Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. steunpakket Sportverenigingen gevolgen COVID-19 maatregelen (Kamerstuk 30234-244)
30 234 Toekomstig sportbeleid
               25 295 Infectieziektenbestrijding
         
Nr. 252 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 1 juli 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
                  en opmerkingen voorgelegd over:
               
• De brief van 11 december 2019 inzake de rapportage 1-meting bewegingsonderwijs in
                        het speciaal (basis)onderwijs en praktijkonderwijs (so-pro) (Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 492)
                     
• De brief van 8 februari 2020 inzake het plan om racisme en discriminatie in het voetbal
                        tegen te gaan: «Ons voetbal is van iedereen, Samen zetten we discriminatie buitenspel»
                        (Kamerstuk 30 234, nr. 241)
                     
• De brief van 1 mei 2020 inzake het steunpakket Sportverenigingen gevolgen COVID-19
                        maatregelen (Kamerstuk 30 234, nr. 244)
                     
• De brief van 28 mei 2020 inzake een afschrift van reactie aan NOC*NSF over steunpakket
                        sportverenigingen als gevolg van de COVID-19 maatregelen (Kamerstuk 30 234, nr. 245).
                     
De vragen en opmerkingen zijn op 5 juni 2020 aan de Minister voor Medische Zorg voorgelegd.
                  Bij brief van 30 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.
               
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Verouden
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen van de VVD-fractie
1.
Deze leden hebben onlangs bij het plenaire debat over corona aandacht gevraagd voor
                        de diversiteit binnen de sportsector. Het is simpelweg niet mogelijk om een sportvereniging
                        met een evenement te vergelijken, de commerciële sportaanbieder met topsport en een
                        sport als badminton met turnen, klimmen of hockey. Deze leden hebben in het plenaire
                        debat gevraagd of de Minister van Sport met de elke tak van sport individueel om tafel
                        zou gaan om te kijken naar wat wél mogelijk is bij de betreffende tak van sport. Hoe
                        heeft de Minister hier invulling aan gegeven? Met hoeveel sportbonden heeft de Minister
                        gesproken?
Ik ben me bewust van de grote verscheidenheid van de sportsector en de daarbij behorende
                     risicoprofielen. Tot nu toe is in de versoepelingen voor de sportsector gekozen voor
                     een eenduidige lijn waarbij in eerste instantie gedifferentieerd is naar doelgroep
                     (jeugd versus volwassenen) en naar locatie (buiten versus binnen). Daarbij is het
                     leidende principe altijd geweest dat dit veilig en verantwoord kan.
                  
Zoals ik uw kamer op 24 juni heb laten weten, staan we nu op het punt dat vanaf 1 juli
                     alle doelgroepen weer alle takken van sport in hun originele vorm mogen beoefenen,
                     zowel binnen als buiten sporten. Daarbij dient de 1,5 meter afstand tijdens het sporten
                     waar mogelijk in acht genomen te worden, maar als dat een normale sportbeoefening
                     in de weg staat mag de 1,5 meter afstand tijdelijk losgelaten worden. Dit betekent
                     dat wedstrijden, toernooien en evenementen vanaf 1 juli ook weer zijn toegestaan,
                     met inachtneming van de basisregels die voor binnen en buiten zijn opgesteld.
                  
Ik heb de afgelopen periode veel met NOC*NSF gesproken als belangenbehartiger van
                     76 verschillende sportbonden. Daarnaast heb ik gesproken met het Platform Ondernemende
                     Sportaanbieders (POS) waar onder meer NL Actief, de brancheorganisatie van de ondernemende
                     fitnessaanbieders, deel van uitmaakt. Met hen sta ik in nauw contact over de versoepelingen
                     in de sport én over de beperkingen die nog gelden. Het is voor mij ondoenlijk om met
                     iedere tak van sport apart om tafel te gaan. Wel heb ik contact gehad met een aantal
                     sportbonden (o.a. KNGF, KNVB, KNGU, Nevobo) over specifieke thema’s. Die werkwijze
                     is mij goed bevallen en zal ik in de nabije toekomst voortzetten.
                  
2.
Is de Minister het met deze leden eens, dat sport en bewegen en daarmee fitheid, gezondheid
                        en weerbaarheid, een deel van de oplossing tegen ziektes zoals corona is?
Dat voldoende beweging en sport een belangrijke voorwaarde is voor een gezonde leefstijl,
                     deel ik. Ook weten we vanuit onderzoeken dat sport en bewegen eraan kan bijdragen
                     dat de kans op het krijgen van een chronische ziekte of aandoening als diabetes, overgewicht
                     of hartfalen verkleind wordt.
                  
3.
Is de Minister het met deze leden eens dat we moeten kijken hoe we zo slim en snel
                        mogelijk de sportsector weer op volle kracht kunnen laten werken zodat sport het lichtpuntje
                        in deze coronacrisis kan zijn, omdat sport en bewegen belangrijke factoren zijn?
Sport en bewegen is van groot belang voor de fitheid, gezondheid en weerbaarheid van
                     de Nederlandse bevolking, ook heeft het een groot sociaal aspect. Niet voor niets
                     heeft het kabinet de sport als eerste sector weer (gedeeltelijk) opgestart na de intelligente
                     lockdown.
                  
Uiteraard is het belangrijk om zo snel mogelijk de gehele sportsector weer op volle
                     kracht te kunnen laten werken, maar wel op een veilige en verantwoorde manier. Dat
                     is de reden dat de openstelling van de sport gefaseerd plaatsvond.
                  
4.
Is de Minister het met deze leden eens dat het leidende principe voor het opstarten
                        van de sport zou moeten zijn dat het veilig en verantwoord kan en dat dit dus tot
                        consequentie kan hebben dat er gedifferentieerd moet worden tussen takken van sport,
                        niet omdat de ene sport belangrijker is dan de andere, maar omdat het simpelweg ontzettend
                        verstandig is om de takken van sport die eerder opgestart kunnen worden ook zo snel
                        mogelijk op te starten? Is de Minister het met deze leden eens dat er niet alleen
                        naar generieke maatregelen zoals bijvoorbeeld óf binnensport óf buitensport gekeken
                        moet worden, maar juist naar risicoprofielen per tak van sport?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u door naar het antwoord op vraag 1 van
                     de VVD.
                  
5.
Op dit moment moeten trampolinespringers, ook de grootste toptalenten van Nederland,
                        in de buitenlucht trainen. Terwijl wind en andere weersomstandigheden voor flinke
                        extra gezondheidsrisico’s zorgen. Is de Minister op de hoogte van de omvang van een
                        trampolinezaal zoals bijvoorbeeld Bauerfeind De Meent in Alkmaar waar met gemak aan
                        alle RIVM-richtlijnen voldaan kan worden én hoe groot, of juist hoe klein, de trainingsgroepen
                        bij trampolinespringen zijn? Kan de Minister de talentengroepen van trampolinespringen
                        aan laten haken bij de reeds bestaande mogelijkheid om topsporters toe te laten in
                        trainingsaccommodaties?
Voor topsporters werd reeds een uitzondering gemaakt. Zij konden vanaf eind april
                     op door NOC*NSF aangewezen topsportaccommodaties weer trainen. Deze groep bestond
                     naast profvoetballers uit topsporters (met een topsportstatus) en talenten (die deel
                     uitmaken van talent TeamNL) die een fulltime topsport- of opleidingsprogramma volgen.
                     Vanaf 1 juli is het voor alle sporters, amateur, talent en topsporter, weer toegestaan
                     om hun sport op de eigen locatie te beoefenen.
                  
6.
Voornoemde leden zijn ook benieuwd in hoeverre met minimale aanpassingen het bijvoorbeeld
                        mogelijk is om meermans- of meervrouwsboten toe te staan met roeien. Is de Minister
                        bereid om met de KNRB in overleg te treden hoe hier invulling aan gegeven zou kunnen
                        worden en dit voor te leggen aan het RIVM, dan wel het OMT? Is de Minister op de hoogte
                        dat roeien een populaire sport onder studenten is en dat studenten als één huishouden
                        gezien kunnen worden in een studentenhuis? Zijn hier verschillen tussen gemeenten
                        en is het voor deze groep mogelijk om in een roeiboot als één huishouden gezien te
                        worden? Indien dit niet mogelijk is, kan de Minister uitleggen wat het verschil is
                        tussen binnen op de bank tv kijken of met dezelfde groep mensen buiten werken aan
                        gezondheid in een roeiboot? Waarom zou de eerste activiteit wel mogen en de tweede
                        niet?
In vraag 1 van de VVD-fractie ga ik in op de gefaseerde opstart van de sportsector
                     en de mogelijkheden die er vanaf 1 juli zijn.
                  
Wat betreft het roeien heb ik er in eerste instantie voor gekozen om vast te houden
                     aan de 1,5 meter afstand. Dit om te voorkomen dat deze afstand op meer plekken ter
                     discussie zou komen te staan. Vanaf 1 juli is het voor alle sporters, en dus ook roeiers,
                     weer toegestaan om hun sport in reguliere vorm te beoefenen.
                  
7.
Deze leden zijn benieuwd of de Minister gesproken heeft met de KNLTB. Zeker in deze
                        tak van sport, die in deze maanden buiten plaats vindt, is het zeer gemakkelijk om
                        de anderhalve meter te waarborgen. Zelfs bij het dubbelspel kan dit zonder problemen
                        gerealiseerd worden. Is de Minister bereid om met de KNLTB in overleg te gaan om te
                        kijken hoe zo snel mogelijk de honderdduizenden tennissers in Nederland met inachtneming
                        van de richtlijnen weer kunnen tennissen?
Sinds 11 mei was het weer mogelijk voor alle sporters, inclusief tennissers, om in
                     de buitenlucht onder aangepaste omstandigheden te trainen. In het antwoord op vraag
                     1 van de VVD-fractie ga ik in op de gefaseerde opstart van de sportsector en de mogelijkheden
                     die er vanaf 1 juli zijn, die ook voor tennis van toepassing zijn.
                  
8.
Een ander punt wat voor de tennissport van de groot belang is, is de fijnmazige infrastructuur
                        van tennisclubs en -verenigingen. Kan de Minister samen met de KNLTB een impactanalyse
                        maken wat de financiële consequenties voor de clubs en verenigingen zijn en dit delen
                        met de Kamer?
Ik vind het belangrijk om de (economische) schade in de sportsector goed in de gaten
                     te houden. Het Mulier Instituut doet daarom onderzoek naar de effecten van de maatregelen
                     op de middellange termijn en de financiële gevolgen van het coronavirus voor de gehele
                     sportsector. Het gaat dan om effecten die optreden in zowel de top- als amateursport
                     bij zowel sportbonden, sportverenigingen als commerciële sportaanbieders. De uitkomsten
                     van dit onderzoek zal ik benutten om te bezien waar aanvullende steun nodig en opportuun
                     is. De eerste rapportage van dit onderzoek ontvangt u deze week. Voor het WGO zal
                     hier een beleidsreactie op volgen.
                  
9.
Deze leden zijn benieuwd of het mogelijk is om na de versoepeling in de publieke ruimte
                        ook meer mogelijkheden te geven om ouders weer toe te staan om verspreid langs het
                        veld de training van kinderen te volgen. In praktijk blijven ouders nu op de parkeerplaats
                        hangen, omdat het niet loont op en neer naar huis te rijden tijdens de training. Dit
                        zorgt voor minder wenselijke situaties dan wanneer ouders met inachtneming van de
                        richtlijn verspreid langs het sportveld of de atletiekbaan staan. Is de Minister bereid
                        deze ruimte te bieden?
De keuze om geen ouders langs de velden toe te staan gedurende de trainingen was tweeledig
                     van aard. Enerzijds is hierbij de rationale geweest om interacties tussen volwassenen
                     en daarmee het risico op nieuwe besmettingen te voorkomen. Anderzijds is dit ingegeven
                     om bestuurders en trainers niet te belasten met de handhavingstaak om mensen langs
                     de lijn voldoende afstand te laten houden. In vrijwel de gehele sport heeft men zich
                     goed aan deze afspraak gehouden en mij zijn hierover vanuit zowel de clubs als de
                     ouders weinig klachten bekend. Vanaf 1 juli is het weer toegestaan om publiek onder
                     voorwaarden op de sportaccommodaties toe te laten. Het is aan de sportsector en het
                     lokale gezag om dit in goede banen te leiden.
                  
10.
De aan het woord zijnde leden constateren dat specifiek voor gehandicapte sporters,
                        maar ook voor andere sporters in het algemeen, het soms onmogelijk is om sport te
                        beoefenen als de trainer op anderhalve meter afstand moet blijven. Een voorbeeld hiervoor
                        is de handboogsport bij gehandicapte beoefenaars of het vangen van pupillen bij turnen.
                        Deze leden vragen of het mogelijk is om het beroep van trainer als een contactberoep
                        te zien, wat het in feite op die momenten ook is. Is de Minister bereid dit toe te
                        staan?
Het begeleiden van sporters met een handicap werd al aangemerkt als een contactberoep.
                     De versoepelingen die golden voor de contactberoepen, waren ook van toepassing op
                     deze groep van trainers en begeleiders. Vanaf 1 juli geldt voor de hele sport dat
                     de 1,5 meter regel tijdelijk mag worden losgelaten daar waar dit nodig is om normale
                     sportbeoefening mogelijk te maken. Dit geldt zowel voor alle doelgroepen sporters
                     als hun begeleiders.
                  
11.
Daarnaast zien deze leden dat sportaccommodaties voor meerdere verenigingen of andere
                        sectoren gebruikt worden. Denk aan toneel, muziek of onderwijs. Waarom mogen de sportaccommodaties
                        niet gebruikt worden voor andere sectoren, terwijl bijvoorbeeld de cultuursector al
                        wel meer ruimte heeft gekregen? Is de Minister het met deze leden eens dat hierdoor
                        onnodig huurinkomsten misgelopen worden, wat de financiële situatie alleen maar lastig
                        maakt?
In eerste instantie was binnen sporten nog niet toegestaan omdat de experts aanwijzingen
                     hadden dat binnen sporten de kans op verspreiding van het virus vergrootte. Nu het
                     virus verder onder controle is en bekend is welke aanvullende maatregelen genomen
                     kunnen worden om het risico op verspreiding van het coronavirus tijdens het sporten
                     te reduceren, is per 1 juli ook weer binnensport toegestaan. Met het sportspecifieke
                     steunpakket en het gegeven dat nu ook binnen sporten weer is toegestaan, lijkt de
                     ergste financiële nood geledigd.
                  
12.
Welke mogelijkheden ziet de Minister om opleidingen voor trainers, coaches, en scheidsrechters
                        wel door te laten gaan? Heeft de Minister hier overleg over gehad met bijvoorbeeld
                        Handboogsport Nederland?
Opleidingen voor trainers, coaches en scheidsrechters hebben gedurende de intelligente
                     lockdown online doorgang kunnen vinden onder andere via webinars. Vanaf 1 juli kunnen
                     deze opleidingen ook weer fysiek georganiseerd worden, mits de algemene richtlijnen
                     van het RIVM in acht genomen worden. Dat geldt ook voor de opleidingen van de handboogsport.
                  
13.
Voornoemde leden zien dat de schaatssport het extra lastig heeft. IJsbanen zijn duur
                        in onderhoud, maar bieden tegelijkertijd veel ruimte. Heeft de Minister de ontwikkelingen
                        bij Thialf gevolgd? Kan de Minister daar een stand van zaken geven?
Ja, ik heb de ontwikkelingen rondom Thialf gevolgd. Ik ben positief over de stappen
                     die de lokale partijen en NOC*NSF en KNSB gemaakt hebben. Hiermee zijn de korte en
                     middellange termijn problemen verholpen. Voor de langere termijn houd ik een vinger
                     aan de pols. Daarnaast heeft mijn collega van EZK aangegeven dat hij de gesprekken
                     tussen de verzekeraars en de brancheorganisatie Holland Solar te volgen. De ontwikkelingen
                     met betrekking tot het uitzetten van de zonnepanelen op Thialf en latere eventuele
                     verwijdering in verband met onveilige installatie zijn door hem bij deze partijen
                     aanhangig gemaakt.
                  
14.
Net als bij de trampolinespringsport, bestaat het grootste deel van de talenten en
                        topsport (bij schaatsen) uit toptalenten jonger dan 18 jaar. Deze toptalenten hebben
                        nog geen A-status en kunnen daarom geen gebruik maken van de trainingslocatie. Terwijl
                        een ijsvloer uit 1.800 m2 bestaat en hier slechts door geringe groepen van ongeveer veertien personen gebruik
                        van wordt gemaakt. Kan de Minister in navolging van de mogelijkheden die er voor A-statussporters
                        gelden, ook ruimte bieden aan toptalenten zoals bij kunstrijden? Uiteraard met inachtneming
                        van alle richtlijnen van de RIVM. Is de Minister bereid om in overleg te treden met
                        de KNSB om de mogelijkheden te verkennen voor de verschillende disciplines alsmede
                        ook het ijshockey en het curling?
Talenten kunnen vanaf 1 juli weer volledig trainen, zie hiervoor ook het antwoord
                     op vraag 5 van de VVD-fractie. Op welke locatie de training plaatsvindt wordt bepaald
                     door de betreffende bond, in dit geval de KNSB.
                  
15.
Deze leden zien dat niet alleen een ijsvloer veel ruimte biedt voor veilige beoefening
                        van sport, maar bijvoorbeeld ook een sportklimhal. Is de Minister bekend met het onderzoek
                        van het Italiaans Olympisch Comité waaruit blijkt dat bijvoorbeeld takken van sport
                        zoals sportklimmen en boulderen tot de laag risicosporten behoren? Is de Minister
                        bereid zich de komende weken maximaal in te spannen om de opstart van deze laag risicosporten
                        zo snel als mogelijk ter hand te nemen?
Ik ben bekend met het onderzoek uit Italië en ik heb dat ook bij NOC*NSF onder de
                     aandacht gebracht. In het antwoord op vraag 1 van de VVD-fractie ga ik in op de gefaseerde
                     opstart van de sportsector en de mogelijkheden die er vanaf 1 juli zijn die ook van
                     toepassing zijn op sportklimmen en boulderen.
                  
16.
Deze leden hebben veel vragen uit de danssportsector ontvangen. Er is bijvoorbeeld
                        grote onduidelijkheid of danssport tot de binnensporten behoort of tot de culturele
                        sector. Kan de Minister hier opheldering over geven? Kan de Minister ook uitleggen
                        waarom danssport zo verschillend behandeld wordt op lokaal niveau? De ene danssportvereniging
                        krijgt veel meer ruimte dan de andere. Is de Minister bereid om hier meer duidelijkheid
                        over te geven en dit via de VNG te communiceren naar de burgemeesters en gemeenten?
                        Heeft de Minister reeds resultaten van de dans- en beweeglessen die op de basisschool
                        sinds drie weken weer plaatsvinden en kan de Minister die informatie gebruiken bij
                        de afweging voor opening van de danssector en in de gesprekken met het OMT?
Vanaf 1 juli zijn alle sportactiviteiten weer toegestaan, zowel binnen als buiten.
                     Dit geldt ook voor de dansscholen. De verschillende behandeling die dansscholen ervaren
                     wordt veroorzaakt omdat zij in de ene gemeente worden bezien als een sportorganisatie
                     en in de andere als een culturele organisatie. Afhankelijk van de keuze van een gemeente
                     hierin gelden er voor elke dansschool specifieke maatregelen. Ik zie geen meerwaarde
                     om hier met de VNG over in contact te treden aangezien het op lokaal niveau voor de
                     meeste dansscholen duidelijk is. Tot slot zijn er bij mij geen resultaten bekend van
                     de dans- en beweeglessen op basisscholen.
                  
17.
Er zijn veel zzp-judoleraren en die hebben een KvK -inschrijving op hun huisadres.
                        Klopt het dat deze judoleraren niet in aanmerking voor een van de compensatieregelingen
                        komen? Geldt dat bij meer takken van sport en kan de Minister hier een overzicht over
                        geven? Kan de Minister tevens aangeven waarom inventieve judoscholen die bijvoorbeeld
                        open tenten hebben geplaatst om buiten, maar onder dak, les te kunnen geven, in de
                        ene gemeente door handhaving op de vingers worden getikt en niet meer buiten les mogen
                        geven, terwijl dit in een andere gemeente wel mag?
Binnen het rijksbrede steunpakket zijn er verschillende regelingen. Binnen de TOGS
                     kunnen er gevallen zijn die tussen wal en schip vallen bij het strak hanteren van
                     de vestigingsvereiste. Om dat te voorkomen, kunnen ondernemers die ingeschreven staan
                     op het woonadres, sinds 15 april jl. alsnog aanspraak maken op een tegemoetkoming
                     mits zij over een fysieke vestiging met eigen toegang/opgang beschikken en aan de
                     overige voorwaarden voldoen. Daarnaast kunnen zzp-judoleraren, net als andere zzp’ers,
                     sportaanbieders en ondernemers uit andere sectoren gebruik maken van de Tozo als hun
                     inkomen onder het sociaal minimum valt, of via deze regeling een kortlopend krediet
                     afsluiten. De aanvrager moet dan wel staan ingeschreven bij de KvK. Voor de Tozo is
                     de SBI-code geen criterium. Wat betreft de verschillen in handhaving door gemeenten
                     kan ik aangeven dat het lokaal gezag de vrijheid heeft om binnen de wettelijke kaders,
                     de plaatselijke noodverordening en op basis van lokale omstandigheden zoals het bestemmingsplan
                     en de inrichting van de openbare ruimte, afwegingen te maken. Hierdoor kan het zo
                     zijn dat dezelfde activiteiten op de ene locatie wel zijn toegestaan en op de andere
                     locatie niet.
                  
18.
Is de Minister bereid om te inventariseren welke effecten de coronacrisis op de sportbonden
                        heeft en wat er voor nodig is om deze structuur te ondersteunen? Kan de Minister dit
                        voor alle 76 sportbonden in kaart brengen? Is de Minister bereid om voor sportbonden
                        die deel uit maken van de coalitie Eén tegen eenzaamheid ook te verkennen op welke
                        manier er samen kan worden gewerkt met dit programma ter ondersteuning van de sport?
In antwoord op vraag 8 van de VVD-fractie ga ik in op de financiële gevolgen van de
                     coronacrisis op de gehele sportsector, zo ook de sportbonden, en hoe ik in kaart breng
                     of en op welke wijze ondersteuning nodig is.
                  
In het programma Eén tegen eenzaamheid, participeert de sport. Er zijn diverse initiatieven
                     waarin sportbonden en sportverenigingen een rol spelen in het tegengaan van eenzaamheid.
                     Ik juich deze initiatieven toe en moedig bonden aan, die hier nog niet actief mee
                     bezig zijn om te kijken op welke wijze zij ook aan dit maatschappelijke vraagstuk
                     kunnen bijdragen.
                  
19.
De aan het woord zijnde leden zien dat er bepaalde zomersporten zijn die door het
                        wegvallen van het zomerseizoen tot 1 september 2020, niet slechts enkele maanden geen
                        sport kunnen aanbieden, maar dat voor de periode van september 2019 tot maart 2021
                        geen competitie gehouden kan worden. Heeft de Minister oog voor deze takken van sport
                        zoals bijvoorbeeld honkbal, softball en cricket? Ook hier geldt dat een generieke
                        maatregel voorbij zal gaan aan de specifieke kenmerken van deze takken van sport en
                        is de Minister bereid om met de KNCB en KNBSB in overleg te gaan om te kijken welke
                        specifieke ondersteuning nodig is en welke kansen en mogelijkheden er zijn?
Het is mogelijk (zie ook antwoord op de eerste vraag van de VVD) om vanaf 1 juli de
                     competitie in deze zomersporten te starten. Indien dit organisatorisch niet mogelijk
                     blijkt, roep ik de sportbond op om te kijken waar mogelijkheden liggen om eenmalig
                     de competitie deels te verschuiven naar het najaar. Met de versoepelingen voor de
                     sport per 1 juli verwacht ik dat de schade voor zomersporten aanzienlijk lager zal
                     zijn dan was berekend. Uit het onderzoek naar de impact van het coronavirus op de
                     sportsector, zoals ik in vraag 8 van de VVD-fractie toelicht, zal moeten blijken of
                     aanvullende steun benodigd is.
                  
20.
Voornoemde leden zien dat een aantal sportbonden zoals bijvoorbeeld de badmintonbond
                        zelf al uitgebreide scenario’s heeft opgesteld (ideaal scenario, tussenscenario en
                        somber scenario). Kan de Minister aangeven wat het ministerie met deze informatie
                        doet? Wat leert de Minister van deze scenarioschetsen en hoe gebruikt de Minister
                        deze informatie in aanloop naar mogelijk verdere ondersteuning voor sportbonden en
                        -verenigingen om onze unieke infrastructuur op orde te houden? Is de Minister bereid
                        te kijken naar de effecten van het sombere scenario en wat er moet gebeuren op het
                        momenten dat sportbonden hun verplichtingen niet meer kunnen voldoen?
Het is goed dat in deze tijden organisaties in de sport voor zichzelf scenario’s maken
                     waarin zij de gevolgen van de coronamaatregelen voor zichzelf organisatorisch en financieel
                     in kaart brengen. Het onderzoek zoals ik benoem in mijn antwoord op vraag 8 van de
                     VVD-fractie, brengt de impact op de sportsector breed in kaart. Het Mulier instituut
                     maakt bij dit onderzoek mede gebruik van de informatie die NOC*NSF en de sportbonden
                     aanleveren. Op basis van de uitkomsten van dat onderzoek bezie ik welke aanvullende
                     steun aan de sector benodigd is. Daarnaast sta ik in intensief overleg met NOC*NSF
                     over de schade die de sport lijdt en waar dit voor problemen in de continuïteit zorgt.
                     Tot op heden heb ik geen signalen ontvangen dat sportbonden niet meer aan hun verplichtingen
                     kunnen voldoen.
                  
21.
Deze leden zien dat buurlanden verschillend omgaan met de openstelling van sportaccommodaties.
                        Zowel commercieel als vrijwillig. Wat leert de Minister van de ervaringen die er in
                        de ons omringende landen zijn? Kan de Minister aangeven wat bijvoorbeeld de effecten
                        zijn geweest van het feit dat in Duitsland op 11 mei de binnensporten voor bijvoorbeeld
                        tafeltennis al weer open gingen en in Oostenrijk de tafeltenniscompetitie reeds is
                        hervat? Is de Minister het met deze leden eens dat dit een goed voorbeeld is van goed
                        oog hebben voor de diversiteit binnen de sportsector en is de Minister bereid om als
                        basishouding te hebben: kijken wat er per tak van sport wél mogelijk is?
Ik heb contact met mijn collega’s binnen de Europese Unie. Zo heb ik tijdens de Informele
                     Raad over Sport, 2 juni jl. ervaringen uitgewisseld over het versoepelen van de maatregelen
                     die de verspreiding van het coronavirus tegen gaan. Hier gaven mijn collega’s uit
                     onder andere Duitsland en Oostenrijk aan tot nu toe positieve ervaringen te hebben
                     met de versoepelingen in de sportsector. Dit signaal heeft mede tot het besluit geleid
                     dat het per 1 juli weer is toegestaan om binnen te sporten.
                  
22.
Zoals eerder aangegeven zien deze leden dat gemeenten verschillend omgaan met bijvoorbeeld
                        horecasporten. Klopt het dat er geen eenduidige regel is voor specifiek de bowlingcentra?
                        Kan de Minister uitleggen wat er nu precies mogelijk is voor de horeca behorende bij
                        een bowlingcentrum? Kan dit als een sportkantine worden gezien?
Het klopt dat op bowlingcentra verschillende regimes van toepassing zijn. Of een bowlingcentrum
                     als een horecagelegenheid of sportaccommodaties aangemerkt wordt heeft mede te maken
                     met de precieze kenmerken van een centrum en de SBI-code waaronder het centrum is
                     ingeschreven. Nu per 1 juli ook binnensport accommodaties en sportkantines weer open
                     mogen, is het verschil dat tijdelijk optrad voor bowlingcentra verholpen.
                  
23.
Voornoemde leden hebben specifiek aandacht voor het Platform Ondernemende Sportaanbieders.
                        Binnen dit platform leven vragen over de effecten van de coronabeperkingen op bijvoorbeeld
                        kwetsbare en kansarme jeugd die de structuur van de Nederlandse Vechtsportautoriteit
                        moet missen. Heeft de Minister in beeld welke maatschappelijke effecten optreden als
                        vastgehouden moet worden aan de openingsdatum van 1 september 2020? Is de Minister
                        bereid om samen met de vechtsportsector te kijken naar welke mogelijkheden er voor
                        trainingen zijn zonder dat er contact tussen de sporters is? Er zijn namelijk veel
                        sportspecifieke trainingsvormen die prima mogelijk zijn in de anderhalve metersamenleving.
                        Is de Minister dat met deze leden eens?
Ook voor vechtsporten geldt dat zij per 1 juli weer kunnen plaatsvinden. Daarmee verwacht
                     ik dat deze groep van sporten snel weer haar belangrijke maatschappelijke rol kan
                     gaan vervullen onder andere voor de kwetsbare en kansarme jeugd.
                  
24.
Deze leden hebben ook een vraag over een wat vreemde eend in de bijt. Namelijk de
                        yogascholen. Is het mogelijk om diversificatie aan te brengen in lage en hoge intensiteit
                        yoga om te kijken welke vormen mogelijk eerder opgestart kunnen worden?
Yogascholen vallen ondanks hun (vaak niet intensieve) activiteiten onder het sportbeleid.
                     Er is de afgelopen periode gedifferentieerd tussen verschillende typen yogascholen.
                     Daarbij valt één op één yoga-therapie onder de contactberoepen en mag deze vorm van
                     yoga sinds 11 mei weer worden gegeven. Voor groepslessen en therapiesessies in groepen
                     gelden dezelfde maatregelen als voor alle andere sporten. Deze vormen van yoga mochten
                     al buiten plaatsvinden en vanaf 1 juli mogen alle vormen van yoga ook weer binnen
                     beoefend worden.
                  
25.
Deze leden hebben vernomen dat er een beperking van het aantal toptalenten is dat
                        gebruik mag maken van trainingsaccommodaties en dit aantal gelimiteerd zou zijn op
                        1.000 toptalenten. Waarop is dit aantal van 1.000 gebaseerd? Hoeveel plekken zouden
                        er nodig zijn om ook toptalenten in vertegenwoordigende teams van bijvoorbeeld de
                        basketbalbond ruimte te geven om te trainen, zoals in andere landen ook mag? Zou het
                        mogelijk zijn om dit aantal gelijk te trekken met de LOOT -status zodat elk geïndiceerd
                        sporttalent in Nederland de training weer op kan pakken?
Voor talenten geldt dat de bond verantwoordelijk is om aan te wijzen wie er een status
                     krijgt en onderdeel uit maakt van het bondsprogramma. Het is ook de bond die bepaalt
                     hoe het trainingsprogramma eruit ziet en op welke locatie de trainingen plaatsvinden.
                     Dat gold zowel tijdens de intelligente lockdown als daarbuiten. Het is mij niet bekend
                     dat het aantal plekken voor talenten om te trainen niet toereikend zou zijn geweest.
                  
26.
De aan het woord zijnde leden vragen in hoeverre de openstelling van de basisscholen
                        gebruikt kan worden om bijvoorbeeld turnsport voor diezelfde leeftijd mogelijk te
                        maken. Immers, bewegingsonderwijs (middelintensief) in een gymzaal is met dertig kinderen
                        tegelijk mogelijk. Maar na schooltijd turnen in diezelfde gymzaal met een beperkter
                        aantal kinderen (nog) niet. Heeft de Minister al enige inzichten opgedaan, bijvoorbeeld
                        door wetenschappelijke informatie, die van invloed kunnen zijn op (gefaseerde) opening
                        van de binnensport? Heeft de Minister overleg gehad met de KNGU als een van de grootste
                        sportaanbieders voor kinderen tot 12 jaar? Kan de Minister hier uitgebreid op ingaan?
Ik begrijp dat er in eerste instantie vragen bestonden over het wel toestaan van het
                     gymonderwijs in een gymzaal, terwijl binnen sporten nog niet toegestaan was. De reden
                     daarachter vormde de adviezen van het OMT waarin met name de vaste groepssamenstelling
                     van de klas als factor benoemd werd als reden dat gymlessen een ander risicoprofiel
                     kende dan binnen sporten in de vrije tijd. Nu per 1 juli het voor alle doelgroepen,
                     zo ook kinderen, weer mogelijk is om binnen te sporten, valt ook het onderscheid met
                     de gymles weg. Voor verdere duiding op de gefaseerde opstart van de sport verwijs
                     ik graag naar mijn antwoord op vraag 1 van de VVD.
                  
27.
Deze leden zien dat de datum van 1 september bijzonder belangrijk is voor een groot
                        deel van de sportcompetities. Dat moment bepaalt hoe een eventueel competitieseizoen
                        er uit kan komen te zien en of ledenaantallen fors zullen dalen of niet. In hoeverre
                        heeft de Minister de datum van 1 september ook op zijn netvlies staan als uitermate,
                        zo niet cruciale, datum? Heeft de Minister overwogen om een routekaart specifiek voor
                        de sportsector schetsen?
Ik heb de datum van 1 september zeer nadrukkelijk op mijn netvlies staan. Ik realiseer
                     me hoe belangrijk het voor de sportsector is dat alle takken van sport weer in hun
                     originele vorm beoefend kunnen worden. Daarom ben ik blij dat de gezondheidssituatie
                     het toelaat om al vanaf 1 juli normale sportbeoefening weer toe te staan.
                  
28.
Sommige reddingsbrigades hebben de juiste SBI -code en kunnen wel de noodzakelijk
                        tegemoetkoming krijgen en sommige reddingsbrigades die exact dezelfde activiteiten
                        doen hebben een andere SBI-code en komen in financiële problemen. Kan de Minister
                        dit met zijn collega’s opnemen en zorgen dat deze omissie zo snel als mogelijk de
                        wereld uit is?
Verschillende leden hebben mij gevraagd naar de oproep van de reddingsbrigades. Deze
                     oproep heeft mij en mijn collega van Economische Zaken ook bereikt, en wij hebben
                     hier overleg over gehad. Inmiddels heeft RVO ook kunnen reageren op de oproep, en
                     kunnen reddingsbrigades die afgezien van de SBI-code voldoen aan de voorwaarden van
                     de TOGS-regeling binnenkort een aanvraag indienen.
                  
29.
Reddingsbrigades doen niet alleen vrijwillig hun werk om onze kusten en stranden veilig
                        te houden, de leden moeten zelfs contributie betalen om ons veilig te mogen houden.
                        Is de Minister het met deze leden eens dat als we onvoldoende oog hebben voor het
                        behoud van leden voor de reddingsbrigades dit ongetwijfeld ten koste gaat van de veiligheid
                        op onze stranden en kusten? Is de Minister bereid om bijvoorbeeld samen met zijn collega
                        Minister van Infrastructuur en Waterstaat te kijken naar financiering voor deze bijzondere
                        groep vrijwilligers omdat ook de SAR helikopters in haar portefeuille zitten?
Reddingsbrigades verrichten belangrijk werk ter bevordering van de veiligheid op stranden
                     en aan de kust. Met een daling van de leden van reddingsbrigades kan de veiligheid
                     op stranden en kusten onder druk komen te staan. Op dit moment heb ik echter nog geen
                     signalen over een ledendaling ontvangen. Mocht om welke reden dan ook blijken dat
                     de veiligheid op de stranden en aan de kusten achteruit gaat, dan neem ik dit vanzelfsprekend
                     op met de Nationale Raad Zwemveiligheid (NRZ) en waar nodig betrek ik daar ook de
                     collega Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij.
                  
30.
Naast de reddingsbrigades hebben ook de vrijwilligers en zorgprofessionals die assisteren
                        bij grote evenementen moeite om ondersteuning te krijgen vanwege ontbreken van de
                        juiste SBI-codes. Kan de Minister dat in zijn gesprek met zijn verantwoordelijke collega
                        meenemen?
Wanneer zorgprofessionals ook als zzp’er werken bij sportevenementen, valt dat in
                     beginsel onder de werkingssfeer van de Tozo-regeling. Zie hiervoor ook het antwoord
                     op vraag 17 van de VVD-fractie.
                  
31.
Voornoemde leden zien dat er een probleem is ontstaan bij sportverenigingen die hun
                        administratieve taken uitbesteed hebben aan een sportservicebureau. De overheid blijkt
                        dit als payrollconstructie te zien, maar gaat daarbij voorbij aan het feit dat in
                        de sport gewerkt wordt met vrijwilligers als bestuurders en penningmeesters bij sportverenigingen
                        en dat steeds complexere regelgeving ervoor zorgt dat administratie beter in handen
                        is bij een sportservicebureau. Is de Minister bereid om specifiek te kijken naar de
                        mogelijkheden om deze constructie niet als payrollconstructie te beschouwen zodat
                        ook deze verenigingen gebruik kunnen maken van regelingen? Is de Minister bekend met
                        het feit dat als deze sportverenigingen geen gebruik kunnen maken van regelingen,
                        de effecten bij sommige takken van sport echt enorm kunnen zijn? Als voorbeeld geven
                        deze leden de trampolinespringverenging Triffis in Alkmaar waar een flink deel van
                        de nationale top springt. Als deze sportvereniging omvalt door een handelwijze die
                        eigenlijk bedoeld is voor het mkb, dan heeft dit direct een negatief effect op TeamNL.
Ik ben bekend met de situatie van sportverenigingen die samenwerken met sportservicebureaus
                     bij het vormgeven van werkgeverschap. Zoals ik eerder in antwoord op Kamervragen1 heb aangegeven, is de NOW een generieke maatregel. Vanwege de gewenste en noodzakelijke
                     snelheid van afhandeling van aanvragen en het aantal aanvragen is het niet mogelijk
                     om in die regeling een andere systematiek toe te passen voor de sport. Hoewel payroll-werkgevers
                     wel degelijk van de NOW-regeling gebruik kunnen maken, doet het niet ter zake of de
                     situatie als een payroll constructie wordt gezien of niet. Uiteraard wil ik ook niet
                     dat de sportsector extra nadelige gevolgen ondervindt door het unieke karakter van
                     de sector. Mede daarom is besloten een specifiek steunpakket toe te zeggen voor de
                     sportsector. Met dit specifieke steunpakket worden verenigingen ontlast in de huurafdracht
                     aan gemeenten. Daarnaast wordt op dit moment een regeling uitgewerkt die verenigingen
                     moet ondersteunen in hun overige doorlopende vaste lasten. Het uitgangspunt bij het
                     uitwerken van die regeling is zoveel mogelijk verenigingen tegemoet komen die niet
                     optimaal van de Rijksbrede steunmaatregelen zoals de NOW kunnen profiteren. Uiteraard
                     doe ik dit in overleg met de sportsector. Met dit sectorspecifieke pakket kom ik tegemoet
                     aan het unieke karakter van de sector en ondersteun ik deze en vergelijkbare verenigingen
                     zoveel mogelijk.
                  
32.
Deze leden pleiten al jaren voor een stevigere positie van sport in onze samenleving.
                        Zowel als middel, maar ook als doel. Deze coronacrisis toont aan hoe belangrijk het
                        is dat we een fitte, gezonde en weerbare samenleving hebben en deze leden zijn dan
                        ook zeer gecharmeerd van het initiatief van Joop Alberda c.s. waarbij een stip op
                        de horizon wordt gezet om met een integrale bril naar sport in onze samenleving te
                        kijken. Is de Minister bereid om een beleidsreactie op dit initiatief naar de Kamer
                        te sturen? Heeft de Minister al contact gehad met collega’s van andere departementen
                        en is de Minister bereid om op korte termijn met de initiatiefnemers tot concrete
                        stappen te komen?
Inmiddels hebben Staatssecretaris Blokhuis en ik samen gesproken met Joop Alberda
                     c.s over hun initiatief. De boodschap om te komen tot een samenleving waarin bewegen
                     «het nieuwe normaal» is, onderschrijf ik van harte.
                  
Ik zie dat we in de huidige beleidsperiode al veel stappen zetten, bijvoorbeeld in
                     de opzet van het nationaal sportakkoord waarin naast sport ook bewegen nadrukkelijk
                     een positie heeft gekregen. Daarnaast lopen een groot aantal initiatieven om vanuit
                     een preventie oogpunt mensen in beweging te krijgen, zoals het programma de gezonde
                     school en het programma vitaal bedrijf.
                  
Nagenoeg de helft van de Nederlanders van vier jaar en ouder haalt de beweegnorm echter
                     niet. Ik wil in aanloop naar een nieuwe kabinetsperiode scherper in beeld krijgen
                     wie dit zijn, welke effecten ik kan verwachten van de lopende beleidsinitiatieven
                     en voor welke groepen er meer aandacht nodig is. Het bevorderen van bewegen gedurende
                     de dag is minstens zo belangrijk als drie keer per week intensief sporten om de beweegnorm
                     te halen en om gezond te blijven. De gymles, buitenspelen, het woon-werk verkeer,
                     bewegen op de werkplek en bewegen in de vrije tijd zijn elementen hierbinnen. Daarom
                     ga ik voor de zomer met mijn collega’s van andere departementen in gesprek, om te
                     inventariseren op welke terreinen we stappen kunnen maken. Ik heb gevraagd aan Joop
                     Alberda c.s. om hun ideeën hierover met ons te delen. Over de stappen die ik informeer
                     ik u in het najaar.
                  
33.
Deze leden zijn blij dat er een steunpakket voor de sport is gekomen. Dit steunpakket
                        loopt echter van 15 maart 2020 tot 15 juni 2020. Wat gaat de Minister doen nu is gebleken
                        dat een flink aantal takken van sport langer dicht moeten blijven of slechts in beperkte
                        mate aanbod mogen bieden? Welke maatregelen of ondersteuning is de Minister bereid
                        te bieden voor de periode na 15 juni 2020? Is de Minister bereid specifiek naar de
                        situatie van sportbonden te kijken in benodigde ondersteuning voor de sport? Kan de
                        Minister de Kamer tevens een overzicht geven van wat er nodig is van 15 juni 2020
                        tot 1 september 2020 en ook ná 1 september 2020? Heeft de Minister hier scenario’s
                        voor gereed liggen?
In mijn gesprekken met NOC*NSF, diverse sportbonden en gemeenten vraag ik uiteraard
                     ook naar de ervaringen die zij momenteel hebben en de signalen die zij krijgen van
                     de sportverenigingen. Uit de gesprekken blijkt dat zeker in de tijd dat alle accommodaties
                     gesloten waren of nog maar voor een zeer beperkt deel open er financiële steun noodzakelijk
                     was. Daarom heb ik mij ook hard gemaakt voor het sportspecifieke steunpakket.
                  
Met het verloop van de versoepelingen, zeker die van 1 juli, zie ik echter steeds
                     meer ruimte ontstaan voor de sport en daarmee steeds minder noodzaak tot aanvullende
                     steunmaatregelen. In vraag 8 van de VVD-fractie ga ik in op de impact van het coronavirus
                     op de sportsector en of en hoe verdere ondersteuning nodig is.
                  
34.
Deze leden hebben tevens vernomen dat de bekostiging van sportbonden op basis van
                        ledenaantal plaatsvindt. Dit kan door de coronacrisis enorme gevolgen hebben en daarmee
                        de basisstructuur van sportbonden onder druk zetten. In hoeverre is de Minister bereid
                        om hier het gesprek met NOC*NSF aan te gaan om er in ieder geval voor te zorgen dat
                        er geen sportbonden verdwijnen in Nederland vanwege een verdeelsystematiek die geen
                        rekening houdt met een pandemie?
Ik vind het behoud van de sportinfrastructuur in Nederland erg belangrijk. Het is
                     goed om te weten dat de gehele rubriek algemeen functioneren van bonden wordt verdeeld
                     op basis van ledenaantal, waarbij elke bond naar rato van ledenaantal budget krijgt.
                     Dat geldt ook voor 2021. Op dit moment is er geen aanleiding om te veronderstellen
                     dat deze financiering het komende jaar sterk wijzigt.
                  
35.
Door ingrijpen van de overheid is een aantal internationale evenementen onder druk
                        komen te staan. De organisatoren van sportevenementen, er zijn slechts enkele organisatoren,
                        hebben veel behoefte aan garantstelling vanuit de overheid. Is de Minister het met
                        deze leden eens dat wij als Nederland internationale evenementen van bijzonder hoge
                        kwaliteit leveren en dat het zeer onwenselijk is als deze kennis en organisatiekracht
                        verloren gaat? Is de Minister bereid om in overleg te treden met de evenementenorganisatoren
                        om te komen tot een effectief werkende garantstelling vanuit het Ministerie van Volksgezondheid,
                        Welzijn en Sport?
Er zijn de afgelopen jaren mooie internationale sportevenementen in Nederland georganiseerd.
                     Zoals afgesproken in deelakkoord 6 van het Nationale Sportakkoord, is het de bedoeling
                     dat dat de komende jaren ook gaat gebeuren. Daarvoor zijn we met gemeenten en sportbonden
                     een landelijke evenementenstrategie aan het ontwikkelen. De organisatoren van sportevenementen
                     zijn daarbij betrokken mede om de kennis en organisatiekracht ook voor de toekomst
                     te borgen. De gevolgen van de maatregelen tegen de bestrijding van het coronavirus
                     op het evenementenbeleid en hoe die kunnen worden opgelost, komen in die gesprekken
                     ook aan de orde. Organisatoren van sportevenementen zijn bovendien aangesloten bij
                     de bredere Alliantie van Evenementenbouwers. Deze alliantie werkt aan plannen om publieksevenementen
                     de komende tijd jaren mogelijk te maken, zowel financieel als organisatorisch. De
                     behoefte aan een garantstelling vanuit de rijksoverheid en de mogelijkheid daartoe
                     zullen daarbij aan de orde komen.
                  
36.
Deze leden zijn benieuwd of de Minister al een beeld heeft hoe sportevenementen met
                        publiek weer georganiseerd kunnen worden. Is het bijvoorbeeld mogelijk om een internationaal
                        beachvolleybaltoernooi als King of the Court dat van 9 tot 12 september 2020 in Utrecht
                        georganiseerd wordt als pilot evenement te kwalificeren zodat het ministerie nauw
                        betrokken is om te kijken wat er wél mogelijk is? Kan de Minister een lijst met evenementen
                     aanleveren die mogelijk ook als pilot evenement aangemerkt kunnen worden?
De gezamenlijke evenementenorganisaties (waaronder de Alliantie van Evenementenbouwers
                     die ik in vraag 35 heb toegelicht) starten, met financiële steun van de rijksoverheid,
                     een Fieldlab-programma Evenementen. Met dit programma willen zij bijdragen met kennis
                     en gevalideerde maatregelen om de verruiming van de richtlijnen verantwoord te kunnen
                     versnellen. Het is aan de Alliantie om te bepalen om welke pilots het gaat en welke
                     interventies worden onderzocht, zodat die binnen het programma passen. Het is dus
                     aan de vertegenwoordigers van de sportsector om te bepalen of King of the Court als
                     pilot in aanmerking kan komen.
                  
37.
Daarnaast vragen deze leden of de Minister ook gebruik kan maken van de organisatiekracht
                        van de KNVB om experimenteerruimte toe te staan bij wedstrijden in het profvoetbal?
                        Deze leden kunnen zich voorstellen dat er verschil in risico voor de diverse groepen
                        is en het is wellicht verstandig om te kijken hoe die verschillen optimaal benut kunnen
                        worden om ook de druk op de publieke ruimte bij de herstart van een competitie tot
                        een minimum te beperken.
Voor een veilige en verantwoorde herstart van de betaald voetbalcompetitie wordt nadrukkelijk
                     gebruik gemaakt van de organisatiekracht van de KNVB. In haar Deltaplan heeft de KNVB
                     drie pijlers uitgewerkt; (1) het maatschappelijk belang van betaald voetbal, (2) een
                     veilige herstart van het voetbal en (3) een veilige en innovatieve voetbalbeleving.
                     Pijler 2 van het Deltaplan wordt onder andere besproken in de Regiegroep Voetbal &
                     Veiligheid waar de KNVB zelf ook zitting in heeft.
                  
Wat betreft pijler 3 wordt de organisatiekracht van de KNVB ingezet bij het fieldlab
                     evenementen waarin de KNVB met ander evenementenbouwers onderzoeken welke innovaties
                     er mogelijk zijn. Ik ondersteun dit programma financieel. Op deze wijze verwacht ik
                     dat er snel een gedragen plan van aanpak ligt om de betaald voetbalcompetitie weer
                     veilig en verantwoord te kunnen starten.
                  
38.
Nederland heeft een aantal prachtige internationale evenementen binnengehaald. Het
                        verdienmodel voor deze evenementen bestaat vooral uit ticketing en sponsering. Deze
                        leden willen graag aangeven dat zij het belangrijk vinden dat we onze Nederlandse
                        helden in Nederland goud moeten kunnen zien winnen. Als voorbeeld voor onze jeugd,
                        als economische steun in een regio, maar ook omdat wij ontzettend goed zijn in het
                        organiseren van deze grote evenementen. Voornoemde leden vinden het dan ook onwenselijk
                        als het door de coronacrisis niet zou lukken om een aantal van deze evenementen te
                        organiseren. Kan de Minister aangeven of er voldoende ruimte in het evenementenbudget
                        zit om deze evenementen financieel haalbaar te houden? Is het mogelijk om subsidiekaders
                        tijdelijk op te rekken om te voorkomen dat we EK’s of WK’s of vergelijkbare toernooien
                        terug moeten geven? Is de Minister tevens bereid om te verkennen welke andere landen
                        mogelijk grote sportevenementen teruggeven om tijdig actie te kunnen ondernemen om
                        ze naar Nederland te halen?
Het Ministerie van VWS spreekt regelmatig met organisatoren van EK’s en WK’s over
                     de consequenties van de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus. Daarbij
                     worden ook de financiële consequenties in kaart gebracht indien een evenement moet
                     worden uitgesteld of geannuleerd. Naast de (extra) kosten wordt daarbij ook gekeken
                     naar mogelijke (extra) financiële bijdragen van onder andere (internationale) sportfederaties,
                     organisatoren, gemeenten en provincies. Op basis daarvan wordt bekeken welke financiële
                     ondersteuning er vanuit de rijksoverheid, binnen het bestaande beleidskader, mogelijk
                     is. Op dit moment zijn hiervoor voldoende financiële middelen beschikbaar. Op dit
                     moment is het nog niet aan de orde dat EK’s en WK’s moeten worden teruggegeven.
                  
Het initiatief om sportevenementen naar Nederland te halen ligt primair bij sportbonden
                  en organistoren. Zij hebben contacten met internationale federaties en weten als eerste
                  of een bepaald land een evenement moet teruggeven. Op basis daarvan kan een bond besluiten
                  of zij dat sportevenement alsnog naar Nederland zouden willen halen. Ik zie daarin
                  ook nu geen rol voor de rijksoverheid weggelegd.
               
39.
De Nederlandse Sportraad heeft een evenementencommissie die adviseert over subsidiering
                        van mogelijk te organiseren evenementen. Staat er reeds een evaluatie van deze evenementencommissie
                        gepland? Is de Minister bereid, ongeacht of er een evaluatie gepland staat, bereid
                        om de evenementencommissie reeds de komende maanden te evalueren en deze bevindingen
                        uiterlijk in oktober 2020 naar de Kamer te sturen, zo vragen deze leden.
De rol van de beoordelingscommissie sportevenementen van de NLsportraad wordt nader
                     bekeken bij de herziening van het sportevenementenbeleid in het kader van de implementatie
                     van het deelakkoord «Topsport die inspireert». Deze herziening zal in najaar 2020
                     met uw Kamer worden gedeeld en besproken.
                  
Vragen van de PVV-fractie
40.
Deze leden vragen of de Minister het met deze leden eens is dat sporten met goede
                        ventilatie een belangrijke bijdrage kan leveren aan de volksgezondheid en dat het
                        beoefenen van ieders sport zo snel mogelijk weer moet kunnen.
Uiteraard onderstreep ik het belang van sporten en bewegen en de bijdrage die zij
                     leveren aan de volksgezondheid. Om die reden heeft het kabinet al diverse stappen
                     gezet om sporten gefaseerd weer toe te staan. Vanaf 1 juli is het in principe weer
                     mogelijk voor iedereen om zowel binnen als buiten te sporten. Echter, dat moet wel
                     op een veilige en verantwoorde wijze.
                  
Goede ventilatie is een belangrijke voorwaarde om veilig en gezond binnen te kunnen
                     sporten. Het OMT heeft aangegeven dat reguliere ventilatie-eisen (uit het bouwbesluit)
                     in principe volstaan voor sportbeoefening. Hierbij is het wel belangrijk om na te
                     gaan of de accommodatie ook oorspronkelijk voor sportbeoefening bedoeld was. In het
                     handboek sportaccommodaties van NOC*NSF zijn daarom voor ventilatie voorwaarden opgenomen
                     die ruim boven de normen van het bouwbesluit liggen. Het Topteam Sport doet daarnaast
                     onderzoek in samenwerking met TU Eindhoven naar mogelijk nieuwe normen (waaronder
                     ventilatie) met betrekking tot veilig en gezond sporten in relatie tot de verspreiding
                     van het coronavirus.
                  
41.
Is de Minister het met deze leden eens dat de amateursport een belangrijk onderdeel
                        van het sportleven is? Welke stappen neemt de Minister om te zorgen dat de amateursport
                        in deze tijden niet omvalt.
Ja, ik vind de amateursport een belangrijk onderdeel van het sportleven. Het in stand
                     houden van de unieke sportinfrastructuur vind ik dan ook essentieel. Naast de rijksbrede
                     regelingen heb ik daarom een specifiek steunpakket voor de sportsector ontwikkeld
                     van 110 miljoen euro die er juist op gericht is om amateursport-verenigingen in staat
                     te stellen de crisis te doorstaan. Daarnaast onderzoekt het Mulier instituut op mijn
                     verzoek zoals in vraag 8 van de VVD-fractie toegelicht de gevolgen voor de sportsector.
                     Ook ben ik constant in gesprek met NOC*NSF en blijf ik de ontwikkelingen volgen.
                  
42.
Welke stappen neemt de Minister om ervoor te zorgen dat beroepssporters zo snel mogelijk
                        hun beroep weer kunnen uitoefenen.
De eerste stappen daartoe zijn eind april gezet toen het kabinet besloten heeft dat
                     topsporters weer mochten trainen. Normaal spelcontact is per 1 juli voor alle sporters
                     weer toegestaan, evenals dat wedstrijden weer mogen plaatsvinden. Dit betekent dat
                     ook topsporters weer full body contact mogen trainen en dat (oefen)wedstrijden weer
                     mogelijk zijn. Daarnaast zullen topsporters hun status niet kwijtraken, zolang de
                     internationale competitie nog stil ligt. Hiermee kunnen topsporters aanspraak blijven
                     maken op de bijbehorende voorzieningen zoals de door VWS gefinancierde stipendium-
                     en kostenvergoedingsregeling. Daarnaast kunnen topsporters, onder voorwaarden, gebruik
                     maken van de tijdelijke financiële regelingen die door de rijksoverheid beschikbaar
                     zijn gesteld voor zelfstandig ondernemers. Niet alle topsporters zullen gebruik kunnen
                     maken van deze regelingen. Voor deze groep is de sportsector (NOC*NSF, NOC*NSF Atletencommissie
                     en vakbond NL Sporter) voornemens een tijdelijke regeling te treffen.
                  
43.
Is het voor wedstrijden mogelijk weer versneld te kunnen worden gehouden, desnoods
                        zonder of met minder publiek?
Vanaf 1 juli is het weer mogelijk om wedstrijden, toernooien en evenementen te organiseren
                     met in beginsel 100 personen bij binnen activiteiten en 250 personen buiten. Indien
                     er sprake is van reservering, triage en placering is de accommodatie leidend voor
                     de groepsgrootte.
                  
44.
Voornoemde leden vragen aan de Minister hoeveel banen er op de tocht staan, direct
                        en indirect, omdat amateur- en profwedstrijden nu niet meer plaats kunnen vinden.
Het is op dit moment niet mogelijk een realistische inschatting te geven van de precieze
                     invloed van de coronamaatregelen op de werkgelegenheid in de sport. In vraag 8 van
                     de VVD-fractie licht ik het lopende onderzoek van het Mulier instituut toe naar de
                     effecten van het coronavirus op de sportsector. In het antwoord van vraag 75 van de
                     D66-fractie wordt toegelicht dat ook onder aanvoering van het Mulier Instituut, op
                     dit moment een arbeidsmarktonderzoek voor de sport wordt uitgevoerd. Hierin worden
                     de coronamaatregelen meegewogen.
                  
Vragen van de CDA-fractie
Steunpakket Sportverenigingen gevolgen COVID-19 maatregelen
45.
Op basis van welke informatie is het bedrag van 90 miljoen euro vastgesteld? Op welke
                        wijze is berekend dat met deze maatregel 11.000 sportverenigingen door het hele land
                        ondersteund worden? Kan de Minister inzichtelijk maken hoe deze 11.000 sportverenigingen
                        verdeeld zijn over heel Nederland? Maakt een sportvereniging in de regio net zo veel
                        kans op kwijtschelding van de huur als een sportvereniging in de grote stad?
Voor het berekenen van de omvang van de huurcompensatie is gekeken naar de IV3 staten
                     van het CBS. Hierin zijn alle gerealiseerde en begrote huurinkomsten van de gemeenten
                     van de afgelopen jaren voor 2020 bekeken. Het begrote bedrag voor 2020 is € 337 miljoen.
                     Daarnaast zijn er nog aan de gemeente verwante partijen zoals sportbedrijven die ook
                     een deel van de huur aan sportverenigingen doorvoeren. Deze zijn bij de meeste gemeenten
                     in de begroting onder baten opgenomen maar in enkele gevallen niet. Daarom is voor
                     drie maanden huur het bedrag van € 90 miljoen genomen. Voor het bepalen van het aantal
                     sportverenigingen is in eerste instantie gekeken naar het totaal aantal sportverenigingen
                     in Nederland minus het aantal sportverenigingen dat de accommodatie deels of geheel
                     in eigendom heeft. De compensatie zal onder de gemeente worden verdeeld op basis van
                     hun inkomsten op dit vlak. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de gemeenten.
                     Gemeenten zijn vervolgens aan zet om de compensatie door te geleiden aan de sportverenigingen.
                  
46.
Deze leden vragen daarnaast wanneer een sportvereniging aanspraak kan maken op de
                        kwijtschelding van huur en door wie dat beoordeeld wordt. De Minister heeft het over
                        sportclubs zonder eigen accommodatie met een omzetdaling over de periode 1 maart tot
                        1 juni. Wordt hierbij gerekend met een bepaald minimum percentage omzetdaling als
                        grens voordat huur kan worden kwijtgescholden? Geldt de kwijtschelding gelijkelijk
                        voor een vereniging die slechts een kleine omzetdaling heeft als voor een vereniging
                        die juist een hele grote omzetdaling heeft? Maakt het nog uit of je een vereniging
                        bent met 1.000 leden of een vereniging met 100 leden? Maakt het nog uit of een vereniging
                        erg afhankelijk is van recettes en/of keukenomzet of niet? Maakt het in de verdeling
                        nog uit of men juist erg afhankelijk is van sponsorgelden of niet? Is het mogelijk
                        dat gemeenten op al deze onderdelen maatwerk kunnen verrichten? Welke afspraken met
                        gemeenten zijn hierover gemaakt? Voornoemde leden vragen op welke wijze de Minister
                        gaat monitoren dat gemeenten daadwerkelijk de huur kwijtschelden van sportverenigingen.
                        Hoe vergewist men dat gemeenten dit geld ook echt besteden aan sportverenigingen en
                        niet bijvoorbeeld door gaten in de eigen begroting te dichten? Welke afspraken zijn
                        hierover gemaakt?
Bij de regeling voor de huurcompensatie wordt uitgegaan van de aanname dat alle sportverenigingen
                     geconfronteerd zijn met een omzetdaling als gevolg van het vroegtijdig moeten beëindigen
                     van competities en afblazen van trainingen. Uit het onderzoek van het Mulier Instituut
                     in opdracht van NOC*NSF komt dit ook over de hele linie naar voren. Gezien de beheersing
                     van de administratieve lasten zowel van de gemeenten als van de uitvoerder van de
                     regeling (DUS-I) wordt geen onderscheid in de mate van omzetderving gemaakt, wel kan
                     daar waar noodzakelijk de gemeente differentiëren. De gemeente zal zich moeten verantwoorden
                     conform te eisen van de SISA systematiek. Dit houdt in dat de gemeenten de verkregen
                     middelen via de SPUK zullen moeten besteden aan het doel van de SPUK (huurcompensatie
                     amateursportverenigingen) om de besteding te kunnen verantwoorden. Bij de huurcompensatie
                     zal het dan ook gaan om de omvang van de huur van de betreffende sportvereniging in
                     de maanden maart, april en mei. De hoogte van de compensatie hangt af van de hoogte
                     van de huursom.
                  
47.
Sportverenigingen met een eigen accommodatie die geconfronteerd worden met een omzetverlies
                        van minimaal 20 procent worden ondersteund met een bijdrage van 2.500 euro per vereniging.
                        Deze leden vragen ook hierbij op basis waarvan berekend is dat circa 7.500 verenigingen
                        voor deze regeling in aanmerking komen. Deze leden vragen
                     tevens hoe deze sportverenigingen verdeeld zijn over heel Nederland.
Het Mulier instituut heeft in haar verenigingspanel van april aan de verenigingen
                     gevraagd wat de doorlopende vaste lasten waren en welke omvang deze hadden. Op basis
                     hiervan is geconcludeerd dat ongeveer 7.500 verenigingen in de maanden maart, april
                     en mei cumulatief lagere doorlopende vaste lasten hebben dan € 4.000. Over de spreiding
                     over Nederland is geen nadere informatie beschikbaar. Met de gegevens die beschikbaar
                     komen van de aanvragers zal dit na afloop van de subsidieperiode wel inzichtelijk
                     zijn.
                  
48.
Deze leden vragen wat er gebeurt als er meer aanvragen zijn waardoor het totaalbedrag
                        van 110 miljoen overschreden wordt. Wat gebeurt er dan met het geld? Stel dat er juist
                        minder aanvragen zijn, wat gebeurt er dan met het geld? Gaat dit geld dan terug naar
                        de algemene middelen, naar andere plekken op de begroting, of blijft het voor de sport
                        behouden?
Bij beide compensatieregelingen zal er sprake zijn van een plafond. Wanneer de gemeenten
                     een groter beroep doen dan € 90 miljoen op de huurcompensatieregeling zal dit naar
                     rato gelijkmatig over de gemeenten verdeeld worden. Bij de tegemoetkomingsregeling
                     voor sportverenigingen geldt dat deze uit zal gaan van het principe «wie het eerst
                     komt, wie het eerst maalt». Bij eventuele onderbesteding op één van beide regelingen
                     zal gekeken worden naar een onderlinge budgetschuif. Mocht dat niet nodig zijn dan
                     zullen de middelen terugvloeien naar de algemene middelen.
                  
49.
Deze leden vragen of de Minister een reactie kan geven op het deltaplan wat de KNVB
                        heeft opgesteld. Is de Minister in gesprek met de KNVB hierover? Wat is de stand van
                        zaken?
Hiervoor verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 37 van de VVD-fractie. In aanvulling
                     daarop is de stand van zaken met betrekking tot de eerste pijler van het Deltaplan
                     (de financiële ondersteuning van het betaald voetbal) als volgt. Ik voer hierover
                     constructieve gesprekken met de KNVB. Ik heb ook aangegeven dat we van de clubs verwachten
                     dat zij individueel inzichtelijk moeten maken welke schade ze lopen door de coronamaatregelen
                     én wat ze eraan gedaan hebben om andere bronnen aan te boren om die schade op te vangen.
                  
50.
De aan het woord zijnde leden vragen of de Minister bereid is om samen met betreffende
                        medeoverheden en NOC*NSF in gesprek te gaan over een plan voor de financiële toekomstbestendigheid
                        van de CTO’s.
Dit heeft mijn aandacht en hierover sta ik in nauw contact met NOC*NSF. Vooralsnog
                     is de inschatting dat de schade veroorzaakt door de coronacrisis voor de topsportinfrastructuur
                     pas in 2021 voelbaar is, als gevolg van het verplaatsen van vele EK’s, WK’s en de
                     Olympische en Paralympische Spelen. Voor de financiële toekomstbestendigheid van de
                     sport, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 8 van de VVD-fractie.
                  
51.
Deze leden vragen op welke termijn het Mulier Instituut eerste inzichten kan geven
                        in de effecten die de coronacrisis heeft op de gehele sportsector. Wanneer wordt de
                        Kamer hierover geïnformeerd?
Ik verwijs u graag naar het antwoord op vraag 8 van de VVD-fractie.
52.
Deze leden vragen ten slotte of er nog overleg plaatsvindt met o.a. NOC*NSF over de
                        knelpunten die zij vanuit de sport ervaren bij de regelingen uit het Noodpakket 2.0.
                        Zo ja, wat is hiervan de stand van zaken?
Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 19 van de VVD-fractie.
Plan om racisme en discriminatie in het voetbal tegen te gaan
53.
In het plan staat dat in het voorjaar van 2020 een denktank aanpak discriminatie zou
                        starten. Deze leden vragen of deze denktank inmiddels van start is gegaan en wie hier
                        in is komen te zitten. Op welke wijze gaan zij de overheid, de KNVB, clubs, burgemeesters
                        en andere partijen advies geven? Vanaf wanneer kunnen deze adviezen verwacht worden?
Inmiddels is op hoofdlijnen bekend wie zitting nemen in de denktank. Het betreft mensen
                     uit zowel de voetbalwereld, het openbaar bestuur en de media. De namen maak ik graag
                     op een ander moment en in gezamenlijkheid met alle partners bekend. Het idee is dat
                     de denktank onafhankelijk advies gaat uitbrengen. Tijdens de eerste bijeenkomst, die
                     medio juni zal plaatsvinden, zullen nadere afspraken worden gemaakt en concrete doelstellingen
                     worden geformuleerd.
                  
54.
Deze leden vragen daarnaast of het aangekondigde antiracisme-discriminatie team is
                        opgezet. Op welke termijn en hoe vaak komt dit team samen? Op welke wijze gaat dit
                        team bijdragen aan het terugdringen van racisme en discriminatie in het voetbal? Heeft
                        de KNVB inmiddels een programmamanager discriminatie aangesteld?
Op dit moment wordt hierover overleg gevoerd met de VVCS, Proprof en de CBV2. Het idee is dat uit alle topcompetities één speler of speelster zitting neemt in
                     dit team dat naar verwachting bij aanvang van de nieuwe competitie is samengesteld
                     en aan de slag gaat. De leden van dit team gaan in gesprek met andere spelers, trainers,
                     bestuurders en stakeholders.
                  
De KNVB heeft inmiddels Houssin Bezzai als programmamanager aangesteld, die de verbinding
                     legt tussen alle partijen en de voetbalclubs. Ook zorgt hij voor de voortgang in de
                     uitvoering van de maatregelen en is hij de linking pin tussen het netwerk van maatschappelijke
                     belangengroepen, de denktank en het antiracisme-discriminatieteam.
                  
55.
In het plan staat dat de campagne «Ons voetbal is van iedereen» van start gaat voor
                        de zomer van 2020. Deze leden vragen of dit nog steeds het voornemen is. Zo nee, wanneer
                        wordt deze campagne dan wel gestart?
De campagne is in ontwikkeling en is voor de zomer gereed. In verband met corona en
                     het stil liggen van de competities wordt nog bezien wat het juiste en gepaste moment
                     is om de campagne van start te laten gaan.
                  
56.
De overheid gaat extra investeren in Fair Play-trajecten, zo staat in het plan. Indien
                        er voldoende clubs bereid zijn om mee te doen, worden er jaarlijks ongeveer 40 clubs/scholen
                        en 1.000 jongeren bereikt. De start zou in juni 2020 zijn. Deze leden vragen hoeveel
                        de overheid hierin investeert en via welke post op de begroting dat gebeurt. Zijn
                        er voldoende clubs gevonden die bereid zijn met deze projecten mee te doen? Wanneer
                        gaan deze Fair Play-trajecten van start?
Voor de Fair Play trajecten is ongeveer 3 ton per jaar beschikbaar. Hiervan komt een
                     deel uit de SZW-begroting en deel uit de VWS-begroting. In de afgelopen jaren heeft
                     de Anne Frank Stichting samengewerkt met de maatschappelijke afdelingen van acht betaald
                     voetbalclubs om Fair Play workshops met jongeren uit te voeren.
                  
Daarbij fungeerden de betaald voetbalclubs als intermediair om jongeren te bereiken
                  via scholen, amateurvoetbalclubs en het jongerenwerk. Deze bestaande trajecten liggen
                  momenteel stil vanwege het coronavirus en de genomen maatregelen. De Anne Frank Stichting
                  verwacht dat deze trajecten mogelijk vanaf september 2020 met de start van het nieuwe
                  voetbalseizoen weer kunnen worden voortgezet. Om de Fair Play trajecten uit te breiden,
                  wordt verwacht dat de Anne Frank Stichting rond de zomer van 2020 in samenwerking
                  met de KNVB nieuwe betaald voetbalclubs kan gaan benaderen.
               
57.
De Minister breidt de subsidieregeling «Bouw en Onderhoud Sportaccommodaties» (BOSA)
                        vanaf het nieuwe voetbalseizoen uit met de rubriek veiligheidsbevorderende maatregelen.
                        Deze leden vragen welk deel van de jaarlijks beschikbare 87 miljoen euro voor de BOSA
                        aan deze veiligheidsbevorderende maatregelen uitgegeven gaat worden. Deze leden wijzen
                        er ook op dat de BOSA (samen met de SPUK) er op gericht was om sportverenigingen en
                        gemeenten te compenseren voor de gevolgen van het Bridport-arrest. Betekent deze aangekondigde
                        aanpassing van de BOSA nu dat andere sportverenigingen minder compensatie krijgen?
Vanaf 1 augustus kunnen amateursportverenigingen een aanvraag indienen voor subsidie
                     voor een veiligheidsaudit en veiligheidsbevorderende maatregelen in de BOSA. Net als
                     voor verduurzaming, circulariteit en toegankelijkheid, geldt dat voor veiligheidsbevorderende
                     maatregelen er 30% subsidie voor deze activiteiten wordt verstrekt. Er wordt geen
                     BOSA-budget specifiek gereserveerd voor deze activiteiten; het is dus niet op voorhand
                     te zeggen hoeveel van het budget aan deze maatregelen gaat worden aangevraagd.
                  
Bij de opzet van de BOSA-regeling is ervoor gekozen om de regeling anders in te steken
                     dan de SPUK voor gemeenten, die puur op btw-compensatie gericht is. De BOSA is in
                     goed overleg met uw Kamer ingericht als een beleidsrijke regeling die geschikt is
                     gemaakt voor alle amateursportverenigingen, niet alleen die verenigingen die btw-plichtig
                     waren vóór de verruiming van de btw-sportvrijstelling.
                  
Voor de BOSA-regeling is in 2020 in totaal € 94 miljoen beschikbaar. Dit budget lijkt
                     toereikend om alle aanvragen in behandeling te kunnen nemen. De nieuwe toegevoegde
                     categorie met betrekking tot het bevorderen van de veiligheid rondom de accommodatie
                     doet daar naar verwachting geen afbreuk aan.
                  
58.
Voornoemde leden vragen of de meldingsapp op tijd klaar is voor het nieuwe voetbalseizoen
                        en op welke wijze er voor wordt gezorgd dat zo veel mogelijk mensen hier gebruik van
                        gaan maken. Deze leden vragen daarnaast hoe het staat met de ontwikkeling van de digitale
                        faciliteit waardoor er een digitale meldingsplicht opgelegd kan worden.
Naar verwachting kan de meldingsapp ingezet worden bij aanvang van het nieuwe seizoen
                     mits er weer met publiek gespeeld mag worden. In overleg met de Antidiscriminatie
                     Voorzieningen en middels communicatie zal hieraan bekendheid worden gegeven zodat
                     de app bij een breed publiek bekend wordt.
                  
Wat betreft de ontwikkeling van de digitale meldplicht heeft JenV de eerste stappen
                     gezet en zal JenV binnenkort met de benodigde partijen om de tafel gaan om de wensen
                     en mogelijkheden op het gebied van de digitale meldplicht nader te bespreken.
                  
59.
Deze leden vragen op welke wijze de KNVB het tuchtrecht heeft versterkt, of van plan
                        is het tuchtrecht te gaan versterken. Worden clubs die zich onvoldoende hebben ingespannen
                        om discriminatie tegen te gaan vanaf komend jaar geconfronteerd met puntenaftrek,
                        boetes of spelen zonder publiek? Deze leden vragen daarnaast of de twee speciale aanklagers
                        discriminatie inmiddels bij de KNVB zijn aangesteld.
Het tuchtrecht wordt versterkt zodat meldingen vanuit zowel het betaald voetbal als
                     het amateurvoetbal beter opvolging krijgen. Discriminatie is nu als aparte categorie
                     in het tuchtrecht opgenomen, waar het voorheen een onderdeel was van de overtreding
                     «belediging». Door discriminatie expliciet als aparte categorie op te nemen zijn nu
                     ook voor alle vormen van discriminatie concrete straftoemetingsrichtlijnen opgesteld.
                  
Spelers kunnen te maken krijgen met langere schorsingen of uitsluiting van wedstrijden.
                     Clubs die zich onvoldoende hebben ingespannen om discriminatie te bestrijden kunnen
                     te maken krijgen met boetes of (deels) spelen zonder publiek. Puntenaftrek is nu alleen
                     in het amateurvoetbal mogelijk. Het is uiteindelijk de tuchtrechter die bepaalt welke
                     straf wordt opgelegd.
                  
Er is een profiel voor een speciaal aanklager discriminatie opgesteld wat nog door
                     de hoofdaanklagers moet worden goedgekeurd. Daarna kan het profiel breder worden gedeeld
                     en zal een vacature worden uitgezet. Met de introductie van de speciaal aanklager
                     discriminatie zullen verder speciale regels en procedures worden ontwikkeld en vastgesteld,
                     om zo specialisten heel gericht aan discriminatiezaken te kunnen laten werken.
                  
Gehandicaptensport
60.
Via Uniek Sporten zorgt het Fonds Gehandicaptensport onder andere in samenwerking
                        met NOC*NSF en het Ministerie van VWS ervoor dat vraag en aanbod voor mensen met een
                        beperking regionaal en lokaal bij elkaar wordt gebracht. De naamsbekendheid van dit
                        project is echter nog een aandachtspunt. Deze leden vragen of de Minister overweegt
                        om hier een publiekscampagne of iets dergelijks voor op te zetten.
Een publiekscampagne acht ik voor dit doeleinde niet passend. Het platform Uniek Sporten
                     wordt vanuit het Ministerie van VWS financieel ondersteund, juist om zelf de bekendheid
                     van dit platform te vergroten. Daarnaast kan via de social media kanalen van VWS aandacht
                     gevraagd worden voor het platform Uniek Sporten.
                  
61.
De financiële drempel van sporthulpmiddelen is vaak veel te hoog. Een rolstoel voor
                        rolstoelhockey kan bijvoorbeeld al snel 20.000 euro kosten. Voornoemde leden vragen
                        of de Minister bereid is in gesprek te gaan met onder andere het Fonds Gehandicaptensport
                        over mogelijkheden om de aanschaf van dergelijk sporthulpmiddelen laagdrempeliger
                        te maken. Is het bijvoorbeeld ook een mogelijkheid om voor enige tijd een sportrolstoel
                        tijdelijk te proberen, zodat eerst gekeken kan worden of men daadwerkelijk met de
                        betreffende sport door wil gaan?
Binnen het project Sporthulpmiddelen, wat uitgevoerd wordt door Stichting Special
                     Heroes, lopen verschillende pilots die testen op welke manier sporthulpmiddelen beschikbaar
                     komen voor sporters met een handicap. Een van deze pilots richt zich op een uitleen
                     constructie zodat mensen met een handicap die willen sporten de materialen en de sport
                     kunnen uitproberen.
                  
Daarnaast ben ik met onder andere Fonds gehandicaptensport in gesprek om te verkennen
                     of een meer duurzame oplossing voor mensen die weten wat ze willen en kunnen een specifiek
                     fonds voor sporthulpmiddelen behulpzaam kan zijn. Ik onderzoek daarbij de financiële
                     mogelijkheden vanuit het ministerie om bij te dragen aan dergelijke initiatieven.
                     In het najaar zal ik uw Kamer informeren wat de uitkomsten zijn van deze verkenning.
                  
62.
Deze leden vragen ten slotte of de Minister in gesprek is met het Fonds Gehandicaptensport
                        en Uniek Sporten over het doorgaan van projecten waar al in is geïnvesteerd (zoals
                        personal trainers) en de financiële gevolgen van het doorzetten van deze projecten.
                        Zo ja, wat is daarvan de stand van zaken?
Ja, ik ben in gesprek met Fonds gehandicaptensport zoals ik met alle partners van
                     de Alliantie Sporten en bewegen voor iedereen in gesprek ben om na te gaan wat de
                     financiële knelpunten zijn naar aanleiding van de coronacrisis. Vanuit het ministerie
                     wordt zoveel mogelijk coulance gehanteerd om projecten door te schuiven naar 2021
                     en 2022 en wordt gekeken naar mogelijkheden om de doorgang van projecten die financieel
                     worden ondersteund vanuit het Rijk te waarborgen.
                  
Sport en corona
63.
De aan het woord zijnde leden vragen of inmiddels meer duidelijkheid gegeven kan worden
                        of sportkantines weer open zouden kunnen gaan vanaf 1 juli. Zo ja, onder welke voorwaarden?
Op 24 juni heeft het kabinet besloten dat sportkantines per 1 juli weer open mogen.
Daarbij dienen sportkantines aan alle voorwaarden te kunnen voldoen, die ook gelden
                     voor de horeca conform de aanwijzing en noodverordeningen. Tevens dring ik er bij
                     de sector op aan de vele vrijwilligers die in de sportkantines werkzaam zijn, goed
                     te informeren over de inhoud van deze protocollen.
                  
64.
Deze leden vragen of er ruimte is voor sportbonden om protocollen voor te stellen
                        op basis waarvan mogelijk in de zomermaanden alsnog (kleine) toernooien gespeeld kunnen
                        worden. Is hierbij maatwerk per sport mogelijk, bijvoorbeeld als de sport buiten plaatsvindt
                        en er van nature een grote afstand tussen spelers is? Dat geldt in het bijzonder voor
                        jongeren. Nu uit de RIVM-studies blijkt dat jongeren minder transmitter zijn van het
                        virus, is het dan op kleine schaal weer toegestaan dat er toernooien in de open lucht
                        mogen worden gespeeld? Of vriendschappelijke wedstrijden? Denk bijvoorbeeld aan voetbal,
                        korfbal, beachvolleybal of tennis? Zo nee, waarom niet?
In het antwoord op vraag 1 van de VVD-fractie ga ik in op de gefaseerde opstart van
                     de sportsector en de mogelijkheden die er vanaf 1 juli zijn.
                  
65.
Jongeren mochten eerder weer gaan sporten. Het idee was dat de faciliteiten/trainingen
                        ook gebruikt zouden kunnen worden voor jongeren die nog geen lid waren van een sportvereniging
                        maar zo toch aan buitenactiviteiten konden gaan deelnemen. Deze leden vragen of dat
                        ook gebeurd is? Zijn daardoor ook meer jongeren lid geworden van een sportvereniging?
Ik heb diverse signalen ontvangen dat jongeren die geen lid waren, inderdaad hebben
                     deelgenomen aan allerlei buitenactiviteiten die georganiseerd waren door sportverenigingen.
                     Het is onmogelijk om op dit moment vast te stellen of naar aanleiding hiervan meer
                     jongeren lid zijn geworden van een sportvereniging.
                  
66.
Door de lockdown zijn sommige sportverengingen ook enorm inventief geworden met online
                        trainingsprogramma’s. Deze leden vragen of dat iets is wat behouden kan worden. Zo
                        ja, op welke wijze? Kunnen deze goede voorbeelden bijvoorbeeld in het kader van de
                        lokale sportakkoorden behouden blijven?
Ik ben verheugd om te merken dat inderdaad veel sportaanbieders creatief en innovatief
                     zijn omgegaan met het aanbieden van hun sportaanbod. Ik zie niet in waarom online
                     trainingsprogramma’s niet behouden kunnen worden, mits het uiteraard aansluit bij
                     de behoefte van de consument. Het sportakkoord daagt sportaanbieders immers ook uit
                     om het sportaanbod beter te laten aansluiten op de veranderende behoefte van de hedendaagse
                     sporter. Ik wil hierbij wel benadrukken dat de grote sociale en verbindende waarde
                     van de sportvereniging een belangrijke drijfveer is voor mensen om elkaar te ontmoeten
                     en samen te sporten.
                  
67.
Deze leden vragen of de voorwaarden waaronder watersporters voor een of meerdere nachten
                        kunnen aanleggen bij een watersportvereniging in alle veiligheidsregio’s hetzelfde
                        zijn. Zo niet, kunnen hier dan afspraken over gemaakt worden dat er duidelijke en
                        eenduidige regels komen voor het gebruik van voorzieningen en overnachtingen in verenigingsjachthavens?
                        Watersport is immers bij uitstek een sport waarin (veel) gereisd kan worden tussen
                        verschillende veiligheidsregio’s.
Landelijk geldt er al een uniform uitgangspunt voor jachthavens, namelijk dat gemeenschappelijke
                     was-, toilet- en douchevoorzieningen vanaf 15 juni geopend mogen zijn. Dit dient uiteraard
                     te gebeuren met inachtneming van veiligheids- en hygiëneprotocollen. Dat neemt niet
                     weg dat veiligheidsregio’s ervoor kunnen kiezen om op basis van een lokale risico-inschatting
                     andere beperkingen aan te brengen, bijvoorbeeld omdat dat voor de veiligheid op een
                     specifieke locatie noodzakelijk is. Dat is een bevoegdheid van de veiligheidsregio’s
                     waar ik niet in wil treden.
                  
68.
Diverse activiteiten van recreatieve watersportverenigingen, zoals het organiseren
                        van toertochten van beperkte omvang en zomeravondactiviteiten, worden door verschillende
                        gemeenten op een verschillende wijze geïnterpreteerd. De ene gemeente vereist meldingsplicht,
                        de ander vraagt om een vergunningsaanvraag. Deze leden vragen of de Minister bereid
                        is om samen met NOC*NSF, VNG en de buitenbonden in gesprek te gaan om te bekijken
                        of in soort gevallen meer duidelijkheid en eenduidigheid gegeven kan worden.
In principe zijn vanaf 1 juli evenementen weer toegestaan. Daarbij geldt dat deelnemers
                     1,5 meter afstand moeten houden en in bepaalde gevallen een maximum aantal personen
                     van 250 in de buitenlucht en 100 binnen. Dat neemt niet weg dat veiligheidsregio’s
                     ervoor kunnen kiezen om op basis van een lokale risico-inschatting andere beperkingen
                     aan te brengen, bijvoorbeeld omdat dat voor de veiligheid op een specifieke locatie
                     noodzakelijk is. Ik treed niet in de afweging van het lokale gezag waarom voor het
                     een of het ander wordt gekozen.
                  
Vragen van de D66-fractie
Sport en COVID-19
69.
De leden vragen de Minister wat de intenties zijn van de Minister als uit onderzoek
                        van het Mulier Instituut blijkt dat er meer financiële steun nodig is dan waar reeds
                        in is voorzien en in hoeverre deze additionele steun rekening gaat houden met de specifieke
                        situatie van de sportverenigingen. Zo zijn er verschillende soorten sporten waar bijvoorbeeld
                        het seizoen een rol speelt en zijn er verenigingen die erg kunnen verschillen in leeftijdsgroepen.
Hiervoor verwijs ik u door naar mijn antwoord op vraag 8 van de VVD-fractie.
70.
Deze leden vragen een nadere uitleg van de Minister waarop hij baseert dat er op dit
                        moment geen signalen zijn dat gemeenten hun investeringen in sportaccommodaties uitstellen
                        door de coronacrisis, zoals hij aangeeft in het antwoord op de schriftelijke vragen
                        van de leden Diertens (D66) en Westerveld (GroenLinks). Deze leden vragen de Minister
                        of hij dit kan inventariseren bij gemeenten en op basis hiervan op korte termijn een
                        beslissing kan nemen om de SPUK-regeling in ieder geval te verlengen tot 2024. Graag
                        horen deze leden op welke termijn de Minister dit besluit kan nemen.
Ik overleg frequent met de sector. Hierbij stel ik ook regelmatig de vraag hoe zij
                     omgaan met de investeringen in nieuwbouw, renovatie en onderhoud van sportaccommodaties.
                     Hieruit is tot nu toe het signaal dat ik van de gemeenten heb gekregen dat dit onveranderd
                     is en er zijn een aantal gemeenten die werkzaamheden die voor de zomer gepland stonden
                     naar voren hebben gehaald juist omdat de accommodaties in dat tijdvak niet gebruikt
                     kon worden om te sporten. Ook onderhoud ik contact met de Stichting Waarborgfonds
                     Sport en zij zitten momenteel op hetzelfde aantal aanvragen als in 2019, voor borgstellingen
                     achter leningen die sportverenigingen af sluiten om investeringen te doen.
                  
Momenteel zijn RVO en DUS-I de Subsidieregeling Bouw en onderhoud Sportaccommodaties
                     en de SPUK Stimulering Sport aan het evalueren. Deze evaluatie ontvangt u voorafgaand
                     aan het Wetgevingsoverleg Sport. Ik zal in deze evaluatie de vraag voor de gemeenten
                     opnemen zodat nog beter inzichtelijk wordt hoe gemeenten en clubs omgaan met investeringen
                     in sportaccommodaties.
                  
Over verlenging van de regeling verwacht ik in overleg met de gemeenten te kunnen
                     beslissen in het najaar van 2021 wanneer wij over het jaar 2019 en 2020 de werkelijk
                     gerealiseerde uitgaven van gemeenten via de SISA-verantwoording in het Gemeentefonds
                     hebben. Hierbij is de intentie van alle partijen om de compensatie op een dusdanige
                     wijze voort te zetten die het beste aansluit bij de wensen van de gemeenten.
                  
71.
Voornoemde leden willen specifiek aandacht vragen voor de reddingsbrigades. De leden
                        ontvangen signalen dat reddingsbrigades in de financiële problemen komen omdat sportevenementen,
                        alwaar zij opkomen voor de veiligheid van de deelnemers, worden afgelast door de coronacrisis.
                        Niet alle reddingsbrigades komen in aanmerking voor de TOGS-regeling. Is de Minister
                        bereid in gesprek te gaan met Reddingsbrigade Nederland en te inventariseren of additionele
                        steun noodzakelijk is?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik graag naar het antwoord op vraag 28 van
                     de VVD-fractie.
                  
72.
Deze leden vragen de Minister op welke manier topsport zodanig wordt ondersteund dat
                        er door de coronacrisis internationaal gezien geen achterstand wordt opgelopen. Deze
                        leden constateren dat professionele sportbranches andere financiële uitdagingen kennen
                        dan amateursporten. Zo geldt voor betaald voetbal dat inkomstenderving plaatsvindt
                        door een terugloop van kaartverkoop. In welke mate is er extra steun of kredietmogelijkheid
                        met overheidsgarantie voor betaald vrouwen- en mannenvoetbal? Welke overwegingen spelen
                        hier bij de Minister voor het wel of niet verlenen van extra steun? En hoe verschilt
                        deze steun met de steun aan amateursportverenigingen?
In de beantwoording van vraag 42 van de PVV ga ik in op de ondersteuning van de topsport.
                     Het antwoord op de vraag over de impact van het coronavirus op de sportsector, waaronder
                     topsport, kunt u lezen bij vraag 8 van de VVD-fractie.
                  
Voor steun aan betaald voetbal verwijs ik u naar het antwoord op vraag 49 van de CDA-fractie.
Sport en preventie
73.
Door de coronacrisis is des te duidelijker geworden wat het belang is van een gezonde
                        leefstijl. Deze leden vragen daarom de Minister in welke mate hij deze kans aangrijpt.
                        Met andere woorden, welke kansen en mogelijkheden ziet de Minister om het Sportakkoord
                        te verbinden met het preventieakkoord? Hoe is de samenwerking met de Staatssecretaris
                        van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en in welke mate wordt deze samenwerking komende
                        tijd geïntensiveerd?
Er liggen zeker kansen om de thema’s vanuit beide akkoorden te verbinden met elkaar.
                     De akkoorden hebben hun eigen prioriteiten en partners maar vullen elkaar ook aan
                     als het gaat om meer bewegen en sporten. Voor het lokale niveau is nu afgesproken
                     dat in lijn met de sportakkoorden, ook lokale preventieakkoorden uitvoeringsbudget
                     ontvangen. Dit budget zorgt ervoor dat gemeenten meer gestimuleerd worden om op lokaal
                     niveau samen met de partners in te zetten op preventie. Wanneer een gemeente er voor
                     kiest om het preventieakkoord en het sportakkoord op lokaal niveau met elkaar te combineren
                     in één akkoord, bijvoorbeeld in een leefstijlakkoord, dan komen zij zowel in aanmerking
                     voor het uitvoeringsbudget van het preventieakkoord als van het sportakkoord.
                  
74.
Specifiek vragen deze leden om een kabinetsreactie op het pamflet «Bewegen. Het nieuwe
                        normaal» dat op 23 mei j.l. in het Algemeen Dagblad verscheen. Is de Minister het
                        eens met dit pamflet? Welke concrete maatregelen gaat de Minister nemen om vorm te
                        geven aan dit pamflet? Is de Minister het met deze leden eens dat er steeds meer geluiden
                        komen over de noodzaak van bewegen om gezondheid te bevorderen? Welke rol kunnen buurtsportcoaches
                        hierin spelen voor het bevorderen van reguliere sport en de gehandicaptensport?
Voor de reactie op het pamflet refereer ik graag naar mijn antwoord op vraag 32 van
                     de VVD-fractie.
                  
Over de buurtsportcoaches kan ik u melden dat zij al een zeer belangrijke rol vervullen
                     in de verbinding tussen doelgroepen zoals kwetsbare en chronisch zieken, jeugd met
                     beweegarmoede of ouderen, met de sport- en beweeginfrastructuur op het lokale niveau.
                     Zij kennen als geen ander lokaal de behoefte. Ik zie het als vanzelfsprekend dat dat
                     hun rol blijft en in de discussie over leefstijl en het nieuwe normaal alleen maar
                     meer bepalend gaat worden3.
                  
75.
Voornoemde leden vragen of de Minister een voortgang kan geven van de ambitie die
                        hij uitte in de Kamerbrief van 25 november 2019 inzake Informatie over het Nationaal
                        Sportakkoord en de voortgang op lopend beleid om de knelpunten op het gebied van onder
                        andere de arbeidsmarkt, contracten, scholing en opleiding in de sportsector aan te
                        pakken (Kamerstuk 30 234, nr. 240). Dit naar aanleiding van de motie van de leden Diertens (D66) en Rudmer Heerema
                        (VVD) (Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 102). In welke mate is hier progressie in geboekt en is de Minister het met deze leden
                        eens dat er op dit moment een kans ligt om deze sectorspecifieke problemen juist nu
                        goed op te lossen?
In samenwerking met stakeholders uit de sportsector wordt een zogenaamde «Human Capital
                     Agenda» (HCA) opgesteld voor de sportsector. In deze HCA staat een gezamenlijk visie
                     van de sector op menselijk kapitaal, aangevuld met actiepunten om daar naartoe te
                     werken. Het doel van deze HCA is een gezonde sportsector met voldoende en bekwame
                     (betaalde en onbetaalde) mensen.
                  
Op dit moment wordt een arbeidsmarktonderzoek uitgevoerd onder aanvoering van het
                     Mulier Instituut. Ik verwacht de uitkomst daarvan in het najaar. Daarnaast heb ik
                     met ruim twintig stakeholders gesprekken gevoerd over onder andere scholing, arbeidsmarktperspectief
                     en een leven lang leren. Na de zomer worden er meerdere (online) bijeenkomsten georganiseerd
                     met stakeholders om tot een gemeenschappelijke visie en routekaart te komen. Ik verwacht
                     voor de zomer van 2021 deze gedragen routekaart gerealiseerd te hebben en zal deze
                     dan aan uw Kamer doen toekomen.
                  
Tijdens de coronamaatregelen ben ik daarnaast regelmatig met de sector in gesprek
                     over de knelpunten en uitdagingen, maar ook de mogelijkheden, die er op dit moment
                     zijn voor het menselijk kapitaal in de sport.
                  
Gehandicaptensport
76.
Kan de Minister toezeggen nadere gesprekken te voeren met het Fonds Gehandicaptensport
                        om te voorkomen dat de coronacrisis gaat zorgen voor extra barrières in de gehandicaptensport?
                        Kan de Minister aangeven welke extra maatregelen hij gaat treffen om sport inclusiever
                        te maken ondanks de impact die het coronavirus heeft veroorzaakt op deze sector. Kan
                        de Minister de uitkomst van de gesprekken met Fonds Gehandicaptensport delen met de
                        Kamer?
Ik voer gesprekken met meerdere partijen die zich bezighouden met gehandicaptensport
                     in Nederland. Naast Fonds Gehandicaptensport zijn dit bijvoorbeeld ook NOC*NSF, Special
                     Heroes, Gehandicaptensport Nederland en Special Olympics. Om extra barrières te voorkomen
                     is het op de eerste plaats van belang dat de richtlijnen waaronder mensen met een
                     beperking kunnen en mogen sporten helder zijn. De bovengenoemde partijen en het Kenniscentrum
                     Sport en Bewegen zorgen ervoor dat deze informatie goed vindbaar is via hun communicatiekanalen.
                     Daarnaast lopen de activiteiten binnen het deelakkoord Inclusief sporten en bewegen
                     gewoon door om de sport zo inclusief mogelijk te maken.
                  
Seksuele intimidatie, racisme, discriminatie en misbruik in de sport
77.
Deze leden hebben vernomen dat er initiatieven ontstaan waarbij sporters en oud-sporters
                        als lotgenoten slachtoffers van seksueel misbruik en intimidatie bijstaan. Deze leden
                        steunen deze initiatieven en zijn verheugd dat de subsidie van het Ministerie van
                        VWS goed terecht komt. Dergelijke initiatieven laten het belang zien van ervaringsdeskundigheid
                        en het delen van ervaringen tussen lotgenoten. Welke toekomst ziet de Minister voor
                        dergelijke initiatieven? Is de Minister bereid het gebruik van ervaringsdeskundigen
                        uit te breiden zodat extra steun kan worden geboden aan slachtoffers van racisme,
                        discriminatie, (seksuele) intimidatie en misbruik in de sport, zo vragen deze leden.
Het platform Sporters Helpen Sporters biedt sporters die slachtoffer zijn geworden
                     van seksueel misbruik en intimidatie contact met lotgenoten. Het platform is eind
                     mei officieel van start gegaan. Ik zal de komende tijd dit initiatief volgen en evalueren.
                     Als blijkt dat het platform voldoende sporters aanspreekt en helpt dan sta ik open
                     voor uitbreiding van het lotgenotencontact voor andere onderwerpen. Daarnaast blijf
                     ik met de Stichting de Stilte Verbroken in gesprek over toekomstige ondersteuning.
                  
Vragen van de GroenLinks-fractie
Behoefte aan maatwerk
78.
Voor zowel de sportsector als voor de gezondheid van sporten is het van belang dat
                        er weer gesport kan worden zodra dat veilig kan, gegeven de risico’s op besmetting.
                        Deze leden vragen de Minister in te gaan op de laatste inzichten over het risico van
                        besmetting in de buitenlucht. Klopt het dat het risico op besmetting in de buitenlucht
                        kleiner is? Wat voor gevolgen heeft dat voor de positie van de Minister ten aanzien
                        van het toestaan van buiten sporten, zeker de sporten waarbij afstand kan worden gehouden?
                        Kan de Minister ingaan op de mogelijkheden en afwegingen om sporten waarbij afstand
                        kan worden gehouden, weer toe te staan? En wanneer er eventueel weer kleinschalige
                        evenementen mogelijk zijn? Tennis is bijvoorbeeld bij uitstek een sport waar afstand
                        kan worden gehouden, zouden toernooien (al dan niet met beperkt publiek) deze zomer
                        weer mogelijk zijn?
In het antwoord op vraag 1 van de VVD-fractie ga ik in op de gefaseerde opstart van
                     de sportsector en de mogelijkheden die er vanaf 1 juli zijn.
                  
79.
Deze leden vragen de Minister hierbij om maatwerk, een iteratief proces waarin per
                        sport wordt beoordeeld wat er wel en wat er niet kan en nauwe afstemming met gemeenten
                        om te bekijken hoe dit vormgegeven kan worden. De ene sport is immers de andere niet.
                        Wil de Minister daarom in de beantwoording van deze vragen ook het voorstel van de
                        KNVB om de voetbalcompetities (al dan niet met publiek) weer te hervatten meenemen?
In vraag 1 van de VVD-fractie ga ik in op maatwerk in de sport. Voor informatie betreffende
                     het plan van de KNVB, verwijs ik u door naar mijn antwoord op vraag 37 van de VVD-fractie.
                  
80.
Deze leden zien dat veel gemeenten sportclubs tegemoet komen door bijvoorbeeld de
                        huur van de accommodatie te verminderen of op te schorten en clubs te ondersteunen
                        in de naleving van de richtlijnen van het RIVM. Tegelijkertijd hadden veel gemeenten
                        voor de uitbraak van COVID-19 al financiële problemen door tekorten op het sociaal
                        domein. Heeft dit gevolgen voor bijvoorbeeld de cofinanciering van de buurtsportcoaches?
                        Is in beeld hoeveel vacatures er onvervuld blijven? Voornoemde leden vragen de Minister
                        naar overige verwachte gevolgen. Wordt per gemeente in beeld gebracht welke sportclubs,
                        amateur en professioneel, in de gevarenzone belanden? Is er al meer bekend over grootschalige
                        evenementen met een sportief karakter zoals de Nijmeegse Vierdaagse?
Het is op dit moment niet mogelijk een realistische inschatting te geven van de precieze
                     invloed van de coronamaatregelen op de werkgelegenheid in de sport. Ik verwijs graag
                     naar vraag 44 van de VVD-fractie waarin ik het lopend onderzoek toelicht.
                  
Evenementen, zoals de Nijmeegse Vierdaagse, zijn vanaf 1 juli alleen mogelijk als
                     aan alle geldende voorwaarden kan worden voldaan. Daarbij zijn niet alleen de medisch-inhoudelijke
                     afwegingen van belang maar zeker ook de druk op de openbare ruimte, het openbaar vervoer
                     en de openbare orde. Deze evenementen moeten dus, zoals gebruikelijk, in nauw overleg
                     met de gemeenten/veiligheidsregio worden georganiseerd.
                  
81.
Daarnaast vragen deze leden aandacht voor sporters en sportorganisaties die tussen
                        wal en schip belanden omdat ze net niet voldoen aan de criteria voor individuele regelingen
                        of het steunpakket. Zo hebben een aantal sportorganisaties een afwijkend boekjaar
                        vanwege de start- en einddatum van de competitie, wat het aanvragen van de NOW ingewikkeld
                        kan maken. Een beroep op de TOGS wordt in sommige gevallen bemoeilijkt omdat sportorganisaties
                        en verenigingen ingedeeld zijn onder een generieke SBI-code. Ook grote sportverenigingen
                        met een eigen accommodatie komen vaak niet in aanmerking voor het steunpakket. Is
                        de Minister bereid om samen met NOC*NSF te zoeken naar maatwerkoplossingen?
De problematiek die u schetst, is mij bekend. Juist voor de sportverenigingen die
                     niet in aanmerking komen voor het rijksbrede pakket, ontwikkel ik een tegemoetkoming
                     voor amateursportverenigingen als onderdeel van het specifieke steunpakket voor de
                     sport. Het gaat daarbij om verenigingen die buiten de TOGS vallen als gevolg van bijvoorbeeld
                     een te geringe omvang van de schade of een foutieve SBI-code. Ook verenigingen die
                     buiten de NOW vallen, bijvoorbeeld omdat zij gebruik maken een generiek loonnummer,
                     kunnen gebruik maken van deze regeling. Voor de grote sportverenigingen geldt dat
                     het merendeel goed uit de voeten kan met het tweede rijksbrede steunpakket. Daarnaast
                     heb ik ook voor hen het vermogen van het Waarborgfonds Sport uitgebreid. Ook zorg
                     ik ervoor dat clubs die, naast de rijksbrede en/of sportspecifieke steun, aanvullend
                     kortlopend krediet nodig hebben, daar toegang tot kunnen krijgen.
                  
82.
Deze leden zijn specifiek benieuwd naar steunpakketten voor grote topsportorganisaties
                        zoals betaald voetbalorganisaties. Wat is de stand van zaken? Welke afspraken worden
                        er gemaakt en welke voorwaarden worden gesteld aan de steun? Heeft de Minister hierover
                        ook contact met collega’s in andere Europese landen? Ziet de Minister een mogelijkheid
                        om met de andere sportministers in gesprek te gaan over het normaliseren van salarissen
                        en transferbedragen in ruil voor steun aan betaald voetbalorganisaties?
De stand van zaken met betrekking tot de steun aan het betaald voetbal heb ik bij
                     de beantwoording van vraag 49 van de CDA-fractie toegelicht. Ik heb hierover geen
                     expliciet contact gehad met mijn Europese collega’s en zie daar op dit moment geen
                     aanleiding voor.
                  
Het is aan de lidstaten om te bepalen of en hoe economische sectoren, zoals het betaald
                     voetbal, financieel worden ondersteund tijdens de coronacrisis. De financiële situatie,
                     het maatschappelijk belang van het betaald voetbal en de effecten van de coronacrisis
                     verschillen te veel tussen de landen om daar op Europees niveau afspraken over te
                     maken.
                  
Duidelijkheid over richtlijnen
83.
Er is angst bij sportclubs over of zij in overtreding van de corona-maatregelen zijn
                        en ze zijn daarom (onnodig) voorzichtig. Herkent de Minister dit? Kan een sportclub
                        bij onbewuste overtredingen, eerst een waarschuwing krijgen, of wordt er direct beboet?
Ik ben niet bekend met de signalen over angst die zou leven bij sportclubs. Sportclubs
                     volgen het door NOC*NSF en VSG opgestelde protocol om een goed en veilig verloop van
                     de georganiseerde sportactiviteiten te realiseren. In principe wordt aan iedere burger
                     gevraagd om primair zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de coronamaatregelen.
                     Politie en boa’s controleren de maatregelen op basis van een noodverordening. Zij
                     zullen iemand die in overtreding is eerst aanspreken op zijn/haar verantwoordelijkheid.
                     Als de overtreding niet stopt, kan de politie een boete geven. Daarnaast kunnen sportclubs
                     leden die zich niet houden aan de richtlijnen schorsen of uitschrijven bij een overtreding.
                  
84.
Daarnaast ontvangen deze leden veel signalen over verschillen in beleid tussen gemeenten,
                        bijvoorbeeld in de vergunningsaanvraag voor (kleinschalige) evenementen. Dit schept
                        onduidelijkheid bij sportorganisaties. Is de Minister bereid om aan NOC*NSF en gemeenten
                        voor te leggen of meer eenduidigheid wenselijk is en waar nodig een landelijke richtlijn
                        te ontwikkelen?
Graag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 68 van de CDA-fractie.
Horeca en accommodaties
85.
Daarnaast willen deze leden nog vragen naar de kantinegelegenheden en (niet-commerciële)
                        horeca bij sportclubs. De horeca bij sportverenigingen is vaak een belangrijke bron
                        van inkomsten voor clubs. Nog niet alle horeca mag open, pas vanaf 1 juli. Gemeenten
                        laten op dit moment de horeca bij sportclubs geen terrassen openen. Wat is daarbij
                        de afweging?
De afweging om sportkantines en bijbehorende terrassen pas per 1 juli te openen, heeft
                     twee redenen. Allereerst omdat het voor sportkantines doorgaans lastiger is dan voor
                     de commerciële horeca om binnen met reservering, triage en placering te werken en
                     om er voor zorg te dragen dat buiten iedereen zit. Daarnaast wilden we eerst de effecten
                     van het openen van de commerciële horeca afwachten, alvorens ook sportkantines te
                     openen. Dit in het licht van de gefaseerde versoepeling van de maatregelen.
                  
86.
Sporters zijn het gewend om na afloop van een training of wedstrijd na te praten in
                        de kantine of op het terras. Momenteel zien we dat deze gewoonte dan ongeorganiseerd
                        gebeurt, bijvoorbeeld net buiten de hekken van de sportvereniging. Voornoemde leden
                        vragen de Minister of hij zich kan indenken dat het mogelijk veiliger is om de horeca
                        en terrassen bij sportverenigingen zo snel mogelijk weer te laten openen, met inachtneming
                        van de anderhalve meter regels.
In het verlengde van mijn antwoord op vraag 9 van de VVD-fractie en vraag 63 van de
                     CDA-fractie is het aan het lokale gezag om te beoordelen of wat buiten het hek van
                     de sportvereniging zou gebeuren, een onveilige situatie oplevert waartegen zou moeten
                     worden opgetreden.
                  
87.
Deze leden vragen de Minister naar mogelijkheden om sportorganisaties op andere manieren
                        te ondersteunen om accommodaties meer coronaproof te maken. Is het bijvoorbeeld mogelijk
                        om in de Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties of andere
                        regelingen die duurzaamheid stimuleren, aanvragen voor bijvoorbeeld ventilatiesystemen
                        expliciet mee te nemen? Dit zou met name de kleinere vechtsport- en fitnessorganisaties
                        kunnen helpen met een betere ventilatie van hun accommodaties.
Ik sta positief tegenover het idee om in de BOSA-regeling een module op te nemen die
                     ventilatiesystemen in binnensportaccommodaties subsidiabel maakt. In opdracht van
                     het Topteam Sport wordt op dit moment onderzocht hoe ventilatie kan bijdragen aan
                     het veilig en verantwoord sporten in een binnensportaccommodatie en welke eisen hiervoor
                     aan de ventilatie gesteld moeten worden. Ik verwacht de uitkomsten van dit onderzoek
                     deze zomer. Als hieruit blijkt dat het mogelijk is om heldere eisen op te stellen
                     voor ventilatiesystemen, dan overweeg ik om ik het gebruik van ventilatiesystemen
                     te stimuleren met een aanvullende module in de BOSA-regeling.
                  
Mensen met een beperking
88.
Eenzaamheid onder mensen met een beperking was voor de coronacrisis al een fors probleem
                        en is waarschijnlijk alleen maar groter geworden. Ook de mogelijkheid om te sporten
                        is door COVID-19 ingeperkt. Besteedt de Minister hier aandacht aan? In hoeverre komen
                        de maatregelen uit de steunpakketten ook bij sporters met een handicap terecht? Wordt
                        dit bijgehouden?
Ja, ik besteed hier aandacht aan. De groep mensen met een beperking die eenzaamheid
                     (heeft) ervaren zijn vaak ook de mensen die met gezondheidsproblemen te maken hebben.
                     Voor deze groep is het risicovol om de activiteiten weer op te starten. De partners
                     van de alliantie Sporten en bewegen voor iedereen, buurtsportcoaches en andere zorg-
                     en/of hulpverleners doen hun uiterste best ook deze groep weer te betrekken bij activiteiten.
                  
De maatregelen uit de steunpakketten zijn beschikbaar voor de gehele sportsector en
                     daarmee ook voor de clubs met aanbod voor mensen met een beperking. Er wordt dan ook
                     niet bijgehouden of de steunpakketten specifiek terecht komen bij deze doelgroep.
                  
89.
Komen ook organisaties die zich inzetten voor sporters met een handicap, zoals Uniek
                        Sporten en de Special Olympics, in aanmerking voor extra financiële ondersteuning
                        zodat ze hun activiteiten kunnen voortzetten? Is de Minister bekend met de online
                        personal trainer op het platform Uniek Sporten en is de Minister het met deze leden
                        eens dat dit soort online innovaties die mensen met een beperking blijven aanzetten
                        om te bewegen, bijdragen aan gezondheid en welbevinden van deze groep?
Vanuit het ministerie wordt zoveel mogelijk coulance gehanteerd om projecten die subsidie
                     van de rijksoverheid ontvangen door te schuiven naar 2021 en 2022. Daarnaast wordt
                     gekeken naar mogelijkheden om de doorgang van deze projecten te waarborgen wanneer
                     als gevolg van het coronavirus de inhoud van de lopende projecten verandert.
                  
Ja, ik ben bekend met de online personal trainer op het platform van Uniek sporten.
                     Ik ben het ermee eens dat dit soort online innovaties van belang zijn om mensen met
                     een beperking te ondersteunen bij het sporten en bewegen en dus bijdragen aan gezondheid
                     en welbevinden van deze groep.
                  
Racisme en discriminatie
90.
Tot slot hebben deze leden vragen over het plan om racisme en discriminatie in het
                        voetbal tegen te gaan: «Ons voetbal is van iedereen, Samen zetten we discriminatie
                        buitenspel». Voornoemde leden prijzen de inzet van de Minister en de KNVB op dit punt.
                        Wel hebben zij de vraag wat de concrete doelstellingen van deze aanpak zijn. Wat moet
                        het opleveren? Welke indicatoren worden daarbij gehanteerd? Wat zijn bijvoorbeeld
                        de doelstellingen wat betreft het aantal clubs dat deelneemt aan het trainingsprogramma,
                        hoeveel scheidsrechters geschoold worden en hoeveel meldingen er binnenkomen in de
                        meldingsapp? Hoeveel komt racisme en discriminatie nu voor en welke doelstellingen
                        stellen de Minister en de voetbalsector zichzelf?
Helaas is er nog steeds sprake van racisme, ook in sport. Uit de Vrijetijdsomnibus
                     (VTO) van het SCP en het CBS4 komt naar voren dat in 2018 ruim een kwart van de Nederlandse sporters en/of wedstrijdbezoekers
                     van 12 jaar en ouder wangedrag in de sport heeft meegemaakt of is hier getuige van
                     geweest. Uit het Verenigingspanel (Mulier Instituut, winter 2019/2020) blijkt dat
                     bij de meeste sportverenigingen volgens verenigingsbestuurders (vrijwel) nooit racistische
                     grappen of opmerkingen worden gemaakt (80%), maar ook 15 procent van de bestuurders
                     geeft aan dat grappen en opmerkingen naar huidskleur en/of herkomst binnen de vereniging
                     wel eens worden gemaakt. Bij teamsporten (23%) en met name in het voetbal (32%) komt
                     dit relatief vaak voor.
                  
Het concrete doel van het plan om racisme en discriminatie in het voetbal tegen te
                  gaan, is om met de maatregelen uit het plan discriminatie en racisme op en rond de
                  voetbalvelden terug te dringen. Om de uitvoering en de opbrengsten van het plan te
                  volgen wordt gewerkt aan een monitoringsplan waarbij zowel de inspanningen op de uit
                  te voeren maatregelen als de vorderingen via de indicatoren voor discriminatie en
                  racisme in het voetbal worden gevolgd. Zo zullen bijvoorbeeld 600 amateurclubs en
                  34 betaald voetbalclubs de komende drie jaar deelnemen aan een trainingsprogramma,
                  zullen 5.000 KNVB scheidsrechters en 40.000 verenigingsscheidsrechters worden geschoold
                  om discriminatie te herkennen en gaan we ervan uit dat met de meldingsapp het aantal
                  meldingen en de aanspreekbereidheid omhoog gaat.
               
91.
Verder vragen deze leden of er ook wordt ingezet op meer diversiteit in de top van
                        het voetbal. Op alle niveaus zijn de trainers, coaches en bestuurders vaak overwegend
                        wit, terwijl een groot deel van spelers een bi-culturele achtergrond heeft. Wordt
                        er ingezet op meer diversiteit? Tot slot, zijn er voorbeelden benut van de aanpak
                        van racisme en discriminatie in het voetbal in het buitenland? Zijn er landen waarvan
                        geleerd kan worden? Zijn er internationaal afspraken gemaakt over wat er wordt gedaan
                        als er bijvoorbeeld sprake is van racistische spreekkoren bij internationale wedstrijden,
                        zo vragen deze leden.
De KNVB heeft een intern beleid gericht op meer diversiteit binnen de organisatie
                     en binnen de opleidingen voor bestuurders, trainers en scheidsrechters. Zo stelt de
                     KNVB een diverse poule van procesbegeleiders samen die met de amateurclubs in gesprek
                     gaat over het tegengaan van discriminatie en racisme en om te komen tot meer inclusiviteit
                     in besturen en kaderfuncties binnen het voetbal. Een van de onderwerpen hierbij is
                     een betere afspiegeling van het ledenbestand in besturen alsmede in de rol van trainers,
                     coaches en scheidsrechters.
                  
Op internationaal niveau heeft de KNVB regelmatig overleg met de UEFA, FIFA en andere
                     voetbalbonden over dit thema. De informatie die de KNVB daar opdoet wordt gebruikt
                     om een effectieve aanpak binnen Nederland te realiseren. Bij racistische of discriminerende
                     spreekkoren volgt de KNVB het driestappenmodel van de UEFA. De eerste stap is het
                     informeren van de vierde official en laten omroepen dat racistische spreekkoren dienen
                     te stoppen. De tweede stap is dat een wedstrijd wordt stil gelegd. De derde stap is
                     dat de wedstrijd definitief wordt gestaakt. De scheidsrechters in Nederland zijn hier
                     in detail over gebriefd.
                  
Vragen van de SP-fractie
Sport en de gevolgen van de coronacrisis
92.
Allereerst vragen deze leden of de Minister duidelijk kan schetsen wat hun visie is
                        op de sportsector in de huidige coronatijd en de toekomst. Ondanks de getroffen financiële
                        regelingen zijn er grote gevolgen te zien in de sportsector. Veel sportlocaties vrezen
                        voor hun bestaan en steeds minder kinderen en volwassenen zijn gaan sporten in de
                        afgelopen periode. Dit heeft grote gevolgen voor de sportieve en gezonde samenleving
                        die Nederland zou moeten zijn en kan grote negatieve gevolgen hebben voor de toekomst,
                        ook financieel. Graag ontvangen deze leden hierop een uitgebreide reactie.
In mijn antwoord op vraag 2 van de VVD-fractie ga ik in op het belang van bewegen.
                     Daarnaast verwijs ik u naar het antwoord op vraag 8 van de VVD-fractie waarin de gevolgen
                     van het coronavirus op de sportsector worden geschetst.
                  
93.
Uit onderzoek van het Mulier Instituut blijkt dat minder mensen zijn gaan sporten
                        en bewegen en veel van hen ook minder uren. Deze leden vragen of de Minister een reactie
                        wil geven op dit onderzoek. Sportverenigingen verwachten minder nieuwe leden en ook
                        hebben veel leden tijdens de coronacrisis hun sportlidmaatschap opgezegd. De leden
                        zijn benieuwd in hoeverre de Minister in zijn beleid maatregelen neemt om te zorgen
                        dat bij het heropenen van de sportsector mensen gestimuleerd worden om weer meer te
                        gaan sporten. Kan de Minister hier op ingaan?
Uit dit onderzoek blijkt dat de angst van dalende lidmaatschappen leeft bij veel verenigingsbestuurders.
                     In mijn antwoord op vraag 8 van de VVD-fractie ga ik in op de effecten van het coronavrius
                     op de sportsector. Omdat de kans bestaat dat er ook mensen wegens gezondheidsredenen
                     of anders, voorlopig niet op hun «eigen» sportverenigingen willen of kunnen komen,
                     zijn diverse aanvullende maatregelen genomen om de sportverenigingen te ondersteunen.
                     Zo is onder andere bij het open gaan van de sport een oproep geweest aan de georganiseerde
                     sport om ook niet-leden te ontvangen, ontvangen gemeenten een tegemoetkoming voor
                     kwijtschelding huurlasten van sportverenigingen en is het borgstellingskapitaal van
                     Stichting Waarborgfonds Sport (SWS) met 10 miljoen verhoogd. Daarnaast is met de ontwikkeling
                     van vele lokale sportakkoorden een instrument aanwezig waarmee ingespeeld kan worden
                     op de sportverenigingen in nood.
                  
Uit het breder bevolkingsonderzoek van het Mulier Instituut blijkt dat veel sport-
                     en beweegreductie voortkomt uit gesloten accommodaties. Minder mensen lopen en/of
                     fietsen naar hun werk omdat ze thuiswerken, minder mensen sporten bij een verenigingen
                     omdat competitie en training stil ligt en minder mensen fitnessen (zelfstandig of
                     in groepen) omdat fitnesslocaties gesloten zijn. Ik heb alle reden om aan te nemen
                     dat wanneer werk-, beweeg en sportlocaties weer geopend zijn, dezelfde mensen ook
                     weer gaan bewegen.
                  
Tot slot wil ik ook benadrukken dat in het door u genoemde onderzoek van het Mulier
                     Instituut het belang van bewegen door driekwart van de Nederlanders onderkent wordt.
                     Mogelijk draagt deze gezondheidscrisis bij aan een groter gezondheidsbewustzijn. Waarbij
                     meer Nederlanders sporten en bewegen vanuit de behoefte fit te zijn en de weerstand
                     te verhogen.
                  
94.
Sportverenigingen voelen zich in hun voorbestaan bedreigt, een kwart geeft aan dat
                        noodmaatregelen, hulp en/of ondersteuning essentieel zijn om de coronacrisis te overleven.
                        Deze leden vragen in hoeverre de financiële compensatie die nu is geboden voldoende
                        is om de sportsector en -structuur in stand te houden en in hoeverre de financiële
                        compensatie blijft doorlopen indien sportorganisaties toch niet per 1 juli 2020 open
                        kunnen. Kan de Minister zijn antwoord toelichten.
Hiervoor verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 33 van de VVD-fractie.
95.
Deze leden zijn benieuwd of de Minister in beeld heeft of er sportorganisaties zijn
                        omgevallen in de afgelopen periode. Zo ja, hoeveel sportorganisaties? Kan de Minister
                        aangeven of er nog iets gedaan kan worden voor deze sportorganisaties?
Ik heb nog geen signalen ontvangen dat sportorganisaties zijn omgevallen in de afgelopen
                     periode. Dat is op dit moment ook lastig in te schatten, aangezien er sprake is van
                     een vertragend effect. Sportorganisaties zullen immers eerst hun reserve benutten.
                     Maar ik realiseer me dat de sportsector, net als de andere sectoren hard geraakt is
                     door de gevolgen van de coronacrisis. In mijn antwoord op vraag 8 van de VVD-fractie
                     ga ik in op de gevolgen van COVID-19 op de sportsector en mogelijke ondersteuning.
                  
96.
Het OMT heeft geen advies kunnen geven of bij de opening van sportscholen veilig gesport
                        kan worden. Kan de Minister toelichten waarom er wel gekozen is om vanaf 1 juli de
                        sportscholen weer te openen? Wat gaf hierin de doorslag? Deze leden begrepen dat onderzoek
                        is gedaan en gekeken is naar andere landen wat de effecten zijn van corona en binnensporten.
                        Zijn deze onderzoeken afgerond en betrokken bij het advies om de sportscholen weer
                        te openen? Deze leden vragen of de Minister nader kan toelichten wat de bevindingen
                        en conclusies zijn van deze onderzoeken.
In de routekaart om maatregelen stap voor stap te versoepelen heeft het kabinet besloten
                     om een aantal stappen die voor 1 september gepland stonden te vervroegen naar 1 juli.
                     Bij het zetten van deze stappen wordt steeds nauw gekeken naar de randvoorwaarden
                     die ook in eerdere brieven steeds aan u zijn vermeld:
                  
1) zorgen dat de zorg het aankan,
2) kwetsbare mensen in de samenleving zo goed mogelijk beschermen,
3) nog meer zicht op en inzicht in de verspreiding van het virus.
Experts geven nu aan dat het erop lijkt dat aerosolen een geringe rol spelen bij de
                     verspreiding van het virus. En met een aantal aanvullende maatregelen, waaronder goede
                     ventilatie, onderling afstand houden en cohortering, kan het risico op verspreiding
                     van het virus tijdens het binnen sporten tot een verantwoord niveau worden terug gebracht.
                     De sector heeft die aanvullende maatregelen verwerkt in haar protocollen. De nieuwe
                     inzichten over de verspreiding van het virus en de kennis over de vermeende risico’s
                     die daarmee samenhangen zoals omschreven in mijn antwoord op vraag 40 van de PVV-fractie,
                     heb ik meegenomen in mijn afweging of opening per 1 juli verantwoord is. Hierbij is
                     ook de beschikbare wetenschappelijke kennis en opgedane ervaringen in andere landen
                     zoals Duitsland betrokken.
                  
97.
Kan de Minister aangeven wanneer de sportsector geïnformeerd wordt over de versoepelingen
                        per 1 juli? Voorts is door de Minister nog weinig gezegd hoe er wordt omgegaan met
                        teamsporten en competities in de komende periode. Kan de Minister dit nader toelichten?
                        Wat is de reactie op de oproep van NOC*NSF hieromtrent, die vraagt aan het kabinet
                        om mét de sportsector vooral te kijken wat er wél kan, en dat er in de komende tijd
                        (zeker in de zomermaanden) ruimte zou moeten zijn voor differentiatie en maatwerk?
                        Is de Minister hiertoe bereid? Hoe ziet dat er dan uit, volgens de Minister?
Op 24 juni zijn de versoepelingen die per 1 juli ingaan gepresenteerd. Ik heb daarover
                     ook direct met de sector contact gehad. Ik verwijs graag naar mijn antwoord op vraag
                     1 van de VVD-fractie ten aanzien van het maatwerk.
                  
98.
Een goed voorbeeld is misschien tennis, waarbij het zwaartepunt van de competities
                        en toernooien in de zomer ligt. Uit analyses blijkt dat spelers tijdens de speeltijd
                        niet dichter bij elkaar kwamen dan anderhalve meter, zelfs niet bij het dubbelspel.
                        Het gaat hier ook om weinig verkeersbewegingen en weinig publiek, wat desnoods ook
                        nog geweerd kan worden. Welke mogelijkheden komen er dan bijvoorbeeld voor de tennissport
                        in de zomer?
In vraag 1 van de VVD-fractie ga ik in op de gefaseerde opstart van de sportsector
                     en de mogelijkheden die er vanaf 1 juli zijn Dit geldt uiteraard ook voor tennis.
                  
99.
Zodra sportorganisaties weer kunnen openen zijn zij gehouden aan strenge maatregelen.
                        Echter, we kennen veel verschillende soorten sporten in ons land. Hoe ziet de handhaving
                        van maatregelen er precies uit? Gaat dit via de sportbranches en sportbonden? Krijgt
                        elke sportlocatie een verantwoordelijke die de coronamaatregelen handhaaft of controleert?
                        Deze leden vragen of de Minister kan aangeven in hoeverre hierover nagedacht wordt.
In het algemene protocol verantwoord sporten van NOC*NSF is opgenomen dat het van
                     belang is dat de sportaanbieder een corona-coördinator aanstelt die aanspreekpunt
                     is voor de locatie en de gemeente. Ook wordt aanbevolen dat er zichtbaar en herkenbaar
                     een corona verantwoordelijke op de accommodatie aanwezig is. De noodzaak voor het
                     naleven van regels wordt gevoeld in de sportsector, mijn indruk is dat sportaanbieders
                     hun verantwoordelijkheid nemen. Mocht het toch nodig zijn, dan kan het lokaal gezag
                     ingrijpen.
                  
Er zijn inderdaad veel verschillende sporten. Logischerwijs bemoeilijkt dit de handhaafbaarheid
                     van regels. Ik ben echter verheugd over de invulling die per sporttak wordt gegeven
                     aan de sporttak specifieke protocollen. Ik zie hierin dat de sport zijn verantwoordelijkheid
                     neemt en in de praktijk ook zelf zorg draagt voor naleving. Als er evident sprake
                     is van een onwenselijke situatie, dan kan het lokaal gezag natuurlijk wel ingrijpen.
                  
Steunpakket Sportverenigingen gevolgen COVID-19 maatregelen
100.
Voornoemde leden hebben kennisgenomen van het steunpakket sportverenigingen ten gevolge
                        van de COVID-19 maatregelen. Deze leden hebben begrepen dat veel sportorganisaties
                        in de sportsector geen beroep konden doen op het eerste noodpakket, bijvoorbeeld grote
                        sportverenigingen met een eigen accommodatie. Deze verenigingen kwamen niet in aanmerking
                        voor het aangekondigde steunpakket van 110 miljoen euro en een beroep op de TOGS bleek
                        in veel situaties een druppel op de gloeiende plaat. Worden deze sportorganisaties
                        alsnog gecompenseerd voor hun opgelopen financiële schade?
Ondernemingen voor wie de compensatie uit de TOGS niet voldoende bleek, konden via
                     de BMKB- en GO-regelingen (en vanaf juni ook de KKC-regeling) kredieten tegen lage
                     rentes afsluiten om te voorzien in de financiële schade. Omdat deze regelingen niet
                     toepasbaar zijn op sportverenigingen, heb ik de Stichting Waarborgfonds Sport in staat
                     gesteld om borgstellingen af te geven zodat ook sportverenigingen kortlopende leningen
                     tegen lage rente kunnen afsluiten. Daarmee heb ik de positie van deze sportverenigingen
                     gelijk getrokken aan die van middelgrote ondernemingen uit andere sectoren. Verder
                     biedt de Tegemoetkoming Vaste Lasten, onderdeel van steunpakket 2.0, een ruimere compensatie
                     die is afgestemd op de omvang van de schade. Sportverenigingen die voldoen aan de
                     voorwaarden, kunnen ook een aanvraag indienen voor deze regeling.
                  
101.
Wat is de reactie van de Minister op de indringende oproep van de lifeguards aan de
                        politiek, om hen niet in de kou te laten staan en er voor te zorgen dat alle brigades
                        een TOGS-aanvraag kunnen doen? Hoe kan het dat dit prangende punt al anderhalve maand
                        geleden aan de orde is gesteld maar er nog steeds geen reactie op is gekomen? Is de
                        Minister bereid er snel voor te zorgen dat de reddingsbrigades niet in de financiële
                        problemen komen? Hoe gaat de Minister er voor zorgen dat de reddingsbrigades zich
                        onbezorgd kunnen voorbereiden op de naderende zomer en alles in het werk kunnen stellen
                        voor hun missie: meer veiligheid in, op en langs het water? Steeds meer reddingsbrigades
                        komen financieel in de knel, blijkt uit een enquête van Reddingsbrigade Nederland.
                        Dat komt niet alleen omdat veel evenementen niet zijn doorgegaan, maar ook omdat sommige
                        reddingsbrigades met de SBI-code zijn ingedeeld onder «overige ideële organisaties»
                        en anderen als «zwem- en onderwatersport», terwijl ze zich op hetzelfde richten: mensen
                        veilig leren en laten zwemmen. Dat is toch niet uit te leggen? Als er te weinig geld
                        is voor opleidingen, reddingsboten, redvesten en droogpakken, dan laten de gevolgen
                        zich raden.
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik graag naar vraag 28 van de VVD-fractie.
102.
Deze leden hebben begrepen dat de golfsector nauwelijks aan bod komt in het steunpakket
                        voor de sport. Kan de Minister toelichten hoe dit komt en gaat de Minister alsnog
                        zorgen dat ook de golfsector meegenomen wordt om verdere schade te voorkomen?
Het steunpakket voor de sport is bedoeld als extra vangnet voor die sportverenigingen
                     die niet in aanmerking komen voor het rijksbrede steunpakket. Golf is bij uitstek
                     een tak van sport die wél van de rijksbrede regelingen gebruik heeft kunnen maken.
                  
103.
De aan het woord zijnde leden willen aandacht vragen voor de gehandicaptensport. Juist
                        door de coronacrisis is een extra inspanning noodzakelijk voor de groep sporters met
                        een beperking. Is de Minister het daarmee eens? Het platform Uniek Sporten realiseert
                        lokale, regionale en landelijke samenwerking om mensen met een beperking te kunnen
                        laten sporten en bewegen. Vanwege de coronacrisis valt een belangrijk deel van de
                        inkomsten weg waardoor de continuïteit van dit platform onder druk komt te staan.
                        Hoewel ze zelf een deel van de inkomsten uit hun financiële reserves kunnen halen
                        is dit mogelijk niet genoeg om te blijven voortbestaan. Deze leden vragen de Minister
                        om in overleg met Uniek Sporten te treden en hen te helpen met de resterende financiële
                        problemen en deze ook te financieren. Deze leden vragen of de Minister hiertoe bereid
                        is?
Er zijn in Nederland verschillende groepen mensen die door de coronacrisis extra ondersteuning
                     nodig hebben. Dit geldt niet alleen voor mensen met een beperking, maar ook voor andere
                     kwetsbare groepen zoals mensen in armoede en mensen die dak- en of thuisloos zijn.
                     Het is mooi om te zien hoe buurtsportcoaches, trainers en begeleiders die extra ondersteuning
                     ook bieden voor deze groepen.
                  
Fonds Gehandicaptensport ontvangt een financiële bijdrage van dit ministerie voor
                     het platform Uniek Sporten. Ik zal met hen in gesprek blijven om te kijken waar financiële
                     knelpunten ontstaan en hoe we deze bijdrage zo goed mogelijk kunnen inzetten.
                  
104.
Veel mensen maken gebruik van online work outs of door een online personal trainer,
                        zeker in de huidige coronaperiode. Ook in de gehandicaptensport is een online personal
                        trainer een belangrijke tool om sporters met een beperking in de thuissituatie in
                        beweging te houden. Deze leden vragen of de Minister een eenmalige investering voor
                        de implementatie wil leveren, totdat het Fonds Gehandicaptensport dit vanaf 2022 kan
                        financieren. Is de Minister bereid dit te doen?
Ik ben bereid om de mogelijkheden te onderzoeken voor een eventuele financiële bijdrage
                     vanuit mijn ministerie om dit initiatief van Fonds Gehandicaptensport te ondersteunen,
                     omdat ik het belang zie van deze innovatieve ontwikkeling die gekoppeld wordt aan
                     het platform Uniek Sporten.
                  
105.
74 Procent van de gemeenten zet een buurtsportcoach in op mensen met een beperking,
                     maar uit onderzoek blijkt dat slechts zeven procent van de tijd wordt ingezet voor
                     sporters met een beperking. Deze leden vinden dat hier meer aandacht aan moet worden
                     besteed. Zij vragen of de Minister bereid is om vacante vacatures binnen het programma
                     buurtsportcoaches gerichter in te (laten) zetten op de gehandicaptensport in alle
                     regio’s. Deelt de Minister de mening dat dit ook zinvol kan zijn om bijvoorbeeld de
                     regelingen die er zijn voor sporthulpmiddelen te benutten?
                  
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik graag naar het tweede deel van vraag 74
                     van de D66-fractie. Hierin benadruk ik de meerwaarde van de buurtsportcoach.
                  
Gemeenten bepalen waar zij buurtsportcoaches voor in zetten. Samen met gemeenten hebben
                     we de gezamenlijke intenties op papier gezet om af te spreken waar de inzet van buurtsportcoaches
                     gewenst is en wat we ermee willen bereiken. Dit is breder dan alleen mensen met een
                     beperking. De inzet van buurtsportcoaches is ook van belang om kinderen meer te laten
                     bewegen op en rond de scholen en om sportaanbieders te ondersteunen bij het goed organiseren
                     van activiteiten voor verschillende groepen mensen. Ik zal Vereniging Sport en Gemeenten
                     vragen om de communicatiekanalen in te zetten om het belang van de veelzijdige inzet
                     van de buurtsportcoaches goed voor het voetlicht te brengen.
                  
De connectie met sporthulpmiddelen zie ik hierbij niet.
106.
Voornoemde leden hebben eerder vragen gesteld over het feit dat in de sport verschillende
                        organisaties een afwijkend boekjaar hanteren om de begroting synchroon te laten lopen
                        met de competitie, maar dat de NOW-regeling niet toegankelijk is, omdat de extra accountkosten
                        niet opwegen tegen de te ontvangen subsidie. De Minister gaf aan te bezien onder welke
                        grens een accountantsverklaring niet vereist is. Deze leden vragen of de Minister
                        kan toelichten welke stappen nu genomen worden. Zou het accepteren van het meest recente
                        volledige boekjaar eindigend voor- of op 31 december 2019 dit probleem niet kunnen
                        verhelpen, zo vragen de leden.
Zoals ik eerder in antwoord op vraag 31 van de VVD-fractie heb geantwoord is de NOW
                     een generieke maatregel. De NOW houdt geen rekening met de mogelijkheid tot een gebroken
                     of afwijkend boekjaar: er wordt altijd uitgegaan van de referentie-omzet over 2019.
                  
De grens voor een accountantsverklaring ligt bij een voorschot van € 100.000,– of
                     een vaststelling van de subsidie van € 125.000,– of meer. Vanwege de gewenste en noodzakelijke
                     snelheid van afhandeling van aanvragen en het aantal aanvragen is het niet mogelijk
                     om in die regeling een andere systematiek toe te passen voor specifieke sectoren of
                     individuele aanvragers.
                  
107.
Deze leden hebben in de afgelopen periode signalen ontvangen dat de sportsector blij
                        is met alle compensatie die binnen is gekomen om voort te kunnen blijven bestaan.
                        Echter hoorden deze leden ook signalen dat de eenmalige 4.000 euro compensatie in
                        veel gevallen onvoldoende was. Sommige sportorganisaties konden hiermee slechts eenmalig
                        de huur betalen en vonden dat dit bedrag onvoldoende was om andere (vaste) lasten
                        te kunnen betalen. Kan de Minister toelichten welke argumenten ten grondslag lagen
                        aan de keuze voor dit bedrag aan compensatie?
De tegemoetkoming van € 4.000,– is als redelijk en billijk gevonden als een verzachting
                     van de vaste lasten van de ondernemer. De tegemoetkoming is echter geenszins bedoeld
                     geweest als volledige dekking van de vaste lasten. Daarnaast is voor een vast forfaitair
                     bedrag gekozen om de uitvoering te vergemakkelijken. Het kabinet is echter wel bekend
                     met dergelijke signalen. Bij de vormgeving van het noodpakket banen en economie 2.0
                     zijn deze signalen dan ook meegenomen.
                  
108.
Deze leden hebben eerder vragen gesteld over de financiële gevolgen en regelingen
                        voor sportverenigingen. Zo vroegen de leden onder andere waarom sportverenigingen
                        die personeel betalen via een payrollbedrijf een NOW-aanvraag kunnen indienen, maar
                        zodra sportverenigingen via een centrale servicedesk personeel uitbetalen zij geen
                        beroep kunnen doen op deze regeling. Deze leden waren teleurgesteld over de antwoorden
                        van de Minister die aangaf dat de situatie voor sportservicebureaus hetzelfde is als
                        die van payrollbedrijven, terwijl dat feitelijk niet juist is. De payrollovereenkomst
                        is de uitzendovereenkomst, waarbij de overeenkomst van opdracht tussen de werkgever
                        en de derde niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag
                        en aanbod op de arbeidsmarkt en waarbij de werkgever alleen met toestemming van de
                        derde bevoegd is de werknemer aan een ander ter beschikking te stellen. Een dergelijke
                        exclusiviteitseis kennen sportservicebureaus niet. Trainers/coaches kunnen, zeker
                        als het specialisten zijn op het gebied van bijvoorbeeld keepen of hardlopen, bij
                        meerdere verenigingen voor een paar uur per week actief zijn zonder dat zij daar toestemming
                        voor wie dan ook voor nodig hebben. Sportservicebureaus voerden hun dienstverlening
                        al lang uit voordat het begrip payroll in het leven werd geroepen. Zij zijn een hulpstructuur
                        die de sector juist reguleert en onder een goede cao laat werken en zijn er niet op
                        uit de werknemer te benadelen door regels te ontwijken. De loonafspraak is gemaakt
                        tussen de vereniging en de trainer en de arbeidsovereenkomst tussen hen loopt door.
                        Niet factureren betekent dus enerzijds dat sportservicebureaus afstand doen van omzet
                        terwijl de dienst wel geleverd is, hiervoor ontbreekt iedere juridische grondslag
                        en dit zal bij het verkrijgen van de vereiste accountantsverklaring achteraf tot problemen
                        leiden. Sportservicebureaus kunnen het totale loon van alle trainers voorschieten,
                        echter leidt dit tot liquiditeitsproblemen. Deze leden vragen of de Minister hierop
                        wil reageren. Voorts begrijpen deze leden dat de vijf sportservicebureaus in kwestie
                        opereren in een niche, maar dit niet tot gevolg mag hebben dat sportverenigingen hier
                        de dupe van worden. Is de Minister dit met deze leden eens? De totale inventarisatie
                        met de schade per individuele vereniging bedraagt circa 1,5 miljoen euro. Is de Minister
                        bereid om met de Ministers van VWS en SZW samen te kijken naar een redelijke oplossing
                        met en voor deze vijf servicebureaus?
Ik verwijs graag naar het antwoord op vraag 31 van de VVD-fractie.
Kwijtschelding huurpenningen voor amateursportverenigingen
109.
De Minister heeft besloten gemeenten te compenseren voor de kwijtschelding van huurkosten
                        voor sportverenigingen die geconfronteerd zijn met een omzetdaling over de periode
                        1 maart t/m 1 juni 2020. Deze leden vragen of de compensatie aan gemeenten vrijblijvend
                        is of dat zij ook daadwerkelijk de huurkosten kwijtschelden. Is het mogelijk dat gemeenten
                        deze compensatie inzetten voor andere kosten dan kwijtschelding van de huurkosten
                        aan sportverenigingen?
Ik ben momenteel in overleg met de gemeenten over de vormgeving van de regeling. In
                     deze regeling zal ik waarborgen dat de compensatie daadwerkelijk ten goede zal komen
                     van de sportverenigingen.
                  
110.
Voorts vragen de leden in hoeverre sportverenigingen worden gecompenseerd indien zij
                        langer dan 1 juli 2020 dicht moeten blijven. Ontvangen gemeenten dan voor een langere
                        tijd compensatie voor de kwijtschelding van de huurkosten die sportverenigingen maken?
Inmiddels is bekend dat per 1 juli alle sporten weer zijn toegestaan voor alle doelgroepen,
                     zowel binnen als buiten. Ik zie daarom nu geen aanleiding om de compensatie van de
                     huurkosten te verlengen.
                  
Stimuleringsregeling voor amateursportverenigingen met een eigen accommodatie
111.
Deze leden vragen of deze compensatie eenmalig is of dat deze structureel wordt uitgekeerd
                        indien sportlocaties langer dicht moeten blijven dan 1 juli 2020. Waarom is precies
                        gekozen voor een bedrag van 2.500 euro per vereniging? Is dit voldoende voor deze
                        sportlocaties om het hoofd voor langere tijd boven water te houden of is dit slechts
                        genoeg om eenmalig de vaste lasten te kunnen betalen?
De tegemoetkoming voor sportverenigingen is éénmalig. Gezien het verloop van de coronamaatregelen
                     en de geplande versoepelingen zie ik geen aanleiding om deze uitkering structureel
                     te maken.
                  
In het verenigingspanel onderzoek van het Mulier Instituut van april 2020 is gevraagd
                     naar de vaste lasten. Op basis van dit onderzoek is bepaald dat de gemiddelde vaste
                     lasten bij sportverenigingen die lagere lasten hebben dan € 4.000 over de periode
                     maart, april en mei 2020, gemiddeld rond de € 2.500 is. Momenteel ben ik de regeling
                     aan het uitwerken in overleg met de sportbonden en gemeenten. Daarbij kijk ik of differentiatie
                     in de hoogte van de tegemoetkoming wenselijk en uitvoerbaar is.
                  
Toegang tot kortlopend krediet voor amateursportverenigingen
112.
Voornoemde leden vinden het fijn dat amateursportverenigingen die als gevolg van de
                        coronamaatregelen in liquiditeitsproblemen zijn gekomen in aanmerking komen voor een
                        bancaire lening tegen een lage rente. Deze leden vragen echter wel in hoeverre deze
                        amateursportverenigingen niet verder in de financiële problemen komen indien de mogelijkheid
                        om 1 juli 2020 open te gaan niet doorgaat en zij daarmee een hoge schuld kunnen opbouwen.
                        Kan de Minister toelichten hoe voorkomen wordt dat amateursportverenigingen zowel
                        op korte als lange termijn in grote financiële problemen komen?
Met het sportsector specifieke steunpakket heb ik een aanvulling gedaan op de rijksbrede
                     regelingen. Een groot deel van deze steun bestaat uit tegemoetkoming in de vaste lasten
                     en kwijtschelding van de huur. Voor sportverenigingen die door de eigen specifieke
                     omstandigheden hier niet voldoende aan hebben, heb ik bij de Stichting Waarborgfonds
                     Sport (SWS) een vangnet opgetuigd door hen te voorzien van waarborgstellingskapitaal.
                     Hiermee is het mogelijk voor sportverenigingen om daar waar nodig leningen tegen lage
                     rentes af te sluiten.
                  
Momenteel heeft SWS vijf aanvragen van verenigingen binnen gehad waarvan er twee zijn
                     toegekend. Bij de toekenning wordt door SWS bekeken of de aanvragende sportvereniging
                     de lening wel kan dragen of dat er sprake is van structurele financiële problemen.
                     Wanneer dat laatste het geval is zal SWS eerst met de lokale gemeente in overleg treden
                     over de visie van de gemeente op de toekomst van de sportvereniging alvorens de waarborgstelling
                     voor de lening te verstrekken.
                  
Plan om racisme en discriminatie in het voetbal tegen te gaan: «Ons voetbal is van
                     iedereen, Samen zetten we discriminatie buitenspel»
113.
Deze leden vragen wat de stand van zaken is van de aangenomen gewijzigde motie van
                        de leden Jasper van Dijk en Yesilgöz-Zegerius over betere strafrechtelijke vervolging
                        van racisme in het stadion(Kamerstuk 35 300 XV, nr. 22). Deze leden lezen in het plan wat de voornemens zijn op strafrechtelijke vervolging,
                        echter vinden deze leden het teleurstellend om in het plan te lezen dat er nog geen
                        optimale systemen voor voetbalstadions beschikbaar zijn. In de zomer van 2020 worden
                        bedrijven uitgedaagd om met passende en innovatieve oplossingen te komen. Kan de Minister
                        aangeven hoe de motie wordt uitgevoerd en wanneer de Kamer daarover nader geïnformeerd
                        wordt?
In het plan «Ons voetbal is van iedereen. Samen zetten we racisme en discriminatie
                     buitenspel» is aangekondigd om in stadions meer gebruik te maken van slimme technologieën,
                     welke een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de strafrechtelijke vervolging van
                     racisme en discriminatie. Clubs kunnen aangifte doen bij de politie en daarbij bijvoorbeeld
                     beelden aan hen overdragen. Op dit moment doet een aantal clubs dat al. De beelden
                     alleen zijn niet altijd voldoende voor een strafrechtelijke vervolging omdat geluid
                     ontbreekt, of de beelden niet scherp genoeg zijn.
                  
Juist bij de opsporing én vervolging van discriminatoire uitlatingen is het van belang
                     om vast te stellen wat de precieze uitlating is en door wie deze gedaan wordt. Met
                     de huidige middelen (o a. reguliere camera’s en inzet stewards) is voldoende strafrechtelijk
                     bewijs vaak lastig rond te krijgen. Rondom de slimme technologie wordt vanuit het
                     plan een challenge georganiseerd waarbij het beste voorstel in de praktijk zal worden
                     getest. De resultaten zullen inzicht geven in hoeverre speciale technologieën kunnen
                     bijdragen aan de opsporing van daders. Op voornoemde wijze geeft het Kabinet invulling
                     aan de gewijzigde motie Jasper van Dijk en Yeşilgöz-Zegerius. Zoals toegezegd wordt
                     u begin volgend jaar geïnformeerd over de uitvoering van het plan, waarbij ik hoop
                     dat de impact van het coronavirus en de aanpak hiervan voor niet al te veel vertraging
                     zorgt.
                  
114.
Deze leden vragen of de Minister in wil ingaan op de verbeterpunten die worden gezien
                        als het gaat om ingeroosterde tijd en effectieve lestijd. Voorts vragen de leden of
                        de Minister wil ingaan op de minder positieve indruk die er is bij het praktijkonderwijs,
                        vanwege ingeroosterde lestijd in de bovenbouw, het relatief beperkte aanbod van regelmatige
                        extra curriculaire sport en het beperkte aandeel scholen met een gezonde school vignet
                        Bewegen en sport.
Ik heb vertrouwen in de verdere uitwerking van het nieuwe curriculum binnen het onderwijs,
                     waarin bewegen en sport een prominentere plek inneemt door verschillende lagen van
                     het onderwijs en niet enkel het primair onderwijs. Daarnaast zet ik mij in voor een
                     gevarieerder aanbod van extra curriculaire sport. Dat debat is tussen de Tweede Kamer
                     en Minister Slob van Onderwijs. Vanuit VWS steun ik de aandacht voor verbetering kwaliteit
                     en hoeveelheid bewegingsonderwijs en ik mij in voor een gevarieerder aanbod van extra
                     curriculaire sport.
                  
Ik doe dit bijvoorbeeld door buurtsportcoaches nóg beter te verbinden aan het onderwijs,
                     maar ook door bij te dragen aan de landelijke sportolympiade Olympic Moves met de
                     ontwikkeling van aanbod voor de oudere leerlingen. Ik draag ook bij aan het programma
                     «Gezonde School», samen met de Ministeries van OCW, SZW en EZK. Deze maand wordt er
                     met elkaar gesproken over een volgende programmaperiode 2020–2024 voor Gezonde School
                     en waar ambities en doelen nog beter aangescherpt kunnen worden. Het doel is dat eind
                     2024 in totaal minimaal een derde van het totaal aantal scholen (over alle sectoren
                     als PO, VO etc.) in Nederland werkt met de Gezonde School-aanpak.
                  
115.
Deze leden zijn verheugd dat de helft van de ondervraagde schoolleiders meer lesuren
                        wenselijk vinden. Is de Minister inmiddels van mening veranderd en vindt de Minister
                        nu ook samen met schoolleiders dat er meer lesluren nodig zijn om kinderen voldoende
                        te laten en leren sporten en bewegen?
Kinderen moeten vooral voldoende gelegenheid hebben gedurende de dag om voldoende
                     te bewegen. Het bewegingsonderwijs is daar een belangrijk onderdeel van en daarin
                     zien we goede ontwikkelingen op lokaal niveau door extra inzet op motorisch testen,
                     maar ook door gedurende de pauzes gericht te bewegen. Voor het bewegingsonderwijs
                     zullen in de nabije toekomst de twee lesuren vanuit het amendement Heerema (VVD) en
                     van Nispen (SP) de norm zijn. Ik zie dat als een positieve ontwikkeling. Daarnaast
                     moeten we kinderen en hun omgeving blijvend stimuleren om in hun vrije tijd meer buiten
                     te spelen en te sporten.
                  
116.
Tenslotte vragen deze leden of de Minister de aanbevelingen overneemt om meer onderzoek
                        te doen naar motieven en belemmeringen in het bewegingsonderwijs en ook nader onderzoek
                        te doen wat het oordeel is van leerlingen over het vakonderwijs en sportaanbod van
                        scholen. Indien de Minister geen nader onderzoek wil laten doen, kan de Minister dit
                        beargumenteren, zo vragen deze leden.
Ik ben van plan om de onderzoekcyclus van de huidige metingen rond het bewegingsonderwijs
                     vanuit Mulier Instituut voort te zetten en zal kijken of ik de aanvullende onderzoeksvragen
                     hierin kan meenemen in de volgende ronde.
                  
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport - 
              
                  Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier