen ook mag? Zou het
mogelijk zijn om dit aantal gelijk te trekken met de LOOT -status zodat elk geïndiceerd
sporttalent in Nederland de training weer op kan pakken?
Voor talenten geldt dat de bond verantwoordelijk is om aan te wijzen wie er een status
krijgt en onderdeel uit maakt van het bondsprogramma. Het is ook de bond die bepaalt
hoe het trainingsprogramma eruit ziet en op welke locatie de trainingen plaatsvinden.
Dat gold zowel tijdens de intelligente lockdown als daarbuiten. Het is mij niet bekend
dat het aantal plekken voor talenten om te trainen niet toereikend zou zijn geweest.
26.
De aan het woord zijnde leden vragen in hoeverre de openstelling van de basisscholen
gebruikt kan worden om bijvoorbeeld turnsport voor diezelfde leeftijd mogelijk te
maken. Immers, bewegingsonderwijs (middelintensief) in een gymzaal is met dertig kinderen
tegelijk mogelijk. Maar na schooltijd turnen in diezelfde gymzaal met een beperkter
aantal kinderen (nog) niet. Heeft de Minister al enige inzichten opgedaan, bijvoorbeeld
door wetenschappelijke informatie, die van invloed kunnen zijn op (gefaseerde) opening
van de binnensport? Heeft de Minister overleg gehad met de KNGU als een van de grootste
sportaanbieders voor kinderen tot 12 jaar? Kan de Minister hier uitgebreid op ingaan?
Ik begrijp dat er in eerste instantie vragen bestonden over het wel toestaan van het
gymonderwijs in een gymzaal, terwijl binnen sporten nog niet toegestaan was. De reden
daarachter vormde de adviezen van het OMT waarin met name de vaste groepssamenstelling
van de klas als factor benoemd werd als reden dat gymlessen een ander risicoprofiel
kende dan binnen sporten in de vrije tijd. Nu per 1 juli het voor alle doelgroepen,
zo ook kinderen, weer mogelijk is om binnen te sporten, valt ook het onderscheid met
de gymles weg. Voor verdere duiding op de gefaseerde opstart van de sport verwijs
ik graag naar mijn antwoord op vraag 1 van de VVD.
27.
Deze leden zien dat de datum van 1 september bijzonder belangrijk is voor een groot
deel van de sportcompetities. Dat moment bepaalt hoe een eventueel competitieseizoen
er uit kan komen te zien en of ledenaantallen fors zullen dalen of niet. In hoeverre
heeft de Minister de datum van 1 september ook op zijn netvlies staan als uitermate,
zo niet cruciale, datum? Heeft de Minister overwogen om een routekaart specifiek voor
de sportsector schetsen?
Ik heb de datum van 1 september zeer nadrukkelijk op mijn netvlies staan. Ik realiseer
me hoe belangrijk het voor de sportsector is dat alle takken van sport weer in hun
originele vorm beoefend kunnen worden. Daarom ben ik blij dat de gezondheidssituatie
het toelaat om al vanaf 1 juli normale sportbeoefening weer toe te staan.
28.
Sommige reddingsbrigades hebben de juiste SBI -code en kunnen wel de noodzakelijk
tegemoetkoming krijgen en sommige reddingsbrigades die exact dezelfde activiteiten
doen hebben een andere SBI-code en komen in financiële problemen. Kan de Minister
dit met zijn collega’s opnemen en zorgen dat deze omissie zo snel als mogelijk de
wereld uit is?
Verschillende leden hebben mij gevraagd naar de oproep van de reddingsbrigades. Deze
oproep heeft mij en mijn collega van Economische Zaken ook bereikt, en wij hebben
hier overleg over gehad. Inmiddels heeft RVO ook kunnen reageren op de oproep, en
kunnen reddingsbrigades die afgezien van de SBI-code voldoen aan de voorwaarden van
de TOGS-regeling binnenkort een aanvraag indienen.
29.
Reddingsbrigades doen niet alleen vrijwillig hun werk om onze kusten en stranden veilig
te houden, de leden moeten zelfs contributie betalen om ons veilig te mogen houden.
Is de Minister het met deze leden eens dat als we onvoldoende oog hebben voor het
behoud van leden voor de reddingsbrigades dit ongetwijfeld ten koste gaat van de veiligheid
op onze stranden en kusten? Is de Minister bereid om bijvoorbeeld samen met zijn collega
Minister van Infrastructuur en Waterstaat te kijken naar financiering voor deze bijzondere
groep vrijwilligers omdat ook de SAR helikopters in haar portefeuille zitten?
Reddingsbrigades verrichten belangrijk werk ter bevordering van de veiligheid op stranden
en aan de kust. Met een daling van de leden van reddingsbrigades kan de veiligheid
op stranden en kusten onder druk komen te staan. Op dit moment heb ik echter nog geen
signalen over een ledendaling ontvangen. Mocht om welke reden dan ook blijken dat
de veiligheid op de stranden en aan de kusten achteruit gaat, dan neem ik dit vanzelfsprekend
op met de Nationale Raad Zwemveiligheid (NRZ) en waar nodig betrek ik daar ook de
collega Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij.
30.
Naast de reddingsbrigades hebben ook de vrijwilligers en zorgprofessionals die assisteren
bij grote evenementen moeite om ondersteuning te krijgen vanwege ontbreken van de
juiste SBI-codes. Kan de Minister dat in zijn gesprek met zijn verantwoordelijke collega
meenemen?
Wanneer zorgprofessionals ook als zzp’er werken bij sportevenementen, valt dat in
beginsel onder de werkingssfeer van de Tozo-regeling. Zie hiervoor ook het antwoord
op vraag 17 van de VVD-fractie.
31.
Voornoemde leden zien dat er een probleem is ontstaan bij sportverenigingen die hun
administratieve taken uitbesteed hebben aan een sportservicebureau. De overheid blijkt
dit als payrollconstructie te zien, maar gaat daarbij voorbij aan het feit dat in
de sport gewerkt wordt met vrijwilligers als bestuurders en penningmeesters bij sportverenigingen
en dat steeds complexere regelgeving ervoor zorgt dat administratie beter in handen
is bij een sportservicebureau. Is de Minister bereid om specifiek te kijken naar de
mogelijkheden om deze constructie niet als payrollconstructie te beschouwen zodat
ook deze verenigingen gebruik kunnen maken van regelingen? Is de Minister bekend met
het feit dat als deze sportverenigingen geen gebruik kunnen maken van regelingen,
de effecten bij sommige takken van sport echt enorm kunnen zijn? Als voorbeeld geven
deze leden de trampolinespringverenging Triffis in Alkmaar waar een flink deel van
de nationale top springt. Als deze sportvereniging omvalt door een handelwijze die
eigenlijk bedoeld is voor het mkb, dan heeft dit direct een negatief effect op TeamNL.
Ik ben bekend met de situatie van sportverenigingen die samenwerken met sportservicebureaus
bij het vormgeven van werkgeverschap. Zoals ik eerder in antwoord op Kamervragen1 heb aangegeven, is de NOW een generieke maatregel. Vanwege de gewenste en noodzakelijke
snelheid van afhandeling van aanvragen en het aantal aanvragen is het niet mogelijk
om in die regeling een andere systematiek toe te passen voor de sport. Hoewel payroll-werkgevers
wel degelijk van de NOW-regeling gebruik kunnen maken, doet het niet ter zake of de
situatie als een payroll constructie wordt gezien of niet. Uiteraard wil ik ook niet
dat de sportsector extra nadelige gevolgen ondervindt door het unieke karakter van
de sector. Mede daarom is besloten een specifiek steunpakket toe te zeggen voor de
sportsector. Met dit specifieke steunpakket worden verenigingen ontlast in de huurafdracht
aan gemeenten. Daarnaast wordt op dit moment een regeling uitgewerkt die verenigingen
moet ondersteunen in hun overige doorlopende vaste lasten. Het uitgangspunt bij het
uitwerken van die regeling is zoveel mogelijk verenigingen tegemoet komen die niet
optimaal van de Rijksbrede steunmaatregelen zoals de NOW kunnen profiteren. Uiteraard
doe ik dit in overleg met de sportsector. Met dit sectorspecifieke pakket kom ik tegemoet
aan het unieke karakter van de sector en ondersteun ik deze en vergelijkbare verenigingen
zoveel mogelijk.
32.
Deze leden pleiten al jaren voor een stevigere positie van sport in onze samenleving.
Zowel als middel, maar ook als doel. Deze coronacrisis toont aan hoe belangrijk het
is dat we een fitte, gezonde en weerbare samenleving hebben en deze leden zijn dan
ook zeer gecharmeerd van het initiatief van Joop Alberda c.s. waarbij een stip op
de horizon wordt gezet om met een integrale bril naar sport in onze samenleving te
kijken. Is de Minister bereid om een beleidsreactie op dit initiatief naar de Kamer
te sturen? Heeft de Minister al contact gehad met collega’s van andere departementen
en is de Minister bereid om op korte termijn met de initiatiefnemers tot concrete
stappen te komen?
Inmiddels hebben Staatssecretaris Blokhuis en ik samen gesproken met Joop Alberda
c.s over hun initiatief. De boodschap om te komen tot een samenleving waarin bewegen
«het nieuwe normaal» is, onderschrijf ik van harte.
Ik zie dat we in de huidige beleidsperiode al veel stappen zetten, bijvoorbeeld in
de opzet van het nationaal sportakkoord waarin naast sport ook bewegen nadrukkelijk
een positie heeft gekregen. Daarnaast lopen een groot aantal initiatieven om vanuit
een preventie oogpunt mensen in beweging te krijgen, zoals het programma de gezonde
school en het programma vitaal bedrijf.
Nagenoeg de helft van de Nederlanders van vier jaar en ouder haalt de beweegnorm echter
niet. Ik wil in aanloop naar een nieuwe kabinetsperiode scherper in beeld krijgen
wie dit zijn, welke effecten ik kan verwachten van de lopende beleidsinitiatieven
en voor welke groepen er meer aandacht nodig is. Het bevorderen van bewegen gedurende
de dag is minstens zo belangrijk als drie keer per week intensief sporten om de beweegnorm
te halen en om gezond te blijven. De gymles, buitenspelen, het woon-werk verkeer,
bewegen op de werkplek en bewegen in de vrije tijd zijn elementen hierbinnen. Daarom
ga ik voor de zomer met mijn collega’s van andere departementen in gesprek, om te
inventariseren op welke terreinen we stappen kunnen maken. Ik heb gevraagd aan Joop
Alberda c.s. om hun ideeën hierover met ons te delen. Over de stappen die ik informeer
ik u in het najaar.
33.
Deze leden zijn blij dat er een steunpakket voor de sport is gekomen. Dit steunpakket
loopt echter van 15 maart 2020 tot 15 juni 2020. Wat gaat de Minister doen nu is gebleken
dat een flink aantal takken van sport langer dicht moeten blijven of slechts in beperkte
mate aanbod mogen bieden? Welke maatregelen of ondersteuning is de Minister bereid
te bieden voor de periode na 15 juni 2020? Is de Minister bereid specifiek naar de
situatie van sportbonden te kijken in benodigde ondersteuning voor de sport? Kan de
Minister de Kamer tevens een overzicht geven van wat er nodig is van 15 juni 2020
tot 1 september 2020 en ook ná 1 september 2020? Heeft de Minister hier scenario’s
voor gereed liggen?
In mijn gesprekken met NOC*NSF, diverse sportbonden en gemeenten vraag ik uiteraard
ook naar de ervaringen die zij momenteel hebben en de signalen die zij krijgen van
de sportverenigingen. Uit de gesprekken blijkt dat zeker in de tijd dat alle accommodaties
gesloten waren of nog maar voor een zeer beperkt deel open er financiële steun noodzakelijk
was. Daarom heb ik mij ook hard gemaakt voor het sportspecifieke steunpakket.
Met het verloop van de versoepelingen, zeker die van 1 juli, zie ik echter steeds
meer ruimte ontstaan voor de sport en daarmee steeds minder noodzaak tot aanvullende
steunmaatregelen. In vraag 8 van de VVD-fractie ga ik in op de impact van het coronavirus
op de sportsector en of en hoe verdere ondersteuning nodig is.
34.
Deze leden hebben tevens vernomen dat de bekostiging van sportbonden op basis van
ledenaantal plaatsvindt. Dit kan door de coronacrisis enorme gevolgen hebben en daarmee
de basisstructuur van sportbonden onder druk zetten. In hoeverre is de Minister bereid
om hier het gesprek met NOC*NSF aan te gaan om er in ieder geval voor te zorgen dat
er geen sportbonden verdwijnen in Nederland vanwege een verdeelsystematiek die geen
rekening houdt met een pandemie?
Ik vind het behoud van de sportinfrastructuur in Nederland erg belangrijk. Het is
goed om te weten dat de gehele rubriek algemeen functioneren van bonden wordt verdeeld
op basis van ledenaantal, waarbij elke bond naar rato van ledenaantal budget krijgt.
Dat geldt ook voor 2021. Op dit moment is er geen aanleiding om te veronderstellen
dat deze financiering het komende jaar sterk wijzigt.
35.
Door ingrijpen van de overheid is een aantal internationale evenementen onder druk
komen te staan. De organisatoren van sportevenementen, er zijn slechts enkele organisatoren,
hebben veel behoefte aan garantstelling vanuit de overheid. Is de Minister het met
deze leden eens dat wij als Nederland internationale evenementen van bijzonder hoge
kwaliteit leveren en dat het zeer onwenselijk is als deze kennis en organisatiekracht
verloren gaat? Is de Minister bereid om in overleg te treden met de evenementenorganisatoren
om te komen tot een effectief werkende garantstelling vanuit het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport?
Er zijn de afgelopen jaren mooie internationale sportevenementen in Nederland georganiseerd.
Zoals afgesproken in deelakkoord 6 van het Nationale Sportakkoord, is het de bedoeling
dat dat de komende jaren ook gaat gebeuren. Daarvoor zijn we met gemeenten en sportbonden
een landelijke evenementenstrategie aan het ontwikkelen. De organisatoren van sportevenementen
zijn daarbij betrokken mede om de kennis en organisatiekracht ook voor de toekomst
te borgen. De gevolgen van de maatregelen tegen de bestrijding van het coronavirus
op het evenementenbeleid en hoe die kunnen worden opgelost, komen in die gesprekken
ook aan de orde. Organisatoren van sportevenementen zijn bovendien aangesloten bij
de bredere Alliantie van Evenementenbouwers. Deze alliantie werkt aan plannen om publieksevenementen
de komende tijd jaren mogelijk te maken, zowel financieel als organisatorisch. De
behoefte aan een garantstelling vanuit de rijksoverheid en de mogelijkheid daartoe
zullen daarbij aan de orde komen.
36.
Deze leden zijn benieuwd of de Minister al een beeld heeft hoe sportevenementen met
publiek weer georganiseerd kunnen worden. Is het bijvoorbeeld mogelijk om een internationaal
beachvolleybaltoernooi als King of the Court dat van 9 tot 12 september 2020 in Utrecht
georganiseerd wordt als pilot evenement te kwalificeren zodat het ministerie nauw
betrokken is om te kijken wat er wél mogelijk is? Kan de Minister een lijst met evenementen
aanleveren die mogelijk ook als pilot evenement aangemerkt kunnen worden?
De gezamenlijke evenementenorganisaties (waaronder de Alliantie van Evenementenbouwers
die ik in vraag 35 heb toegelicht) starten, met financiële steun van de rijksoverheid,
een Fieldlab-programma Evenementen. Met dit programma willen zij bijdragen met kennis
en gevalideerde maatregelen om de verruiming van de richtlijnen verantwoord te kunnen
versnellen. Het is aan de Alliantie om te bepalen om welke pilots het gaat en welke
interventies worden onderzocht, zodat die binnen het programma passen. Het is dus
aan de vertegenwoordigers van de sportsector om te bepalen of King of the Court als
pilot in aanmerking kan komen.
37.
Daarnaast vragen deze leden of de Minister ook gebruik kan maken van de organisatiekracht
van de KNVB om experimenteerruimte toe te staan bij wedstrijden in het profvoetbal?
Deze leden kunnen zich voorstellen dat er verschil in risico voor de diverse groepen
is en het is wellicht verstandig om te kijken hoe die verschillen optimaal benut kunnen
worden om ook de druk op de publieke ruimte bij de herstart van een competitie tot
een minimum te beperken.
Voor een veilige en verantwoorde herstart van de betaald voetbalcompetitie wordt nadrukkelijk
gebruik gemaakt van de organisatiekracht van de KNVB. In haar Deltaplan heeft de KNVB
drie pijlers uitgewerkt; (1) het maatschappelijk belang van betaald voetbal, (2) een
veilige herstart van het voetbal en (3) een veilige en innovatieve voetbalbeleving.
Pijler 2 van het Deltaplan wordt onder andere besproken in de Regiegroep Voetbal &
Veiligheid waar de KNVB zelf ook zitting in heeft.
Wat betreft pijler 3 wordt de organisatiekracht van de KNVB ingezet bij het fieldlab
evenementen waarin de KNVB met ander evenementenbouwers onderzoeken welke innovaties
er mogelijk zijn. Ik ondersteun dit programma financieel. Op deze wijze verwacht ik
dat er snel een gedragen plan van aanpak ligt om de betaald voetbalcompetitie weer
veilig en verantwoord te kunnen starten.
38.
Nederland heeft een aantal prachtige internationale evenementen binnengehaald. Het
verdienmodel voor deze evenementen bestaat vooral uit ticketing en sponsering. Deze
leden willen graag aangeven dat zij het belangrijk vinden dat we onze Nederlandse
helden in Nederland goud moeten kunnen zien winnen. Als voorbeeld voor onze jeugd,
als economische steun in een regio, maar ook omdat wij ontzettend goed zijn in het
organiseren van deze grote evenementen. Voornoemde leden vinden het dan ook onwenselijk
als het door de coronacrisis niet zou lukken om een aantal van deze evenementen te
organiseren. Kan de Minister aangeven of er voldoende ruimte in het evenementenbudget
zit om deze evenementen financieel haalbaar te houden? Is het mogelijk om subsidiekaders
tijdelijk op te rekken om te voorkomen dat we EK’s of WK’s of vergelijkbare toernooien
terug moeten geven? Is de Minister tevens bereid om te verkennen welke andere landen
mogelijk grote sportevenementen teruggeven om tijdig actie te kunnen ondernemen om
ze naar Nederland te halen?
Het Ministerie van VWS spreekt regelmatig met organisatoren van EK’s en WK’s over
de consequenties van de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus. Daarbij
worden ook de financiële consequenties in kaart gebracht indien een evenement moet
worden uitgesteld of geannuleerd. Naast de (extra) kosten wordt daarbij ook gekeken
naar mogelijke (extra) financiële bijdragen van onder andere (internationale) sportfederaties,
organisatoren, gemeenten en provincies. Op basis daarvan wordt bekeken welke financiële
ondersteuning er vanuit de rijksoverheid, binnen het bestaande beleidskader, mogelijk
is. Op dit moment zijn hiervoor voldoende financiële middelen beschikbaar. Op dit
moment is het nog niet aan de orde dat EK’s en WK’s moeten worden teruggegeven.
Het initiatief om sportevenementen naar Nederland te halen ligt primair bij sportbonden
en organistoren. Zij hebben contacten met internationale federaties en weten als eerste
of een bepaald land een evenement moet teruggeven. Op basis daarvan kan een bond besluiten
of zij dat sportevenement alsnog naar Nederland zouden willen halen. Ik zie daarin
ook nu geen rol voor de rijksoverheid weggelegd.
39.
De Nederlandse Sportraad heeft een evenementencommissie die adviseert over subsidiering
van mogelijk te organiseren evenementen. Staat er reeds een evaluatie van deze evenementencommissie
gepland? Is de Minister bereid, ongeacht of er een evaluatie gepland staat, bereid
om de evenementencommissie reeds de komende maanden te evalueren en deze bevindingen
uiterlijk in oktober 2020 naar de Kamer te sturen, zo vragen deze leden.
De rol van de beoordelingscommissie sportevenementen van de NLsportraad wordt nader
bekeken bij de herziening van het sportevenementenbeleid in het kader van de implementatie
van het deelakkoord «Topsport die inspireert». Deze herziening zal in najaar 2020
met uw Kamer worden gedeeld en besproken.
Vragen van de PVV-fractie
40.
Deze leden vragen of de Minister het met deze leden eens is dat sporten met goede
ventilatie een belangrijke bijdrage kan leveren aan de volksgezondheid en dat het
beoefenen van ieders sport zo snel mogelijk weer moet kunnen.
Uiteraard onderstreep ik het belang van sporten en bewegen en de bijdrage die zij
leveren aan de volksgezondheid. Om die reden heeft het kabinet al diverse stappen
gezet om sporten gefaseerd weer toe te staan. Vanaf 1 juli is het in principe weer
mogelijk voor iedereen om zowel binnen als buiten te sporten. Echter, dat moet wel
op een veilige en verantwoorde wijze.
Goede ventilatie is een belangrijke voorwaarde om veilig en gezond binnen te kunnen
sporten. Het OMT heeft aangegeven dat reguliere ventilatie-eisen (uit het bouwbesluit)
in principe volstaan voor sportbeoefening. Hierbij is het wel belangrijk om na te
gaan of de accommodatie ook oorspronkelijk voor sportbeoefening bedoeld was. In het
handboek sportaccommodaties van NOC*NSF zijn daarom voor ventilatie voorwaarden opgenomen
die ruim boven de normen van het bouwbesluit liggen. Het Topteam Sport doet daarnaast
onderzoek in samenwerking met TU Eindhoven naar mogelijk nieuwe normen (waaronder
ventilatie) met betrekking tot veilig en gezond sporten in relatie tot de verspreiding
van het coronavirus.
41.
Is de Minister het met deze leden eens dat de amateursport een belangrijk onderdeel
van het sportleven is? Welke stappen neemt de Minister om te zorgen dat de amateursport
in deze tijden niet omvalt.
Ja, ik vind de amateursport een belangrijk onderdeel van het sportleven. Het in stand
houden van de unieke sportinfrastructuur vind ik dan ook essentieel. Naast de rijksbrede
regelingen heb ik daarom een specifiek steunpakket voor de sportsector ontwikkeld
van 110 miljoen euro die er juist op gericht is om amateursport-verenigingen in staat
te stellen de crisis te doorstaan. Daarnaast onderzoekt het Mulier instituut op mijn
verzoek zoals in vraag 8 van de VVD-fractie toegelicht de gevolgen voor de sportsector.
Ook ben ik constant in gesprek met NOC*NSF en blijf ik de ontwikkelingen volgen.
42.
Welke stappen neemt de Minister om ervoor te zorgen dat beroepssporters zo snel mogelijk
hun beroep weer kunnen uitoefenen.
De eerste stappen daartoe zijn eind april gezet toen het kabinet besloten heeft dat
topsporters weer mochten trainen. Normaal spelcontact is per 1 juli voor alle sporters
weer toegestaan, evenals dat wedstrijden weer mogen plaatsvinden. Dit betekent dat
ook topsporters weer full body contact mogen trainen en dat (oefen)wedstrijden weer
mogelijk zijn. Daarnaast zullen topsporters hun status niet kwijtraken, zolang de
internationale competitie nog stil ligt. Hiermee kunnen topsporters aanspraak blijven
maken op de bijbehorende voorzieningen zoals de door VWS gefinancierde stipendium-
en kostenvergoedingsregeling. Daarnaast kunnen topsporters, onder voorwaarden, gebruik
maken van de tijdelijke financiële regelingen die door de rijksoverheid beschikbaar
zijn gesteld voor zelfstandig ondernemers. Niet alle topsporters zullen gebruik kunnen
maken van deze regelingen. Voor deze groep is de sportsector (NOC*NSF, NOC*NSF Atletencommissie
en vakbond NL Sporter) voornemens een tijdelijke regeling te treffen.
43.
Is het voor wedstrijden mogelijk weer versneld te kunnen worden gehouden, desnoods
zonder of met minder publiek?
Vanaf 1 juli is het weer mogelijk om wedstrijden, toernooien en evenementen te organiseren
met in beginsel 100 personen bij binnen activiteiten en 250 personen buiten. Indien
er sprake is van reservering, triage en placering is de accommodatie leidend voor
de groepsgrootte.
44.
Voornoemde leden vragen aan de Minister hoeveel banen er op de tocht staan, direct
en indirect, omdat amateur- en profwedstrijden nu niet meer plaats kunnen vinden.
Het is op dit moment niet mogelijk een realistische inschatting te geven van de precieze
invloed van de coronamaatregelen op de werkgelegenheid in de sport. In vraag 8 van
de VVD-fractie licht ik het lopende onderzoek van het Mulier instituut toe naar de
effecten van het coronavirus op de sportsector. In het antwoord van vraag 75 van de
D66-fractie wordt toegelicht dat ook onder aanvoering van het Mulier Instituut, op
dit moment een arbeidsmarktonderzoek voor de sport wordt uitgevoerd. Hierin worden
de coronamaatregelen meegewogen.
Vragen van de CDA-fractie
Steunpakket Sportverenigingen gevolgen COVID-19 maatregelen
45.
Op basis van welke informatie is het bedrag van 90 miljoen euro vastgesteld? Op welke
wijze is berekend dat met deze maatregel 11.000 sportverenigingen door het hele land
ondersteund worden? Kan de Minister inzichtelijk maken hoe deze 11.000 sportverenigingen
verdeeld zijn over heel Nederland? Maakt een sportvereniging in de regio net zo veel
kans op kwijtschelding van de huur als een sportvereniging in de grote stad?
Voor het berekenen van de omvang van de huurcompensatie is gekeken naar de IV3 staten
van het CBS. Hierin zijn alle gerealiseerde en begrote huurinkomsten van de gemeenten
van de afgelopen jaren voor 2020 bekeken. Het begrote bedrag voor 2020 is € 337 miljoen.
Daarnaast zijn er nog aan de gemeente verwante partijen zoals sportbedrijven die ook
een deel van de huur aan sportverenigingen doorvoeren. Deze zijn bij de meeste gemeenten
in de begroting onder baten opgenomen maar in enkele gevallen niet. Daarom is voor
drie maanden huur het bedrag van € 90 miljoen genomen. Voor het bepalen van het aantal
sportverenigingen is in eerste instantie gekeken naar het totaal aantal sportverenigingen
in Nederland minus het aantal sportverenigingen dat de accommodatie deels of geheel
in eigendom heeft. De compensatie zal onder de gemeente worden verdeeld op basis van
hun inkomsten op dit vlak. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de gemeenten.
Gemeenten zijn vervolgens aan zet om de compensatie door te geleiden aan de sportverenigingen.
46.
Deze leden vragen daarnaast wanneer een sportvereniging aanspraak kan maken op de
kwijtschelding van huur en door wie dat beoordeeld wordt. De Minister heeft het over
sportclubs zonder eigen accommodatie met een omzetdaling over de periode 1 maart tot
1 juni. Wordt hierbij gerekend met een bepaald minimum percentage omzetdaling als
grens voordat huur kan worden kwijtgescholden? Geldt de kwijtschelding gelijkelijk
voor een vereniging die slechts een kleine omzetdaling heeft als voor een vereniging
die juist een hele grote omzetdaling heeft? Maakt het nog uit of je een vereniging
bent met 1.000 leden of een vereniging met 100 leden? Maakt het nog uit of een vereniging
erg afhankelijk is van recettes en/of keukenomzet of niet? Maakt het in de verdeling
nog uit of men juist erg afhankelijk is van sponsorgelden of niet? Is het mogelijk
dat gemeenten op al deze onderdelen maatwerk kunnen verrichten? Welke afspraken met
gemeenten zijn hierover gemaakt? Voornoemde leden vragen op welke wijze de Minister
gaat monitoren dat gemeenten daadwerkelijk de huur kwijtschelden van sportverenigingen.
Hoe vergewist men dat gemeenten dit geld ook echt besteden aan sportverenigingen en
niet bijvoorbeeld door gaten in de eigen begroting te dichten? Welke afspraken zijn
hierover gemaakt?
Bij de regeling voor de huurcompensatie wordt uitgegaan van de aanname dat alle sportverenigingen
geconfronteerd zijn met een omzetdaling als gevolg van het vroegtijdig moeten beëindigen
van competities en afblazen van trainingen. Uit het onderzoek van het Mulier Instituut
in opdracht van NOC*NSF komt dit ook over de hele linie naar voren. Gezien de beheersing
van de administratieve lasten zowel van de gemeenten als van de uitvoerder van de
regeling (DUS-I) wordt geen onderscheid in de mate van omzetderving gemaakt, wel kan
daar waar noodzakelijk de gemeente differentiëren. De gemeente zal zich moeten verantwoorden
conform te eisen van de SISA systematiek. Dit houdt in dat de gemeenten de verkregen
middelen via de SPUK zullen moeten besteden aan het doel van de SPUK (huurcompensatie
amateursportverenigingen) om de besteding te kunnen verantwoorden. Bij de huurcompensatie
zal het dan ook gaan om de omvang van de huur van de betreffende sportvereniging in
de maanden maart, april en mei. De hoogte van de compensatie hangt af van de hoogte
van de huursom.
47.
Sportverenigingen met een eigen accommodatie die geconfronteerd worden met een omzetverlies
van minimaal 20 procent worden ondersteund met een bijdrage van 2.500 euro per vereniging.
Deze leden vragen ook hierbij op basis waarvan berekend is dat circa 7.500 verenigingen
voor deze regeling in aanmerking komen. Deze leden vragen
tevens hoe deze sportverenigingen verdeeld zijn over heel Nederland.
Het Mulier instituut heeft in haar verenigingspanel van april aan de verenigingen
gevraagd wat de doorlopende vaste lasten waren en welke omvang deze hadden. Op basis
hiervan is geconcludeerd dat ongeveer 7.500 verenigingen in de maanden maart, april
en mei cumulatief lagere doorlopende vaste lasten hebben dan € 4.000. Over de spreiding
over Nederland is geen nadere informatie beschikbaar. Met de gegevens die beschikbaar
komen van de aanvragers zal dit na afloop van de subsidieperiode wel inzichtelijk
zijn.
48.
Deze leden vragen wat er gebeurt als er meer aanvragen zijn waardoor het totaalbedrag
van 110 miljoen overschreden wordt. Wat gebeurt er dan met het geld? Stel dat er juist
minder aanvragen zijn, wat gebeurt er dan met het geld? Gaat dit geld dan terug naar
de algemene middelen, naar andere plekken op de begroting, of blijft het voor de sport
behouden?
Bij beide compensatieregelingen zal er sprake zijn van een plafond. Wanneer de gemeenten
een groter beroep doen dan € 90 miljoen op de huurcompensatieregeling zal dit naar
rato gelijkmatig over de gemeenten verdeeld worden. Bij de tegemoetkomingsregeling
voor sportverenigingen geldt dat deze uit zal gaan van het principe «wie het eerst
komt, wie het eerst maalt». Bij eventuele onderbesteding op één van beide regelingen
zal gekeken worden naar een onderlinge budgetschuif. Mocht dat niet nodig zijn dan
zullen de middelen terugvloeien naar de algemene middelen.
49.
Deze leden vragen of de Minister een reactie kan geven op het deltaplan wat de KNVB
heeft opgesteld. Is de Minister in gesprek met de KNVB hierover? Wat is de stand van
zaken?
Hiervoor verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 37 van de VVD-fractie. In aanvulling
daarop is de stand van zaken met betrekking tot de eerste pijler van het Deltaplan
(de financiële ondersteuning van het betaald voetbal) als volgt. Ik voer hierover
constructieve gesprekken met de KNVB. Ik heb ook aangegeven dat we van de clubs verwachten
dat zij individueel inzichtelijk moeten maken welke schade ze lopen door de coronamaatregelen
én wat ze eraan gedaan hebben om andere bronnen aan te boren om die schade op te vangen.
50.
De aan het woord zijnde leden vragen of de Minister bereid is om samen met betreffende
medeoverheden en NOC*NSF in gesprek te gaan over een plan voor de financiële toekomstbestendigheid
van de CTO’s.
Dit heeft mijn aandacht en hierover sta ik in nauw contact met NOC*NSF. Vooralsnog
is de inschatting dat de schade veroorzaakt door de coronacrisis voor de topsportinfrastructuur
pas in 2021 voelbaar is, als gevolg van het verplaatsen van vele EK’s, WK’s en de
Olympische en Paralympische Spelen. Voor de financiële toekomstbestendigheid van de
sport, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 8 van de VVD-fractie.
51.
Deze leden vragen op welke termijn het Mulier Instituut eerste inzichten kan geven
in de effecten die de coronacrisis heeft op de gehele sportsector. Wanneer wordt de
Kamer hierover geïnformeerd?
Ik verwijs u graag naar het antwoord op vraag 8 van de VVD-fractie.
52.
Deze leden vragen ten slotte of er nog overleg plaatsvindt met o.a. NOC*NSF over de
knelpunten die zij vanuit de sport ervaren bij de regelingen uit het Noodpakket 2.0.
Zo ja, wat is hiervan de stand van zaken?
Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 19 van de VVD-fractie.
Plan om racisme en discriminatie in het voetbal tegen te gaan
53.
In het plan staat dat in het voorjaar van 2020 een denktank aanpak discriminatie zou
starten. Deze leden vragen of deze denktank inmiddels van start is gegaan en wie hier
in is komen te zitten. Op welke wijze gaan zij de overheid, de KNVB, clubs, burgemeesters
en andere partijen advies geven? Vanaf wanneer kunnen deze adviezen verwacht worden?
Inmiddels is op hoofdlijnen bekend wie zitting nemen in de denktank. Het betreft mensen
uit zowel de voetbalwereld, het openbaar bestuur en de media. De namen maak ik graag
op een ander moment en in gezamenlijkheid met alle partners bekend. Het idee is dat
de denktank onafhankelijk advies gaat uitbrengen. Tijdens de eerste bijeenkomst, die
medio juni zal plaatsvinden, zullen nadere afspraken worden gemaakt en concrete doelstellingen
worden geformuleerd.
54.
Deze leden vragen daarnaast of het aangekondigde antiracisme-discriminatie team is
opgezet. Op welke termijn en hoe vaak komt dit team samen? Op welke wijze gaat dit
team bijdragen aan het terugdringen van racisme en discriminatie in het voetbal? Heeft
de KNVB inmiddels een programmamanager discriminatie aangesteld?
Op dit moment wordt hierover overleg gevoerd met de VVCS, Proprof en de CBV2. Het idee is dat uit alle topcompetities één speler of speelster zitting neemt in
dit team dat naar verwachting bij aanvang van de nieuwe competitie is samengesteld
en aan de slag gaat. De leden van dit team gaan in gesprek met andere spelers, trainers,
bestuurders en stakeholders.
De KNVB heeft inmiddels Houssin Bezzai als programmamanager aangesteld, die de verbinding
legt tussen alle partijen en de voetbalclubs. Ook zorgt hij voor de voortgang in de
uitvoering van de maatregelen en is hij de linking pin tussen het netwerk van maatschappelijke
belangengroepen, de denktank en het antiracisme-discriminatieteam.
55.
In het plan staat dat de campagne «Ons voetbal is van iedereen» van start gaat voor
de zomer van 2020. Deze leden vragen of dit nog steeds het voornemen is. Zo nee, wanneer
wordt deze campagne dan wel gestart?
De campagne is in ontwikkeling en is voor de zomer gereed. In verband met corona en
het stil liggen van de competities wordt nog bezien wat het juiste en gepaste moment
is om de campagne van start te laten gaan.
56.
De overheid gaat extra investeren in Fair Play-trajecten, zo staat in het plan. Indien
er voldoende clubs bereid zijn om mee te doen, worden er jaarlijks ongeveer 40 clubs/scholen
en 1.000 jongeren bereikt. De start zou in juni 2020 zijn. Deze leden vragen hoeveel
de overheid hierin investeert en via welke post op de begroting dat gebeurt. Zijn
er voldoende clubs gevonden die bereid zijn met deze projecten mee te doen? Wanneer
gaan deze Fair Play-trajecten van start?
Voor de Fair Play trajecten is ongeveer 3 ton per jaar beschikbaar. Hiervan komt een
deel uit de SZW-begroting en deel uit de VWS-begroting. In de afgelopen jaren heeft
de Anne Frank Stichting samengewerkt met de maatschappelijke afdelingen van acht betaald
voetbalclubs om Fair Play workshops met jongeren uit te voeren.
Daarbij fungeerden de betaald voetbalclubs als intermediair om jongeren te bereiken
via scholen, amateurvoetbalclubs en het jongerenwerk. Deze bestaande trajecten liggen
momenteel stil vanwege het coronavirus en de genomen maatregelen. De Anne Frank Stichting
verwacht dat deze trajecten mogelijk vanaf september 2020 met de start van het nieuwe
voetbalseizoen weer kunnen worden voortgezet. Om de Fair Play trajecten uit te breiden,
wordt verwacht dat de Anne Frank Stichting rond de zomer van 2020 in samenwerking
met de KNVB nieuwe betaald voetbalclubs kan gaan benaderen.
57.
De Minister breidt de subsidieregeling «Bouw en Onderhoud Sportaccommodaties» (BOSA)
vanaf het nieuwe voetbalseizoen uit met de rubriek veiligheidsbevorderende maatregelen.
Deze leden vragen welk deel van de jaarlijks beschikbare 87 miljoen euro voor de BOSA
aan deze veiligheidsbevorderende maatregelen uitgegeven gaat worden. Deze leden wijzen
er ook op dat de BOSA (samen met de SPUK) er op gericht was om sportverenigingen en
gemeenten te compenseren voor de gevolgen van het Bridport-arrest. Betekent deze aangekondigde
aanpassing van de BOSA nu dat andere sportverenigingen minder compensatie krijgen?
Vanaf 1 augustus kunnen amateursportverenigingen een aanvraag indienen voor subsidie
voor een veiligheidsaudit en veiligheidsbevorderende maatregelen in de BOSA. Net als
voor verduurzaming, circulariteit en toegankelijkheid, geldt dat voor veiligheidsbevorderende
maatregelen er 30% subsidie voor deze activiteiten wordt verstrekt. Er wordt geen
BOSA-budget specifiek gereserveerd voor deze activiteiten; het is dus niet op voorhand
te zeggen hoeveel van het budget aan deze maatregelen gaat worden aangevraagd.
Bij de opzet van de BOSA-regeling is ervoor gekozen om de regeling anders in te steken
dan de SPUK voor gemeenten, die puur op btw-compensatie gericht is. De BOSA is in
goed overleg met uw Kamer ingericht als een beleidsrijke regeling die geschikt is
gemaakt voor alle amateursportverenigingen, niet alleen die verenigingen die btw-plichtig
waren vóór de verruiming van de btw-sportvrijstelling.
Voor de BOSA-regeling is in 2020 in totaal € 94 miljoen beschikbaar. Dit budget lijkt
toereikend om alle aanvragen in behandeling te kunnen nemen. De nieuwe toegevoegde
categorie met betrekking tot het bevorderen van de veiligheid rondom de accommodatie
doet daar naar verwachting geen afbreuk aan.
58.
Voornoemde leden vragen of de meldingsapp op tijd klaar is voor het nieuwe voetbalseizoen
en op welke wijze er voor wordt gezorgd dat zo veel mogelijk mensen hier gebruik van
gaan maken. Deze leden vragen daarnaast hoe het staat met de ontwikkeling van de digitale
faciliteit waardoor er een digitale meldingsplicht opgelegd kan worden.
Naar verwachting kan de meldingsapp ingezet worden bij aanvang van het nieuwe seizoen
mits er weer met publiek gespeeld mag worden. In overleg met de Antidiscriminatie
Voorzieningen en middels communicatie zal hieraan bekendheid worden gegeven zodat
de app bij een breed publiek bekend wordt.
Wat betreft de ontwikkeling van de digitale meldplicht heeft JenV de eerste stappen
gezet en zal JenV binnenkort met de benodigde partijen om de tafel gaan om de wensen
en mogelijkheden op het gebied van de digitale meldplicht nader te bespreken.
59.
Deze leden vragen op welke wijze de KNVB het tuchtrecht heeft versterkt, of van plan
is het tuchtrecht te gaan versterken. Worden clubs die zich onvoldoende hebben ingespannen
om discriminatie tegen te gaan vanaf komend jaar geconfronteerd met puntenaftrek,
boetes of spelen zonder publiek? Deze leden vragen daarnaast of de twee speciale aanklagers
discriminatie inmiddels bij de KNVB zijn aangesteld.
Het tuchtrecht wordt versterkt zodat meldingen vanuit zowel het betaald voetbal als
het amateurvoetbal beter opvolging krijgen. Discriminatie is nu als aparte categorie
in het tuchtrecht opgenomen, waar het voorheen een onderdeel was van de overtreding
«belediging». Door discriminatie expliciet als aparte categorie op te nemen zijn nu
ook voor alle vormen van discriminatie concrete straftoemetingsrichtlijnen opgesteld.
Spelers kunnen te maken krijgen met langere schorsingen of uitsluiting van wedstrijden.
Clubs die zich onvoldoende hebben ingespannen om discriminatie te bestrijden kunnen
te maken krijgen met boetes of (deels) spelen zonder publiek. Puntenaftrek is nu alleen
in het amateurvoetbal mogelijk. Het is uiteindelijk de tuchtrechter die bepaalt welke
straf wordt opgelegd.
Er is een profiel voor een speciaal aanklager discriminatie opgesteld wat nog door
de hoofdaanklagers moet worden goedgekeurd. Daarna kan het profiel breder worden gedeeld
en zal een vacature worden uitgezet. Met de introductie van de speciaal aanklager
discriminatie zullen verder speciale regels en procedures worden ontwikkeld en vastgesteld,
om zo specialisten heel gericht aan discriminatiezaken te kunnen laten werken.
Gehandicaptensport
60.
Via Uniek Sporten zorgt het Fonds Gehandicaptensport onder andere in samenwerking
met NOC*NSF en het Ministerie van VWS ervoor dat vraag en aanbod voor mensen met een
beperking regionaal en lokaal bij elkaar wordt gebracht. De naamsbekendheid van dit
project is echter nog een aandachtspunt. Deze leden vragen of de Minister overweegt
om hier een publiekscampagne of iets dergelijks voor op te zetten.
Een publiekscampagne acht ik voor dit doeleinde niet passend. Het platform Uniek Sporten
wordt vanuit het Ministerie van VWS financieel ondersteund, juist om zelf de bekendheid
van dit platform te vergroten. Daarnaast kan via de social media kanalen van VWS aandacht
gevraagd worden voor het platform Uniek Sporten.
61.
De financiële drempel van sporthulpmiddelen is vaak veel te hoog. Een rolstoel voor
rolstoelhockey kan bijvoorbeeld al snel 20.000 euro kosten. Voornoemde leden vragen
of de Minister bereid is in gesprek te gaan met onder andere het Fonds Gehandicaptensport
over mogelijkheden om de aanschaf van dergelijk sporthulpmiddelen laagdrempeliger
te maken. Is het bijvoorbeeld ook een mogelijkheid om voor enige tijd een sportrolstoel
tijdelijk te proberen, zodat eerst gekeken kan worden of men daadwerkelijk met de
betreffende sport door wil gaan?
Binnen het project Sporthulpmiddelen, wat uitgevoerd wordt door Stichting Special
Heroes, lopen verschillende pilots die testen op welke manier sporthulpmiddelen beschikbaar
komen voor sporters met een handicap. Een van deze pilots richt zich op een uitleen
constructie zodat mensen met een handicap die willen sporten de materialen en de sport
kunnen uitproberen.
Daarnaast ben ik met onder andere Fonds gehandicaptensport in gesprek om te verkennen
of een meer duurzame oplossing voor mensen die weten wat ze willen en kunnen een specifiek
fonds voor sporthulpmiddelen behulpzaam kan zijn. Ik onderzoek daarbij de financiële
mogelijkheden vanuit het ministerie om bij te dragen aan dergelijke initiatieven.
In het najaar zal ik uw Kamer informeren wat de uitkomsten zijn van deze verkenning.
62.
Deze leden vragen ten slotte of de Minister in gesprek is met het Fonds Gehandicaptensport
en Uniek Sporten over het doorgaan van projecten waar al in is geïnvesteerd (zoals
personal trainers) en de financiële gevolgen van het doorzetten van deze projecten.
Zo ja, wat is daarvan de stand van zaken?
Ja, ik ben in gesprek met Fonds gehandicaptensport zoals ik met alle partners van
de Alliantie Sporten en bewegen voor iedereen in gesprek ben om na te gaan wat de
financiële knelpunten zijn naar aanleiding van de coronacrisis. Vanuit het ministerie
wordt zoveel mogelijk coulance gehanteerd om projecten door te schuiven naar 2021
en 2022 en wordt gekeken naar mogelijkheden om de doorgang van projecten die financieel
worden ondersteund vanuit het Rijk te waarborgen.
Sport en corona
63.
De aan het woord zijnde leden vragen of inmiddels meer duidelijkheid gegeven kan worden
of sportkantines weer open zouden kunnen gaan vanaf 1 juli. Zo ja, onder welke voorwaarden?
Op 24 juni heeft het kabinet besloten dat sportkantines per 1 juli weer open mogen.
Daarbij dienen sportkantines aan alle voorwaarden te kunnen voldoen, die ook gelden
voor de horeca conform de aanwijzing en noodverordeningen. Tevens dring ik er bij
de sector op aan de vele vrijwilligers die in de sportkantines werkzaam zijn, goed
te informeren over de inhoud van deze protocollen.
64.
Deze leden vragen of er ruimte is voor sportbonden om protocollen voor te stellen
op basis waarvan mogelijk in de zomermaanden alsnog (kleine) toernooien gespeeld kunnen
worden. Is hierbij maatwerk per sport mogelijk, bijvoorbeeld als de sport buiten plaatsvindt
en er van nature een grote afstand tussen spelers is? Dat geldt in het bijzonder voor
jongeren. Nu uit de RIVM-studies blijkt dat jongeren minder transmitter zijn van het
virus, is het dan op kleine schaal weer toegestaan dat er toernooien in de open lucht
mogen worden gespeeld? Of vriendschappelijke wedstrijden? Denk bijvoorbeeld aan voetbal,
korfbal, beachvolleybal of tennis? Zo nee, waarom niet?
In het antwoord op vraag 1 van de VVD-fractie ga ik in op de gefaseerde opstart van
de sportsector en de mogelijkheden die er vanaf 1 juli zijn.
65.
Jongeren mochten eerder weer gaan sporten. Het idee was dat de faciliteiten/trainingen
ook gebruikt zouden kunnen worden voor jongeren die nog geen lid waren van een sportvereniging
maar zo toch aan buitenactiviteiten konden gaan deelnemen. Deze leden vragen of dat
ook gebeurd is? Zijn daardoor ook meer jongeren lid geworden van een sportvereniging?
Ik heb diverse signalen ontvangen dat jongeren die geen lid waren, inderdaad hebben
deelgenomen aan allerlei buitenactiviteiten die georganiseerd waren door sportverenigingen.
Het is onmogelijk om op dit moment vast te stellen of naar aanleiding hiervan meer
jongeren lid zijn geworden van een sportvereniging.
66.
Door de lockdown zijn sommige sportverengingen ook enorm inventief geworden met online
trainingsprogramma’s. Deze leden vragen of dat iets is wat behouden kan worden. Zo
ja, op welke wijze? Kunnen deze goede voorbeelden bijvoorbeeld in het kader van de
lokale sportakkoorden behouden blijven?
Ik ben verheugd om te merken dat inderdaad veel sportaanbieders creatief en innovatief
zijn omgegaan met het aanbieden van hun sportaanbod. Ik zie niet in waarom online
trainingsprogramma’s niet behouden kunnen worden, mits het uiteraard aansluit bij
de behoefte van de consument. Het sportakkoord daagt sportaanbieders immers ook uit
om het sportaanbod beter te laten aansluiten op de veranderende behoefte van de hedendaagse
sporter. Ik wil hierbij wel benadrukken dat de grote sociale en verbindende waarde
van de sportvereniging een belangrijke drijfveer is voor mensen om elkaar te ontmoeten
en samen te sporten.
67.
Deze leden vragen of de voorwaarden waaronder watersporters voor een of meerdere nachten
kunnen aanleggen bij een watersportvereniging in alle veiligheidsregio’s hetzelfde
zijn. Zo niet, kunnen hier dan afspraken over gemaakt worden dat er duidelijke en
eenduidige regels komen voor het gebruik van voorzieningen en overnachtingen in verenigingsjachthavens?
Watersport is immers bij uitstek een sport waarin (veel) gereisd kan worden tussen
verschillende veiligheidsregio’s.
Landelijk geldt er al een uniform uitgangspunt voor jachthavens, namelijk dat gemeenschappelijke
was-, toilet- en douchevoorzieningen vanaf 15 juni geopend mogen zijn. Dit dient uiteraard
te gebeuren met inachtneming van veiligheids- en hygiëneprotocollen. Dat neemt niet
weg dat veiligheidsregio’s ervoor kunnen kiezen om op basis van een lokale risico-inschatting
andere beperkingen aan te brengen, bijvoorbeeld omdat dat voor de veiligheid op een
specifieke locatie noodzakelijk is. Dat is een bevoegdheid van de veiligheidsregio’s
waar ik niet in wil treden.
68.
Diverse activiteiten van recreatieve watersportverenigingen, zoals het organiseren
van toertochten van beperkte omvang en zomeravondactiviteiten, worden door verschillende
gemeenten op een verschillende wijze geïnterpreteerd. De ene gemeente vereist meldingsplicht,
de ander vraagt om een vergunningsaanvraag. Deze leden vragen of de Minister bereid
is om samen met NOC*NSF, VNG en de buitenbonden in gesprek te gaan om te bekijken
of in soort gevallen meer duidelijkheid en eenduidigheid gegeven kan worden.
In principe zijn vanaf 1 juli evenementen weer toegestaan. Daarbij geldt dat deelnemers
1,5 meter afstand moeten houden en in bepaalde gevallen een maximum aantal personen
van 250 in de buitenlucht en 100 binnen. Dat neemt niet weg dat veiligheidsregio’s
ervoor kunnen kiezen om op basis van een lokale risico-inschatting andere beperkingen
aan te brengen, bijvoorbeeld omdat dat voor de veiligheid op een specifieke locatie
noodzakelijk is. Ik treed niet in de afweging van het lokale gezag waarom voor het
een of het ander wordt gekozen.
Vragen van de D66-fractie
Sport en COVID-19
69.
De leden vragen de Minister wat de intenties zijn van de Minister als uit onderzoek
van het Mulier Instituut blijkt dat er meer financiële steun nodig is dan waar reeds
in is voorzien en in hoeverre deze additionele steun rekening gaat houden met de specifieke
situatie van de sportverenigingen. Zo zijn er verschillende soorten sporten waar bijvoorbeeld
het seizoen een rol speelt en zijn er verenigingen die erg kunnen verschillen in leeftijdsgroepen.
Hiervoor verwijs ik u door naar mijn antwoord op vraag 8 van de VVD-fractie.
70.
Deze leden vragen een nadere uitleg van de Minister waarop hij baseert dat er op dit
moment geen signalen zijn dat gemeenten hun investeringen in sportaccommodaties uitstellen
door de coronacrisis, zoals hij aangeeft in het antwoord op de schriftelijke vragen
van de leden Diertens (D66) en Westerveld (GroenLinks). Deze leden vragen de Minister
of hij dit kan inventariseren bij gemeenten en op basis hiervan op korte termijn een
beslissing kan nemen om de SPUK-regeling in ieder geval te verlengen tot 2024. Graag
horen deze leden op welke termijn de Minister dit besluit kan nemen.
Ik overleg frequent met de sector. Hierbij stel ik ook regelmatig de vraag hoe zij
omgaan met de investeringen in nieuwbouw, renovatie en onderhoud van sportaccommodaties.
Hieruit is tot nu toe het signaal dat ik van de gemeenten heb gekregen dat dit onveranderd
is en er zijn een aantal gemeenten die werkzaamheden die voor de zomer gepland stonden
naar voren hebben gehaald juist omdat de accommodaties in dat tijdvak niet gebruikt
kon worden om te sporten. Ook onderhoud ik contact met de Stichting Waarborgfonds
Sport en zij zitten momenteel op hetzelfde aantal aanvragen als in 2019, voor borgstellingen
achter leningen die sportverenigingen af sluiten om investeringen te doen.
Momenteel zijn RVO en DUS-I de Subsidieregeling Bouw en onderhoud Sportaccommodaties
en de SPUK Stimulering Sport aan het evalueren. Deze evaluatie ontvangt u voorafgaand
aan het Wetgevingsoverleg Sport. Ik zal in deze evaluatie de vraag voor de gemeenten
opnemen zodat nog beter inzichtelijk wordt hoe gemeenten en clubs omgaan met investeringen
in sportaccommodaties.
Over verlenging van de regeling verwacht ik in overleg met de gemeenten te kunnen
beslissen in het najaar van 2021 wanneer wij over het jaar 2019 en 2020 de werkelijk
gerealiseerde uitgaven van gemeenten via de SISA-verantwoording in het Gemeentefonds
hebben. Hierbij is de intentie van alle partijen om de compensatie op een dusdanige
wijze voort te zetten die het beste aansluit bij de wensen van de gemeenten.
71.
Voornoemde leden willen specifiek aandacht vragen voor de reddingsbrigades. De leden
ontvangen signalen dat reddingsbrigades in de financiële problemen komen omdat sportevenementen,
alwaar zij opkomen voor de veiligheid van de deelnemers, worden afgelast door de coronacrisis.
Niet alle reddingsbrigades komen in aanmerking voor de TOGS-regeling. Is de Minister
bereid in gesprek te gaan met Reddingsbrigade Nederland en te inventariseren of additionele
steun noodzakelijk is?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik graag naar het antwoord op vraag 28 van
de VVD-fractie.
72.
Deze leden vragen de Minister op welke manier topsport zodanig wordt ondersteund dat
er door de coronacrisis internationaal gezien geen achterstand wordt opgelopen. Deze
leden constateren dat professionele sportbranches andere financiële uitdagingen kennen
dan amateursporten. Zo geldt voor betaald voetbal dat inkomstenderving plaatsvindt
door een terugloop van kaartverkoop. In welke mate is er extra steun of kredietmogelijkheid
met overheidsgarantie voor betaald vrouwen- en mannenvoetbal? Welke overwegingen spelen
hier bij de Minister voor het wel of niet verlenen van extra steun? En hoe verschilt
deze steun met de steun aan amateursportverenigingen?
In de beantwoording van vraag 42 van de PVV ga ik in op de ondersteuning van de topsport.
Het antwoord op de vraag over de impact van het coronavirus op de sportsector, waaronder
topsport, kunt u lezen bij vraag 8 van de VVD-fractie.
Voor steun aan betaald voetbal verwijs ik u naar het antwoord op vraag 49 van de CDA-fractie.
Sport en preventie
73.
Door de coronacrisis is des te duidelijker geworden wat het belang is van een gezonde
leefstijl. Deze leden vragen daarom de Minister in welke mate hij deze kans aangrijpt.
Met andere woorden, welke kansen en mogelijkheden ziet de Minister om het Sportakkoord
te verbinden met het preventieakkoord? Hoe is de samenwerking met de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en in welke mate wordt deze samenwerking komende
tijd geïntensiveerd?
Er liggen zeker kansen om de thema’s vanuit beide akkoorden te verbinden met elkaar.
De akkoorden hebben hun eigen prioriteiten en partners maar vullen elkaar ook aan
als het gaat om meer bewegen en sporten. Voor het lokale niveau is nu afgesproken
dat in lijn met de sportakkoorden, ook lokale preventieakkoorden uitvoeringsbudget
ontvangen. Dit budget zorgt ervoor dat gemeenten meer gestimuleerd worden om op lokaal
niveau samen met de partners in te zetten op preventie. Wanneer een gemeente er voor
kiest om het preventieakkoord en het sportakkoord op lokaal niveau met elkaar te combineren
in één akkoord, bijvoorbeeld in een leefstijlakkoord, dan komen zij zowel in aanmerking
voor het uitvoeringsbudget van het preventieakkoord als van het sportakkoord.
74.
Specifiek vragen deze leden om een kabinetsreactie op het pamflet «Bewegen. Het nieuwe
normaal» dat op 23 mei j.l. in het Algemeen Dagblad verscheen. Is de Minister het
eens met dit pamflet? Welke concrete maatregelen gaat de Minister nemen om vorm te
geven aan dit pamflet? Is de Minister het met deze leden eens dat er steeds meer geluiden
komen over de noodzaak van bewegen om gezondheid te bevorderen? Welke rol kunnen buurtsportcoaches
hierin spelen voor het bevorderen van reguliere sport en de gehandicaptensport?
Voor de reactie op het pamflet refereer ik graag naar mijn antwoord op vraag 32 van
de VVD-fractie.
Over de buurtsportcoaches kan ik u melden dat zij al een zeer belangrijke rol vervullen
in de verbinding tussen doelgroepen zoals kwetsbare en chronisch zieken, jeugd met
beweegarmoede of ouderen, met de sport- en beweeginfrastructuur op het lokale niveau.
Zij kennen als geen ander lokaal de behoefte. Ik zie het als vanzelfsprekend dat dat
hun rol blijft en in de discussie over leefstijl en het nieuwe normaal alleen maar
meer bepalend gaat worden3.
75.
Voornoemde leden vragen of de Minister een voortgang kan geven van de ambitie die
hij uitte in de Kamerbrief van 25 november 2019 inzake Informatie over het Nationaal
Sportakkoord en de voortgang op lopend beleid om de knelpunten op het gebied van onder
andere de arbeidsmarkt, contracten, scholing en opleiding in de sportsector aan te
pakken (Kamerstuk 30 234, nr. 240). Dit naar aanleiding van de motie van de leden Diertens (D66) en Rudmer Heerema
(VVD) (Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 102). In welke mate is hier progressie in geboekt en is de Minister het met deze leden
eens dat er op dit moment een kans ligt om deze sectorspecifieke problemen juist nu
goed op te lossen?
In samenwerking met stakeholders uit de sportsector wordt een zogenaamde «Human Capital
Agenda» (HCA) opgesteld voor de sportsector. In deze HCA staat een gezamenlijk visie
van de sector op menselijk kapitaal, aangevuld met actiepunten om daar naartoe te
werken. Het doel van deze HCA is een gezonde sportsector met voldoende en bekwame
(betaalde en onbetaalde) mensen.
Op dit moment wordt een arbeidsmarktonderzoek uitgevoerd onder aanvoering van het
Mulier Instituut. Ik verwacht de uitkomst daarvan in het najaar. Daarnaast heb ik
met ruim twintig stakeholders gesprekken gevoerd over onder andere scholing, arbeidsmarktperspectief
en een leven lang leren. Na de zomer worden er meerdere (online) bijeenkomsten georganiseerd
met stakeholders om tot een gemeenschappelijke visie en routekaart te komen. Ik verwacht
voor de zomer van 2021 deze gedragen routekaart gerealiseerd te hebben en zal deze
dan aan uw Kamer doen toekomen.
Tijdens de coronamaatregelen ben ik daarnaast regelmatig met de sector in gesprek
over de knelpunten en uitdagingen, maar ook de mogelijkheden, die er op dit moment
zijn voor het menselijk kapitaal in de sport.
Gehandicaptensport
76.
Kan de Minister toezeggen nadere gesprekken te voeren met het Fonds Gehandicaptensport
om te voorkomen dat de coronacrisis gaat zorgen voor extra barrières in de gehandicaptensport?
Kan de Minister aangeven welke extra maatregelen hij gaat treffen om sport inclusiever
te maken ondanks de impact die het coronavirus heeft veroorzaakt op deze sector. Kan
de Minister de uitkomst van de gesprekken met Fonds Gehandicaptensport delen met de
Kamer?
Ik voer gesprekken met meerdere partijen die zich bezighouden met gehandicaptensport
in Nederland. Naast Fonds Gehandicaptensport zijn dit bijvoorbeeld ook NOC*NSF, Special
Heroes, Gehandicaptensport Nederland en Special Olympics. Om extra barrières te voorkomen
is het op de eerste plaats van belang dat de richtlijnen waaronder mensen met een
beperking kunnen en mogen sporten helder zijn. De bovengenoemde partijen en het Kenniscentrum
Sport en Bewegen zorgen ervoor dat deze informatie goed vindbaar is via hun communicatiekanalen.
Daarnaast lopen de activiteiten binnen het deelakkoord Inclusief sporten en bewegen
gewoon door om de sport zo inclusief mogelijk te maken.
Seksuele intimidatie, racisme, discriminatie en misbruik in de sport
77.
Deze leden hebben vernomen dat er initiatieven ontstaan waarbij sporters en oud-sporters
als lotgenoten slachtoffers van seksueel misbruik en intimidatie bijstaan. Deze leden
steunen deze initiatieven en zijn verheugd dat de subsidie van het Ministerie van
VWS goed terecht komt. Dergelijke initiatieven laten het belang zien van ervaringsdeskundigheid
en het delen van ervaringen tussen lotgenoten. Welke toekomst ziet de Minister voor
dergelijke initiatieven? Is de Minister bereid het gebruik van ervaringsdeskundigen
uit te breiden zodat extra steun kan worden geboden aan slachtoffers van racisme,
discriminatie, (seksuele) intimidatie en misbruik in de sport, zo vragen deze leden.
Het platform Sporters Helpen Sporters biedt sporters die slachtoffer zijn geworden
van seksueel misbruik en intimidatie contact met lotgenoten. Het platform is eind
mei officieel van start gegaan. Ik zal de komende tijd dit initiatief volgen en evalueren.
Als blijkt dat het platform voldoende sporters aanspreekt en helpt dan sta ik open
voor uitbreiding van het lotgenotencontact voor andere onderwerpen. Daarnaast blijf
ik met de Stichting de Stilte Verbroken in gesprek over toekomstige ondersteuning.
Vragen van de GroenLinks-fractie
Behoefte aan maatwerk
78.
Voor zowel de sportsector als voor de gezondheid van sporten is het van belang dat
er weer gesport kan worden zodra dat veilig kan, gegeven de risico’s op besmetting.
Deze leden vragen de Minister in te gaan op de laatste inzichten over het risico van
besmetting in de buitenlucht. Klopt het dat het risico op besmetting in de buitenlucht
kleiner is? Wat voor gevolgen heeft dat voor de positie van de Minister ten aanzien
van het toestaan van buiten sporten, zeker de sporten waarbij afstand kan worden gehouden?
Kan de Minister ingaan op de mogelijkheden en afwegingen om sporten waarbij afstand
kan worden gehouden, weer toe te staan? En wanneer er eventueel weer kleinschalige
evenementen mogelijk zijn? Tennis is bijvoorbeeld bij uitstek een sport waar afstand
kan worden gehouden, zouden toernooien (al dan niet met beperkt publiek) deze zomer
weer mogelijk zijn?
In het antwoord op vraag 1 van de VVD-fractie ga ik in op de gefaseerde opstart van
de sportsector en de mogelijkheden die er vanaf 1 juli zijn.
79.
Deze leden vragen de Minister hierbij om maatwerk, een iteratief proces waarin per
sport wordt beoordeeld wat er wel en wat er niet kan en nauwe afstemming met gemeenten
om te bekijken hoe dit vormgegeven kan worden. De ene sport is immers de andere niet.
Wil de Minister daarom in de beantwoording van deze vragen ook het voorstel van de
KNVB om de voetbalcompetities (al dan niet met publiek) weer te hervatten meenemen?
In vraag 1 van de VVD-fractie ga ik in op maatwerk in de sport. Voor informatie betreffende
het plan van de KNVB, verwijs ik u door naar mijn antwoord op vraag 37 van de VVD-fractie.
80.
Deze leden zien dat veel gemeenten sportclubs tegemoet komen door bijvoorbeeld de
huur van de accommodatie te verminderen of op te schorten en clubs te ondersteunen
in de naleving van de richtlijnen van het RIVM. Tegelijkertijd hadden veel gemeenten
voor de uitbraak van COVID-19 al financiële problemen door tekorten op het sociaal
domein. Heeft dit gevolgen voor bijvoorbeeld de cofinanciering van de buurtsportcoaches?
Is in beeld hoeveel vacatures er onvervuld blijven? Voornoemde leden vragen de Minister
naar overige verwachte gevolgen. Wordt per gemeente in beeld gebracht welke sportclubs,
amateur en professioneel, in de gevarenzone belanden? Is er al meer bekend over grootschalige
evenementen met een sportief karakter zoals de Nijmeegse Vierdaagse?
Het is op dit moment niet mogelijk een realistische inschatting te geven van de precieze
invloed van de coronamaatregelen op de werkgelegenheid in de sport. Ik verwijs graag
naar vraag 44 van de VVD-fractie waarin ik het lopend onderzoek toelicht.
Evenementen, zoals de Nijmeegse Vierdaagse, zijn vanaf 1 juli alleen mogelijk als
aan alle geldende voorwaarden kan worden voldaan. Daarbij zijn niet alleen de medisch-inhoudelijke
afwegingen van belang maar zeker ook de druk op de openbare ruimte, het openbaar vervoer
en de openbare orde. Deze evenementen moeten dus, zoals gebruikelijk, in nauw overleg
met de gemeenten/veiligheidsregio worden georganiseerd.
81.
Daarnaast vragen deze leden aandacht voor sporters en sportorganisaties die tussen
wal en schip belanden omdat ze net niet voldoen aan de criteria voor individuele regelingen
of het steunpakket. Zo hebben een aantal sportorganisaties een afwijkend boekjaar
vanwege de start- en einddatum van de competitie, wat het aanvragen van de NOW ingewikkeld
kan maken. Een beroep op de TOGS wordt in sommige gevallen bemoeilijkt omdat sportorganisaties
en verenigingen ingedeeld zijn onder een generieke SBI-code. Ook grote sportverenigingen
met een eigen accommodatie komen vaak niet in aanmerking voor het steunpakket. Is
de Minister bereid om samen met NOC*NSF te zoeken naar maatwerkoplossingen?
De problematiek die u schetst, is mij bekend. Juist voor de sportverenigingen die
niet in aanmerking komen voor het rijksbrede pakket, ontwikkel ik een tegemoetkoming
voor amateursportverenigingen als onderdeel van het specifieke steunpakket voor de
sport. Het gaat daarbij om verenigingen die buiten de TOGS vallen als gevolg van bijvoorbeeld
een te geringe omvang van de schade of een foutieve SBI-code. Ook verenigingen die
buiten de NOW vallen, bijvoorbeeld omdat zij gebruik maken een generiek loonnummer,
kunnen gebruik maken van deze regeling. Voor de grote sportverenigingen geldt dat
het merendeel goed uit de voeten kan met het tweede rijksbrede steunpakket. Daarnaast
heb ik ook voor hen het vermogen van het Waarborgfonds Sport uitgebreid. Ook zorg
ik ervoor dat clubs die, naast de rijksbrede en/of sportspecifieke steun, aanvullend
kortlopend krediet nodig hebben, daar toegang tot kunnen krijgen.
82.
Deze leden zijn specifiek benieuwd naar steunpakketten voor grote topsportorganisaties
zoals betaald voetbalorganisaties. Wat is de stand van zaken? Welke afspraken worden
er gemaakt en welke voorwaarden worden gesteld aan de steun? Heeft de Minister hierover
ook contact met collega’s in andere Europese landen? Ziet de Minister een mogelijkheid
om met de andere sportministers in gesprek te gaan over het normaliseren van salarissen
en transferbedragen in ruil voor steun aan betaald voetbalorganisaties?
De stand van zaken met betrekking tot de steun aan het betaald voetbal heb ik bij
de beantwoording van vraag 49 van de CDA-fractie toegelicht. Ik heb hierover geen
expliciet contact gehad met mijn Europese collega’s en zie daar op dit moment geen
aanleiding voor.
Het is aan de lidstaten om te bepalen of en hoe economische sectoren, zoals het betaald
voetbal, financieel worden ondersteund tijdens de coronacrisis. De financiële situatie,
het maatschappelijk belang van het betaald voetbal en de effecten van de coronacrisis
verschillen te veel tussen de landen om daar op Europees niveau afspraken over te
maken.
Duidelijkheid over richtlijnen
83.
Er is angst bij sportclubs over of zij in overtreding van de corona-maatregelen zijn
en ze zijn daarom (onnodig) voorzichtig. Herkent de Minister dit? Kan een sportclub
bij onbewuste overtredingen, eerst een waarschuwing krijgen, of wordt er direct beboet?
Ik ben niet bekend met de signalen over angst die zou leven bij sportclubs. Sportclubs
volgen het door NOC*NSF en VSG opgestelde protocol om een goed en veilig verloop van
de georganiseerde sportactiviteiten te realiseren. In principe wordt aan iedere burger
gevraagd om primair zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de coronamaatregelen.
Politie en boa’s controleren de maatregelen op basis van een noodverordening. Zij
zullen iemand die in overtreding is eerst aanspreken op zijn/haar verantwoordelijkheid.
Als de overtreding niet stopt, kan de politie een boete geven. Daarnaast kunnen sportclubs
leden die zich niet houden aan de richtlijnen schorsen of uitschrijven bij een overtreding.
84.
Daarnaast ontvangen deze leden veel signalen over verschillen in beleid tussen gemeenten,
bijvoorbeeld in de vergunningsaanvraag voor (kleinschalige) evenementen. Dit schept
onduidelijkheid bij sportorganisaties. Is de Minister bereid om aan NOC*NSF en gemeenten
voor te leggen of meer eenduidigheid wenselijk is en waar nodig een landelijke richtlijn
te ontwikkelen?
Graag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 68 van de CDA-fractie.
Horeca en accommodaties
85.
Daarnaast willen deze leden nog vragen naar de kantinegelegenheden en (niet-commerciële)
horeca bij sportclubs. De horeca bij sportverenigingen is vaak een belangrijke bron
van inkomsten voor clubs. Nog niet alle horeca mag open, pas vanaf 1 juli. Gemeenten
laten op dit moment de horeca bij sportclubs geen terrassen openen. Wat is daarbij
de afweging?
De afweging om sportkantines en bijbehorende terrassen pas per 1 juli te openen, heeft
twee redenen. Allereerst omdat het voor sportkantines doorgaans lastiger is dan voor
de commerciële horeca om binnen met reservering, triage en placering te werken en
om er voor zorg te dragen dat buiten iedereen zit. Daarnaast wilden we eerst de effecten
van het openen van de commerciële horeca afwachten, alvorens ook sportkantines te
openen. Dit in het licht van de gefaseerde versoepeling van de maatregelen.
86.
Sporters zijn het gewend om na afloop van een training of wedstrijd na te praten in
de kantine of op het terras. Momenteel zien we dat deze gewoonte dan ongeorganiseerd
gebeurt, bijvoorbeeld net buiten de hekken van de sportvereniging. Voornoemde leden
vragen de Minister of hij zich kan indenken dat het mogelijk veiliger is om de horeca
en terrassen bij sportverenigingen zo snel mogelijk weer te laten openen, met inachtneming
van de anderhalve meter regels.
In het verlengde van mijn antwoord op vraag 9 van de VVD-fractie en vraag 63 van de
CDA-fractie is het aan het lokale gezag om te beoordelen of wat buiten het hek van
de sportvereniging zou gebeuren, een onveilige situatie oplevert waartegen zou moeten
worden opgetreden.
87.
Deze leden vragen de Minister naar mogelijkheden om sportorganisaties op andere manieren
te ondersteunen om accommodaties meer coronaproof te maken. Is het bijvoorbeeld mogelijk
om in de Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties of andere
regelingen die duurzaamheid stimuleren, aanvragen voor bijvoorbeeld ventilatiesystemen
expliciet mee te nemen? Dit zou met name de kleinere vechtsport- en fitnessorganisaties
kunnen helpen met een betere ventilatie van hun accommodaties.
Ik sta positief tegenover het idee om in de BOSA-regeling een module op te nemen die
ventilatiesystemen in binnensportaccommodaties subsidiabel maakt. In opdracht van
het Topteam Sport wordt op dit moment onderzocht hoe ventilatie kan bijdragen aan
het veilig en verantwoord sporten in een binnensportaccommodatie en welke eisen hiervoor
aan de ventilatie gesteld moeten worden. Ik verwacht de uitkomsten van dit onderzoek
deze zomer. Als hieruit blijkt dat het mogelijk is om heldere eisen op te stellen
voor ventilatiesystemen, dan overweeg ik om ik het gebruik van ventilatiesystemen
te stimuleren met een aanvullende module in de BOSA-regeling.
Mensen met een beperking
88.
Eenzaamheid onder mensen met een beperking was voor de coronacrisis al een fors probleem
en is waarschijnlijk alleen maar groter geworden. Ook de mogelijkheid om te sporten
is door COVID-19 ingeperkt. Besteedt de Minister hier aandacht aan? In hoeverre komen
de maatregelen uit de steunpakketten ook bij sporters met een handicap terecht? Wordt
dit bijgehouden?
Ja, ik besteed hier aandacht aan. De groep mensen met een beperking die eenzaamheid
(heeft) ervaren zijn vaak ook de mensen die met gezondheidsproblemen te maken hebben.
Voor deze groep is het risicovol om de activiteiten weer op te starten. De partners
van de alliantie Sporten en bewegen voor iedereen, buurtsportcoaches en andere zorg-
en/of hulpverleners doen hun uiterste best ook deze groep weer te betrekken bij activiteiten.
De maatregelen uit de steunpakketten zijn beschikbaar voor de gehele sportsector en
daarmee ook voor de clubs met aanbod voor mensen met een beperking. Er wordt dan ook
niet bijgehouden of de steunpakketten specifiek terecht komen bij deze doelgroep.
89.
Komen ook organisaties die zich inzetten voor sporters met een handicap, zoals Uniek
Sporten en de Special Olympics, in aanmerking voor extra financiële ondersteuning
zodat ze hun activiteiten kunnen voortzetten? Is de Minister bekend met de online
personal trainer op het platform Uniek Sporten en is de Minister het met deze leden
eens dat dit soort online innovaties die mensen met een beperking blijven aanzetten
om te bewegen, bijdragen aan gezondheid en welbevinden van deze groep?
Vanuit het ministerie wordt zoveel mogelijk coulance gehanteerd om projecten die subsidie
van de rijksoverheid ontvangen door te schuiven naar 2021 en 2022. Daarnaast wordt
gekeken naar mogelijkheden om de doorgang van deze projecten te waarborgen wanneer
als gevolg van het coronavirus de inhoud van de lopende projecten verandert.
Ja, ik ben bekend met de online personal trainer op het platform van Uniek sporten.
Ik ben het ermee eens dat dit soort online innovaties van belang zijn om mensen met
een beperking te ondersteunen bij het sporten en bewegen en dus bijdragen aan gezondheid
en welbevinden van deze groep.
Racisme en discriminatie
90.
Tot slot hebben deze leden vragen over het plan om racisme en discriminatie in het
voetbal tegen te gaan: «Ons voetbal is van iedereen, Samen zetten we discriminatie
buitenspel». Voornoemde leden prijzen de inzet van de Minister en de KNVB op dit punt.
Wel hebben zij de vraag wat de concrete doelstellingen van deze aanpak zijn. Wat moet
het opleveren? Welke indicatoren worden daarbij gehanteerd? Wat zijn bijvoorbeeld
de doelstellingen wat betreft het aantal clubs dat deelneemt aan het trainingsprogramma,
hoeveel scheidsrechters geschoold worden en hoeveel meldingen er binnenkomen in de
meldingsapp? Hoeveel komt racisme en discriminatie nu voor en welke doelstellingen
stellen de Minister en de voetbalsector zichzelf?
Helaas is er nog steeds sprake van racisme, ook in sport. Uit de Vrijetijdsomnibus
(VTO) van het SCP en het CBS4 komt naar voren dat in 2018 ruim een kwart van de Nederlandse sporters en/of wedstrijdbezoekers
van 12 jaar en ouder wangedrag in de sport heeft meegemaakt of is hier getuige van
geweest. Uit het Verenigingspanel (Mulier Instituut, winter 2019/2020) blijkt dat
bij de meeste sportverenigingen volgens verenigingsbestuurders (vrijwel) nooit racistische
grappen of opmerkingen worden gemaakt (80%), maar ook 15 procent van de bestuurders
geeft aan dat grappen en opmerkingen naar huidskleur en/of herkomst binnen de vereniging
wel eens worden gemaakt. Bij teamsporten (23%) en met name in het voetbal (32%) komt
dit relatief vaak voor.
Het concrete doel van het plan om racisme en discriminatie in het voetbal tegen te
gaan, is om met de maatregelen uit het plan discriminatie en racisme op en rond de
voetbalvelden terug te dringen. Om de uitvoering en de opbrengsten van het plan te
volgen wordt gewerkt aan een monitoringsplan waarbij zowel de inspanningen op de uit
te voeren maatregelen als de vorderingen via de indicatoren voor discriminatie en
racisme in het voetbal worden gevolgd. Zo zullen bijvoorbeeld 600 amateurclubs en
34 betaald voetbalclubs de komende drie jaar deelnemen aan een trainingsprogramma,
zullen 5.000 KNVB scheidsrechters en 40.000 verenigingsscheidsrechters worden geschoold
om discriminatie te herkennen en gaan we ervan uit dat met de meldingsapp het aantal
meldingen en de aanspreekbereidheid omhoog gaat.
91.
Verder vragen deze leden of er ook wordt ingezet op meer diversiteit in de top van
het voetbal. Op alle niveaus zijn de trainers, coaches en bestuurders vaak overwegend
wit, terwijl een groot deel van spelers een bi-culturele achtergrond heeft. Wordt
er ingezet op meer diversiteit? Tot slot, zijn er voorbeelden benut van de aanpak
van racisme en discriminatie in het voetbal in het buitenland? Zijn er landen waarvan
geleerd kan worden? Zijn er internationaal afspraken gemaakt over wat er wordt gedaan
als er bijvoorbeeld sprake is van racistische spreekkoren bij internationale wedstrijden,
zo vragen deze leden.
De KNVB heeft een intern beleid gericht op meer diversiteit binnen de organisatie
en binnen de opleidingen voor bestuurders, trainers en scheidsrechters. Zo stelt de
KNVB een diverse poule van procesbegeleiders samen die met de amateurclubs in gesprek
gaat over het tegengaan van discriminatie en racisme en om te komen tot meer inclusiviteit
in besturen en kaderfuncties binnen het voetbal. Een van de onderwerpen hierbij is
een betere afspiegeling van het ledenbestand in besturen alsmede in de rol van trainers,
coaches en scheidsrechters.
Op internationaal niveau heeft de KNVB regelmatig overleg met de UEFA, FIFA en andere
voetbalbonden over dit thema. De informatie die de KNVB daar opdoet wordt gebruikt
om een effectieve aanpak binnen Nederland te realiseren. Bij racistische of discriminerende
spreekkoren volgt de KNVB het driestappenmodel van de UEFA. De eerste stap is het
informeren van de vierde official en laten omroepen dat racistische spreekkoren dienen
te stoppen. De tweede stap is dat een wedstrijd wordt stil gelegd. De derde stap is
dat de wedstrijd definitief wordt gestaakt. De scheidsrechters in Nederland zijn hier
in detail over gebriefd.
Vragen van de SP-fractie
Sport en de gevolgen van de coronacrisis
92.
Allereerst vragen deze leden of de Minister duidelijk kan schetsen wat hun visie is
op de sportsector in de huidige coronatijd en de toekomst. Ondanks de getroffen financiële
regelingen zijn er grote gevolgen te zien in de sportsector. Veel sportlocaties vrezen
voor hun bestaan en steeds minder kinderen en volwassenen zijn gaan sporten in de
afgelopen periode. Dit heeft grote gevolgen voor de sportieve en gezonde samenleving
die Nederland zou moeten zijn en kan grote negatieve gevolgen hebben voor de toekomst,
ook financieel. Graag ontvangen deze leden hierop een uitgebreide reactie.
In mijn antwoord op vraag 2 van de VVD-fractie ga ik in op het belang van bewegen.
Daarnaast verwijs ik u naar het antwoord op vraag 8 van de VVD-fractie waarin de gevolgen
van het coronavirus op de sportsector worden geschetst.
93.
Uit onderzoek van het Mulier Instituut blijkt dat minder mensen zijn gaan sporten
en bewegen en veel van hen ook minder uren. Deze leden vragen of de Minister een reactie
wil geven op dit onderzoek. Sportverenigingen verwachten minder nieuwe leden en ook
hebben veel leden tijdens de coronacrisis hun sportlidmaatschap opgezegd. De leden
zijn benieuwd in hoeverre de Minister in zijn beleid maatregelen neemt om te zorgen
dat bij het heropenen van de sportsector mensen gestimuleerd worden om weer meer te
gaan sporten. Kan de Minister hier op ingaan?
Uit dit onderzoek blijkt dat de angst van dalende lidmaatschappen leeft bij veel verenigingsbestuurders.
In mijn antwoord op vraag 8 van de VVD-fractie ga ik in op de effecten van het coronavrius
op de sportsector. Omdat de kans bestaat dat er ook mensen wegens gezondheidsredenen
of anders, voorlopig niet op hun «eigen» sportverenigingen willen of kunnen komen,
zijn diverse aanvullende maatregelen genomen om de sportverenigingen te ondersteunen.
Zo is onder andere bij het open gaan van de sport een oproep geweest aan de georganiseerde
sport om ook niet-leden te ontvangen, ontvangen gemeenten een tegemoetkoming voor
kwijtschelding huurlasten van sportverenigingen en is het borgstellingskapitaal van
Stichting Waarborgfonds Sport (SWS) met 10 miljoen verhoogd. Daarnaast is met de ontwikkeling
van vele lokale sportakkoorden een instrument aanwezig waarmee ingespeeld kan worden
op de sportverenigingen in nood.
Uit het breder bevolkingsonderzoek van het Mulier Instituut blijkt dat veel sport-
en beweegreductie voortkomt uit gesloten accommodaties. Minder mensen lopen en/of
fietsen naar hun werk omdat ze thuiswerken, minder mensen sporten bij een verenigingen
omdat competitie en training stil ligt en minder mensen fitnessen (zelfstandig of
in groepen) omdat fitnesslocaties gesloten zijn. Ik heb alle reden om aan te nemen
dat wanneer werk-, beweeg en sportlocaties weer geopend zijn, dezelfde mensen ook
weer gaan bewegen.
Tot slot wil ik ook benadrukken dat in het door u genoemde onderzoek van het Mulier
Instituut het belang van bewegen door driekwart van de Nederlanders onderkent wordt.
Mogelijk draagt deze gezondheidscrisis bij aan een groter gezondheidsbewustzijn. Waarbij
meer Nederlanders sporten en bewegen vanuit de behoefte fit te zijn en de weerstand
te verhogen.
94.
Sportverenigingen voelen zich in hun voorbestaan bedreigt, een kwart geeft aan dat
noodmaatregelen, hulp en/of ondersteuning essentieel zijn om de coronacrisis te overleven.
Deze leden vragen in hoeverre de financiële compensatie die nu is geboden voldoende
is om de sportsector en -structuur in stand te houden en in hoeverre de financiële
compensatie blijft doorlopen indien sportorganisaties toch niet per 1 juli 2020 open
kunnen. Kan de Minister zijn antwoord toelichten.
Hiervoor verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 33 van de VVD-fractie.
95.
Deze leden zijn benieuwd of de Minister in beeld heeft of er sportorganisaties zijn
omgevallen in de afgelopen periode. Zo ja, hoeveel sportorganisaties? Kan de Minister
aangeven of er nog iets gedaan kan worden voor deze sportorganisaties?
Ik heb nog geen signalen ontvangen dat sportorganisaties zijn omgevallen in de afgelopen
periode. Dat is op dit moment ook lastig in te schatten, aangezien er sprake is van
een vertragend effect. Sportorganisaties zullen immers eerst hun reserve benutten.
Maar ik realiseer me dat de sportsector, net als de andere sectoren hard geraakt is
door de gevolgen van de coronacrisis. In mijn antwoord op vraag 8 van de VVD-fractie
ga ik in op de gevolgen van COVID-19 op de sportsector en mogelijke ondersteuning.
96.
Het OMT heeft geen advies kunnen geven of bij de opening van sportscholen veilig gesport
kan worden. Kan de Minister toelichten waarom er wel gekozen is om vanaf 1 juli de
sportscholen weer te openen? Wat gaf hierin de doorslag? Deze leden begrepen dat onderzoek
is gedaan en gekeken is naar andere landen wat de effecten zijn van corona en binnensporten.
Zijn deze onderzoeken afgerond en betrokken bij het advies om de sportscholen weer
te openen? Deze leden vragen of de Minister nader kan toelichten wat de bevindingen
en conclusies zijn van deze onderzoeken.
In de routekaart om maatregelen stap voor stap te versoepelen heeft het kabinet besloten
om een aantal stappen die voor 1 september gepland stonden te vervroegen naar 1 juli.
Bij het zetten van deze stappen wordt steeds nauw gekeken naar de randvoorwaarden
die ook in eerdere brieven steeds aan u zijn vermeld:
1) zorgen dat de zorg het aankan,
2) kwetsbare mensen in de samenleving zo goed mogelijk beschermen,
3) nog meer zicht op en inzicht in de verspreiding van het virus.
Experts geven nu aan dat het erop lijkt dat aerosolen een geringe rol spelen bij de
verspreiding van het virus. En met een aantal aanvullende maatregelen, waaronder goede
ventilatie, onderling afstand houden en cohortering, kan het risico op verspreiding
van het virus tijdens het binnen sporten tot een verantwoord niveau worden terug gebracht.
De sector heeft die aanvullende maatregelen verwerkt in haar protocollen. De nieuwe
inzichten over de verspreiding van het virus en de kennis over de vermeende risico’s
die daarmee samenhangen zoals omschreven in mijn antwoord op vraag 40 van de PVV-fractie,
heb ik meegenomen in mijn afweging of opening per 1 juli verantwoord is. Hierbij is
ook de beschikbare wetenschappelijke kennis en opgedane ervaringen in andere landen
zoals Duitsland betrokken.
97.
Kan de Minister aangeven wanneer de sportsector geïnformeerd wordt over de versoepelingen
per 1 juli? Voorts is door de Minister nog weinig gezegd hoe er wordt omgegaan met
teamsporten en competities in de komende periode. Kan de Minister dit nader toelichten?
Wat is de reactie op de oproep van NOC*NSF hieromtrent, die vraagt aan het kabinet
om mét de sportsector vooral te kijken wat er wél kan, en dat er in de komende tijd
(zeker in de zomermaanden) ruimte zou moeten zijn voor differentiatie en maatwerk?
Is de Minister hiertoe bereid? Hoe ziet dat er dan uit, volgens de Minister?
Op 24 juni zijn de versoepelingen die per 1 juli ingaan gepresenteerd. Ik heb daarover
ook direct met de sector contact gehad. Ik verwijs graag naar mijn antwoord op vraag
1 van de VVD-fractie ten aanzien van het maatwerk.
98.
Een goed voorbeeld is misschien tennis, waarbij het zwaartepunt van de competities
en toernooien in de zomer ligt. Uit analyses blijkt dat spelers tijdens de speeltijd
niet dichter bij elkaar kwamen dan anderhalve meter, zelfs niet bij het dubbelspel.
Het gaat hier ook om weinig verkeersbewegingen en weinig publiek, wat desnoods ook
nog geweerd kan worden. Welke mogelijkheden komen er dan bijvoorbeeld voor de tennissport
in de zomer?
In vraag 1 van de VVD-fractie ga ik in op de gefaseerde opstart van de sportsector
en de mogelijkheden die er vanaf 1 juli zijn Dit geldt uiteraard ook voor tennis.
99.
Zodra sportorganisaties weer kunnen openen zijn zij gehouden aan strenge maatregelen.
Echter, we kennen veel verschillende soorten sporten in ons land. Hoe ziet de handhaving
van maatregelen er precies uit? Gaat dit via de sportbranches en sportbonden? Krijgt
elke sportlocatie een verantwoordelijke die de coronamaatregelen handhaaft of controleert?
Deze leden vragen of de Minister kan aangeven in hoeverre hierover nagedacht wordt.
In het algemene protocol verantwoord sporten van NOC*NSF is opgenomen dat het van
belang is dat de sportaanbieder een corona-coördinator aanstelt die aanspreekpunt
is voor de locatie en de gemeente. Ook wordt aanbevolen dat er zichtbaar en herkenbaar
een corona verantwoordelijke op de accommodatie aanwezig is. De noodzaak voor het
naleven van regels wordt gevoeld in de sportsector, mijn indruk is dat sportaanbieders
hun verantwoordelijkheid nemen. Mocht het toch nodig zijn, dan kan het lokaal gezag
ingrijpen.
Er zijn inderdaad veel verschillende sporten. Logischerwijs bemoeilijkt dit de handhaafbaarheid
van regels. Ik ben echter verheugd over de invulling die per sporttak wordt gegeven
aan de sporttak specifieke protocollen. Ik zie hierin dat de sport zijn verantwoordelijkheid
neemt en in de praktijk ook zelf zorg draagt voor naleving. Als er evident sprake
is van een onwenselijke situatie, dan kan het lokaal gezag natuurlijk wel ingrijpen.
Steunpakket Sportverenigingen gevolgen COVID-19 maatregelen
100.
Voornoemde leden hebben kennisgenomen van het steunpakket sportverenigingen ten gevolge
van de COVID-19 maatregelen. Deze leden hebben begrepen dat veel sportorganisaties
in de sportsector geen beroep konden doen op het eerste noodpakket, bijvoorbeeld grote
sportverenigingen met een eigen accommodatie. Deze verenigingen kwamen niet in aanmerking
voor het aangekondigde steunpakket van 110 miljoen euro en een beroep op de TOGS bleek
in veel situaties een druppel op de gloeiende plaat. Worden deze sportorganisaties
alsnog gecompenseerd voor hun opgelopen financiële schade?
Ondernemingen voor wie de compensatie uit de TOGS niet voldoende bleek, konden via
de BMKB- en GO-regelingen (en vanaf juni ook de KKC-regeling) kredieten tegen lage
rentes afsluiten om te voorzien in de financiële schade. Omdat deze regelingen niet
toepasbaar zijn op sportverenigingen, heb ik de Stichting Waarborgfonds Sport in staat
gesteld om borgstellingen af te geven zodat ook sportverenigingen kortlopende leningen
tegen lage rente kunnen afsluiten. Daarmee heb ik de positie van deze sportverenigingen
gelijk getrokken aan die van middelgrote ondernemingen uit andere sectoren. Verder
biedt de Tegemoetkoming Vaste Lasten, onderdeel van steunpakket 2.0, een ruimere compensatie
die is afgestemd op de omvang van de schade. Sportverenigingen die voldoen aan de
voorwaarden, kunnen ook een aanvraag indienen voor deze regeling.
101.
Wat is de reactie van de Minister op de indringende oproep van de lifeguards aan de
politiek, om hen niet in de kou te laten staan en er voor te zorgen dat alle brigades
een TOGS-aanvraag kunnen doen? Hoe kan het dat dit prangende punt al anderhalve maand
geleden aan de orde is gesteld maar er nog steeds geen reactie op is gekomen? Is de
Minister bereid er snel voor te zorgen dat de reddingsbrigades niet in de financiële
problemen komen? Hoe gaat de Minister er voor zorgen dat de reddingsbrigades zich
onbezorgd kunnen voorbereiden op de naderende zomer en alles in het werk kunnen stellen
voor hun missie: meer veiligheid in, op en langs het water? Steeds meer reddingsbrigades
komen financieel in de knel, blijkt uit een enquête van Reddingsbrigade Nederland.
Dat komt niet alleen omdat veel evenementen niet zijn doorgegaan, maar ook omdat sommige
reddingsbrigades met de SBI-code zijn ingedeeld onder «overige ideële organisaties»
en anderen als «zwem- en onderwatersport», terwijl ze zich op hetzelfde richten: mensen
veilig leren en laten zwemmen. Dat is toch niet uit te leggen? Als er te weinig geld
is voor opleidingen, reddingsboten, redvesten en droogpakken, dan laten de gevolgen
zich raden.
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik graag naar vraag 28 van de VVD-fractie.
102.
Deze leden hebben begrepen dat de golfsector nauwelijks aan bod komt in het steunpakket
voor de sport. Kan de Minister toelichten hoe dit komt en gaat de Minister alsnog
zorgen dat ook de golfsector meegenomen wordt om verdere schade te voorkomen?
Het steunpakket voor de sport is bedoeld als extra vangnet voor die sportverenigingen
die niet in aanmerking komen voor het rijksbrede steunpakket. Golf is bij uitstek
een tak van sport die wél van de rijksbrede regelingen gebruik heeft kunnen maken.
103.
De aan het woord zijnde leden willen aandacht vragen voor de gehandicaptensport. Juist
door de coronacrisis is een extra inspanning noodzakelijk voor de groep sporters met
een beperking. Is de Minister het daarmee eens? Het platform Uniek Sporten realiseert
lokale, regionale en landelijke samenwerking om mensen met een beperking te kunnen
laten sporten en bewegen. Vanwege de coronacrisis valt een belangrijk deel van de
inkomsten weg waardoor de continuïteit van dit platform onder druk komt te staan.
Hoewel ze zelf een deel van de inkomsten uit hun financiële reserves kunnen halen
is dit mogelijk niet genoeg om te blijven voortbestaan. Deze leden vragen de Minister
om in overleg met Uniek Sporten te treden en hen te helpen met de resterende financiële
problemen en deze ook te financieren. Deze leden vragen of de Minister hiertoe bereid
is?
Er zijn in Nederland verschillende groepen mensen die door de coronacrisis extra ondersteuning
nodig hebben. Dit geldt niet alleen voor mensen met een beperking, maar ook voor andere
kwetsbare groepen zoals mensen in armoede en mensen die dak- en of thuisloos zijn.
Het is mooi om te zien hoe buurtsportcoaches, trainers en begeleiders die extra ondersteuning
ook bieden voor deze groepen.
Fonds Gehandicaptensport ontvangt een financiële bijdrage van dit ministerie voor
het platform Uniek Sporten. Ik zal met hen in gesprek blijven om te kijken waar financiële
knelpunten ontstaan en hoe we deze bijdrage zo goed mogelijk kunnen inzetten.
104.
Veel mensen maken gebruik van online work outs of door een online personal trainer,
zeker in de huidige coronaperiode. Ook in de gehandicaptensport is een online personal
trainer een belangrijke tool om sporters met een beperking in de thuissituatie in
beweging te houden. Deze leden vragen of de Minister een eenmalige investering voor
de implementatie wil leveren, totdat het Fonds Gehandicaptensport dit vanaf 2022 kan
financieren. Is de Minister bereid dit te doen?
Ik ben bereid om de mogelijkheden te onderzoeken voor een eventuele financiële bijdrage
vanuit mijn ministerie om dit initiatief van Fonds Gehandicaptensport te ondersteunen,
omdat ik het belang zie van deze innovatieve ontwikkeling die gekoppeld wordt aan
het platform Uniek Sporten.
105.
74 Procent van de gemeenten zet een buurtsportcoach in op mensen met een beperking,
maar uit onderzoek blijkt dat slechts zeven procent van de tijd wordt ingezet voor
sporters met een beperking. Deze leden vinden dat hier meer aandacht aan moet worden
besteed. Zij vragen of de Minister bereid is om vacante vacatures binnen het programma
buurtsportcoaches gerichter in te (laten) zetten op de gehandicaptensport in alle
regio’s. Deelt de Minister de mening dat dit ook zinvol kan zijn om bijvoorbeeld de
regelingen die er zijn voor sporthulpmiddelen te benutten?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik graag naar het tweede deel van vraag 74
van de D66-fractie. Hierin benadruk ik de meerwaarde van de buurtsportcoach.
Gemeenten bepalen waar zij buurtsportcoaches voor in zetten. Samen met gemeenten hebben
we de gezamenlijke intenties op papier gezet om af te spreken waar de inzet van buurtsportcoaches
gewenst is en wat we ermee willen bereiken. Dit is breder dan alleen mensen met een
beperking. De inzet van buurtsportcoaches is ook van belang om kinderen meer te laten
bewegen op en rond de scholen en om sportaanbieders te ondersteunen bij het goed organiseren
van activiteiten voor verschillende groepen mensen. Ik zal Vereniging Sport en Gemeenten
vragen om de communicatiekanalen in te zetten om het belang van de veelzijdige inzet
van de buurtsportcoaches goed voor het voetlicht te brengen.
De connectie met sporthulpmiddelen zie ik hierbij niet.
106.
Voornoemde leden hebben eerder vragen gesteld over het feit dat in de sport verschillende
organisaties een afwijkend boekjaar hanteren om de begroting synchroon te laten lopen
met de competitie, maar dat de NOW-regeling niet toegankelijk is, omdat de extra accountkosten
niet opwegen tegen de te ontvangen subsidie. De Minister gaf aan te bezien onder welke
grens een accountantsverklaring niet vereist is. Deze leden vragen of de Minister
kan toelichten welke stappen nu genomen worden. Zou het accepteren van het meest recente
volledige boekjaar eindigend voor- of op 31 december 2019 dit probleem niet kunnen
verhelpen, zo vragen de leden.
Zoals ik eerder in antwoord op vraag 31 van de VVD-fractie heb geantwoord is de NOW
een generieke maatregel. De NOW houdt geen rekening met de mogelijkheid tot een gebroken
of afwijkend boekjaar: er wordt altijd uitgegaan van de referentie-omzet over 2019.
De grens voor een accountantsverklaring ligt bij een voorschot van € 100.000,– of
een vaststelling van de subsidie van € 125.000,– of meer. Vanwege de gewenste en noodzakelijke
snelheid van afhandeling van aanvragen en het aantal aanvragen is het niet mogelijk
om in die regeling een andere systematiek toe te passen voor specifieke sectoren of
individuele aanvragers.
107.
Deze leden hebben in de afgelopen periode signalen ontvangen dat de sportsector blij
is met alle compensatie die binnen is gekomen om voort te kunnen blijven bestaan.
Echter hoorden deze leden ook signalen dat de eenmalige 4.000 euro compensatie in
veel gevallen onvoldoende was. Sommige sportorganisaties konden hiermee slechts eenmalig
de huur betalen en vonden dat dit bedrag onvoldoende was om andere (vaste) lasten
te kunnen betalen. Kan de Minister toelichten welke argumenten ten grondslag lagen
aan de keuze voor dit bedrag aan compensatie?
De tegemoetkoming van € 4.000,– is als redelijk en billijk gevonden als een verzachting
van de vaste lasten van de ondernemer. De tegemoetkoming is echter geenszins bedoeld
geweest als volledige dekking van de vaste lasten. Daarnaast is voor een vast forfaitair
bedrag gekozen om de uitvoering te vergemakkelijken. Het kabinet is echter wel bekend
met dergelijke signalen. Bij de vormgeving van het noodpakket banen en economie 2.0
zijn deze signalen dan ook meegenomen.
108.
Deze leden hebben eerder vragen gesteld over de financiële gevolgen en regelingen
voor sportverenigingen. Zo vroegen de leden onder andere waarom sportverenigingen
die personeel betalen via een payrollbedrijf een NOW-aanvraag kunnen indienen, maar
zodra sportverenigingen via een centrale servicedesk personeel uitbetalen zij geen
beroep kunnen doen op deze regeling. Deze leden waren teleurgesteld over de antwoorden
van de Minister die aangaf dat de situatie voor sportservicebureaus hetzelfde is als
die van payrollbedrijven, terwijl dat feitelijk niet juist is. De payrollovereenkomst
is de uitzendovereenkomst, waarbij de overeenkomst van opdracht tussen de werkgever
en de derde niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag
en aanbod op de arbeidsmarkt en waarbij de werkgever alleen met toestemming van de
derde bevoegd is de werknemer aan een ander ter beschikking te stellen. Een dergelijke
exclusiviteitseis kennen sportservicebureaus niet. Trainers/coaches kunnen, zeker
als het specialisten zijn op het gebied van bijvoorbeeld keepen of hardlopen, bij
meerdere verenigingen voor een paar uur per week actief zijn zonder dat zij daar toestemming
voor wie dan ook voor nodig hebben. Sportservicebureaus voerden hun dienstverlening
al lang uit voordat het begrip payroll in het leven werd geroepen. Zij zijn een hulpstructuur
die de sector juist reguleert en onder een goede cao laat werken en zijn er niet op
uit de werknemer te benadelen door regels te ontwijken. De loonafspraak is gemaakt
tussen de vereniging en de trainer en de arbeidsovereenkomst tussen hen loopt door.
Niet factureren betekent dus enerzijds dat sportservicebureaus afstand doen van omzet
terwijl de dienst wel geleverd is, hiervoor ontbreekt iedere juridische grondslag
en dit zal bij het verkrijgen van de vereiste accountantsverklaring achteraf tot problemen
leiden. Sportservicebureaus kunnen het totale loon van alle trainers voorschieten,
echter leidt dit tot liquiditeitsproblemen. Deze leden vragen of de Minister hierop
wil reageren. Voorts begrijpen deze leden dat de vijf sportservicebureaus in kwestie
opereren in een niche, maar dit niet tot gevolg mag hebben dat sportverenigingen hier
de dupe van worden. Is de Minister dit met deze leden eens? De totale inventarisatie
met de schade per individuele vereniging bedraagt circa 1,5 miljoen euro. Is de Minister
bereid om met de Ministers van VWS en SZW samen te kijken naar een redelijke oplossing
met en voor deze vijf servicebureaus?
Ik verwijs graag naar het antwoord op vraag 31 van de VVD-fractie.
Kwijtschelding huurpenningen voor amateursportverenigingen
109.
De Minister heeft besloten gemeenten te compenseren voor de kwijtschelding van huurkosten
voor sportverenigingen die geconfronteerd zijn met een omzetdaling over de periode
1 maart t/m 1 juni 2020. Deze leden vragen of de compensatie aan gemeenten vrijblijvend
is of dat zij ook daadwerkelijk de huurkosten kwijtschelden. Is het mogelijk dat gemeenten
deze compensatie inzetten voor andere kosten dan kwijtschelding van de huurkosten
aan sportverenigingen?
Ik ben momenteel in overleg met de gemeenten over de vormgeving van de regeling. In
deze regeling zal ik waarborgen dat de compensatie daadwerkelijk ten goede zal komen
van de sportverenigingen.
110.
Voorts vragen de leden in hoeverre sportverenigingen worden gecompenseerd indien zij
langer dan 1 juli 2020 dicht moeten blijven. Ontvangen gemeenten dan voor een langere
tijd compensatie voor de kwijtschelding van de huurkosten die sportverenigingen maken?
Inmiddels is bekend dat per 1 juli alle sporten weer zijn toegestaan voor alle doelgroepen,
zowel binnen als buiten. Ik zie daarom nu geen aanleiding om de compensatie van de
huurkosten te verlengen.
Stimuleringsregeling voor amateursportverenigingen met een eigen accommodatie
111.
Deze leden vragen of deze compensatie eenmalig is of dat deze structureel wordt uitgekeerd
indien sportlocaties langer dicht moeten blijven dan 1 juli 2020. Waarom is precies
gekozen voor een bedrag van 2.500 euro per vereniging? Is dit voldoende voor deze
sportlocaties om het hoofd voor langere tijd boven water te houden of is dit slechts
genoeg om eenmalig de vaste lasten te kunnen betalen?
De tegemoetkoming voor sportverenigingen is éénmalig. Gezien het verloop van de coronamaatregelen
en de geplande versoepelingen zie ik geen aanleiding om deze uitkering structureel
te maken.
In het verenigingspanel onderzoek van het Mulier Instituut van april 2020 is gevraagd
naar de vaste lasten. Op basis van dit onderzoek is bepaald dat de gemiddelde vaste
lasten bij sportverenigingen die lagere lasten hebben dan € 4.000 over de periode
maart, april en mei 2020, gemiddeld rond de € 2.500 is. Momenteel ben ik de regeling
aan het uitwerken in overleg met de sportbonden en gemeenten. Daarbij kijk ik of differentiatie
in de hoogte van de tegemoetkoming wenselijk en uitvoerbaar is.
Toegang tot kortlopend krediet voor amateursportverenigingen
112.
Voornoemde leden vinden het fijn dat amateursportverenigingen die als gevolg van de
coronamaatregelen in liquiditeitsproblemen zijn gekomen in aanmerking komen voor een
bancaire lening tegen een lage rente. Deze leden vragen echter wel in hoeverre deze
amateursportverenigingen niet verder in de financiële problemen komen indien de mogelijkheid
om 1 juli 2020 open te gaan niet doorgaat en zij daarmee een hoge schuld kunnen opbouwen.
Kan de Minister toelichten hoe voorkomen wordt dat amateursportverenigingen zowel
op korte als lange termijn in grote financiële problemen komen?
Met het sportsector specifieke steunpakket heb ik een aanvulling gedaan op de rijksbrede
regelingen. Een groot deel van deze steun bestaat uit tegemoetkoming in de vaste lasten
en kwijtschelding van de huur. Voor sportverenigingen die door de eigen specifieke
omstandigheden hier niet voldoende aan hebben, heb ik bij de Stichting Waarborgfonds
Sport (SWS) een vangnet opgetuigd door hen te voorzien van waarborgstellingskapitaal.
Hiermee is het mogelijk voor sportverenigingen om daar waar nodig leningen tegen lage
rentes af te sluiten.
Momenteel heeft SWS vijf aanvragen van verenigingen binnen gehad waarvan er twee zijn
toegekend. Bij de toekenning wordt door SWS bekeken of de aanvragende sportvereniging
de lening wel kan dragen of dat er sprake is van structurele financiële problemen.
Wanneer dat laatste het geval is zal SWS eerst met de lokale gemeente in overleg treden
over de visie van de gemeente op de toekomst van de sportvereniging alvorens de waarborgstelling
voor de lening te verstrekken.
Plan om racisme en discriminatie in het voetbal tegen te gaan: «Ons voetbal is van
iedereen, Samen zetten we discriminatie buitenspel»
113.
Deze leden vragen wat de stand van zaken is van de aangenomen gewijzigde motie van
de leden Jasper van Dijk en Yesilgöz-Zegerius over betere strafrechtelijke vervolging
van racisme in het stadion(Kamerstuk 35 300 XV, nr. 22). Deze leden lezen in het plan wat de voornemens zijn op strafrechtelijke vervolging,
echter vinden deze leden het teleurstellend om in het plan te lezen dat er nog geen
optimale systemen voor voetbalstadions beschikbaar zijn. In de zomer van 2020 worden
bedrijven uitgedaagd om met passende en innovatieve oplossingen te komen. Kan de Minister
aangeven hoe de motie wordt uitgevoerd en wanneer de Kamer daarover nader geïnformeerd
wordt?
In het plan «Ons voetbal is van iedereen. Samen zetten we racisme en discriminatie
buitenspel» is aangekondigd om in stadions meer gebruik te maken van slimme technologieën,
welke een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de strafrechtelijke vervolging van
racisme en discriminatie. Clubs kunnen aangifte doen bij de politie en daarbij bijvoorbeeld
beelden aan hen overdragen. Op dit moment doet een aantal clubs dat al. De beelden
alleen zijn niet altijd voldoende voor een strafrechtelijke vervolging omdat geluid
ontbreekt, of de beelden niet scherp genoeg zijn.
Juist bij de opsporing én vervolging van discriminatoire uitlatingen is het van belang
om vast te stellen wat de precieze uitlating is en door wie deze gedaan wordt. Met
de huidige middelen (o a. reguliere camera’s en inzet stewards) is voldoende strafrechtelijk
bewijs vaak lastig rond te krijgen. Rondom de slimme technologie wordt vanuit het
plan een challenge georganiseerd waarbij het beste voorstel in de praktijk zal worden
getest. De resultaten zullen inzicht geven in hoeverre speciale technologieën kunnen
bijdragen aan de opsporing van daders. Op voornoemde wijze geeft het Kabinet invulling
aan de gewijzigde motie Jasper van Dijk en Yeşilgöz-Zegerius. Zoals toegezegd wordt
u begin volgend jaar geïnformeerd over de uitvoering van het plan, waarbij ik hoop
dat de impact van het coronavirus en de aanpak hiervan voor niet al te veel vertraging
zorgt.
114.
Deze leden vragen of de Minister in wil ingaan op de verbeterpunten die worden gezien
als het gaat om ingeroosterde tijd en effectieve lestijd. Voorts vragen de leden of
de Minister wil ingaan op de minder positieve indruk die er is bij het praktijkonderwijs,
vanwege ingeroosterde lestijd in de bovenbouw, het relatief beperkte aanbod van regelmatige
extra curriculaire sport en het beperkte aandeel scholen met een gezonde school vignet
Bewegen en sport.
Ik heb vertrouwen in de verdere uitwerking van het nieuwe curriculum binnen het onderwijs,
waarin bewegen en sport een prominentere plek inneemt door verschillende lagen van
het onderwijs en niet enkel het primair onderwijs. Daarnaast zet ik mij in voor een
gevarieerder aanbod van extra curriculaire sport. Dat debat is tussen de Tweede Kamer
en Minister Slob van Onderwijs. Vanuit VWS steun ik de aandacht voor verbetering kwaliteit
en hoeveelheid bewegingsonderwijs en ik mij in voor een gevarieerder aanbod van extra
curriculaire sport.
Ik doe dit bijvoorbeeld door buurtsportcoaches nóg beter te verbinden aan het onderwijs,
maar ook door bij te dragen aan de landelijke sportolympiade Olympic Moves met de
ontwikkeling van aanbod voor de oudere leerlingen. Ik draag ook bij aan het programma
«Gezonde School», samen met de Ministeries van OCW, SZW en EZK. Deze maand wordt er
met elkaar gesproken over een volgende programmaperiode 2020–2024 voor Gezonde School
en waar ambities en doelen nog beter aangescherpt kunnen worden. Het doel is dat eind
2024 in totaal minimaal een derde van het totaal aantal scholen (over alle sectoren
als PO, VO etc.) in Nederland werkt met de Gezonde School-aanpak.
115.
Deze leden zijn verheugd dat de helft van de ondervraagde schoolleiders meer lesuren
wenselijk vinden. Is de Minister inmiddels van mening veranderd en vindt de Minister
nu ook samen met schoolleiders dat er meer lesluren nodig zijn om kinderen voldoende
te laten en leren sporten en bewegen?
Kinderen moeten vooral voldoende gelegenheid hebben gedurende de dag om voldoende
te bewegen. Het bewegingsonderwijs is daar een belangrijk onderdeel van en daarin
zien we goede ontwikkelingen op lokaal niveau door extra inzet op motorisch testen,
maar ook door gedurende de pauzes gericht te bewegen. Voor het bewegingsonderwijs
zullen in de nabije toekomst de twee lesuren vanuit het amendement Heerema (VVD) en
van Nispen (SP) de norm zijn. Ik zie dat als een positieve ontwikkeling. Daarnaast
moeten we kinderen en hun omgeving blijvend stimuleren om in hun vrije tijd meer buiten
te spelen en te sporten.
116.
Tenslotte vragen deze leden of de Minister de aanbevelingen overneemt om meer onderzoek
te doen naar motieven en belemmeringen in het bewegingsonderwijs en ook nader onderzoek
te doen wat het oordeel is van leerlingen over het vakonderwijs en sportaanbod van
scholen. Indien de Minister geen nader onderzoek wil laten doen, kan de Minister dit
beargumenteren, zo vragen deze leden.
Ik ben van plan om de onderzoekcyclus van de huidige metingen rond het bewegingsonderwijs
vanuit Mulier Instituut voort te zetten en zal kijken of ik de aanvullende onderzoeksvragen
hierin kan meenemen in de volgende ronde.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier