Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Hijink en Marijnissen over blijvende signalen van tekorten aan persoonlijke beschermingsmiddelen voor zorgverleners
Vragen van de leden Hijink en Marijnissen (beiden SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over blijvende signalen van tekorten aan persoonlijke beschermingsmiddelen voor zorgverleners (ingezonden 18 mei 2020).
Antwoord van Minister Van Rijn (Medische Zorg) (ontvangen 3 juli 2020).
Vraag 1
Kunt u een update geven hoe het staat met het verstrekken van persoonlijke beschermingsmiddelen
aan zorgverleners in de ziekenhuizen en de zorg buiten de ziekenhuizen?1
Antwoord 1
Het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) heeft sinds de oprichting 71 miljoen persoonlijke
beschermingsmiddelen uitgeleverd aan de curatieve en langdurige gezondheidszorg (stand
23 juni 2020). Het LCH kan met de huidige voorraad in Nederland voorzien in de vraag
die zorginstellingen bij het LCH hebben gemeld. Informatie over de precieze vraag,
de bestellingen en de beschikbare voorraad van beschermingsmiddelen van het LCH is
beschikbaar op hun website2.
Vraag 2
Kunt u verklaren hoe het mogelijk is dat er nog steeds zorgverleners zijn die zonder
bescherming moeten werken, want de SP-fractie blijft meldingen binnenkrijgen van zorgverleners
die werkzaam zijn buiten de ziekenhuissector en die moeten werken zonder persoonlijke
beschermingsmiddelen?3
Antwoord 2
Uitgangspunt in zorg en ondersteuning blijft dat gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen
(PBM) volgens de uitgangspunten van het RIVM nodig is bij verpleging, verzorging of
lichamelijk onderzoek van een patiënt met (verdenking van) COVID-19 en als het niet
mogelijk is om 1,5 meter afstand te houden. Bij cliënten die niet verdacht zijn van
COVID-19 is er geen risico op besmetting en zullen geen extra maatregelen nodig zijn.
Daarom blijft het belangrijk dat elke keer dat een cliënt thuis wordt bezocht het
gesprek aan wordt gegaan en te checken of hij of zij geen COVID-19 klachten heeft
of niet besmet is. In het geval hier wel sprake van is dient de zorg en ondersteuning
uitgesteld te worden als dit kan en waar dit niet kan zullen PBM nodig zijn om de
zorg veilig te verlenen.
In de praktijk blijkt echter dat het niet altijd even duidelijk is, of vooraf goed
in te schatten. In de motie van het lid Marijnissen c.s.4 wordt daarom gevraagd meer ruimte te geven aan de professionele inschatting van zorgverleners
bij het gebruiken van PBM. Deze wens was ook aanwezig bij de zorgverleners in het
veld en heeft in overleg tussen RIVM en veldpartijen ertoe geleid dat dit vanaf 1 mei
jl. expliciet is opgenomen in de uitgangspunten van het RIVM voor het gebruik van
PBM buiten het ziekenhuis, en op 6 mei jl. in de uitgangspunten voor Wmo ondersteuning.
Dit betekent dat zorgmedewerkers op basis van hun professionele inzichten en ervaring
beredeneerd kunnen afwijken van de uitgangspunten als de specifieke situatie daarom
vraagt. Daarvoor dienen dan ook voldoende PBM beschikbaar te zijn.
De beroepsvereniging V&VN, heeft voor de verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundige
specialisten een handreiking opgesteld die op 14 mei jl. is gepubliceerd. Deze bevat
handvatten voor de praktijk, inclusief voor situaties wanneer afgeweken kan worden
van de norm en PBM gebruikt kunnen worden. Ook de vakbonden hebben hiervoor een richtlijn
opgesteld. Algemeen preventief inzetten van persoonlijke beschermingsmiddelen is niet
wenselijk omdat daardoor juist weer schaarste kan ontstaan.
Vraag 3
Krijgt u ook signalen binnen van zorgverleners die besmet zijn geraakt met het coronavirus
na de verzorging van cliënten terwijl zij geen persoonlijke beschermingsmiddelen kregen,
de SP-fractie krijgt namelijk deze meldingen? Hoe treedt de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ) op bij dergelijke meldingen?5
Antwoord 3
De IGJ heeft een tiental meldingen ontvangen waarbij melding is gemaakt van een coronabesmetting
bij een zorgverlener en geen beschermingsmiddel beschikbaar of voorradig was. Dit
betekent niet per definitie dat de zorgverlener de besmetting heeft opgelopen doordat
er geen persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar waren.
De IGJ houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de zorg, en beoordeelt vanuit
die verantwoordelijkheid de meldingen die het binnenkrijgt. Het toezicht op arbeidsomstandigheden
en veilig werken in de zorg is belegd bij de Inspectie SZW. In de afgelopen periode
heeft de IGJ één melding doorgestuurd naar de Inspectie SZW. Deze betrof een anonieme
melding aan de IGJ over onder andere het niet krijgen van beschermingsmiddelen. Er
was geen sprake van besmetting door het coronavirus. De Inspectie SZW heeft tot en
met vrijdag 5 juni 2020 216 klachten en signalen in relatie tot Corona ontvangen afkomstig
uit de gezondheids- en welzijnssector. Ongeveer een kwart van deze meldingen heeft
betrekking op het beschikken over onvoldoende en ongeschikte persoonlijke beschermingsmiddelen.
Ook dit betekent niet per definitie dat de zorgverlener de besmetting heeft opgelopen
doordat er geen persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar waren. Afhankelijk van
de aard van de melding wordt deze onderzocht door een inspecteur of meegenomen in
het risico gestuurd toezicht.
Vraag 4, 5, 6
Waarom worden geen persoonlijke beschermingsmiddelen preventief verstrekt aan zorgverleners,
om risico’s op besmettingen af te doen nemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Kunt u uitleggen waarom in supermarkten mondkapjes te koop zijn, maar dat zorgverleners
geen persoonlijke beschermingsmiddelen preventief krijgen aangereikt voor de zorg
van cliënten die risico lopen besmet te raken met het coronavirus? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Bent u bereid om in overleg met het RIVM de richtlijnen voor zorgverleners aan te
passen zodat zij voor de zorg aan cliënten ook preventief persoonlijke beschermingsmiddelen
krijgen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 4, 5, 6
Zie het antwoord op vraag 2.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.J. van Rijn, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.