Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Moorlag over de aanleg van glasvezel in buitengebieden
Vragen van het lid Moorlag (PvdA) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de aanleg van glasvezel in buitengebieden (ingezonden 22 juni 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 7 juli
2020).
Vraag 1
Kent u het bericht «Vrees voor Osse glasvezeloorlog»1 en herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen van het lid Moorlag over dit
onderwerp?2
Antwoord 1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vraag 2
Deelt u de mening dat doordat KPN plannen voor de beperkte aanleg van glasvezel maakt
in gemeenten waar al uitgewerkte plannen liggen voor de aanleg van een volledig glasvezelnet,
KPN daarmee de aanleg van glasvezel tot in de buitengebieden kan belemmeren? Zo ja,
waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ja, ik deel die mening. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) concludeert in haar
studie van de glasvezelmarkt dat marktgedragingen in de kernen kunnen leiden tot een
(op korte termijn) minder grootschalige uitrol van glasvezel en vertraging in de gebieden
waar wel glasvezel wordt uitgerold. Dit gebeurde bijvoorbeeld in Deurne waar de uitrol
vertraging heeft opgelopen maar waar nu wel de kern en het buitengebied van glasvezel
worden voorzien. De ACM concludeert daarbij ook dat uitrolplannen in het buitengebied
tot nu toe met of zonder vertraging toch uitgevoerd worden. De ACM zag vorig jaar
onvoldoende aanleiding om een mededingingsrechtelijk vervolgonderzoek in te stellen.
Omdat ik dit soort berichten toch zorgelijk vind, spreek ik vanuit mijn eigen rol
KPN hier ook op aan.
Vraag 3
Wat is de opvatting van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) over het feit dat KPN
bij herhaling in gemeenten waar al plannen voor glasvezel zijn ook tracht om een glasvezelnet
aan te leggen?
Antwoord 3
KPN heeft aangegeven voor 2023 één miljoen additionele huishoudens van glasvezel te
willen voorzien, en de ambitie te hebben om vervolgens heel Nederland te verglazen.
Dit vindt de ACM een gunstige ontwikkeling, aangezien de ACM, net als ik, graag ziet
dat alle huishoudens in Nederland keuze hebben uit twee hoogwaardige en snelle netwerken.
In de meeste gebieden betekent dit dat eindgebruikers naast een kabelaansluiting op
korte termijn ook de beschikking krijgen over een glasvezelaansluiting. Dat KPN bij
deze grootschalige uitrolplannen af en toe concurrerende partijen tegenkomt, lijkt
dan ook onvermijdelijk.
In meeste gebieden is er naast het bestaande kabel- en kopernetwerk geen rendabele
business case voor twee of meer glasvezelnetwerken, ondanks dat dit vanuit het oogpunt
van infrastructuurconcurrentie wenselijk zou kunnen zijn. Indien meerdere partijen
glasvezel in hetzelfde gebied willen aanleggen zou de ACM daarom liever zien dat partijen
gezamenlijk investeren in één open glasvezelnetwerk met goede voorwaarden voor toegangszoekers.
Dat is de snelste manier om te zorgen dat er zo spoedig mogelijk twee landelijk concurrerende
infrastructuren in Nederland aanwezig zijn die voorlopig in de behoefte van de consumenten
kunnen voldoen en waarover meerdere partijen diensten kunnen leveren aan eindgebruikers.
Het is aan marktpartijen om te komen tot gezamenlijke investeringen. Omdat ik die
ontwikkeling ook wil stimuleren voer ik conform de aanbevelingen van de ACM gesprekken
met de marktpartijen om de mogelijkheden tot het komen van gezamenlijke investeringen
te verkennen. In het najaar van 2020 informeer ik uw Kamer over de voortgang van deze
gesprekken, zoals ik uw Kamer in het Algemeen Overleg van 11 juni jl. heb toegezegd.
Vraag 4
Bent u van mening dat de concurrentieverhoudingen op de glasvezelmark eerlijk zijn?
Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Het is aan de ACM als onafhankelijk markttoezichthouder om een oordeel de te vellen
over de concurrentieverhoudingen in de markt. In principe staat het elke partij vrij
om een glasvezelnetwerk uit te rollen in Nederland, waarbij gemeenten een brede gedoogplicht
hebben. Sommige partijen genieten echter wel meer zekerheid ten aanzien van de verwachte
bezetting van een nieuw aan te leggen glasvezelnetwerk dan anderen, bijvoorbeeld doordat
zij reeds beschikken over een legacy-netwerk waarvan zij de klanten kunnen overschakelen.
Of hierbij sprake is van eerlijke concurrentie hangt naast een analyse van de lokale
omstandigheden, ook af van deze wijze waarop dit (en mogelijk andere voordelen) worden
uitgebaat. Dit vereist een case-by-case analyse van de ACM.
Vraag 5
Deelt u de mening dat als de doelstelling wordt dat elke burger een verbinding boven
de 100 megabit per seconde (Mbps) moet kunnen krijgen, glasvezel daarvoor het meest
geëigende middel is?
Antwoord 5
Nee, ik deel deze mening niet. We hebben in Nederland een brede telecommarkt. We hebben
het kopernetwerk van KPN, het kabelnetwerk van VodafoneZiggo en diverse glasvezelnetwerken
van partijen zoals Delta en E-Fiber maar ook lokale glasvezelexploitanten. Al deze
netwerken zijn in staat om een verbinding van 100 Mbps te bieden aan hun klanten.
Op de langere termijn, als consumenten echt hoge snelheden gaan vragen, is het kopernetwerk
van KPN niet meer in staat om daar aan te voldoen. Op dit moment komt echter de impuls
van de uitrol van glasvezel niet vanuit de consument maar vanuit de investeerders.
Het kabelnetwerk is wel in staat om te voorzien in de toekomstige ontwikkelingen in
de vraag, de techniek kan namelijk steeds verbeterd worden.
Vraag 6
Bent u voornemens om te laten onderzoeken of er sprake is van een evenwichtige en
eerlijke markt voor de aanleg van glasvezelnetwerken? Zo ja, hoe gaat u dit laten
onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Afgelopen jaar heeft de ACM uitvoerig onderzoek gedaan naar de omstandigheden in de
markt voor de uitrol van glasvezel in Nederland. Sindsdien houdt de ACM de ontwikkelingen
in deze markt nauwlettend in de gaten onder meer door een uitbreiding van zijn Telecommonitor.
Over de bevindingen uit deze monitoring zal de ACM de markt in het najaar van 2020
nader informeren. Indien de ACM het vermoeden heeft dat er mogelijk sprake is van
mededingingsbeperkend gedrag zal de ACM een vervolgonderzoek in stellen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.