Verslag van een notaoverleg : Verslag van een notaoverleg, gehouden op 17 juni 2020, over Sociaal minimum en Kinderrechten
35 300 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2020
Nr. 66 VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Vastgesteld 3 juli 2020
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft op 17 juni 2020 overleg gevoerd
met mevrouw Van Ark, Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer
Blokhuis, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mevrouw Keijzer,
Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, en de heer Knops, Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over:
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 14 mei
2020 inzake voortgang aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling in Caribisch Nederland
(Kamerstukken
28 345 en 31 015, nr. 231);
– de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 3 april
2020 inzake voortgang programma BES(t) 4 kids: goede en betaalbare kinderopvang en
naschoolse voorzieningen in Caribisch Nederland (Kamerstuk
31 322, nr. 411);
– de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 31 januari
2020 inzake tewerkstellingsvergunningen Saba (Kamerstuk
35 300 IV, nr. 46);
– de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 19 december
2019 inzake antwoorden op vragen commissie over de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid
Caribisch Nederland (Kamerstuk
35 300 IV, nr. 44);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 19 december
2019 inzake reactie op verzoek commissie om een reactie over voorstel Stichting The
Quill tot wetenschappelijke dataverzameling over psychische gezondheid van de bevolking
in Caribisch Nederland (Kamerstuk
35 300 IV, nr. 43);
– de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 18 december
2019 inzake aanpassing voorwaarden toeslag AOV-gerechtigden via de onderstand (Kamerstuk
35 300 IV, nr. 42);
– de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 19 november
2019 inzake antwoorden op vragen commissie over antwoorden op vragen commissie over
de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland (Kamerstuk
35 300 IV, nr. 35).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Paternotte
De griffier van de commissie, De Lange
Voorzitter: Paternotte
Griffier: De Lange
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bosman, Van Dam, Diertens, Van der Graaf,
Özütok en Paternotte,
en mevrouw Van Ark, Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer
Blokhuis, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mevrouw Keijzer,
Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, en de heer Knops, Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Aanvang 13.01 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Van harte welkom aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, de heer
Knops, de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, mevrouw Keijzer, aankomend
Minister en Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mevrouw Van Ark,
en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer Blokhuis. Allen
van harte welkom. Fijn dat u er vandaag bij bent. Bon dia, Boneiru, good morning,
Statia, good morning, Saba, voor de mensen die vanuit daar meekijken dan wel meeluisteren.
Op de agenda vandaag staan sociaal minimum en kinderrechten. De leden die vandaag
spreken, hebben zes minuten spreektijd om deze onderwerpen en de vier departementen
te dekken. De volgorde die we gaan aanhouden zal, omdat dit een notaoverleg is, de
volgorde zijn die we ook hanteren bij een begrotingsbehandeling, hetgeen betekent
dat de grootste oppositiepartij als eerste het woord krijgt, alternerend met in aflopende
volgorde van grootte de coalitiepartijen. Dit betekent dat ik zo meteen als eerste
het woord ga geven aan mevrouw Özütok, bij afwezigheid van de PVV, en dat ik daarna
naar de heer Bosman, de heer Van Dam en mevrouw Diertens ga. Dit zou nog enigszins
kunnen wijzigen als er nog leden later aansluiten.
Niets staat ons in de weg om dan nu te beginnen. Ik ga als eerste voor de eerste termijn
voor zes minuten het woord geven aan mevrouw Özütok van GroenLinks.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Het is een eervol moment om in deze mooie zaal dit notaoverleg
te mogen houden. Als ik om me heen kijk, zie ik dat er bijna net zo veel bewindspersonen
als Tweede Kamerleden zijn. Dit is indrukwekkend: vier bewindspersonen achter de tafel
om een probleem voor drie kleine bijzondere gemeenten op te lossen. Hoe komt dit aan
de andere kant van de oceaan over, vraag ik mij dan af. Hopelijk zegt dat heel veel
over de betrokkenheid van het kabinet bij Caribisch Nederland. Die betrokkenheid is
echt heel nodig, want de problemen zijn ook groot. Ik denk dat er nergens in Nederland
zo'n armoede wordt geleden als in Caribisch Nederland. Armoede komt nooit alleen.
Meestal gaat het gepaard met andere ellende zoals werkloosheid, verslavingsproblematiek,
opvoedingsproblemen, schoolverzuim en relationeel geweld. Laten we ophouden om dat
«huiselijk geweld» te noemen.
Voorzitter. We hebben het al lang over dit schrijnende probleem. Kinderen gaan met
een lege maag naar bed, ouderen slaan maaltijden over of gaan naar de dagopvang om
te eten en een gevuld kommetje mee naar huis te nemen voor het weekend. Dat is de
staat van Caribisch Nederland. Daar is de coronacrisis nog eens bovenop gekomen. Ook
in Caribisch Nederland heeft de crisis diepe sporen in de lokale samenlevingen getrokken.
Het is goed dat daarom op de eilanden de samenwerking is gezocht tussen bestuur, hulpverleners,
politie en justitie. Ik ben erg benieuwd naar de ervaringen van de werkgroepen die
kwetsbare gezinnen en personen monitoren. Het geeft misschien een beter inzicht in
de diepte van deze problematiek. Kan de Staatssecretaris – dat kan ook in een brief
– de Kamer informeren over de werkgroepen maatregelen corona?
Het kabinet zet stappen om armoede te bestrijden, bijvoorbeeld door toe te werken
naar de jaarlijkse indexering van het ijkpunt voor het sociaal minimum en door de
tijdelijke subsidie op de kinderopvang en buitenschoolse opvang. De vraag is alleen:
is het voldoende? Is het genoeg? De Nationale ombudsman, Reinier van Zutphen, formuleerde
het treffend. In Europees Nederland zou er allang geprotesteerd zijn tegen toestanden
zoals hij die in Caribisch Nederland in zijn onderzoeken is tegengekomen. Hij vindt
dat we ons diep moeten schamen en de aanpak moeten intensiveren. Ik snap heel goed
waar dat vandaan komt. Juist hier, op het punt waarop inwoners de voordelen van directe
banden met Nederland zouden moeten merken, zijn we in een patstelling terechtgekomen.
De Staatssecretaris van SZW verschuilt zich achter een oude afspraak om terughoudend
te zijn met het aanpassen van bestaande regels voor Caribisch Nederland. Daarmee ontstaat
een duidelijke ongelijkheid die zich vooral wreekt bij de toegang tot de noodzakelijke
basisvoorzieningen. Over toegang tot drinkwater hebben we het al meer gehad. Maar
het is toch onbestaanbaar dat in de coronacrisis drinkwater op rantsoen moet? Ook
lees ik nergens de concrete resultaten van de inzet om de kosten van levensonderhoud
te verlagen. Wat merken de inwoners van Caribisch Nederland daarvan in hun portemonnee?
Ik vind het hoog tijd om te onderzoeken op welke wijze door continentaal Nederland
flankerend beleid wordt ingezet om problematische situaties in Caribisch Nederland
ook op te pakken, zoals de decentrale zorgverlening, het ouderenbeleid, Wmo, mantelzorg.
Ik overweeg op dat punt een motie in te dienen.
Als commissie zijn we al enige tijd bezig met dat sociaal minimum. GroenLinks vindt
dat wat er nu ligt, de jaarlijkse indexering van het ijkpunt voor het sociaal minimum,
echt onvoldoende. Wij verschillen met het kabinet van mening over de verantwoordelijkheid
voor het aanpakken van schrijnende armoede. In antwoord op onze vragen is toegezegd
dat BZK en SZW de regierol op zich nemen om te komen tot een meer integrale benadering
van het verbeteren van de situatie van ouderen in Caribisch Nederland. Die toezegging
is van december vorig jaar. Wat precies is er vanaf die tijd gebeurt? En wat is er
precies gedaan om Caribische ouderen daarvan iets in hun portemonnee te laten merken?
Voldoet de toeslag via de onderstand op de AOV? Wordt die toeslag automatisch toegekend
of moeten AOV-gerechtigden daartoe een extra verzoek indienen? Zijn er ouderen die
bijvoorbeeld uit trots geen onderstand willen of durven aanvragen en die daardoor
buiten het zicht van het beleid blijven? Is er voldoende voorlichting en actieve ondersteuning
om ouderen aanspraak te laten maken op waar zij recht op hebben? Wonen op de eilanden
is duur, weten we met z'n allen. Bij een AOV van 600 dollar gaat ongeveer 500 dollar
op aan huur en de prijzen van boodschappen zijn zowat het dubbele van die in Nederland.
Welke maatregelen worden er genomen om het wonen betaalbaar te houden?
Dan kinderopvang. Als ik de stukken lees, kan ik me niet aan de indruk onttrekken
dat hier een ingewikkeld probleem van wordt gemaakt. Waar we uitgerekend bij de Belastingdienst
van af willen, gaan we in Caribisch Nederland invoeren, zo lijkt het. Je mond valt
open als je in de stukken leest dat kinderopvang als basisvoorziening, zoals onderwijs,
niet kan, omdat de ouders de waarde van kinderopvang moeten beseffen. Kinderopvang
is geen privilege. Opvang is voor moeders en ouders nodig om zorg en werk te kunnen
combineren. Geef eilanden een eigen mogelijkheid om te experimenteren, zoals zij dat
ook bij de Staatssecretaris hebben aangegeven. Graag een reactie.
Relationeel geweld, kindermishandeling en rechten van het kind vormen mijn volgende
blokje. Er wordt hard gewerkt om te voldoen aan het Verdrag van Istanbul. Het Bestuursakkoord
Aanpak Huiselijk Geweld en Kindermishandeling 2017–2020 is voortvarend ter hand genomen.
Dat verdient echt een compliment. Tegelijkertijd zijn er grote zorgen bij GroenLinks,
want de Raad voor de Rechtshandhaving constateert dat er op dit punt nog niet conform
de aanwijzing van de procureur-generaal van het Openbaar Ministerie periodiek wordt
gerapporteerd.
Het antwoord van de Staatssecretaris over de aanpak waar Unicef om vraagt, om een
integraal beleid te ontwikkelen, kan ik echt niet smart noemen. Van ons mag de actie
ook veel breder. Pak de problematiek rond armoede, financiële onafhankelijkheid en
relationeel geweld op in een alomvattende aanpak, zou ik zeggen.
De voorzitter:
Mag ik u vragen om af te ronden?
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik ben er bijna, nog één zin, voorzitter. Het kabinet geeft in de brief van december
2019 al met zoveel woorden toe dat er onvoldoende sprake is van integraal en samenhangend
beleid. Staatssecretarissen, ga alstublieft ermee aan de slag.
De voorzitter:
Er is een interruptie voor u van de heer Van Dam van het CDA.
De heer Van Dam (CDA):
Ik kwam hier naartoe in best een goede mood. Ik dacht: dat wordt een mooi overleg.
Ik ben een tikje overvallen door de wat bitse – zo komt het op mij over – benadering
van GroenLinks van het probleem. We hebben nu een kabinet dat voor het eerst in jaren
echt iets doet, met de brief van Staatssecretaris Van Ark van voor de zomer vorig
jaar. Toen werd eindelijk een keer een bodem gelegd ergens in, in mijn beleving. Maar
ik heb eigenlijk twee vragen aan de collega van GroenLinks. Eén. Is er dan iets wel
goed in de beleving van GroenLinks? Twee. Ik hoorde mevrouw Özütok vooral over de
inkomstenkant van mensen, maar wat voor ideeën heeft GroenLinks op het gebied van
economische ontwikkeling om de wereld te verbeteren aan gene zijde van het Koninkrijk?
De voorzitter:
Dat is een interruptie die ongetwijfeld genoeg stof oplevert.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Om de wereld te verbeteren mag u mij altijd wakker maken. Er is samenhangend beleid
nodig. Ik denk dat het op het gebied van economische ontwikkeling belangrijk is dat
er geen eenzijdige economie is en dat er wat meer diversiteit daarin zou moeten zijn.
De eilanden zijn nu heel erg afhankelijk van inkomsten uit toerisme. Die zijn, zoals
we weten, in de coronatijd achtergebleven. Het is dus heel erg belangrijk om te kijken
naar wat voor economie je zou moeten stimuleren. Daarover zijn al heel veel rapporten.
Laten we die bij de kop pakken en die ontwikkeling ingaan. Het klopt dat ik misschien
in de oren van de collega een beetje bits klink, maar mijn geduld is een beetje op.
De schrijnende situatie van de armoede waarin kinderen opgroeien, waarin ouderen zitten,
waar ook jongvolwassenen mee te maken krijgen en waardoor vrouwen niet kunnen toewerken
naar economische zelfstandigheid, raakt me. Daar wil ik iets aan doen. Ik hoop hier
aan de overzijde ook. Ik hoop dat de bewindspersonen daarmee echt heel snel aan de
slag gaan. Ze moeten geen plannen maken voor de komende jaren. Mensen moeten in hun
dagelijkse leven herkennen dat er echt wat gebeurt. Daarover maak ik me zorgen.
De voorzitter:
Ik kijk even of de heer Van Dam nog...? Nee. Dan was dat de interruptie en daarmee
ook de bijdrage van mevrouw Özütok. Ik ben nu ook meteen door alle oppositiepartijen
heen. De begrotingsvolgorde houdt in dat ik vanaf nu gewoon op partijgrootte doorga.
Dan begin ik bij de heer Bosman van de VVD. De komende zes minuten zijn voor u.
De heer Bosman (VVD):
Dank, voorzitter. Natuurlijk is er nog heel veel dat beter kan, maar laten we ook
onze successen vieren, zeg ik tegen mijn collega van GroenLinks. Want er gaan ook
el heel veel dingen goed en er zijn dingen opgepakt waarvan we misschien wel vijf
of tien jaar geleden nooit hadden gedacht dat het zou kunnen.
Ik wil toch even beginnen met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Het is haar laatste debat in dit gremium, zal ik dan maar zeggen. Wij gaan haar missen.
Nee, laat ik voor mijzelf spreken: ík ga haar missen. Het was toch wel een interessante
constructie dat deze Staatssecretaris het op deze manier heeft opgepakt. Er zijn toch
wel enorme stappen gezet bij het ijkpunt voor het bepalen van het sociaal minimum.
Zij heeft serieus haar nek uitgestoken en gekeken hoe we het beter kunnen maken voor
mensen op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius. Dat zijn gewoon bijzondere gemeenten van
Nederland waarvoor wij verantwoordelijkheid dragen. De kinderbijslag is geregeld.
De kinderopvang is geregeld. Is het helemaal naar wens? Nee, want ik weet dat er een
verzoek ligt voor brede kinderopvang van nul- tot 4-jarigen. Ik weet niet of de staatsecretaris
daarop in kan gaan, maar ik benieuwd hoe dat wordt opgepakt. Welke ruimte is er en
in hoeverre is er een algemene voorziening van te maken?
Ik ben heel blij met het uitgebreide verhaal over de tewerkstellingsvergunningen op
Saba. Dat is een terugkerend thema – helaas is collega Van Raak hier niet – waarover
wij zeer boos kunnen worden. Maar ik zie ook wel de moeilijkheden waar iedereen tegen
aanloopt om het toch geregeld te krijgen. Ik vind het van belang dat het openbaar
lichaam zelf een belangrijke rol speelt en de verantwoordelijkheid krijgt om daar
invulling aan te geven. Laten we kijken hoe dat de komende tijd gaat lopen. Er zijn
dus stappen gezet om het beter te maken voor Saba, Sint-Eustatius en Bonaire.
Dan kom ik bij de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Scherp op de inhoud en zacht op de wens! Dat is altijd goed. Zoals collega Van Dam
al zei, is dit wel een kabinet dat doorpakt. Dit kabinet ziet de problemen en duwt
ze niet vooruit, schuift ze niet achteruit en schuift ze ook niet onder de mat. Het
wordt serieus aangepakt. Zo worden er bestuursakkoorden met de verschillende eilanden
afgesproken om ook hen te activeren om hun rol te pakken. Ik heb nog wel een vraag
over de Bonaire Holding Maatschappij en governance en verantwoordelijkheden. Het is
van belang dat ook daar de governance als verdienmodel vereenvoudigd wordt. Ik snap
dan ook dat er afscheid wordt genomen van het Bonaire Holding Maatschappij-verhaal.
Maar dat moet wel op een goede manier gebeuren en er zijn zorgen bij de VVD over hoe
dat precies loopt. Ik heb de brief van de Staatssecretaris gelezen en volgens mij
sprak daar ook enige zorg uit. Ik heb begrepen dat er nu een onderzoek gaat komen
en ik ben heel benieuwd wat daar uit komt, want het is wel van belang dat het goed
geregeld wordt.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid. De tandarts is volgens mij geregeld, maar
ik weet niet precies hoe dat is geregeld. Het ging om die stoel op Saba, want die
was niet beschikbaar voor mensen. Die stoel was namelijk door de overheid aangekocht
en die kon je privé niet gebruiken. Ik hoop echt van harte dat dat nu wat minder stringent
gereguleerd is en dat we met een wat bredere Caribische blik kijken naar de mogelijkheden
die er zijn.
Ik heb een vraag over de pakketverzekering. In de antwoorden wordt er gezegd: dat
pakket is wel breed genoeg. Maar ik mis nog wel wat dingen. In hoeverre komt de Staatssecretaris
nu daadwerkelijk in overleg met de eilanden tot de pakketkeuze?
Tot slot, voorzitter, kom ik toch bij de Staatssecretaris van Economische Zaken. Ik
heb haar antwoorden op de vraag hoe je investeringen kunt binnenhalen die uit zichzelf
kunnen gaan renderen, natuurlijk met interesse gelezen. Dat is heel lastig op een
eiland met 1.800 inwoners, 4.500 inwoners of 18.000 inwoners. Wij hebben als Kamer
geknokt om de kosten naar beneden te krijgen. In ieder geval de VVD vindt namelijk
de kostenkant het probleem. Wat schetst dan mijn verbazing? In deze tijd van corona
en het aanpakken van de zorgen over inkomen ligt er een prachtig pakket op water,
elektriciteit en internet! Ik begrijp dan ook niet helemaal de zorgen van de collega
van GroenLinks over wat er allemaal mist, want ze liggen er wel. Er zijn dingen gedaan!
Alleen is het wel tijdelijk. Als we zien dat het project dat nu is gestart, werkt
en dat er wordt samengewerkt, dan... Je moet het kabinetsbreed zien, hè, want we kunnen
ook zeggen: het is allemaal voor Sociale Zaken; regel daar het inkomen maar. Maar
door de Kamer wordt er ook serieus gekeken naar mogelijkheden om dit ook vanuit de
kostenkant te regelen. Mijn vraag aan de Staatssecretaris van Economische Zaken is
dan ook: in hoeverre is dit pakket te bestendigen? Als we het bestendigen, laten we
zien dat we het serieus oppakken, dat we ook de kostenkant serieus oppakken en dat
we op die manier invulling geven aan de verantwoordelijkheden die we hebben.
Dat zijn toch wel de zaken die het beter maken voor mensen. Het inkomen verhogen is
één ding, maar dan gaan ook de uitkeringen omhoog. De kosten betaal je toch en daarom
ben ik, en volgens mij meerderen met mij, er een voorstander van dat die kostenkant
naar beneden gaat. Collega Özütok zei het al: armoede kent vele facetten en heeft
daarmee ook vele uitwassen. Dat zijn bijvoorbeeld huiselijk geweld, geen eten, een
beperkt toekomstperspectief en geen onderwijs. De oplossing van al die zaken begint
met een normaal inkomen waarmee je gewoon je eten kan kopen en in je levensonderhoud
kan voorzien. Dus nogmaals mijn vraag aan de Staatssecretaris: is het pakket dat er
nu ligt voor covid, te bestendigen naar de toekomst toe?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank, meneer Bosman. We zien maar weer dat dit de enige commissie is waar de Staatssecretaris
precies weet over welke tandartsstoel het gaat als een Kamerlid het over één tandartsstoel
heeft! Dat levert de Staatssecretaris weer punten op.
Ik ga naar de heer Van Dam van het CDA. Meneer Van Dam, de komende zes minuten zijn
voor u.
De heer Van Dam (CDA):
Voorzitter, kijken of ik ook punten scoor.
Laat ik beginnen met het sociaal minimum in het Caribisch deel van ons koninkrijk.
Wij waren afgelopen januari met de commissie Koninkrijksrelaties op Bonaire. Ik ben
toen niet alleen naar een gezin gegaan dat diep in de penarie zat, want daar zijn
we allemaal geweest. Dat bezoek en de armoede waarin mensen kunnen verkeren, hebben
veel indruk op mij gemaakt. Maar ik ben wel alleen naar een supermarkt gegaan om daar
gewoon eens te zien wat dingen kosten. Ik vond het aanbod aan versproducten zeer beperkt
en de prijs echt heel hoog. Dan word je zelf geconfronteerd met de problemen van een
eiland en ook met de problemen van een eiland dat aangewezen is op de aanvoer vanuit
Venezuela, zeker nu die aanvoer behoorlijk tot stilstand is gekomen. Dat drukt je
met de neus op de feiten.
Laat ik beginnen bij de Staatssecretaris van Economische Zaken. Kunt u toch nog eens
een overzicht geven van hoe die kosten van water, elektriciteit, internet en brandstof
structureel te verlagen zijn op dit soort kleine eilanden en in dit soort kleine economieën?
Welke mogelijkheden zijn er om zelfvoorzienend te worden, bijvoorbeeld in de elektriciteitsvoorziening?
Waarom lukt dat op Saba eigenlijk best goed – ik heb daar heel veel zonnepanelen gezien
– maar krijg ik die indruk niet echt op Bonaire? Wat is er nodig om daar verandering
in te brengen?
Mijn volgende vraag heeft te maken met aanbieders als telecomproviders. Je kunt daar
bijna niet van een markt spreken. De markt is zo klein dat je daar geen concurrentie
kunt organiseren. Wie begint daar nu aan? Dat is onmogelijk en daarom zou ik toch
nog eens naar een oud idee willen vragen: is het geen optie om bijvoorbeeld nutsbedrijven
die in het Europese deel van ons koninkrijk een aanbesteding voor telecom winnen bij
de overheid, mee te laten fietsen? Kun je het aanbod van een eiland of meerdere eilanden
in Caribisch Nederland dan niet meenemen en die er meteen als een soort tender in
fietsen?
Voorzitter. Ik ga zo verder met de inkomstenkant, maar ik heb nog één vraag aan de
Staatssecretaris. De Autoriteit Consument & Markt zal een rol hebben bij het toezicht
op de prijsontwikkeling, maar hoe werkt dat dan? Hoe werkt dat vanuit Nederland helemaal
over die oceaan heen? Hoe werkzaam is hier die Autoriteit Consument & Markt?
Een vraag over de inkomstenkant aan nu nog de Staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid. Het is vooral een vraag over de organisatorische kant. Wij waren
op Bonaire en wij ontdekten dat de gewone bijstand wordt uitgevoerd door het openbaar
lichaam en de bijzondere bijstand door de Rijksdienst Caribisch Nederland. Dat leidde
op z'n zachtst gezegd tot miscommunicatie en gedoe onderling. Dan zou je toch denken:
jongens, maak er één plein van, links de ene balie en rechts de andere. Ik had niet
de indruk dat het zo simpel was, want ik denk dat er ook een cultuurdingetje speelde.
Hoe staat het daar op dit moment mee? Het kan toch niet zo zijn dat de burger daar
de dupe van wordt?
Dan een vraag over de kinderopvang. Het is mooi dat er stappen worden gezet, maar
wij constateren toch dat ouders nog een bijdrage van 100 tot 150 dollar per maand
moeten gaan betalen, zo lees ik althans de brief. Als ik dan weer even terugdenk aan
het gezin waar ik was, dan vermoed ik – laat ik het zo maar zeggen – dat dat een uitdaging
is. Wij zijn ook niet van helemaal gratis geld, maar hoe wordt er nou gemonitord dat
dat doenlijk is? Wij denken dat het, gelet op de bijzondere sociaaleconomische omstandigheden
van dit eiland, voor moeder en kind echt heel goed zou zijn als die kinderopvang écht
functioneert, want dan hebben mensen de tijd om zich te ontwikkelen en uit de prut
te komen.
Voorzitter, ik richt nu mijn aandacht op de volgende Staatssecretaris. Het is echt
prijsschieten vandaag. Heerlijk! Ik wil het met deze Staatssecretaris hebben over
huiselijk geweld. Ik ben het er helemaal mee eens dat die term iets kneuterigs heeft
en dat is het laatste waar je bij huiselijk geweld aan denkt. Huiselijk geweld is
eigenlijk geleerd gedrag. Ik noem het een seksueel overdraagbare ziekte, omdat mensen
thuis zien dat problemen met geweld worden opgelost, en ja: voor de een wat succesvoller
dan voor de ander. En als je ziet dat iets succesvol is, neem je dat mee in je leven
en pas je dat later misschien ook wel toe. Daarom is de aanpak van huiselijk geweld
niet alleen in de concrete situatie van een gezin heel belangrijk, maar door de generaties
heen ook een investering in de samenleving.
Ik zie dat de Wet tijdelijk huisverbod niet van de grond komt. Al sinds 2018 zijn
de openbaar lichamen aan het nadenken of dat een goed idee is. Mijn idee is dat de
Wet tijdelijk huisverbod mogelijk maakt dat niet de moeder en de kinderen het huis
uit gaan, maar de vader. Dan ga ik even uit van mijn stereotype dat de man de agressor
is, maar misschien ligt dat in bepaalde gedeeltes van de wereld heel anders. Degene
die slaat, blijft in de oude situatie thuis, terwijl de anderen naar een blijf-van-mijn-lijfhuis
mogen. Dat is in Nederland toch niet meer de werkelijkheid? Althans, niet meer in
alle gevallen. Dat zouden we om moeten draaien. Welke vaart wordt er gemaakt met het
tijdelijk huisverbod? Van mij mag dat in een aantal gevallen ook gewoon een tijdelijke
eilandverbod zijn: inpakken, wegwezen, afkoelen en dan misschien weer een keer terugkomen.
Tot slot, voorzitter. Ik word binnen mijn fractie inmiddels «de vakantieman» genoemd.
Dat heeft iets te maken met een optreden deze week bij een niet nader te noemen programma
van Omroep MAX, maar dat heeft ook met het volgende punt te maken. We hadden vorige
week het IPKO. Tijdens het IPKO kwam het idee op: wat is nou steun aan de eilanden
in deze situatie? Die steun – en dat reikt iets verder dan alleen Caribisch Nederland
– is dat gewone Nederlanders op vakantie gaan naar de zes eilanden in het Caribisch
deel van ons Koninkrijk. Dat zou toch geweldig zijn? Natuurlijk pas op het moment
dat dat kan, maar als het kan, dan heb ik eerlijk gezegd liever dat wij gaan bakken
op het strand van Bonaire, Saba, Sint-Eustatius en die andere drie eilanden dan aan
de kust van Turkije. Dat is mijn vraag aan de Staatssecretaris die deze schoen wil
passen, maar in het bijzonder aan die van Economische Zaken: hoe kunnen wij bevorderen
dat wij, zodra het kan, en masse op vakantie gaan naar Caribisch Nederland?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Dam, voor uw bijdrage en voor deze mooie oproep. Het beeld
van het strand van Saba biedt nog genoeg mogelijkheden om over door te praten, maar
dat gaan we op een ander moment tijdens de schorsing doen.
De heer Van Dam (CDA):
Misschien kunnen we deze vraag aan de Staatssecretaris van Infrastructuur stellen.
De voorzitter:
Laten we die er de volgende keer bij vragen om dat strand inderdaad te realiseren.
Wij gaan naar mevrouw Diertens van D66. De komende zes minuten zijn voor haar, als
er geen interrupties meer zijn voor de heer Van Dam, maar die zie ik niet.
Mevrouw Diertens (D66):
Ja, dank u wel. Ik kan vakanties in het Caribisch gebied van harte aanbevelen. Ik
kom er al 28, 29 jaar en dat bevalt nog steeds goed. Ik moet huilen dat ik dit jaar
nog niet kan gaan.
Voorzitter. Het is jammer dat Staatssecretaris Van Ark ons verlaat uit deze commissie.
Ik herinner me nog de eerste gesprekken over het sociaal minimum. Dat was de start.
Ik had gehoopt dat we samen die stip aan de horizon, waar u het over had, konden bereiken.
Ik hoop dat we nog een keer een kop koffie kunnen drinken daarover.
Vanwege het coronavirus is het belangrijk dat we de realiteit onder ogen zien en dat
we de problemen die er op de eilanden zijn, integraal aanpakken. Het ijkpunt voor
het sociaal minimum is tijden geleden vastgesteld. We zijn het er allemaal over eens
dat aan de hand van dat ijkpunt voor het sociaal minimum, het wettelijk minimumloon
en de uitkeringen substantieel verhoogd moeten worden. Toch krijgt een alleenstaande
nog niet het gewenste bedrag per maand. De reden dat dit niet wordt uitgekeerd, is
omdat een verhoging een negatief effect heeft op de arbeidsvraag, de regionale concurrentiepositie
en de draagkracht van vandaag de dag voor de economie. Maar helaas maakt corona armen
armer. In Europees Nederland trekken burgemeesters aan de bel en vragen ze ondersteuning
voor de arme wijken. Hoe denken de Staatssecretaris van SZW en de Staatssecretaris
van EZK de verhoging van de onderstand vorm te geven nu de wereld in crisis is vanwege
corona? Dat vraag ik aan beide staatssecretarissen.
Voorzitter. In het stuk lees ik dat de Staatssecretaris oog heeft voor de positie
van ouderen die afhankelijk zijn van de AOV en dat zij bereid is om aanpassingen door
te voeren. Dat is fijn, maar klopt het dat het minimumloon voor oudere echtparen nog
steeds minder is dan het bestaansminimum van een alleenstaande en lager is dan het
door Nederland vastgestelde ijkpunt voor de toekomst? En zo ja, kan dit zo snel mogelijk
opgetrokken worden naar een reële uitkering? Deze ouderen kunnen namelijk niet bijverdienen
en lenen, en ze moeten wel een menswaardig bestaan kunnen leiden.
Voorzitter. Saba krijgt meer verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris en wil maatwerk
leveren. Het is van toegevoegde waarde om het openbaar lichaam in staat te stellen
om zelf een integrale aanpak van bijvoorbeeld armoedebestrijding vorm te geven en
het hiervoor ook financieel verantwoordelijk te maken. Ziet de Staatssecretaris deze
kansen ook voor het openbaar lichaam van Bonaire? Zo ja, wanneer worden hierover gesprekken
aangegaan? En zo nee, kan de Staatssecretaris dan uitleggen waarom niet?
Voorzitter. Er is al heel veel gesproken over kinderdagverblijven en over de ingezette
veranderingen. Ik ben erg blij dat er gewerkt wordt en dat er veel gebeurt. Dat is
in ieder geval een begin. Maar het is nu wel echt tijd om meer actie te plegen, dat
ben ik eens met mijn collega van GroenLinks. Ik ben blij met de voortgang en de opzet
van de kinderdagverblijven. Voor ieder kind is in de toekomst kinderopvang mogelijk
tegen uniforme tarieven. Voor er structurele oplossingen zijn, kunnen ouders gebruikmaken
van tijdelijke subsidieregelingen. Voor kinderen die opgroeien in armoede, is steun
door een kindplaatssubsidie.
In het kader van goede ontwikkelingsperspectieven voor kinderen vraag ik wel meer
aandacht voor kinderen met een beperking. Kinderen die slechthorend of doof zijn,
kunnen in Suriname, Europees Nederland of Curaçao gebarentaal leren. Op de eilanden
volgen zij gewoon onderwijs. Een tolk gebarentaal is dan van onschatbare waarde om
onderwijs te kunnen volgen. Het Zorgverzekeringskantoor vergoedt aan volwassenen 30
uur tolk gebarentaal per jaar. In Europees Nederland kunnen via het UWV onbeperkt
extra uren worden aangevraagd. Voor een volwassene is 30 uur per jaar erg weinig en
er is geen uitbreiding mogelijk, vertelde een tolk gebarentaal op Bonaire mij. Voor
kinderen is er niets geregeld, terwijl in Europees Nederland zij 100% gebruik kunnen
maken van een tolk gebarentaal in het onderwijs. Ook is het vermoeden, zo hoorde ik
via het maatschappelijk werk, dat er meer verborgen leed is op het gebied van doof-
en slechthorendheid. Soms worden kinderen uit schaamte thuisgehouden of is er sprake
van meervoudige problematiek. Is de Staatssecretaris op de hoogte van deze problemen?
Kan de Staatssecretaris onderzoek doen om te achterhalen hoeveel doven en slechthorenden
er zijn op de eilanden? Kan het aantal tolkuren worden gelijkgesteld aan de normen
zoals die worden toegepast in Europees Nederland, opdat mensen goed geholpen worden
en kinderen niet onnodig geremd worden in hun persoonlijke ontwikkeling?
Ook was er de afgelopen jaren grote nood en paniek door de stagnatie van speciaal
onderwijs op Bonaire opgezet door particulier initiatief. Kan de Staatssecretaris
aangeven of er nu een structurele oplossing is voor kinderen die speciaal onderwijs
nodig hebben? Betreffende kinderen passen namelijk niet in het reguliere onderwijs
op Bonaire.
Uit de media vernam ik dat de jeugd die al dan niet onder invloed van middelengebruik
in aanraking komt met de politie, steeds jonger wordt. Dat baart mij zorgen. Ik vraag
mij af hoe we deze jongeren kunnen helpen om de goede afslag in het leven te nemen,
want voorkomen is beter dan genezen. Ziet de Staatssecretaris die ook belast is met
het Preventieakkoord, in het kader van preventie ook een rol weggelegd voor sportgezondheidscentra
die programma's kunnen aanbieden die jongeren weerbaarder kunnen maken? Kan de Staatssecretaris
een update geven over de voortgang van de opzet en de invulling van het Preventieakkoord
wat betreft problematisch alcoholgebruik, roken, drugsgebruik en seksuele gezondheid?
Is bijvoorbeeld het aantal abortussen en ongewenste zwangerschappen onder jongeren
gedaald? Als het dan onverhoopt toch fout gaat, ziet de Staatssecretaris dan kans
om Krusada te ondersteunen in de psychosociale begeleiding en re-integratie van jongeren
nadat zij toch een straf hebben gehad?
De voorzitter:
Mag ik u vragen om te gaan afronden?
Mevrouw Diertens (D66):
Ja. Hoe sneller deze jongeren een goede begeleiding krijgen, hoe kansrijker zij in
de samenleving terugkeren. Spijtig is het – ik zal er dan ook aanstaande maandag bij
het notaoverleg over rechtshandhaving op terugkomen – dat het niet altijd soepel gaat
met taakstraffen via de reclassering. In tegenstelling tot Europees Nederland krijgen
jongeren op Bonaire géén tweede kans. Des te belangrijker is het om in te zetten op
preventie.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Diertens. Ik zie geen interrupties. Dan gaan wij door naar mevrouw
Van der Graaf van de ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik begin ook bij het sociaal minimum. Het leven
op de eilanden is ontzettend duur. In een eerdere vergadering hier heb ik het voorbeeld
aangehaald dat ik boodschappen had gedaan op Sint-Eustatius voor een ontbijt voor
vier personen. Ik was daar 50 dollar voor kwijt, voor één ochtend. Dat is niet te
vergelijken met hier. De armoede is dan ook ontzettend groot daar en heeft hele grote
gevolgen voor gezinnen. Als je moet rondkomen van drie banen, heb je gewoon geen tijd
om ook nog tijd met je kind door te brengen. Ook dat leidt weer tot heel veel nare
problemen. Dat is de urgentie die wij hier met elkaar voelen en waarvan we vinden
dat we er verandering in moeten aanbrengen.
De ChristenUnie heeft de maatregelen van het kabinet gesteund aan de inkomenskant,
om de uitkeringen te verhogen. Ik denk echt dat de Staatssecretaris daar heel goede
stappen heeft gezet. Een ander onderdeel daarvan was dat de kosten voor levensonderhoud
naar beneden zouden worden bijgesteld en dat is gewoon niet zo eenvoudig gedaan. Ik
zou de Staatssecretaris van Economische Zaken willen vragen, nu zij in ons midden
is, hoe zij van plan is om die kosten voor het levensonderhoud structureel omlaag
te brengen, als het gaat om elektriciteit en als het gaat om water. Wonen is een ander
punt. Het is ingewikkeld, maar het is ongelooflijk belangrijk om dat te doen.
Ik heb ook een vraag aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken. Het kabinet heeft
een ijkpunt geformuleerd van 945 dollar voor het sociaal minimum. Dat ligt lager dan
het advies dat destijds is gegeven door Regioplan. De gedachte daarachter was dus
dat naast het verhogen van de uitkeringen ook de kosten omlaag zouden worden gebracht,
maar dat is gewoon niet zomaar geregeld. We zien op dit moment dat er een verschil
zit tussen wat het ijkpunt met zich meebrengt en wat het reële sociaal minimum met
zich meebrengt, als we kijken naar de kosten voor het levensonderhoud. Ik wil de Staatssecretaris
vragen of het niet mogelijk is om totdat die beleidsvoornemens over het verlagen van
die kosten echt effectief zijn geworden, totdat we echt zien dat dat praktijk geworden
is, uit te gaan van het reële sociaal minimum dat nodig is om de kosten van het levensonderhoud
te voldoen. Want het is fijn om te weten dat je over een paar jaar misschien wel aan
het eind van de maand de eindjes aan elkaar kunt knopen, maar op dit moment wordt
je er iedere maand mee geconfronteerd dat dat nog niet lukt, met alle gevolgen van
dien. Graag een reactie daarop van de Staatssecretaris.
Dan de kinderrechten. Daar vraagt de ChristenUnie vaak aandacht voor. Ik lees dat
er goede stappen worden gezet, dat wij in de tweede helft van 2020 het wetsvoorstel
tegemoet kunnen zien. Dan de uitvoering van de motie die ik heb ingediend om ook geestelijk
geweld, lichamelijk geweld en vernederende behandeling in de opvoeding te verbieden.
Loopt die op schema? Kunnen we die verwachten? Wat is de laatste stand van zaken?
Gebeurt dat in goed overleg met de eilanden? Weten slachtoffers van kindermishandeling
en huiselijk geweld ook de meldplekken te vinden? Is daar een beeld van? Zijn er inmiddels
voldoende opvangplekken en zijn ze operationeel, juist in deze coronatijd? We weten
dat dat in Nederland een vraagstuk is, als je wordt opgeroepen om thuis te blijven
en thuis geen veilige plek is. Wat doen we daaraan op dit moment op de eilanden in
het Caribische deel van ons Koninkrijk?
Voorzitter. Ik heb een vraag over de kwaliteit van de kinderopvang. Zijn er voldoende
goede krachten te vinden en zijn er voldoende financiële middelen om ze van een goed
inkomen te voorzien, zodat je de juiste mensen daarvoor weet aan te trekken? Graag
een reactie daarop.
Ik heb ook een vraag – ik denk dat die aan de Staatssecretaris voor Binnenlandse Zaken
kan worden gericht, als coördinerend Staatssecretaris – over het openbaar vervoer.
Dat blijft een belangrijk punt van aandacht, want dat is essentieel juist voor mensen
met een laag inkomen. De Ombudsman wees daar vorig jaar ook op. Het is fantastisch
als je op Bonaire goedkoper je boodschappen kan doen, maar als je de winkel niet kan
bereiken omdat je geen vervoer hebt of omdat dat alleen toegankelijk is voor toeristen,
heb je daar weinig aan. Ik vraag naar de voortgang op dit punt.
Ik sluit mij aan bij de vragen die gesteld zijn door de heer Bosman over het pakket
dat in het kader van de aanpak van corona nu is vormgegeven. Kunnen we dat niet gewoon
bestendigen naar de toekomst toe?
Dan heb ik nog een paar overige vragen, vervolgvragen op moties die ik heb ingediend
bij de begrotingsbehandeling. Het gaat over de implementatie van het VN-verdrag voor
gehandicapten. Krijgt dat nu op een goede manier vorm? Helpen we de eilanden daarbij?
Is daar een goede samenwerking? Ik heb bij de begroting ook veel aandacht gevraagd
voor «meten is weten», de data-infrastructuur. Want we kunnen het hebben over armoede,
maar hebben we de juiste cijfers daaronder liggen? Wij krijgen jaarlijks van het Sociaal
en Cultureel Planbureau en het CBS cijfers die inzichtelijk maken hoe het ervoor staat,
tot in detail, maar die gegevens zijn niet beschikbaar voor de Caribische delen van
ons Koninkrijk. Ik heb daar een motie over ingediend en die is aangenomen. Mijn vraag
is eigenlijk hoe het hiermee staat. Dit raakt niet alleen aan de Staatssecretaris
voor Binnenlandse Zaken. Het is eigenlijk kabinetsbreed. Graag een toelichting daarop.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Graaf. Daarmee is een eind gekomen aan de eerste termijn
van de zijde van de Kamer. Omdat we met vier staatssecretarissen zijn, kan er efficiënt
gewerkt worden en is het mogelijk om over tien minuten alweer verder te gaan. Als
dit model bevalt, kunnen we inderdaad voor vliegvakanties, openbaar vervoer en het
aanleggen van stranden in het vervolg ook de Staatssecretaris en de Minister van Infrastructuur
uitnodigen. Wie weet kan de beantwoording dan zelfs in vijf minuten worden voorbereid.
Ik schors in elk geval voor tien minuten. We beginnen weer om 13.50 uur.
De vergadering wordt van 13.39 uur tot 13.51 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, van harte welkom terug bij dit notaoverleg Sociaal minimum en kinderrechten,
waar wij, zoals eerder vermeld, een weelde aan staatssecretarissen present hebben.
Die staatssecretarissen gaan het woord krijgen in de volgorde BZK, SZW, VWS en EZK,
zo heb ik begrepen. Dat betekent dat ik voor de beantwoording van de vragen vanuit
de Kamer als eerste het woord geef aan de Staatssecretaris die coördinerend is op
het dossier Koninkrijksrelaties, en dat is de heer Knops. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Knops:
Dank u wel, voorzitter. Het is weer een bijzonder genoegen om in deze commissie te
zijn. Het is bijna traditie dat ik een aantal collega's meeneem, al naar gelang de
agendapunten die door de Kamer zijn aangedragen. Dat geeft, denk ik, ook heel goed
weer dat ik weliswaar verantwoordelijk ben als coördinerend bewindspersoon, maar dat
de verantwoordelijkheid voor alles wat er gebeurt in Caribisch Nederland een breed
gedragen verantwoordelijkheid is in het hele kabinet, met verschillende bewindslieden
– we hadden inderdaad nog meer staatssecretarissen kunnen uitnodigen, in ieder geval
één – die allemaal een verantwoordelijkheid dragen op hun beleidsterreinen, ook voor
Caribisch Nederland.
Eigenlijk is er daardoor heel veel aandacht gekomen, ook de afgelopen periode, voor
alles wat er speelt op de eilanden. Ik ben daar heel blij mee. Ik heb dat al eerder
uitgesproken, maar ik wil hier toch ook van de gelegenheid gebruikmaken om de Kamer
te danken voor het feit dat zij ontzettend veel betrokkenheid toont bij de drie eilanden.
De zes eilanden ook, maar die staan hier niet op de agenda vandaag. Juist die vasthoudendheid,
als ik het zo mag zeggen, van de Kamer op een aantal thema's maakt het werk voor mij
wat gemakkelijker. Als dat niet zo was geweest, had ik het evengoed gedaan, maar ik
zeg het maar eerlijk zoals het is.
Ik wil in het bijzonder hier toch even de heer Bosman bedanken, want hij viert vandaag
zijn tienjarig jubileum als lid van de Tweede Kamer...
(Geroffel op de bankjes)
De heer Bosman (VVD):
En tien jaar woordvoerder op dit onderwerp.
Staatssecretaris Knops:
... en hij is tien jaar woordvoerder op dit onderwerp. Hij kan hier van de aanwezigen
terecht nestor genoemd worden. Er ging in de voorbereiding al een gerucht, van «heeft
die Bosman daar gewoond, want hij weet er zo veel van». Nou, hij heeft er niet gewoond,
maar hij weet er wel heel veel van en dat is een compliment.
Voorzitter. De coronacrisis waar we nu met z'n allen in verkeren, heeft haar sporen
overal nagelaten. Heel de wereld heeft ermee te maken, maar onze eilanden natuurlijk
ook. Ze liggen ver weg van Nederland, ze zijn klein en daardoor extra kwetsbaar. De
impact van wat er gebeurd is op de samenleving is dan ook enorm. Er staat veel stil.
De economie, die grotendeels afhankelijk is van toerisme, heeft daar fors onder te
lijden. Aan de andere kant, als we kijken naar de volksgezondheid, dan mogen we ons
gelukkig prijzen dat er eigenlijk op dit moment geen sprake meer is van besmettingen,
maar we weten hoe kwetsbaar dat is. Collega Blokhuis zal daar zo dadelijk ook nog
op terugkomen.
We hebben als kabinet vanaf het begin breed gezegd: als wij in Europees Nederland
een maatregelenpakket afkondigen, dan zullen we altijd met een Caribische bril kijken
of we een vergelijkbaar pakket kunnen maken voor de eilanden, afgestemd op de situatie
en omstandigheden ter plekke. Dat hebben we ook gedaan. Dat hebben we snel moeten
doen. Ik dank ook de hier niet-aanwezige collega's uit het kabinet voor hun steun
op dat vlak. Dat heeft er wel voor gezorgd dat bedrijven niet omvielen en dat werknemers
en zelfstandigen in hun levensonderhoud kunnen blijven voorzien. Al meer dan 600 werkgevers
hebben steun gevraagd en gekregen via de tijdelijke subsidieregeling. Ik denk dat
de collega's Van Ark en Keijzer zo dadelijk nog in detail zullen ingaan op de facetten
van dat pakket.
Op dit moment werkt het kabinet al aan een vervolg op dit pakket, de 2.0-versie. Die
hoop ik zeer binnenkort aan uw Kamer te kunnen sturen. We zullen de situatie op de
eilanden continue en nauwgezet volgen. Dat doen we nu ook al. Als er heel specifieke
maatregelen nodig zijn die hier in Europees Nederland niet spelen, maar die wel op
de eilanden kunnen bijdragen aan positieve ontwikkelingen in de toekomst, dan zullen
we het niet nalaten om die ook te nemen. We mogen onderscheid maken, zeker als we
dat kunnen motiveren.
Een van de voorbeelden daarvan – het is door een aantal van u genoemd – is het pakket
aan maatregelen om de kosten van nutsvoorzieningen in ieder geval voor dit jaar substantieel
te verlagen. Dat is belangrijk, omdat de eilanden gebaat zijn bij perspectief. Perspectief
op ontwikkeling, met een economie die draait en die ook weer kan bijdragen aan het
welzijn van de inwoners van de eilanden. De bestuurders zijn daar druk mee bezig,
maar wij hebben natuurlijk te maken met de beperkingen die gelden als gevolg van COVID-19.
In dat kader moet ons voorstel worden gezien – we hebben er al eerder over gesproken
– om 2 miljoen euro ter beschikking te stellen voor een ferryverbinding tussen de
Bovenwindse Eilanden. De vraag is of dat allemaal structureel moet. Dat punt kwam
net ook al aan de orde. Het is misschien nu nog te vroeg om daar iets over te zeggen,
maar het feit dat we dit nu doen, dat we dat gaan proberen en dat we daarmee ook een
impuls proberen te geven aan de ontwikkeling van de eilanden is heel belangrijk.
De sociaaleconomische gevolgen zijn voor een deel opgevangen door het pakket aan noodmaatregelen.
Daarnaast is er al twee, tweeënhalf jaar lang inzet om de levensstandaard van de inwoners
van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba te verbeteren. Collega Tamara van Ark heeft hierin
ontzettend veel stappen gezet de afgelopen periode. Het spijt mij zeer dat dit haar
laatste overleg is in deze commissie, want ik herinner mij nog de keer dat wij voor
het eerst samen op reis gingen. Ik kan in de beslotenheid van deze vergadering wel
zeggen dat het enige moeite kostte om collega Van Ark zo ver te krijgen om die kant
op te gaan, maar eenmaal daar aangekomen... Vol enthousiasme, vol energie – en zo
kennen we haar ook – heeft zij zich ruim twee jaar ingezet vanuit haar portefeuille.
Daar ben ik ontzettend blij mee. Daar wil ik je ook hartelijk voor danken, Tamara.
Je gaat binnenkort andere dingen doen, maar ik hoop dat jouw opvolger jouw beleid
op dit punt in ieder geval voortzet, want dat heeft ons allemaal geholpen. Daardoor
kunnen we nu die vooruitgang zien.
De voorzitter:
Ik stel voor dat wij de Minister voor Medische Zorg binnenkort gewoon uitnodigen voor
een notaoverleg. Dan komt het helemaal goed. Staatssecretaris, gaat u verder.
Staatssecretaris Knops:
Naast de inzet van veel collega's op terreinen doen we vanuit BZK natuurlijk ook zelf
een aantal dingen. Het is wel belangrijk om die te noemen. We coördineren niet alleen
maar. We proberen op het gebied van woningbouw een aantal zaken verder vlot te trekken,
bijvoorbeeld als het gaat om sociale huurwoningen. Ik ben ontzettend blij dat we op
Bonaire een slag gemaakt hebben, dat op Saba het bouwproject Under the Hill is afgerond
en dat op Statia een pilot is afgerond die nu geëvalueerd wordt. Dat doen we allemaal
om stap voor stap te komen tot voldoende woningen, ook voor mensen die zijn aangewezen
op sociale huurwoningen. De akkoorden die we in ieder geval met Saba en Bonaire gesloten
hebben, omvatten dit soort elementen. Dat is ontzettend belangrijk. U bent daar allemaal
geweest. Ik ben heel blij dat we dat hebben kunnen realiseren.
Voorzitter. Speciale aandacht van dit kabinet verdienen de kinderen. Dat is door een
aantal van u al gezegd. Ik heb u op 2 oktober 2019 geïnformeerd over een brief waarin
een situatieanalyse van UNICEF stond en de aanbevelingen die aan diverse departementen
en openbare lichamen gedaan zijn. Over de voortgang van die aanbevelingen kan ik alvast
het volgende melden. Namens mijn collega van OCW kan ik u informeren dat de onafhankelijke
evaluatie van de onderwijszorg inmiddels is afgerond en dat de inzet is het rapport
nog voor het zomerreces aan uw Kamer aan te bieden. Het onderzoek naar de doorstroming
en de aansluitingsproblematiek van leerlingen uit de Caribische delen van het Koninkrijk
is begin dit jaar van start gegaan en op dit moment in volle gang. De resultaten worden
eind dit jaar verwacht. Verder kan ik u namens mijn collega van JenV informeren dat
nog dit jaar voorzien wordt in de invoering van het jeugdstrafrecht. Hierbij wordt
nauw overleg gevoerd met UNICEF over de wijze waarop de kinderrechten in de uitwerking
zo goed mogelijk worden geborgd. Jeugddetentie is een ultimum remedium. Dat willen
we natuurlijk zo lang mogelijk voorkomen. De insteek is een programma voor de gedetineerde
jeugdige met een pedagogische insteek en gericht op zijn of haar ontwikkeling, onderwijs,
contact met het thuisfront en terugkeer in de maatschappij. Collega Blokhuis zal zo
toelichten hoe het gaat met de aanbeveling omtrent de aanpak van huiselijk geweld
en de gezondheid van kinderen. Collega Van Ark zal de voortgang op kinderarmoede en
de kinderopvang toelichten.
De aanbevelingen op het terrein van samenwerking en coördinatie zie ik, zoals zo veel
onderwerpen, als een gedeelde verantwoordelijkheid van het kabinet. Ik heb de Kamer
toegezegd dat ik de samenwerking op het gebied van kinderen en jeugd waar nodig zal
bevorderen. Samen met Staatssecretaris Blokhuis, die verantwoordelijk is voor het
jeugdbeleid, zijn hier al stappen in gezet. Een van de voorbeelden is het interdepartementaal
overleg jeugd, waarin de beleidsvoornemens gestroomlijnd worden en de voortgang van
de aanbevelingen van UNICEF besproken worden. Ik denk natuurlijk ook aan het programma
BES(t) 4 kids, waar ik met collega Van Ark voor op de eilanden ben geweest. Daarbij
zie je dat de integrale aanpak zijn vruchten begint af te werpen.
Voorzitter. De onzekerheid over de toekomst leidt tot spanningen in gezinnen en maakt
kinderen nog kwetsbaarder. De heer Van Dam en anderen spraken daarover. Het is zaak
om hier vinger aan de pols te houden. Ik ben daarom blij dat UNICEF op de eilanden
een risk assessment heeft uitgevoerd en hierover van elk eiland een rapport heeft
opgeleverd. Deze assessments zullen we interdepartementaal gaan bespreken. Die rapporten
zijn bedoeld om de openbare lichamen te ondersteunen bij het crisismanagent en daarbij
het belang van de kinderen centraal te stellen. Daarnaast heeft UNICEF webpagina's
met allerlei tips, handreikingen en adviezen opgesteld, speciaal om kinderen en hun
ouders in het Caribisch gebied te ondersteunen tijdens de coronacrisis, die zeker
tijdens de lockdown ook weer zorgde voor bijzondere situaties die vaak tot spanningen
leidden. Via de Taskforce Kinderrechten is deze informatie ook gedeeld met de landen
en worden daarnaast kennis en ervaringen van de eilanden uitgewisseld. De jaarlijkse
conferentie over kinderrechten zou eind dit jaar fysiek plaatsvinden. Die zal nu op
een andere manier plaatsvinden. De conferentie zal in het teken staan van de impact
van de coronacrisis op kinderen.
Voorzitter. Het doet me deugd dat we hier vandaag met vier bewindslieden gezamenlijk
het debat voeren over het sociaal minimum, de inkomenskant en de kostenkant en kinderrechten.
Ik vind het ook van belang – ook daarin voel ik mij gesteund door de Kamer – dat we
ons juist gaan focussen op de rechten van kinderen, de toekomst van de eilanden, degenen
die dadelijk invulling gaan geven aan de manier waarop die eilanden zich de komende
jaren gaan ontwikkelen. Dat wil ik tot slot toch gezegd hebben.
Dan is er nog een aantal vragen aan mij gesteld.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voordat de Staatssecretaris overgaat naar andere onderwerpen wil ik even op de kinderrechten
doorgaan. De Staatssecretaris zegt terecht dat we altijd heel veel hebben aan het
werk dat UNICEF doet en alles wat zij in kaart weten te brengen voor ons. Bij de begrotingsbehandeling
hebben we ook een gesprek gehad over de vraag hoe we alles wat er gebeurt op het gebied
van kinderrechten nou gaan volgen, ook met de verschillende ministeries. Daar wijst
de Staatssecretaris ook op, want daar lag ook best wel een uitdaging voor het kabinet,
denk ik. Ik zou aan de Staatssecretaris willen vragen hoe hij die voorgang nu eigenlijk
gaat volgen, hoe hij het gaat monitoren, maar er ook echt diepgang in gaat aanbrengen
– niet op het niveau dat alle departementen aangeven welke programma's ze allemaal
hebben lopen, maar zodat we echt weten wat nou de impact is op de levens van die kwetsbare
kinderen daar op het eiland.
Staatssecretaris Knops:
Dat veronderstelt allereerst natuurlijk een goede samenwerking tussen de departementen
of de torens, zoals de heer Van Raak ze altijd pleegt te noemen, in Den Haag. Dat
is belangrijk. Dat BES(t) 4 kids-programma, om maar eens wat te noemen, vind ik een
heel mooi voorbeeld waarbij verschillende departementen hand in hand samenwerken,
uiteraard met de openbare lichamen en andere organisaties. De mensen die er het dichtste
bij staan op de eilanden kunnen natuurlijk zien of het in de praktijk ook zo gaat
zoals het beoogd is. Je moet dus ook kijken wat de effecten zijn. U heeft het niet
gezegd, maar ik denk dat u ook doelt op hoe je dat meet, want daar had u ook een aantal
vragen over gesteld. Een deel van die vragen zal door collega Keijzer beantwoord worden.
Maar data zijn natuurlijk wel belangrijk. Gezien de kleinschaligheid en het feit dat
iedereen iedereen kent, is het probleem dat het natuurlijk niet altijd zo makkelijk
is als in Nederland om dit soort feiten boven tafel te krijgen. We hebben die discussies
al eerder gehad. Achter de voordeur gebeuren soms dingen die je niet verwacht als
je voor de voordeur staat. Dat blijft dus een continue uitdaging. Maar dit is ook
een samenspel tussen de besturen van de openbare lichamen, de organisaties waar we
mee samenwerken en onze eigen ambtelijke samenwerking, waarvan ik mag zeggen dat ze
door het model dat we gekozen hebben met de stuurgroep Caribisch Nederland goed verloopt.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Data is één ding. Ik ben benieuwd hoe de Staatssecretaris van EZK daarop gaat reageren.
Maar eigenlijk doelde ik erop hoe de ministeries inzichtelijk maken welke veranderingen
er nou echt bewerkstelligd zijn met wat ze doen. Hoe evalueren zij dat zelf? Hoe brengen
zij in kaart dat wat ze hebben gedaan echt verschil heeft gemaakt in het leven van
een kind? Daar zijn we naar op zoek, want dan pas weten we wat we doen en wat het
effect is.
Staatssecretaris Knops:
Meten is weten; dat ben ik helemaal met mevrouw Van der Graaf eens. Ik stel voor dat
u daarop een schriftelijke reactie van ons krijgt, eventueel in het kader van een
voortgangsrapportage of anders in een aparte brief, waarin we hier heel concreet op
ingaan. Dat vergt natuurlijk ook even afstemming met de openbare lichamen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Knops:
Mevrouw Van der Graaf had een vraag gesteld over het openbaar vervoer, over de voorzieningen
en de kostenkant. Het hangt er bij het openbaar vervoer soms een beetje van af over
welk eiland je het hebt, want openbaar vervoer op Saba is toch net iets anders dan
openbaar vervoer op Bonaire. Als je in Saba van the bottom naar boven wil, dan lift
je. In Bonaire is het allemaal veel uitgestrekter en veel groter, dus dan hebben we
het over andere voorzieningen. Dit is natuurlijk een onderdeel dat op het beleidsterrein
van de Staatssecretaris van IenW ligt. Die is hier vandaag niet aanwezig, maar laat
ik namens haar zeggen dat het Ministerie van IenW daar ook naar gekeken heeft en dat
juist de specifieke situatie van de eilanden vraagt om maatwerk. Ik neem Bonaire als
voorbeeld, want dat is toch vaak genoemd. Daar had het lokale bestuur de intentie
en het idee om bussen aan te schaffen vanuit financiële reserves die er nog waren
en die als ov in te zetten. Maar de COVID-19-crisis heeft ervoor gezorgd dat dat nu
even niet gerealiseerd is. Als het gaat om de situatie op de Bovenwindse Eilanden
heb ik het voorbeeld van de ferry genoemd. Je moet echt kijken naar wat het meest
adequaat is, naar de schaalgrootte van de eilanden, naar de cultuur en naar wat er
dan kan. Een simpele «one size fits all»-benadering gebaseerd op onze Nederlandse
referenties is ontoereikend.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Diertens van D66.
Mevrouw Diertens (D66):
Daarop aansluitend, als u toch in contact treedt met de Staatssecretaris van IenW
over bijvoorbeeld het elektrificeren van eventueel openbaar vervoer op de eilanden,
omdat we daarbij natuurlijk ook rekening kunnen houden met Blue Destination. Ik probeer
ook weleens hard te lopen op Bonaire. Dan is het toch wel fijn als er wat meer ruimte
is voor de wandelaars en de fietsers. Op het moment dat de wegen worden aangepakt
en we naar vervoer kijken dat duurzaam en goed moet zijn, zouden we daar misschien
ook naar kunnen kijken. Ik heb daar ooit al eens een keer een motie over ingediend,
dus ik zou het fijn vinden als dat weer wat gereactiveerd wordt.
Staatssecretaris Knops:
Allereerst ligt hier natuurlijk een verantwoordelijkheid voor het openbaar lichaam.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik het inhoudelijk helemaal met u eens ben dat als je het
Blue Destination-concept uitrolt, ook dit soort maatregelen daarbij horen. Iemand
van u sprak over zonnepanelen die niet in overvloed aanwezig waren op Bonaire. Dit
is ook zo'n voorbeeld. Je zult een aantal maatregelen moeten nemen die passen bij
het doel dat je hebt. Hetzelfde geldt voor afvalwater, voor riool en überhaupt voor
de afvalbehandeling; allemaal zaken die van groot belang zijn. Ik ondersteun dat van
harte. Ik waak er wel voor om van hieruit te zeggen dat het daar en daar allemaal
moet gebeuren. We hebben bij de aanvang van deze kabinetsperiode structureel extra
middelen voor infrastructuur beschikbaar gesteld. Er zijn ook financiële middelen
gereserveerd. Er worden op dit moment wegen aangelegd, bijvoorbeeld naar scholen.
Daar bent u zelf ook geweest, denk ik. Er zijn nog heel veel wensen op het gebied
van infrastructuur. Ik kan die gedachte ondersteunen. Ik heb ook eerder in de gesprekken
met het openbaar lichaam op deze wijze met hen hierover gesproken, maar ik vind het
allereerst een zaak voor het openbaar lichaam om invulling te geven aan hun eigen
ambities die ze samen met ons geformuleerd hebben in het bestuursakkoord. Wat mij
betreft past dit daar prima bij.
Mevrouw Özütok vroeg wat ik heb gedaan om de regierol op het gebied van de ouderen
te nemen, samen met de collega van SZW. Het verbeteren van de situatie van de ouderen
in Caribisch Nederland heeft absoluut de aandacht van het kabinet. Het rapport van
de Ombudsman van september 2019 heeft dit belang nog eens onderstreept. De afgelopen
tijd is een aantal stappen gezet om de inkomenspositie van de ouderen in Caribisch
Nederland te verbeteren. De Staatssecretaris van SZW zal deze stappen verder toelichten.
Voor het verbeteren van de leefsituatie van ouderen is niet alleen het inkomen van
belang, maar is ook van belang dat de kosten worden teruggebracht. Dat hangt altijd
met elkaar samen; die debatten hebben we gevoerd. Vandaag hebben we hier de bewindslieden
verantwoordelijk voor de inkomstenkant en de kostenkant bij elkaar gebracht. Dat is
denk ik het beste bewijs dat dit onderwerp en ook de inbreng die u allen geleverd
heeft de volle aandacht hebben. Het gaat erom om stap voor stap dingen te doen, niet
met hele grote stappen waarbij je ongewenste effecten creëert, maar wel op een continue
weg omhoog. Dat is eigenlijk het hele vraagstuk van de kostenkant. U was daar best
kritisch over in uw betoog en u heeft eerder ook al aangegeven dat het te langzaam
gaat. Maar ik vind wel dat deze weg, met de vastberadenheid waarmee we die hebben
ingezet en ook door gaan lopen – ik zie nog steeds elke keer verbeteringen – de enige
weg is die we te gaan hebben.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Özütok van GroenLinks.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik waardeer de inzet van de Staatssecretaris om daar voortgang in te maken, maar het
gaat erom wat de ouderen zelf merken van de stappen die al zijn gezet. Ik maak mij
eigenlijk het meest zorgen om hun situatie: een kleine uitkering, hoge levenskosten,
woonkosten, alles bij elkaar. Komt er inderdaad een perspectief, en zo ja wanneer,
waarvan ze kunnen zeggen: oké, dit is een situatie die te handhaven is? Op dit moment
maak ik me heel ernstige zorgen over de situatie van niet alleen de ouderen, maar
überhaupt de hele gezinssituatie in schrijnende armoede.
Staatssecretaris Knops:
Dat delen wij ook. Dat is ook precies de reden dat het kabinet breed heeft ingezet
om aan de inkomstenkant een aantal maatregelen te nemen. Collega Van Ark zal daar
verder op ingaan. We hebben ook heel nadrukkelijk de stip op de horizon gezet en gezegd
dat het niet alleen kan blijven bij de inkomenskant, omdat je anders totaal uit het
lood geslagen micro-economieën gaat creëren. De heer Bosman zei het net heel goed.
Dan krijg je hele rare ongelijkheden, dus je zult iets moeten doen aan zowel de kosten-
als de inkomenskant.
Ten aanzien van de woonpositie heb ik u de voorbeelden gegeven van de sociale huurwoningen.
Die hebben we niet allemaal meteen gerealiseerd, maar we hebben wel erkend dat je
daarin moet investeren. De 500 stuks op Bonaire zijn ook met geld vanuit Nederland
tot stand gekomen. Daar zijn er al een kleine 100 van gerealiseerd en de andere worden
fasegewijs neergezet. Dat zorgt echt voor een voorziening waarbij je betaalbare huurwoningen
kunt aanbieden en wonen betaalbaarder wordt op een beter kwaliteitsniveau. Over dat
soort stappen en de voortgang daarin vraagt u: wat merk je er morgen van? Sommigen
zullen het al gemerkt hebben, anderen gaan het binnenkort merken. Uiteindelijk moet
de beweging er eentje zijn die ertoe leidt dat de situatie van iedereen verbetert.
Tot slot heeft de heer Bosman mij een vraag gesteld over de Bonaire Holding Maatschappij.
De Kamer heeft mij ook gevraagd om een reactie te geven op laat ik zeggen de gedachtewisselingen
tussen de directeur van de BHM en het openbaar lichaam. Ik heb daar inderdaad op gereageerd.
Ik heb mij ook verstaan met het openbaar lichaam, met de gezaghebber over de situatie
daar. Het staat buiten kijf dat goed bestuur en een goede organisatie van je overheids-nv's
randvoorwaardelijk zijn om het eiland verder te helpen. Niet voor niets was dit een
heel belangrijk element in het bestuursakkoord. Ik heb ook met enige verbazing gezien
wat er gebeurde en nog steeds gebeurt. Ik denk niet dat dat in het belang is van het
eiland, maar ik kan alleen maar zeggen dat de afspraken die we met Bonaire gemaakt
hebben gewoon staan, zowel van de zijde van Bonaire als vanuit onze kant. We moeten
daarnaartoe werken en samen met de stuurgroep governance – daar zitten we als Rijk
en openbaar lichaam in – de maatregelen nemen die ertoe leiden dat die nv's goed bestuurd
worden. Daar moeten niet allemaal dezelfde mensen in komen, maar mensen moeten op
basis van competenties daarin komen. Daar moet verantwoording worden afgelegd met
deugdelijke jaarrekeningen – daar werd hier ook over gesproken – en het hele financiële
beheer moet op orde zijn. Dat staat buiten kijf.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Bosman van de VVD.
De heer Bosman (VVD):
Helemaal helder. Dank, Staatssecretaris. Nu begrijp ik dat er een extern onderzoek
komt. Is er een mogelijkheid dat we dat vanuit Nederland ondersteunen, via het Cft
of via kennis van het Nederlandse departement? Wat ik zo zie is dat het verhaal wel
een beetje aan het politiseren is op Bonaire zelf, en dan zeg ik het heel netjes.
Het zou een risico kunnen zijn, als het onderzoek op Bonaire zelf wordt gedaan door
een organisatie die misschien wat meer betrokken is bij verschillende onderdelen van
de Bonaire Holding Maatschappij of bij verschillende mensen bij de Bonaire Holding
Maatschappij. Is er een verzoek gedaan? Is daar een mogelijkheid toe? Ik weet het
niet, maar ik vraag het aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Knops:
Mij is niets bekend over een nieuw extern onderzoek, dus dat is voor mij nieuw. Wel
weet ik dat de aanbevelingen uit het eerdere onderzoek nu worden opgevolgd en geïmplementeerd.
Ik ben het met de heer Bosman eens dat het geen fraaie vertoning was de afgelopen
periode. Ik heb de indruk dat de meeste mensen gewoon snel over willen gaan tot de
orde van de dag in een positieve zin, namelijk aan de slag en implementeer dat. Er
is een kwartiermaker aangesteld. Net zoals voor andere afspraken uit het bestuursakkoord
geldt dat deze aanbevelingen moeten worden opgevolgd. COVID-19 of niet, dit zijn dingen
die je kunt doen en die ook moeten gebeuren. Ook het Cft is kritisch hierop. Dit raakt
echt de kern van iets waar we ook nu met de landen over bezig zijn. Als je goed bestuur
wilt vormgeven, als je wilt zorgen dat je belastinginkomsten goed ophaalt en op een
goede wijze besteedt, dan moet dat plaatsvinden in de context van een goede en deugdelijke
financiële verantwoording en goed bestuur. Dat is niet zomaar een soort toverwoord.
Dat is echt iets wat je heel concreet kunt en moet maken.
De voorzitter:
Dank u wel, Staatssecretaris Knops. Tien jaar André Bosman. Ik was inderdaad helemaal
vergeten daarbij stil te staan. Dat is een omissie die minstens net zo groot is als
die tien jaar. Meneer Bosman, bij dezen van harte gefeliciteerd. Die tien jaar zijn
niet onopgemerkt voorbijgegaan. Zal ik het zo samenvatten? Ik denk dat iedereen zich
daarin kan vinden.
Laat ik richting Staatssecretaris Van Ark nog zeggen dat de gedeputeerde van Bonaire
ook meeluistert en aangeeft dat zij meent dat u echt een hart heeft en echt begaan
bent met de mensen die uw beleidsterrein raken, dus dat u gemist zal worden, dat u
de lat voor uw opvolger hoog legt en dat van u verwacht wordt dat u dezelfde passie
aan hem overbrengt. Dat even vanaf Bonaire. Ik neem aan dat u daarmee uit de voeten
kunt. We zullen inderdaad snel een notaoverleg Koninkrijksrelaties en Sport organiseren.
Mevrouw Diertens dringt daar al een tijdje op aan. Mevrouw Van Ark, het woord is aan
u voor de beantwoording.
Staatssecretaris Van Ark:
Voorzitter, dank u wel. Dank ook voor de mooie woorden en ook de overdracht daarvan
uit Bonaire. Ik vind het echt ontzettend moeilijk om met name dit onderdeel van het
werk los te laten, dus... Het was beter geweest als nu even iemand anders het woord
had gehad, zal ik maar zeggen. Maar ik ga mijn best doen en ik ben heel blij dat het
vandaag nog kan.
Ik wil ook de Kamerleden bedanken voor de vragen die zijn gesteld, maar zeker ook
voor de route hoe we hier gekomen zijn. We hebben inderdaad samen ongelofelijk veel
gedaan. Ik vind het heel mooi dat als het om de eilanden gaat, het altijd samen gaat:
Tweede Kamer, Eerste Kamer en natuurlijk ook de bestuurders van de openbare lichamen.
Het is bijzonder om op dit moment uw vragen te mogen beantwoorden. Want niet alleen
speelt er nog een heleboel op het gebied van armoedebestrijding, het sociaal minimum
en de kinderopvang, maar natuurlijk ook in een hele bijzondere tijd waarin de coronacrisis
een hele grote impact heeft. Collega Knops zei daar zojuist ook al wat over. Ik vind
het van belang om dat hier nog een keer te herhalen dat het van het grootste belang
is dat de inwoners van Caribisch Nederland in dezelfde mate mogen rekenen op ondersteuning
in hun bestaanszekerheid als de mensen in dit deel van het Koninkrijk, juist ook in
deze uitzonderlijke coronatijd. Ik vind het daarom ook van belang – we hebben ons
daar ook in gezamenlijkheid voor ingezet – dat net als in Europees Nederland met het
noodpakket wordt bijgedragen aan baanbehoud, en dat ook de maatregelen in het kader
van het noodpakket met vier maanden zijn verlengd om banen te beschermen en bedrijven
overeind te houden om zo ook het werk van mensen te kunnen ondersteunen en continueren.
Wat dat betreft hoop ik dat dat een belangrijke bijdrage mag zijn aan de brede aanpak
om de bestaanszekerheid van inwoners van Caribisch Nederland over de volle breedte
te verbeteren; daarom zitten we hier ook met een grote delegatie. En, zo zeg ik mevrouw
Özütok gelijk na, dat moet merkbaar zijn in het dagelijkse leven. Dat is de maatstaf.
Rapporten zijn mooi, maar de maatstaf is dat het merkbaar moet zijn in het dagelijkse
leven.
Het doel is natuurlijk dat we de kosten terugbrengen tot een redelijk niveau, zodat
iedereen in de minimale kosten van levensonderhoud kan voorzien. Dat ijkpunt voor
het sociaal minimum is een doelstelling waar we als kabinet samen met de openbare
lichamen, stap voor stap, naartoe werken. Dat betekent ook dat mijn collega's in het
kabinet zich inzetten voor onderdelen daarvan, als het gaat om kostenverlaging voor
bijvoorbeeld energie, telecom en drinkwater; ik denk dat de collega's daar straks
ook nog het een en ander over zeggen. Niet alleen als kabinet doen we dat gezamenlijk,
maar ook met de openbaar lichamen en met de Centraal Dialogen. Ik vind het belangrijk
om vandaag te benadrukken dat ook in het overleg tussen het openbaar lichaam, de werkgevers,
de werknemers en de Kamer van Koophandel echt stappen worden gezet om dat in gezamenlijkheid
te doen. Zij hebben daar wat mij betreft ook een heel belangrijke rol in. Dat zeg
ik ook in de richting van de heer Bosman, die die gezamenlijkheid altijd benadrukt.
Ik feliciteer hem met zijn tienjarig jubileum van dit prachtige woordvoerderschap.
Het moet merkbaar zijn in de realiteit, maar het zijn – dat heb ik al vele malen gezegd
– eerste stappen; weliswaar in de goeie richting, maar nog steeds eerste stappen.
Want we zijn er nog niet. Er is nog veel meer nodig voordat mensen het ook gaan merken.
Verschillende Kamerleden hebben aandacht gevraagd voor dat tijdpad waarbinnen we de
inkomens gaan verhogen en de kosten gaan verlagen. Het terugbrengen van die kosten
naar een redelijk behapbaar niveau gaat vaak ook gepaard met structurele wijzigingen.
Dat kost tijd en dat betekent dat je niet van de ene op de andere dag kostenverlagingen
gerealiseerd kan hebben. Daar is bij gekomen – daar moet ik realistisch in zijn –
dat het kabinet in de afgelopen periode natuurlijk ook samen met de openbare lichamen
prioriteit heeft gegeven aan het verzachten van de effecten van de coronacrisis. Dat
is overigens niet alleen gebeurd met de maatregelen zoals ik die zojuist schetste,
om banen en bedrijven overeind te houden. Ook omdat het stelsel van sociale zekerheid
niet een-op-een te vertalen is naar Caribisch Nederland, hebben we extra geld, 1 miljoen
euro, voor de armoedebestrijding overgemaakt. Ook Binnenlandse Zaken heeft het nodige
gedaan als het gaat om het verstrekken van voedselpakketten en niet-voedselhulpmiddelen.
Die maatregelen zijn ook gecontinueerd.
Dat betekent wel dat het voorbereiden van een aantal structurele wijzigingen deels
vertraging heeft opgelopen. De voortgangsrapportage die ik uw Kamer heb toegezegd
naar de stand van het sociaal minimum – waar staan we nu en kunnen we iets zeggen
over het tijdpad per kostenpost – wil ik graag voor de zomer aan uw Kamer toesturen.
Want ik heb uw Kamer toegezegd, en dat wil ik zelf ook, dat we de vinger aan de pols
houden. In de richting van mevrouw Van der Graaf zeg ik ook: laten we dan in ieder
geval, als we het nog niet kunnen realiseren, tussentijds met subsidies dingen doen.
Dat is bijvoorbeeld wat we hebben gedaan op het gebied van de kinderopvang, want vanaf
1 juli wordt die tijdelijke subsidieregeling als eerste stap gezet om de kosten van
de kinderopvang te verlagen, omdat we weten dat de wet pas in 2022 in kan gaan. Er
is natuurlijk ook inzet nodig op het gebied van wonen; daar heeft zojuist de collega
op Binnenlandse Zaken al iets over gezegd. Maar ook energie en telecom zal straks
nog aan de orde komen.
Ook moeten de inkomens omhoog. De kosten moeten niet alleen omlaag, de inkomens moeten
ook omhoog. In de afgelopen jaren zijn het wml en de uitkeringen verhoogd. Tegelijkertijd
moeten we het hier ook zoeken in een balans. Die verhogingen blijven weliswaar nodig,
maar we moeten daar ook voorzichtig mee omgaan, omdat een hoger wettelijk minimumloon
consequenties heeft voor werkgevers, evenals voor de draagkracht van de economie,
voor de regionale concurrentiepositie en voor de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd heb
ik eerder in de Kamer aangegeven dat het van belang is dat we verkennen of hier nog
stappen mogelijk zijn. Dat betekent dat ik nu onafhankelijk onderzoek laat doen naar
het aanvaardbare niveau van het wettelijk minimumloon. Dat onderzoek verwachten we
in het najaar. Ik zal mijn ambtsopvolger vragen om hierover in gesprek te gaan met
de partijen in de Centraal Dialoog, de overlegplatformen van de bestuurscolleges en
ook de sociale partners. Ik zal de Kamer daarover informeren.
Het onderzoek is nog niet gereed, dus ik kan de gegevens nog niet met u delen, maar
het is in ieder geval zo – dat zeg ik ook in de richting van mevrouw Diertens – dat
de hoogte van het wml, de hoogte van het minimumloon, natuurlijk ook betrekking heeft
op de hoogte van der onderstand. In die zin kan daar een relatie gelegd worden. Mevrouw
Diertens vroeg ook naar de relatie die daar is, ook in deze tijd. Als de coronacrisis
effect heeft op de prijzen, wordt dat verdisconteerd in de jaarlijkse indexatiecijfers.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Özütok van GroenLinks.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik wil ook van de gelegenheid gebruikmaken om te zeggen dat ik het jammer vind dat
mevrouw Van Ark ons inderdaad gaat verlaten. Ik heb waardering voor de stappen die
u heeft ingezet, maar het gaat toch nog een beetje te langzaam. U heeft het nu over
een onderzoek. Ik vraag me af wat het verschil is tussen het onderzoek van Regioplan
dat er al lag, en het onderzoek dat u nu heeft ingezet.
Staatssecretaris Van Ark:
We zijn aan de slag gegaan met het onderzoek van Regioplan door het prikken van het
ijkpunt sociaal minimum. Wat mij betreft zijn we daarnaartoe onderweg. Ik zal in de
voortgangsrapportage laten zien waar we de kosten gedrukt hebben en waar de inkomens
verhoogd zijn, zodat we het tijdpad per kostenpost kunnen laten zien. Het onderzoek
waaraan ik refereerde is een onderzoek om te verkennen of het minimumloon verder omhoog
kan gaan. Want als het minimumloon verder omhoog kan gaan, dan zit daar nog ruimte.
Maar het is natuurlijk ook van belang om te kijken naar de concurrentiepositie ten
opzichte van andere gebieden en ook naar de positie van werkgevers, om te zien of
het nog te dragen is. Als het minimumloon omhoog kan, heeft dat natuurlijk ook weer
gevolgen voor de hoogte van de onderstand. Zo proberen we consequent stappen te zetten
op het vlak van het verhogen van de inkomens en tegelijkertijd het verlagen van de
kosten. Het zijn in die zin aanvullende onderzoeken.
Mevrouw Diertens (D66):
Mag ik hier even op doorgaan? Want ik wil het goed begrijpen. Ik snap het hele bouwwerk,
dus het een afhankelijk is van het ander. Dat heeft u in de stukken ook heel goed
uitgelegd. Daar zit heel veel perspectief in. Maar we hebben corona. In de onderstand
is er nu echt wel een heel groot probleem. Is het ook mogelijk om tussentijds iets
te doen, waardoor de mensen die nu leven van de onderstand, iets meer middelen krijgen,
waardoor ze beter kunnen leven?
Staatssecretaris Van Ark:
Net als hier hebben we ook daar een noodpakket ingevoerd om ervoor te zorgen dat we
zo veel mogelijk effecten kunnen voorkomen die heel erg zouden zijn, zoals dreigende
werkloosheid. Het noodpakket is erop geënt om bedrijven overeind te houden en dus
ook banen. Daar is veelvuldig gebruik van gemaakt, gelukkig, want dat betekent dat
we echt iets hebben gedaan wat nodig is. Tegelijkertijd heb je, als je nu in de onderstand
zit, niet te maken met de gevolgen van het noodpakket. En als je niet in de onderstand
zit maar wel bepaalde noden hebt, dan val je misschien buiten alle regelingen. Omdat
we de regelingen niet een-op-een konden vertalen, hebben we aan het openbaar lichaam
ook bedragen ter beschikking gesteld om maatwerk te kunnen toepassen, daar waar nodig.
Dat is eigenlijk conform het adagium «als het niet kan zoals het moet, dan moet het
zoals het kan». Zij kunnen daarmee de ergste nood lenigen.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Diertens en daarna weer mevrouw Özütok.
Mevrouw Diertens (D66):
Dat is heel mooi. Dan kan het openbaar lichaam dus zelf de verantwoordelijkheid nemen
om actie te ondernemen, begrijp ik. Dan kom ik ook op de vraag die de heer Van Dam
heeft gesteld over de relatie met RCN, het toekennen van informatievoorziening aan
de gedeputeerden die hier verantwoordelijk voor zijn. Is die doorzettingsmacht, als
ik het zo mag noemen, ook bij die gedeputeerden neergelegd?
Staatssecretaris Van Ark:
Misschien zeg ik ook vooruitlopend op die vraag dat we op Saba inderdaad afspraken
hebben gemaakt over de bijzondere onderstand die door het openbaar lichaam wordt verzorgd.
Op Bonaire is het zo dat de bijzondere onderstand en de algemene onderstand door de
unit worden gedaan en de armoedebestrijding door het openbaar lichaam. Het ligt natuurlijk
heel dicht bij elkaar. Er is in ieder geval afgesproken dat de gedeputeerden en de
unit op periodieke basis, het liefst elke week, contact hebben, zeker om er in deze
tijd voor te zorgen dat men van elkaar weet wat waar nodig is. Dat is in ieder geval
een heel specifieke vraag.
In de richting van de heer Van Dam zeg ik alvast dat we daarnaast hebben afgesproken,
met het rapport van de Raad van State in de achterzak en kijkend naar de verantwoordelijkheidsverdeling
van wie wat doet, dat we geen enkel taboe hebben, maar dat we wel willen kijken hoe
het in de praktijk kan werken. Bij Saba hebben we dat al gedaan en bij Bonaire is
nu de eerste stap om in ieder geval veel in gezamenlijkheid te werken. Dat gebeurt
bijvoorbeeld al op het gebied van mensen naar werk toe leiden, maar ook op het gebied
van armoedebestrijding en van onderstand wordt steeds vaker bij elkaar gezeten.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Özütok van GroenLinks.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik heb een technische vraag over die noodmaatregelen. We zien dat met name zzp'ers
met een partner met inkomen niet in aanmerking komen voor het noodpakket en andere
voorzieningen. Heeft het openbaar lichaam dan wel de ruimte om daar maatwerk toe te
passen?
Staatssecretaris Van Ark:
U stelt inderdaad een heel specifieke vraag. Ik wil die graag goed beantwoorden, dus
ik kom er of aan het eind van de eerste termijn of anders in tweede termijn even op
terug.
De voorzitter:
Uitstekend. Dan is er nog een interruptie van mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Bij de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken begon ik al even over die data en de
informatiestructuur omdat we heel veel cijfers gewoon niet hebben. Op het terrein
van kinderarmoede hebben we ook geen cijfers. Ik zou heel graag een toezegging willen
van de Staatssecretaris dat de cijfers over kinderarmoede in kaart zullen worden gebracht.
Kan de Staatssecretaris dat toezeggen?
Staatssecretaris Van Ark:
Inderdaad, dat kan ik ook toezeggen. We zijn met het CBS in overleg. Ik heb recent
een brief naar beide Kamers gestuurd over de streefcijfers ten aanzien van kinderarmoede.
Daarin is ook een passage opgenomen over kinderarmoede in Caribisch Nederland. We
werken daar inderdaad met een ander type gegevens, maar we plegen er inzet op om ook
daar meer kwantitatieve inzichten te krijgen.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Kwantitatief, maar ook kwalitatief?
Staatssecretaris Van Ark:
Dat laatste sowieso, maar ook kwantitatief.
In de richting van mevrouw Özütok kan ik zeggen dat er geen partnertoets wordt gehanteerd
op Caribisch Nederland voor de NOW.
Dan kom ik bij een aantal specifieke vragen over inkomen, voordat ik naar de vragen
over kinderopvang ga. Er was een vraag van mevrouw Özütok over de inkomenspositie
van ouderen. Laat ik op voorhand zeggen dat dit wat mij betreft een heel belangrijk
onderdeel is van wat we aan het doen zijn. Het is echt een speerpunt, zoals ook door
de Kamer gememoreerd is. Als je een bepaalde leeftijd hebt bereikt, kun je immers
niet zomaar je inkomen aanvullen met spaargeld of met geld uit werken. Het is dus
heel belangrijk. Ook het rapport van de Nationale ombudsman onderstreept het belang
hiervan. We hebben in de afgelopen tijd een aantal stappen gezet om de inkomenspositie
van ouderen in Caribisch Nederland te verbeteren. Per 1 januari 2019, maar ook in
2020, is de AOV op de drie eilanden verhoogd, bovenop de reguliere inflatiecorrectie.
De inkomensgrens voor bijzondere onderstand is verhoogd van 100% naar 120%. Alleenstaande
AOV-gerechtigden of gehuwden met AOV met een gezamenlijk inkomen onder het wml kunnen
vanaf dit jaar in aanmerking komen voor een aanvulling vanuit de onderstand als zij
aan die voorwaarden voldoen. We willen dat mensen aan de voorwaarden voldoen en dat
we ze kunnen vinden. We hebben dus ook een verruiming van de voorwaarden aangekondigd.
Dan gaat het om een verruiming van de vermogenstoets en de introductie van een pensioenvrijlating.
Wel is het zo dat we vragen aan mensen om deze toeslag aan te vragen bij de unit.
Om te bewerkstelligen dat zo veel mogelijk mensen dat doen, heeft de unit van RCN
een grote inzet gepleegd om ouderen te bereiken, want schroom en een taboe zijn inderdaad
problemen. Dat herken ik zeer. Er zijn daarom voorlichtingsbijeenkomsten gehouden.
Er worden ook voorlichtingsbijeenkomsten gehouden in verzorgingstehuizen. Ook de partners
met wie de unit samenwerkt zijn geïnformeerd over de wijziging. Dit alles om zo veel
mogelijk vanuit de belevingswereld van ouderen te werken. Daarnaast was de unit ook
vertegenwoordigd op de Dag van de ouderen.
Dan vroeg mevrouw Diertens of AOV'ers die samenwonen wel of niet in aanmerking komen
voor een toeslag. Ik denk dat we met z'n allen vast kunnen stellen dat het van belang
is dat inkomensondersteuning terechtkomt op de plek waar het nodig is. In de vormgeving
houden we dus rekening met een gezamenlijk inkomen. Als paren een gezamenlijk inkomen
hebben boven het wml, dan komen ze niet in aanmerking voor een toeslag, want voor
paren is er geen aanleiding voor een verdergaande generieke verhoging van de hoogte
van het AOV-pensioen; ik zal daar straks ook wat cijfers over geven. Dat komt omdat
de hoogte van het gezamenlijke AOV-pensioen voor paren 1.368 dollar is ten opzichte
van kosten voor levensonderhoud van 1.380 dollar. Daarmee ligt die eigenlijk al, als
je kijkt naar de discussie die we hebben over het ijkpunt van het sociaal minimum,
op een plek waarvan we hopen dat ook andere doelgroepen erop uit gaan komen.
De voorzitter:
Er is een interruptie op dit punt van mevrouw Diertens. Ik wil er even bij zeggen
dat ik uitging van twee interrupties in tweeën dan wel vier losse vragen, maar laten
we zeggen dat iedereen een bonusgelegenheid krijgt omdat we in de Oude Zaal zijn.
Maar dan limiteer ik het wel op vijf. Wilt u dan nog steeds interrumperen?
Mevrouw Diertens (D66):
Vanaf nu gaat dat in?
De voorzitter:
Nee, mevrouw Diertens, zo werken wij niet.
Mevrouw Diertens (D66):
Bijdehand, hè? Ik had toch nog even een vraag over die samenwonende ouderen. Ik begrijp
dat ze in de situatie die er nu is en met de uitkering die ze krijgen, toch nog onder
het bestaansminimum zitten. Klopt dat?
Staatssecretaris Van Ark:
Ze krijgen een aanvulling tot het wml, maar laat ik dit zeggen. In de praktijk – die
ervaring heeft u en die heb ik ook – kunnen zich situaties voordoen waarvan je zegt:
hé, dit was toch niet de bedoeling? Dat is een van de redenen waarom de gedeputeerden
en het hoofd van de unit op regelmatige basis bij elkaar zitten. Ze kijken of de regeling
ook in de praktijk klopt. Als er specifieke signalen zijn dat iemand in een situatie
zit waarvan we zeggen «hé, dit klopt niet» – in de praktijk dus uitgewerkt, even los
van de systematiek – geef die signalen dan door, want dan kunnen we ze oppakken. Maar
kijkend vanuit het beleid is het zo dat we uit willen komen op ondersteuning op het
niveau rondom het wml. Dat is het geval voor samenwonende ouderen. Ik realiseer me
overigens terdege dat het zeker geen vetpot is, maar met de regelingen die we hebben,
ondersteunen we natuurlijk richting het sociaal minimum. Bij hen ligt dat op het niveau
van het wml.
De voorzitter:
Gaat u voort, zou ik zeggen.
Staatssecretaris Van Ark:
Ik kom bij de kinderopvang, een onderwerp waarvoor de Kamer ook aandacht heeft gevraagd.
Ik heb al een jaar geleden in deze commissie het programma toegelicht. Ik heb toen
gezegd dat het doel van de kinderopvang in Caribisch Nederland is om echt een kwalitatieve
impuls te geven en het voor alle ouders financieel toegankelijk te maken. Verschillende
Kamerleden wezen op de sociaaleconomische omstandigheden die het noodzakelijk maken
om daarop in te grijpen. Dat komt door de hoge kosten van de kinderopvang: 400 dollar
als je een vijfdaagse plek hebt. Dat is, zeker ook in het licht van het sociaal minimum,
ontzettend veel geld. Daarnaast zijn er ook de ontwikkel- en leerachterstanden bij
kinderen. Daarom hebben we in het kabinet gezegd: we hebben geen taboes. We willen
een basisvoorziening maken die voor alle kinderen toegankelijk is. Er wordt met verschillende
ministeries samengewerkt, zoals VWS, OCW, Binnenlandse Zaken en SZW, juist ook om
niet van het systeem uit te gaan, maar om uit te gaan van wat er nodig is. Er is echt
aan beide zijden van de oceaan ontzettend hard gewerkt.
Inmiddels is er ook een aantal resultaten bereikt. Zo is er een eilandelijke verordening
voor de kinderopvang en een tijdelijke subsidieregeling om de kosten te verlagen.
Er zijn educatieve programma's gemaakt voor voorschoolse educatie. In het kader van
de doorlopende ontwikkellijn van kinderen zijn bijeenkomsten georganiseerd met de
kinderopvang, basisscholen en andere partners in de jeugdketen, zodat er eilandbrede
pedagogische visies zijn ontstaan. Er zijn ook volop plannen voor nieuwe huisvesting.
We ondersteunen dat met wetgeving, maar ook met de financiering van de activiteiten
en met extra geld uit de Regio Envelop Caribisch Nederland voor die nieuwe huisvesting.
We hebben bij de uitwerking van de plannen natuurlijk nadrukkelijk ook stilgestaan
bij de vraag wat het kost voor de ouders. Vanuit de eilanden is ook nadrukkelijk de
vraag neergelegd om te onderzoeken of het mogelijk is om gratis kinderopvang te realiseren.
De Kamer heeft daar ook meerdere malen vragen over gesteld. Vanuit het uitgangspunt
dat ik net noemde, dat het voor ieder kind van belang is dat ze de mogelijkheid krijgen
om in het belang van hun ontwikkeling zo vroeg mogelijk, zonder drempels, naar de
kinderopvang te gaan, hebben we in de algemene werkwijze weliswaar een bijdrage gevraagd
– die overigens ongeveer gelijk is aan de kosten van het eten en de luiers voor het
kind als het thuis zou zijn – maar hebben we het openbaar lichaam ook de mogelijkheid
gegeven om compensatie te geven als zij inschatten dat ook dit voor ouders nog een
te hoge drempel is om het kind naar de kinderopvang te brengen. Dat maakt dat ik durf
te zeggen dat we echt een balans hebben gevonden tussen aan de ene kant het belangrijke
principe van toegankelijkheid en aan de andere kant het belangrijke feit dat ouders
ook voor die kinderopvang betalen.
Ik zeg in de richting van de heer Van Dam dat het niet de bedoeling is dat we elkaar
administratief bezig gaan houden. Ik kan u verklappen dat ik op bijna elke nota hierover
heb geschreven: kunnen we alsjeblieft een bestuurlijke, bureaucratische spaghetti
voorkomen? Dat betekent dat het openbaar lichaam, als het besluit om de ouderbijdrage
te compenseren, de ouderbijdrage betaalt aan de uitvoeringsorganisatie. Dan weet de
uitvoeringsorganisatie dat van die ouder geen ouderbijdrage hoeft te worden gevraagd.
Dan wordt er dus geen extra uitkering verstrekt.
De voorzitter:
Op dit punt is er een interruptie vanuit de andere kant van de zaal, van de heer Bosman,
VVD.
De heer Bosman (VVD):
Helder. Ik ben wel even op zoek: is het geld nu al beschikbaar op Bonaire, Saba en
Sint-Eustatius of is dit extra geld dat ze uit moeten gaan geven? Wordt dit gecompenseerd
door Nederland of is het een extra uitgave voor het eiland waardoor het eigenlijk
wat meer in de problemen komt?
Staatssecretaris Van Ark:
Zij krijgen hier geld voor. Ik check even of ik het goed zeg, want het luistert heel
nauw, maar ze kunnen putten uit de tijdelijke regeling als ze zien dat ouders dit
nodig hebben.
De heer Bosman (VVD):
Ja, dat begrijp ik. Alleen, staat het geld al op de rekening van Bonaire? Is het oud
geld, zal ik maar zeggen? Is het begrotingsgeld, het BES-fonds? Of komt die compensatie
vanuit Nederland? Want dit is extra geld dat uitgegeven gaat worden ter compensatie.
Staatssecretaris Van Ark:
Het is vrijgevallen geld. Als je helemaal de begrotingsregels volgt, dan hadden ze
het terug moeten geven, maar nu zeggen we: je kan het daaraan uitgeven.
De voorzitter:
De heer Bosman zegt: ahaa! De Staatssecretaris vervolgt haar betoog.
Staatssecretaris Van Ark:
Ik ken die ahaa's van de heer Bosman, dus dit krijgt vast nog een vervolg, denk ik
dan zo.
In de richting van mevrouw Özütok wil ik aangeven dat we inderdaad proberen te leren
van de lessen die we in Europees Nederland hebben geleerd. Dus we gaan de subsidie
niet aan de ouders verstrekken maar aan de kinderopvangorganisaties. De specifieke
situatie op de eilanden legitimeert dat we kijken wat er dáár nodig is. Dat is het
uitgangspunt dat we met z'n allen hanteren.
Als het gaat om experimenteren, zou ik willen zeggen: het programma BES(t) 4 kids
is in samenwerking met het openbaar lichaam ingevuld. Alle wensen kunnen daar ingebracht
worden. We bekijken ook gezamenlijk hoe we dat verder vorm kunnen geven. Daarbij is
er echt ruimte voor lokaal maatwerk. Als het gaat om experimenteren met gratis kinderopvang,
dan zou ik aan de zojuist geschetste lijn willen vasthouden, waarbij we de openbare
lichamen in het kader van het lokaal armoedebeleid die ruimte geven en daar dus gratis
opvang voor kinderen kan ontstaan.
Mevrouw Diertens vroeg: kan je ook de goede kanten van marktwerking bevorderen, zoals
kwaliteit, innovatie en lage kosten? We hebben gekozen voor een stelsel met een vaste
subsidie, zodat organisaties niet op basis van prijs met elkaar gaan concurreren.
Wat mij betreft illustreert dat dat we echt kijken wat nodig is en dat allerlei ideologische
stokpaardjes op stal zijn gebleven. We gaan kijken hoe we het zo kunnen doen. Logisch
ook, want de eilanden zijn eigenlijk te klein om op basis van prijsconcurrentie kinderopvang
te gaan organiseren. Maar wat wel van belang is, is de keuzevrijheid die ouders hebben,
want zij moeten zelf kunnen kiezen naar welke organisatie zij hun kind willen brengen.
Dat moet de prikkel zijn voor organisaties om goede kwaliteit te bieden. Dat kan op
verschillende manieren, bijvoorbeeld door goed opgeleid personeel, aantrekkelijke
huisvesting of een heel interessant aanbod van activiteiten. Wij hopen en vertrouwen
erop dat daarmee een divers aanbod ontstaat, zeker gezien de schaalgrootte van het
eiland.
Mevrouw Van der Graaf vroeg naar het spanningsveld tussen aan de ene kant betaalbare
kinderopvang en aan de andere kant de kwaliteit en de beloning van de medewerkers.
Ik ben het zeer met haar eens: voor goede kinderopvang zijn goede medewerkers cruciaal.
Daar hoort een goede beloning bij. Daar hebben we in het programma BES(t) 4 kids veel
aandacht voor. We hebben al de eerste stappen gezet. Sommige groepen krijgen al een
betere beloning. We doen nog dit jaar een onderzoek om de arbeidsvoorwaarden te verbeteren.
We willen dat kinderopvangorganisaties een kinderopvangvergoeding ontvangen waarin
rekening is gehouden met de hogere kwaliteitseisen. Dat moet leiden tot een faire
beloning voor de medewerkers. Natuurlijk hebben we aan de andere kant ook de opgave
om de kinderopvang voor iedereen betaalbaar te houden, maar ik denk dat we dit kunnen
realiseren binnen het stelsel zoals we nu ook in de brief van BES(t) 4 kids hebben
beschreven.
Voorzitter. Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om aan te geven dat in de eerdere
brief ik u heb aangekondigd dat we het wetsvoorstel nog dit jaar aan de Tweede Kamer
aanbieden. We hebben echter wat coronavertraging opgelopen, ik refereerde er zonet
al aan. Ik schat in dat eind 2020 helaas niet meer realistisch is, maar ik hoop dat
het kabinet dit voorstel nog in het jaar 2021 aan de Kamer kan aanbieden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dank aan de Staatssecretaris. Vanaf Bonaire heeft men een groot deel van
uw betoog niet kunnen horen, omdat het internet was uitgevallen. Wij verzoeken de
Staatssecretaris van EZK uiteraard om dit even op te lossen, aangezien zij telecom
in haar portefeuille heeft. We horen de update daarvan ongetwijfeld zo meteen, maar
eerst gaan we naar de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer
Blokhuis. Nogmaals van harte welkom. Aan u het woord voor de beantwoording van de
gestelde vragen.
Staatssecretaris Blokhuis:
Dank u wel, voorzitter. Zal ik voor Bonaire even een korte samenvatting geven van
de woorden van de Staatssecretaris van Sociale Zaken? Dat lijkt me niet nodig, hè.
Volgens mij is het inderdaad een historische bijeenkomst hier. Ik heb nog niet eerder
een debat meegemaakt met vier staatssecretarissen die op één beleidsdossier, een belangrijk
beleidsdossier, met elkaar het woord voerden. Dat is voor mij historisch. En dat dan
ook nog in deze prachtige zaal, de oude vergaderzaal. Een jongensdroom gaat in vervulling.
Felicitaties ook aan de heer Bosman, die zijn tienjarig jubileum viert. Het is hier
eigenlijk één groot feest. Ik vind het zeer toe te juichen dat hij zo trouw op dit
dossier zit, want een collectief geheugen bij een belangrijk dossier zoals dit is
heel belangrijk. Je kan het dan ook zeggen als iets eerder anders was afgesproken.
Het is wat waard in de parlementaire democratie als er mensen zitten die heel goed
weten waar Abraham de mosterd haalt. Dat is ook in het belang van onze mede-Koninkrijksgenoten
overzee.
Voorzitter. Bij VWS is sinds vorig jaar de structuur iets veranderd. Heel Nederland
zal daar niet gelijk wat van merken, maar we hebben sinds eind vorig jaar een aparte
programmadirectie: Zorg en Jeugd Caribisch Nederland (ZJCN). Daarmee onderstrepen
wij het belang van het Caribisch deel van het Koninkrijk waar het gaat om zorg, welzijn
en sport. Het verstevigt de band met dit deel van het Koninkrijk eens temeer. Er is
enorm intensief contact tussen de betreffende ambtenaren, zowel zij die hier werkzaam
zijn als ook de mensen die op de eilanden werken. Ik denk dat we de komende jaren
de vruchten ervan gaan plukken dat we hebben gekozen voor deze aanpak.
We zien dat er op tal van terreinen hotlineverbindingen zijn met het overzeese deel,
ook in deze spannende coronatijd. Dat geldt, denk ik, voor alle collega's, zeker ook
voor VWS. We associëren corona allemaal met heel veel narigheid en ellende. Dat is
het vooral ook, maar het brengt ook kansen met zich mee; never waste a good crisis.
Een van de dingen die positief zijn als gevolg van deze crisis, is dat de ziekenhuissamenwerking
met dat deel van het Koninkrijk – dan heb ik het over de drie landen, maar ook over
Bonaire, Sint-Eustatius en Saba – een enorme impuls gaat krijgen. We komen op korte
termijn met plannen die laten zien dat er een enorme samenwerkingsslag wordt gemaakt
die er onder andere toe moet leiden dat er minder mensen vanuit het Koninkrijk uitgezonden
moeten worden naar bijvoorbeeld Colombia. Veel meer mensen kunnen dan op de eilanden
behandeld worden. Dat geldt ook voor de mensen op de drie BES-eilanden, die dan bijvoorbeeld
ook op Curaçao, Aruba of Sint-Maarten behandeld kunnen worden, ook met specialistische
hulpverlening.
Voorzitter. Op mijn domein is er met name een aantal vragen gesteld in de sfeer van
huiselijk geweld en kindermishandeling. Mevrouw Özütok merkte op dat je eigenlijk
moet spreken over «relationeel geweld». Dat vind ik wel een goede duiding van dit
thema. Ik heb veel debatten meegemaakt over huiselijk geweld waar mensen het ook hadden
over «huishoudelijk geweld». Dat is volgens mij niet helemaal wat men eigenlijk bedoelt.
Dus «relationeel geweld» dekt meer de lading.
Er is best wel een aantal vragen hierover gesteld. In het algemeen werd volgens mij
vastgesteld dat er belangrijke stappen zijn gezet. Dat wil ik vooral ook onderschrijven.
Er is in 2017 een bestuursakkoord gesloten dat loopt tot eind dit jaar. Dat moet een
vervolg krijgen. Maar je ziet dat er op de belangrijke thema's voor het aanpakken
van deze nare dingen grote stappen worden gezet. Er wordt heel veel gedaan aan voorlichting
en bewustwording. Mevrouw Özütok had het over een cultuur waarin dit onderwerp moeilijk
bespreekbaar is. Zeker bij de Bovenwindse Eilanden zie je dat er echt nog een fors
taboe op zit. Dat moeten we eerst doorbreken willen we naar een aanpak kunnen. En
met de voorlichtingscampagnes die we hebben gehad en die nog lopen, hopen we daar
in ieder geval belangrijke slagen in te maken. Mevrouw Özütok zei ook, terecht denk
ik, dat we integraal moeten denken. Het is niet afhankelijk van VWS en van Sociale
Zaken, maar het moet integraal. Mevrouw Özütok noemde dat «smart», maar ze bedoelt
volgens mij gewoon integraal. Zoals bijvoorbeeld economische zelfstandigheid, dat
is een van de beste preventiemiddelen om vrouwen onafhankelijk te maken van mannen
– om maar wat te zeggen. In die zin werken wij natuurlijk ook samen met het Ministerie
van Sociale Zaken, en hebben wij die integraliteit ook zeker voor ogen.
Een paar vragen op dit specifieke punt hebben betrekking op het domein van Justitie
en Veiligheid. Er is maandag een debat met de collega's van Justitie en Veiligheid.
Ik stip dit even aan. Het gaat dan bijvoorbeeld ook over het punt dat mevrouw Özütok
noemde, het periodiek rapporteren, naar aanleiding van het zeer kritische rapport
van de Raad voor de rechtshandhaving. Dat ligt echt op het bordje van JenV. Dus als
uw fractie die vraag daar nog een keer wil adresseren, bent u daar aan het goede adres.
Dat geldt volgens mij voor een deel ook voor de vraag van mevrouw Diertens over de
ondersteuning van Krusada, althans waar het gaat om het reclasseringsdeel en de nazorg.
Dat is ook primair een taak voor JenV. Als het gaat over de vrouwenopvang, dan ligt
dat natuurlijk wel bij VWS. Ik zal zo ingaan op de capaciteit van de opvang, ook naar
aanleiding van vragen van mevrouw Van der Graaf. En ook die specifieke vraag van,
dacht ik, de heer Van Dam, die ging over de Wet tijdelijk huisverbod, en over de omgekeerde
aanpak van Nederland, die weliswaar heel logisch is, maar waar men jarenlang nooit
op is gekomen: moet je niet de dader het huis uitzetten, in plaats van het slachtoffer?
Die aanpak willen we ook vorm gaan geven in het Caribisch deel van Nederland, maar
ook dat is primair de verantwoordelijkheid van JenV. Dus ook de vraag aan de CDA-fractie
om die vraag nog een keer te adresseren in het overleg van maandag, waar het gaat
over de zaken die het Caribisch gebied betreffen.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Van Dam, CDA.
De heer Van Dam (CDA):
Ja, voorzitter. Nou begonnen we zo goed, met vier staatssecretarissen op een rij.
Maar ik krijg nu toch een beetje het gevoel dat ik op een terras zit en te horen krijg:
mijn collega komt zo bij u. Tja, daar word ik niet warm van. En natuurlijk ga ik maandag
die vragen stellen, hoewel ik maandag ook nog wel wat andere vragen te stellen heb.
Maar is dit nou een teken van verbrokkeldheid van beleid, waar men volgens mij op
de Antillen echt perfect de weg mee weet? Of is dit nou gewoon hoe het is, terwijl
het wel goed in elkaar steekt?
De voorzitter:
Nou, complimenten voor de heer Van Dam voor ook deze vakantiemetafoor. Ik geef het
woord weer aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik wil natuurlijk benadrukken dat wij integraal het beleid vormgeven voor het Caribisch
deel van Nederland. Alleen, die Wet tijdelijk huisverbod, ik kan het niet mooier maken
dan het is, is echt een verantwoordelijkheid van mijn collega van Justitie en Veiligheid.
En natuurlijk werken we op dat domein samen, en er komt meer wetgeving rond de aanpak
van huiselijk relationeel geweld en kindermishandeling. Dat is voor VWS, ik ga zo
in op die vragen. Maar echt, waar het gaat om de justitiële aanpak met de Wet tijdelijk
huisverbod, waar de justitiële kant van de zaak ook het primaat heeft, vind ik het
echt ook niet kies als ik daarop het antwoord geef vanuit JenV, omdat ik daar niet
over ga. En natuurlijk hebben wij daar contact over, maar ik vind het gewoon de zuivere
route als dat maandag specifiek daar aan de orde komt, net zozeer als dat we het over
dove kinderen in het onderwijs hebben. Ik kan straks wat algemeens zeggen over de
zorg voor dove kinderen, maar onderwijsgerelateerde vragen... Ik kan mij voorstellen
dat u zegt: we gaan hier niet zestien bewindspersonen uitnodigen. Maar ik ga niet
over onderwijs; zo makkelijk is het ook nog wel.
De heer Van Dam (CDA):
Maar u bent toch wel de coördinerende bewindspersoon als het gaat om de aanpak van
wat we dan maar niet meer «huiselijk geweld» zullen noemen? En dit lijkt mij toch
een punt, als iets al hangt sinds eind 2018. Het staat ook in een brief die u geschreven
heeft, en het staat ook in een brief die de Minister van Justitie heeft geschreven.
Dan denk ik: tja, bij welk loket moet ik nou terecht?
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik heb het loket net heel duidelijk benoemd. En natuurlijk ben ik de coördinerend
bewindspersoon, en daar loop ik ook helemaal niet voor weg. Alleen ben ik ook coördinerend
bewindspersoon voor maatschappelijke opvang en aanpak dakloosheid, maar als ik daar
dan het aantal woningen aan relateer, en zeg dat er 10.000 woonplekken moeten komen
en hoe ik dat ga doen... Daarvoor geef ik dan graag het woord aan Minister Ollongren,
die daarover gaat.
De voorzitter:
Ja, oké. We gaan naar een interruptie van mevrouw Diertens van D66.
Mevrouw Diertens (D66):
Ja. Ik denk gewoon dat, als we het hebben over de kinderen en volwassen slechthorenden,
het niet alleen gaat over onderwijs, maar dat dat ook een algemeen punt is, dat best
belangrijk is om je als kind überhaupt te kunnen ontwikkelen, maar ook om je weg te
vinden als volwassene.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik kom straks specifiek terug op die vraag over dove kinderen.
Voorzitter. Verschillende woordvoerders hebben specifiek aandacht gevraagd voor dit
belangrijke thema. Mevrouw Van der Graaf vroeg naar de stand van zaken rond de wetgeving.
Weten mensen waar ze zich moeten melden? Een aantal zaken loopt echt heel goed. Voor
andere zaken moeten nog stappen worden gezet. Elk eiland heeft nu een coördinator
huiselijk geweld en kindermishandeling aangesteld, maar de eilanden hebben nog geen
centraal meldpunt. Er zijn telefoonnummers voor jeugdzorg en politie, maar één meldpunt
is wenselijk. Voor Bonaire wordt dat op hele korte termijn gerealiseerd. Wij hopen
dat dat in september beschikbaar is. Voor de Bovenwindse Eilanden, de openbare lichamen
daar, zijn we in gesprek hoe we daar een gezamenlijk meldpunt kunnen vormgeven. We
gaan niet voor Saba en Sint-Eustatius een apart meldpunt in het leven roepen. Daar
is de schaal te klein voor. Ik hoop dat u daar begrip voor zult hebben.
Liggen we qua wetgeving op schema? Daar is een motie over ingediend tijdens de begrotingsbehandeling
van Binnenlandse Zaken vorig jaar. Daarin wordt de regering verzocht om in samenspraak
met de openbare lichamen met een wetsvoorstel te komen om geestelijk geweld, lichamelijk
geweld of andere vernederende behandeling in de opvoeding op de BES te verbieden.
Het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt in de tweede
helft van dit jaar in consultatie gebracht. Dat wetsvoorstel heeft als doel om in
samenspraak met de openbare lichamen die zaken aan te pakken waarover in de motie
gesproken wordt. Bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel, die dus in volle gang
is, worden de openbare lichamen van de BES natuurlijk ruimschoots betrokken. Volgens
mij geven wij daarmee invulling aan de motie. De tweede helft van dit jaar komen er
verdere stappen met de internetconsultatie.
Voorzitter. Mevrouw Van der Graaf vroeg naar de opvangcapaciteit. Is die toereikend?
Er leefde het misverstand dat er helemaal geen opvangcapaciteit was. Die is er zeker
wel. Op Bonaire zijn er op dit moment tien opvangplekken voor vrouwen die het slachtoffer
zijn van geweld. Dat zijn aparte opvangplekken in het kader van relationeel geweld.
Ook op de Bovenwindse Eilanden is er capaciteit beschikbaar om slachtoffers op te
vangen. Het is geen aparte opvang, omdat dat gelet op de schaal daar niet realistisch
zou zijn. Het wordt heel praktisch opgelost door bijvoorbeeld hotelkamers of appartementen
beschikbaar te stellen.
De verwachting was dat ten gevolge van corona en de toenemende zorg en armoede ook
het huiselijk geweld zou toenemen, maar daar is op dit moment niet aantoonbaar sprake
van. Er zijn niet meer meldingen, dus ook geen capaciteitsvraagstukken. We weten niet
wat de toekomst brengt, maar volgens mij hebben wij een enorme uitdaging om niet alleen
het sociaal minimum op een aanvaardbaar of goed niveau te brengen, maar ook om te
zorgen dat mensen weer zo veel mogelijk aan de slag kunnen, waarmee het risico op
geweldssituaties beperkt wordt.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik hoor de Staatssecretaris zeggen dat er nog niet een centraal meldpunt is waar mensen
zich kunnen melden. Hij heeft geen indicatie dat er meer meldingen zijn gedaan, maar
dat zegt niet alles over de vraag of dat wel of niet plaatsvindt. Wat wordt er nu
gedaan om te zorgen dat dit wel in beeld is, dat er hulp is voor mensen, juist in
deze coronatijd? Wat wordt er nu gedaan? Waar kunnen deze mensen nu terecht?
Staatssecretaris Blokhuis:
Wij hebben nog geen centraal meldpunt, maar dat wordt op Bonaire op heel korte termijn
gerealiseerd. De aanpak van relationeel geweld en kindermishandeling loopt nu via
verschillende kanalen, zoals jeugdhulpverlening, politie en andere kanalen die nu
al bestaan. De mensen weten die ook wel te vinden. De grote wens is dat er net als
in Nederland één makkelijk nummer komt waar je je kan vervoegen. Uit de bronnen die
ik net noemde, blijkt geen toename. Overigens is door de voorlichtingscampagnes die
we de laatste jaren hebben gevoerd, is het probleem meer bespreekbaar gemaakt. Het
taboe is eraf aan het gaan. Dat leidt wel tot een toename van meldingen. Je kunt niet
zeggen dat het leidt tot een toename van geweld. Dat er meer meldingen zijn, zien
we als winst.
Voorzitter. Ik kom bij een aantal andere vragen die gesteld zijn. Misschien nog wel
een logische brug met het vorige thema: mevrouw Diertens vroeg hoe het zit met jeugdzorg
en criminaliteit. Het Ministerie van JenV werkt toe naar de invoering van een pedagogisch
jeugdstrafrecht in Caribisch Nederland. Als er nu sprake is van een strafbaar feit,
werkt de keten samen op basis van een convenant. De Voogdijraad en jeugdzorg zijn
er samen bij betrokken. Voor de inzet van hulpverlening wordt gekeken naar de problematiek
van jongeren. In die zin maakt het dus niet uit hoe jongeren in beeld komen. Dat kan
via verschillende routes. Ik durf de heer Van Dam bijna niet aan te kijken, maar dit
thema zou ik maandag ook aan de orde stellen, want ook hier ligt de primaire verantwoordelijkheid
voor hoe met het jeugdstrafrecht wordt omgegaan bij JenV. Daar valt dan ook de nazorg
van de jongere onder, die bijvoorbeeld door Krusada vorm wordt gegeven.
Voorzitter. Er was een vraag van de heer Bosman over de tandarts op Saba. Hij woont
en werkt op Bonaire, maar vliegt in op Saba. Het is prachtig dat dit kan. Het is een
heel praktische oplossing. Hij is op vaste tijden beschikbaar op Saba. Onze signalen
duiden er niet op dat er gaten in het systeem zitten; dat is een gekke beeldspraak
in dit verband. Wij hebben de overtuiging dat dit op dit moment volstaat en een goede
aanpak is. Ik wil de heer Bosman graag beloven dat wij, als wij andere signalen krijgen,
gelijk interveniëren. Maar deze methodiek lijkt te volstaan.
Hij voegde daar de vraag aan toe of de zorgverzekering toereikend is, of dat het pakket
uitgebreid moet worden. Die wens bestaat inderdaad wel bij delen van de bevolking.
De tandarts valt er niet onder. Dat lijkt overigens verdacht veel op Nederland: daar
zit hij ook niet in de basisverzekering. Fysiotherapie zit ook niet in de basisverzekering,
net als in Nederland, volgens mij. Als de heer Bosman wil dat ik er eens over in gesprek
ga en in samenspraak besluit om het eventueel aan te passen: de bevoegdheid voor hoe
ruim die verzekering is ligt bij VWS, dus wij gaan er wel over, maar dat willen we
niet vanuit de koloniale gedachte doen dat wij het regelen. We doen het in samenspraak.
Ik wil de heer Bosman wel in overweging geven dat de zorgverzekering zoals die nu
op de drie eilanden bestaat, behoorlijk ruimhartig is. Die is ruimer dan de Nederlandse
basisverzekering. Er valt meer onder. Er geldt bijvoorbeeld ook geen eigen risico.
Alleen al gelet op die twee gegevens, hebben wij op dit moment geen aanleiding of
aandrang om die uit te breiden. Ik kom er net als u. Dan zie ik net als u, in een
eerste blik, geweldig mooie, paradijselijke eilanden – wie wil daar niet wonen? –
maar ook de ellende die achter die façade schuilgaat. Daar proberen we met z'n allen
de vinger achter te krijgen en die flink aan te pakken. De zorgverzekering is dan
een thema, maar ik kijk mezelf met een gerust geweten in de spiegel aan als ik zeg:
op dit moment is die adequaat geregeld.
De heer Bosman (VVD):
De vergelijking met Nederland gaat niet zo goed op, omdat je daar niet kunt bijverzekeren.
Dat is een beetje het probleem. Het is een pakket dat we kunnen aanbieden. De rest
moet je dan misschien maar van de markt halen, die er sowieso niet is. Dat maakt het
heel kwetsbaar. Ik ben me ervan bewust dat het pakket anders is, dat dit positief
is en dat er geen eigen bijdrage is, maar hoe komt het ministerie tot een pakket?
Is dat in samenspraak met de mensen op de eilanden? Welke wensen zijn daar uitgesproken?
Ik kan me voorstellen dat je van de tandarts zegt: misschien is het toch wel handig
dat die erbij komt. Het gaat over een beperkt aantal mensen, maar het is ook heel
lastig om naar een tandarts te gaan die er niet is. Dat zou dus zomaar eens een idee
kunnen zijn. Nogmaals, ik ga er niet over, maar hoe komt de Staatssecretaris aan informatie
over keuzes over het pakket?
Staatssecretaris Blokhuis:
Sowieso geldt dat jongeren tot 18 jaar wel verzekerd zijn. Mensen daarboven niet.
Je kunt je daar inderdaad niet, zoals de heer Bosman ook stelt, aanvullend verzekeren
voor de tandarts, wat hier wel kan. Wij menen dat er een evenwicht is ten opzichte
van het brede pakket, zonder eigen risico. Wat daartegenover staat, is een schralere
regeling voor de tandarts. Dat geeft wat ons betreft een balans in het geheel. Het
is niet zo dat Nederland helemaal niet luistert naar de drie gemeenten, of zegt: jullie
mogen wat vinden en daar nemen we kennis van. Ik wil beloven dat ik het de volgende
keer dat ik ernaartoe ga op de agenda wil hebben, om te vragen hoe het bevalt en waar
evidente knelpunten zitten. Maar ik voeg daar niet de belofte aan toe dat volgend
jaar de tandarts onder de verzekering valt, juist vanwege de balans die we volgens
mij nu hebben met het pakket dat er is.
Mevrouw Özütok heeft een vraag gesteld. Als ik die goed heb geduid, heeft ze het gehad
over flankerend beleid. Er is geen Wmo daar, geen jeugdwet, maar flankerend beleid
is wel degelijk heel belangrijk, en hoe krijgt dat vorm? Ik vertaal haar vraag even
zo. Ik zie dat wel als een vraag die op mijn bordje ligt. Het is zo dat een aantal
zaken in dit deel van het Koninkrijk geregeld wordt dat wel verdacht veel lijkt op
voorzieningen vanuit de Wmo, bijvoorbeeld maaltijdvoorzieningen, aanpassingen voor
gehandicapten en dagbestedingsactiviteiten. Vooral Wmo-gerelateerde activiteiten gericht
op ouderen krijgen daar vorm. Er zijn hartverwarmende initiatieven voor jeugdvoorziening
op de eilanden, zoals u zelf misschien ook wel eens gezien hebt. Die vallen niet onder
een jeugdwet, want die is er niet, maar vinden wel degelijk plaats.
Er zijn dus onderdelen waar wel degelijk invulling aan wordt gegeven: maaltijdvoorziening,
dagopvang, dagbesteding. Er zit wel een knelpuntje. Ik ben op werkbezoek geweest in
bijvoorbeeld Cocari, Rincon, waar de dementerende ouderen zeggen: wij zouden zo graag
op zaterdag ook naar de dagopvang willen. Of het zijn hun begeleiders die dat zeggen.
Mensen snappen er niks van dat het dan dicht is. Daar zijn we intensief over in overleg.
We zijn in de voorbereidende stand om dat type voorzieningen uit te breiden, zodat
er voor die mensen meer opvangmogelijkheden zijn. We hebben dus flankerend beleid.
Dat is bijna Wmo-proof. Waar nodig en waar mogelijk – het moet ook allemaal in proportie
zijn – breiden we zaken uit. We kijken bijvoorbeeld of we de maaltijdvoorziening kunnen
uitbreiden naar zeven dagen in de week.
Dan de vraag over de dove kinderen op de eilanden. Gelet op de schaal zal het niemand
verbazen dat we het niet over veel kinderen hebben. We hebben ze volgens mij met naam
en rugnummer in beeld. Op Bonaire zijn dat dertien kinderen, voor wie een voorziening
is die vergelijkbaar is met de Nederlandse regeling. Doven hebben recht op maximaal
30 uur doventolkzorg in leefsituaties. Mevrouw Diertens zei dat dat dan ook de bovengrens
is. De informatie waar ik over beschik, maar die ik nog wel wil verifiëren, is dat
er met een goede onderbouwing aanspraak kan worden gemaakt op meer uren. Daar zou
wel eens sprake van kunnen zijn in de onderwijssituaties waar mevrouw Diertens het
over heeft, maar de informatie waar ik over beschik is dat bij een goede onderbouwing
dat plafond van 30 uur wel doorbroken kan worden.
Op Bonaire biedt Zorg en Welzijn Groep ondersteuning aan doven. Dat geldt ook voor
hun ouders. Onderwijzers krijgen instructies hoe ze met deze doelgroep kunnen omgaan.
Dat wordt dus breed ingevuld. Als sprake is van gedragsproblemen die samenhangen met
slecht gehoor, dan wordt voorzien in begeleiding. Bij de begeleiding van de kinderen
wordt nauw samengewerkt met andere disciplines, zoals een psycholoog, audicien, logopedist,
het Expertisecentrum Onderwijszorg en, in sommige gevallen, de fysiotherapeut.
Er is ook nauw contact met het Centrum voor Jeugd en Gezin voor de begeleiding van
ouders in de opvoeding van hun kind. Door de schaal hebben we behoorlijk scherp in
beeld waar de problemen zitten. Er is dus ook aandacht voor de onderwijssituatie.
Als mevrouw Diertens toch meer wil weten over wat specifiek de kansen zijn voor die
jongeren in het onderwijs, dan wil ik met de Minister van Onderwijs afstemmen en kijken
of we daar een korte brief over kunnen sturen naar de Kamer. Ik kan het verzoek doorgeven
en dan vragen of het Ministerie van OCW in wil gaan op specifiek de relatie tussen
dove kinderen en onderwijs. Ik zie mevrouw Diertens nu knikken, maar ik hoor in haar
tweede termijn wel wat ze ervan vindt.
De voorzitter:
De toezegging is genoteerd. Gaat u voort.
Staatssecretaris Blokhuis:
Ik word eventjes gesouffleerd. Het is inderdaad zo dat ik niet op de stoel van JenV
ga zitten, maar we gaan de vragen die hier gesteld zijn en op het bordje van JenV
liggen, natuurlijk doorsturen naar JenV. Die kunnen dan in het debat maandag aan de
orde komen of anders in een brief.
Mevrouw Diertens heeft ook gevraagd naar de stand van zaken van het Sport- en Preventieakkoord
op de drie eilanden. Alle drie de eilanden hebben inderdaad zo'n akkoord met ons gesloten.
De reikwijdte van die akkoorden zijn ook breder dan in Nederland. Daar zit ook seksuele
gezondheid bij en drugsgebruik. Die zitten niet in het Nederlandse Preventieakkoord.
Het zijn daar integrale akkoorden, want het is sport en bewegen en gezondheid. Het
is dus eigenlijk een voorbeeld voor Nederland. Ze pakken het daar integraal aan, en
met enthousiasme.
Er zijn mooie concrete voorbeelden. Sinds eind vorig is er een adviseur Jongeren op
Gezond Gewicht fulltime op de eilanden om te komen tot een sluitende keten voor de
aanpak van overgewicht. De Cruyff Foundation werkt nauw samen met de eilanden. Op
Sint-Eustatius is een prachtig Cruyff Court. Dat wordt binnenkort overkapt. Dat is,
zoals u zal begrijpen, niet tegen de regen, maar tegen de zon. Er komen ook twee nieuwe
Cruyff Courts op Bonaire. De KNVB is dit jaar gestart met een voetbalontwikkelingsprogramma
op Bonaire. De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat op sommige onderdelen, bijvoorbeeld
preventie seksuele gezondheid, we achterlopen op schema. Dat heeft alles te maken
met corona en de inzet van GGD-professionals die op een ander veld even nodig zijn.
Voorzitter. Mevrouw Van der Graaf stelde een vraag over het VN-verdrag inzake gehandicapten.
Hoe gaat dat in het Caribische deel van Nederland? Eigenlijk doen we dat op dezelfde
manier als we dat met wetgeving doen, namelijk heel praktisch. We willen, gelet op
de kleinschaligheid en de proportionaliteit van kosten, vooral kijken waar behoefte
aan is. Dan worden er ook maatwerkvoorzieningen getroffen, bijvoorbeeld woningaanpassingen
of specifieke vervoersvoorzieningen. Zo geven we daar invulling aan. Gelet op de schaal,
het aantal mensen dat daar woont, is dat volgens ons de beste aanpak. Ik wil terugkomen
op de vraag in hoeverre dat beantwoordt aan de afspraken in het VN-verdrag, maar dat
wil ik doen nadat wij dingen hebben gerealiseerd. Ik zou willen voorstellen dat we
daar in het eerste kwartaal van volgend jaar op terugkomen. Dan zal ik een overzicht
geven van waar we mee bezig zijn en hoe zich dat verhoudt tot het VN-verdrag.
Dan de vraag over toerisme in relatie tot corona. Ik denk dat collega Keijzer daar
zo iets over zal zeggen vanuit de economische invalshoek; ik zeg er iets over vanuit
de volksgezondheidsinvalshoek. We hebben deze weken, deze maanden een hotlineverbinding
met de drie eilanden, en ook met de drie landen van het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Er is heel intensief overleg over de gezondheidssituatie, over de vraag wat daar nodig
is. Er zijn ook aparte OMT-adviezen afgegeven. Het RIVM dat daar in de lead is, zegt:
als je aan deze gezondheidsvoorwaarden voldoet, dan is het ook verantwoord om weer
open te gaan of de lockdown af te schalen. Feit is dat op alle zes de eilanden, dus
de drie landen en de drie gemeenten, de huidige situatie zo is dat er geen enkele
actuele besmetting is. Daarvoor verdient het Caribisch deel van Nederland echt een
groot compliment. Op Curaçao zijn de afgelopen weken wel vijf mensen met een besmetting
aangekomen. Die kwamen volgens mij allemaal uit Colombia, en die kwamen in het kader
van repatriëring. Maar er zijn geen actuele besmettingen. Er ligt op dit moment op
de zes eilanden niemand in verband met corona op de intensive care. Je zou kunnen
zeggen: het veiligste deel van het Koninkrijk is in de Cariben.
Dat willen ze daar natuurlijk zo houden. Tegelijkertijd is daar ook de druk enorm
om het toerisme weer toe te staan. Dat geldt zeker voor de drie landen, die daar in
enorm grote mate van afhankelijk zijn. Dat geldt ook voor Bonaire en in mindere mate
voor Sint-Eustatius en Saba. Ik wil me even beperken tot de drie gemeenten, de drie
BES-eilanden. Bonaire staat in de startblokken om weer open te gaan. Die willen op
1 juli de grens openzetten. Dat doen ze wel gefaseerd. Zoals nu de vlag erbij hangt,
gebeurt dat bijvoorbeeld niet direct voor mensen uit de Verenigde Staten, omdat de
besmettingskans van mensen die daar vandaan komen 50 tot 100 keer zo groot is als
van mensen die uit Nederland komen. Bonaire wil dus de grens gefaseerd gaan openzetten
vanaf 1 juli. Dat doen ze wel in nauwe samenspraak met ons, omdat in de laatste twee
OMT-adviezen – er zijn er drie uitgebracht – heel nadrukkelijk staat wat er op orde
moet zijn om dat op een verantwoorde manier te doen. Het klimaat is daar ook wel zo
dat als daar een paar besmettingssituaties zijn, er echt grote paniek is. Want waar
kun je heen? Wij kunnen nog een beetje uitwijken, maar je zal maar op een eiland zitten!
Ik noem even twee hele belangrijke randvoorwaarden waaraan voldaan moet worden. Dat
is allereerst het op orde zijn van de ic- en de beademingscapaciteit. En de publieke
gezondheid moet op peil zijn. Dat betekent dat er voldoende mensen zijn die bijvoorbeeld
kunnen testen. Wij hebben gisteren nog overleg gehad met de gezaghebber van Bonaire
en wij krijgen vrijdag uitsluitsel of op beide punten de boel op orde is. Wij hebben
vanuit Nederland extra beademings- en ic-capaciteit ingevlogen. Er zijn zes beademingsapparaten
vanuit Nederland ingevlogen op Bonaire. Het laatste wat wij willen, is dat als het
puntje bij paaltje komt en er sprake is van een ernstige situatie, de apparatuur niet
werkt of niet bedrijfsklaar is. Gegarandeerd moet worden dat dat op peil is conform
het OMT-advies. Hetzelfde geldt ook voor de publieke gezondheid. Er moet voldoende
GGD-personeel beschikbaar zijn om bijvoorbeeld te kunnen testen. Daar krijg ik vrijdag
uitsluitsel over.
Wat mij betreft, zal ik in de COVID-19-brieven die vanuit VWS naar de Kamer worden
gestuurd, de Kamer zorgvuldig informeren over de actuele stand van zaken. Hoe hangt
de vlag erbij waar het gaat om de voorbereidingen voor het openstellen van de grenzen
voor het toerisme – een belangrijke bron van inkomsten, vooral voor Bonaire – en wat
kan in welke fase gebeuren? Voor Sint-Eustatius en Saba geldt dat de gezaghebbers
daar op deze lijn zitten: wij zijn nog heel erg terughoudend in het openstellen van
onze grenzen voor toeristen en wij zijn daar ook lang niet in dezelfde mate van afhankelijk
als Bonaire; wij willen het natuurlijk wel, maar wel op een moment dat het goed is.
Even ter illustratie: op die twee eilanden is geen enkel ic-bed. Op die eilanden is
wel een hospitainer ingevlogen door Nederland. Dat is een van de vruchten van de hele
intensieve samenwerking. In die hospitainer zit geen ic-capaciteit maar wel isolatiecapaciteit.
Dat is al een mooie, geruststellende gedachte, maar er moet bijvoorbeeld ook een uitwijkmogelijkheid
naar ic-capaciteit zijn. Dat hebben we opgeplust. Er zijn air-ambulances. We hadden
er eentje, op Bonaire, en er zijn er nu twee gestationeerd. Dat betekent dat er heel
snel geschakeld kan worden tussen de eilanden. Volgens mij is de Karel Doorman daarvoor
eventueel ook nog beschikbaar, de grote boot, die heen en weer kan varen. En er zijn,
zoals u misschien weet, op Sint-Eustatius twee helikopters beschikbaar, die mensen
uit Saba en Sint-Eustatius naar Sint-Maarten kunnen vliegen voor behandeling.
Ik beloof dat ik de Kamer adequaat zal informeren over de wijze waarop de zorg is
georganiseerd in de aanloop naar het openstellen van de grenzen en over de vraag of
wij het verantwoord vinden om de boel open te zetten. Als de voortekenen niet bedriegen,
is Bonaire de eerste van de drie die opengaat, op 1 juli, ook voor Nederlanders, maar
dat zullen we melden in een brief aan de Kamer.
Voorzitter, daar wou ik het, denk ik, bij laten.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie dat er ook geen interrupties meer voor u zijn. Dan gaan wij verder
met de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, mevrouw Keijzer.
Staatssecretaris Keijzer:
Dank u wel, voorzitter. Volgens mij is het al ruim een jaar geleden dat ik eerder
te gast was bij uw Kamercommissie om te spreken over de situatie op Bonaire, Sint-Eustatius
en Saba. Het is er sindsdien door de coronacrisis niet beter op geworden. Wel zijn
er heel veel maatregelen getroffen. Daar hebben mijn collega's allemaal stuk voor
stuk al het een en ander over gezegd. Ik heb ook een aantal van u daarvoor waardering
horen uitspreken. Dat is goed om te horen en ook goed om vast te stellen.
Maar sinds de coronacrisis – ik denk vooral ook aan de effecten op het toerisme, waar
collega Blokhuis net over sprak – kun je op delen wel spreken over een economisch
drama dat daar plaatsvindt. De huidige situatie legt dan ook bloot hoezeer de mensen
daar afhankelijk zijn van die dominante economische sector. Ik zal niet herhalen wat
collega Blokhuis al gezegd heeft over het openen van het toerisme op een zorgvuldige,
afgewogen manier en over de contacten die er daarover zijn. Economisch en financieel
hebben we wel vanaf het begin in het kabinet, met alle maatregelen die er genomen
zijn om ondernemers te ondersteunen bij de gevolgen van de coronacrisis, ook nadrukkelijk
gekeken naar dit gedeelte van het Koninkrijk. Daar heeft u ook in de verschillende
brieven over kunnen lezen: de tegemoetkoming via de TOGS-regeling, de NOW-regeling,
noem ze allemaal maar op. Maar we zijn daarnaast ook bezig met de toekomst. We denken
bijvoorbeeld mee met toerismebureaus om nieuwe vormen van toerisme te ontwikkelen:
kleinschalig, duurzaam, met aandacht voor milieu en natuur. Dat lijkt ook daar de
toekomst te zijn.
Ook moeten we kijken wat we nou kunnen doen om ervoor te zorgen dat men niet alleen
afhankelijk is van het toerisme: diversificeren, zoals je dat dan heel chic zegt.
Maar dat komt feitelijk gewoon neer op de vraag wat voor andere vormen van bedrijvigheid
er denkbaar en haalbaar zijn om ervoor te zorgen dat mensen daar uiteindelijk meer
en beter hun eigen brood kunnen verdienen. We zijn nu bezig om te bezien wat we daarin
kunnen doen. In het begin zal dat met meer ondersteuning van de overheid zijn, maar
we moeten er dan wel langzamerhand voor zorgen dat de eilanden daarin op hun eigen
benen kunnen gaan staan.
We hebben de afgelopen jaren ook geïnvesteerd in verduurzaming van de energievoorziening.
Op de bovenwindse eilanden Saba en Statia hebben ze nu een aandeel van rond de 50%
duurzame energie. Voor telecom hebben we nadrukkelijk op aandringen van uw commissie
de maatregel genomen die het mogelijk maakt om toezicht te houden op de kostenstructuur
van de telecom; dank daarvoor, want het is wel even jagen geweest om die maatregel
zo snel mogelijk in werking te krijgen. Daardoor kon de ACM toezicht gaan houden op
de internettarieven. Ik zal daar direct nog dieper op ingaan, voorzitter.
Ook in de categorie kredieten hebben we flink wat gedaan. Qredits heeft ook daar uitstel
van afbetaling van kredieten mogelijk kunnen maken. We hebben maatregelen genomen
om 25 dollar per internetaansluiting te subsidiëren. Dus alles bij elkaar hebben we
daar echt flink wat maatregelen genomen.
Ik ga nu wat dieper in op de inhoud. De beschikbaarheid van elektriciteit op de drie
eilanden is op orde, maar de energiekosten zijn wel hoog. De elektriciteitsvoorziening
op Bonaire is voor 30% duurzaam. Daar kan dus echt nog wel een slag gemaakt worden.
Er zijn, zoals u weet, met de Venezolaanse olieoverslag BOPEC problemen. Dat is een
directe bedreiging van de stroomvoorziening op Bonaire. De leveringszekerheid is hier
dus echt een acute uitdaging. We werken er hard aan om olie naar Bonaire te krijgen,
zodat er stroom op het eiland blijft. We betalen de inrichting van een alternatieve
olievoorziening op zo'n manier dat de kosten daarvan niet bij de veelal arme klanten
terechtkomen. Met een jaarlijkse subsidie voor de netbeheertarieven zorgen we ervoor
dat die gelijk zijn aan die in Europees Nederland. En we hebben nog een extra maatregel
genomen waarin van mei tot en met december van dit jaar het netbeheertarief ook volledig
gesubsidieerd wordt. Daar hebben we dus al flink wat maatregelen genomen.
In de afgelopen jaren is er op Saba en Sint-Eustatius in totaal 24 miljoen dollar
in zonneweides gestopt, waardoor we nu zo'n beetje op 50% duurzame energie zijn gekomen.
Hier ligt echt nog wel een uitdaging op Bonaire. De heer Bosman vroeg: wat ga je nou
structureel doen na 1 januari? Binnen het kabinet snappen wij heel erg goed dat je
stappen moet zetten. De vraag is alleen hoe je dat dan doet. De maatregelen die we
nu hebben genomen, zijn generieke maatregelen. Die komen dus ook terecht bij mensen
die het zich wel kunnen veroorloven en bedrijven die het zich kunnen veroorloven,
als je weer heel specifiek wilt gaan kijken of dat te doen is. Die vragen stellen
wij onszelf daarin. In de augustusbesluitvorming binnen het kabinet, die uiteindelijk
ook bij de Kamer zal komen, zullen we daarop terugkomen. Als je nu kijkt naar de rekening
op het gebied van energie, geven wij al jaren 5 miljoen dollar aan subsidie voor de
kosten van het vaste tarief, vooral voor Bonaire, maar ook voor Sint-Eustatius en
Saba. De maatregelen van mei tot en met december 2020, waardoor het gehele vaste tarief
gesubsidieerd wordt, kosten bij elkaar opgeteld 5,3 miljoen. Dan hebt u meteen een
beeld waar we het over hebben.
Het tarief per kilowattuur op Bonaire is vergelijkbaar met dat in Europa.
De voorzitter:
Ik wil eigenlijk naar een interruptie van de heer Bosman.
Staatssecretaris Keijzer:
Ik was bijna klaar met het onderdeel energie, voorzitter. Misschien... Maar het is
aan u.
De voorzitter:
Dan rondt u dat af en dan gaan we naar de heer Bosman.
Staatssecretaris Keijzer:
Het tarief op Bonaire per kilowattuur kan dalen als we duurzaam investeren. Voor Bonaire
ligt een plan voor.
Voorzitter. De heer Van Dam vroeg hoe ik kan bevorderen dat openbare lichamen daar
zelf in investeren. Verduurzaming van elektriciteitsproductie is kapitaalintensief:
het kost gewoon heel veel geld. De grote kostenpost is de financiering ervan. Vooralsnog
hebben overleggen met Invest-NL en de Bank Nederlandse Gemeentes niet opgeleverd dat
zij bereid zijn om tegen een lage rente verduurzaming van de productie te financieren.
Maar ik blijf hierover in gesprek, omdat dat uiteindelijk een veel betere langeretermijnoplossing
is, en uiteindelijk ook een duurzame oplossing, als je het hebt over het milieu. Laat
ik gewoon maar eens dat ouderwetse woord gebruiken.
De heer Van Dam vroeg ook nog aan mij of Nederlandse nutsbedrijven de nutsbedrijven
op het eiland kunnen helpen. In antwoord daarop zou ik willen zeggen dat er heel veel
bestuurders zijn van Nederlandse nutsbedrijven die commissaris zijn bij de verschillende
nutsbedrijven in Caribisch Nederland. Ik heb hier een aantal namen. De directeur van
Alliander is bijvoorbeeld lid van de raad van commissarissen van STUCO op Statia.
Een oud-directeur van PWN is dat ook. Dat geldt ook voor een oud-directeur van Vitens
op Bonaire. Op die manier wordt dus ook echt geholpen om het daar beter te maken,
want daar gaat het uiteindelijk om.
Dit was mijn mapje energie. Dan kom ik nog bij het mapje telecom, voorzitter.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Bosman, VVD.
De heer Bosman (VVD):
Het is natuurlijk helder dat er heel veel gebeurt en we flink geld uitgeven. Maar
volgens mij spannen wij het paard achter de wagen als wij aan Bonaire of Saba of Sint-Eustatius
vragen om te investeren en dan gaan kijken hoe ze eruit gaan komen. De hele discussie
die wij nu voeren met banken en financiers die tegen weinig rente kostende leningen
Bonaire moeten gaan helpen... Dat gaat «m dus niet worden. We blijven in gesprek,
hebben nog steeds 50% en zijn ondertussen op zoek naar een financier waarvan we weten
dat het niets gaat opleveren, want er is geen rendement op die eilanden. Waarom niet
gewoon investeren vanuit Nederland? Dan zeggen we: luister, er moet daar duurzame
energie komen, dus dat plaatsen we daar gewoon. Want anders lopen we toch achter die
kosten aan. En als we aan Bonaire vragen om het zelf maar te lenen en die lening gaat
gewoon door het dak, dan hebben we nog niemand geholpen. Dus de discussie die we hier
met z'n allen voeren, is volgens mij een academische. Die gaat ook heel lang duren,
want dan gaan we heel erg op zoek naar het meest renderende voorstel. Het meest renderende
voorstel is wat mij betreft: Nederland investeert, en de kosten voor het gebruik op
het eiland zijn voor de mensen die daar wonen. Daarmee heb je hele lage kosten. Want
de afschrijving hoeven ze dan niet op het eiland te doen, want die nemen wij voor
onze rekening. Daarmee heb je gelijk de kosten naar beneden gedrukt. Want anders blijven
we toch achter elkaar aanlopen.
Tot slot, voorzitter, een opmerking over het vergoeden van de kosten die nu voor COVID-19
worden gemaakt. Pas op dat het geen administratieverompslompding wordt, waarbij we
meer administratie gaan krijgen dan dat we zeggen: dit zijn kosten die we gewoon subsidiëren.
Staatssecretaris Keijzer:
Dat zijn twee onderwerpen.
Ten eerste, sluit nou in je corona-ondersteuningsmaatregelen aan bij de schaal van
de eilanden waar je het over hebt. Dat is gebeurd. Dat doen we daar echt op een andere
manier dan hier. We hebben bijvoorbeeld bij de TOGS-regeling niet alleen gezorgd voor
die € 4.000 die je in Nederland hebt in combinatie met de € 4.000 omzetdaling en de
€ 4.000 kosten, maar we hebben er daar ook nog een kleinere variant bij gedaan, omdat
de schaal daar gewoon veel kleiner is. Maar ook in de administratieve afhandeling
is dat gebeurd.
Qua investeren in energie, is er eerder op Statia en Saba bij elkaar opgeteld 24 miljoen
dollar geïnvesteerd. Nu zijn we aan het kijken wat er nodig is op Bonaire. Volgens
mij is er zelfs een interdepartementale groep van hoge ambtenaren nu aan het bezien
wat daar nou nodig is, zowel economisch als op het gebied van energie. Vanuit de collega's
naast mij is het over de inkomenskant gegaan: naar wat voor andere activiteiten kun
je daar economisch kijken? Daar wordt dus naar gekeken. Ik kan daar nu alleen nog
niets over zeggen, want uiteindelijk kost altijd alles geld. Dat weet de heer Bosman
ook. We moeten dus kijken wat nou de beste aanpak is om te komen tot een beter niveau
van energie, en ook goedkoper. De energievoorziening op zichzelf draait namelijk.
Maar hoe maak je die duurzamer en uiteindelijk goedkoper?
Voor de telecom hebben we daar al een onderzoek naar gedaan. Daar kan ik zo wel het
een en ander over zeggen, maar op basis van het onderzoek dat de ACM gedaan heeft
op basis van de nieuwe regels die ook op uw aandringen gesteld zijn, komen we tot
de conclusie dat er geen grote overwinsten zijn. Er zitten geen kosten in het hele
systeem waarvan je denkt: moet dat, of is dat te duur? Er zijn dus geen grote inefficiënties
die er nog uit kunnen. Dan kom je dus tot de conclusie dat je daar uiteindelijk geld
in moet gaan stoppen, wil je daar het kostenniveau voor de inwoners naar beneden brengen.
Ik kan daar alleen niet op vooruitlopen. U weet hoe het werkt, zeg ik via de voorzitter
richting de heer Bosman: dat is onderdeel van de begrotingsbesprekingen die we met
elkaar te voeren hebben.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geloof dat u... Nee, de heer Van Dam heeft nog een vraag.
De heer Van Dam (CDA):
In aanvulling hierop inderdaad. Ik hoor de Staatssecretaris zeggen dat het niet makkelijk
is voor de Bank Nederlandse Gemeenten en een andere instelling om leningen te verstrekken.
Dat was een punt toen wij op Bonaire waren, want dat was wel een wens. Men wil meer
kapitaal kunnen aantrekken, zoals een Nederlandse gemeente dat ook kan. Je zou denken
dat het in een gezonde sfeer ook zo zou moeten zijn, dus dat men daar een lening kan
krijgen en belasting kan heffen om die lening af te lossen en noem maar op. Ik begrijp
dat er een taskforce of een interdepartementale groep die dit aan het onderzoeken
is. Mijn verzoek zou zijn om, als u daarover rapporteert, uit te leggen waarom dat
zo is, hoe dat zit en waarom die Bank Nederlandse Gemeenten of een andere instelling
dat niet zou kunnen. Misschien is dit ook wel een verzoek aan de Staatssecretaris
van BZK. Het is wel een heel wezenlijk onderdeel van het zelfstandig kunnen functioneren
van dit soort openbare lichamen.
Staatssecretaris Keijzer:
Niet kunnen of niet willen? Ik vind dit een terechte vraag. Ik ga dit meenemen in
de uiteindelijke besluitvorming daaromtrent, zodat de Kamer daar ook over geïnformeerd
wordt.
Voorzitter, dan kom ik bij het onderdeel telecom.
De voorzitter:
Maar niet voordat mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie nog een interruptie heeft
geplaatst.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Alle Kamerleden hebben veel aandacht gevraagd voor het verlagen van de kosten. We
zien dat het Nederlandse kabinet echt grote stappen zet in het verhogen van uitkeringen.
Aan de inkomstenkant betekenen we dus wat voor mensen. De Staatssecretaris schetst
net een aantal punten waarop zij aan de kostenkant werkt. Dat is een hardnekkiger
vraagstuk. We krijgen die gewoon niet zomaar omlaag. Ik zou toch wel willen weten
wat haar ambitie is en het tijdpad. Dit gaat namelijk direct over de portemonnee van
de mensen en over de vraag of je aan het eind van de maand de boel rond kunt krijgen
of niet, of dat je honger hebt. Daar gaat het over. Dat is de dagelijkse realiteit
van de mensen. Ik vraag dus concreet naar de ambitie van de Staatssecretaris en naar
het tijdpad, zodat zij kan schetsen wat ze precies voor ogen heeft.
Het tweede punt is het volgende. Op dit moment treffen we maatregelen in het kader
van corona-aanpak. Kostenverlaging op het gebied van water, elektra en internet heeft
direct effect. Kunnen we deze maatregelen gewoon bestendigen, voortzetten? Graag een
reactie daarop.
Staatssecretaris Keijzer:
Mevrouw Özütok vroeg ook wat mensen er nou concreet van merken. In verschillende varianten
heb ik u allen dat horen vragen. Door de maatregelen die nu genomen zijn en die gelden
tot 1 januari aanstaande, merken mensen daar zo'n 50 tot 60 dollar per maand van in
hun portemonnee. Ze hebben lagere kosten. Daar is heel direct heel zichtbaar resultaat
van te vinden. Op de vraag of dat structureel valt te maken, heb ik net al tegen de
heer Bosman gezegd dat dit onderdeel is van de begrotingsbesluitvorming die wij binnen
het kabinet hebben. Zoals u weet is het nu 17 juni en kan ik daar nu dus nog niets
over zeggen.
De voorzitter:
Laten we afspreken dat we vanwege de verjaardag van André Bosman nog een laatste genade-interruptie
doen. Maar dan is het ook echt klaar. Een Kamerverjaardag noemen we dat, meneer Bosman.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dat is mooi. Kan de Staatssecretaris dan wel zeggen welke ambitie zij heeft en wat
haar inzet is? Is haar inzet om deze kostenverlaging te bestendigen?
Staatssecretaris Keijzer:
Wij allemaal hier willen heel graag dat er een gewoon leven kan zijn op de eilanden.
Armoede is een veelkoppig monster. Een aantal van u heeft daarover gesproken. Daar
komen allerlei andere problemen achter weg. Als u aan mij vraagt wat mijn ambitie
is, dan zeg ik: mijn ambitie is dat deze kosten uiteindelijk naar beneden gaan. Maar
daar kan ik nu geen bedrag aan hangen. Het is volgens mij ook niet het moment om dat
te doen. Daarbij speelt ook de vraag: voor wie dan? Er zijn ook mensen op de eilanden
die het niet nodig hebben. Tegelijkertijd: kun je iets bedenken dat zo specifiek is
dat je het ook echt terecht laat komen bij de mensen die het nodig hebben? Dat klinkt
altijd heel simpel, maar voer het maar eens uit. In z'n algemeenheid heb ik die ambitie
en wil ik heel graag bijdragen aan het verminderen van de armoede in de gezinnen en
bij de mensen waar dat speelt, maar ik kan daar nu niet een bedrag aan hangen. Daar
is echt het gesprek over gaande binnen het kabinet, ook in de relatie tot de begroting
van volgend jaar.
De voorzitter:
Ik geloof dat u door kunt met telecom.
Staatssecretaris Keijzer:
O, het was één vraag, voorzitter? Nou, ik zie mevrouw Van der Graaf denken: er komt
misschien nog een vervolgvraag. Of is dat niet de bedoeling, voorzitter?
De voorzitter:
Ik denk dat mevrouw Van der Graaf daar in tweede termijn nog op terug gaat komen.
Staatssecretaris Keijzer:
Goed, dan de hoge kosten van internetabonnementen. Als je dat overzicht afzet tegen
de kosten hier in Nederland en welke snelheid van internet je dan koopt, dan is dat
echt wel een ander beeld. Terwijl het ook daar natuurlijk ongelooflijk belangrijk
is dat je gebruik kunt maken van kwalitatieve, goede en betaalbare telecommunicatie.
Wat we dus in ieder geval gedaan hebben is – ik heb het net al gezegd – is 25 dollar
subsidie per aansluiting per maand. Op die manier kunnen we een bijdrage leveren aan
de internetverbinding die zo essentieel is om thuis te kunnen werken en thuis onderwijs
te kunnen krijgen. De ACM heeft dus onderzoek gedaan naar de kostenopbouw. Ik heb
daar net al een aantal dingen over gezegd. Daar zitten geen gekke dingen in, om het
maar eens even plat te zeggen. Dus geen grote overwinsten of kosten die opgevoerd
worden waarvan je je afvraagt of dat nou nodig is. Dat gaat daar dus vrij efficiënt.
Gezien de schaal van de eilanden heb je daar dus gewoon een probleem. Dan komt het
weer aan op de vraag: kan je het structureel maken? Wat ik daar al in drie instanties
van heb gezegd, zal ik nu niet herhalen.
De heer Van Dam vroeg nog aan mij of het verstandig is om de voorzieningen op de eilanden
mee te laten lopen met de aanbestedingen hier in Nederland. Je zou denken: mooi, dan
bied je de voorzieningen niet alleen in Nederland aan, maar dan moeten ze tegelijkertijd
in Caribisch Nederland leveren. Dat lost het probleem niet op. Dan heb je namelijk
hetzelfde probleem als dat je het apart doet: gezien de schaal van de eilanden zijn
de kosten gewoon hoog. Dat heeft consequenties voor de prijs die in rekening gebracht
moet worden.
Dan is aan mij gevraagd of wij borgen dat de subsidiebijdrage ook bij de internetaansluitingen
zelf terechtkomt. De subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor zoverre de subsidie
volledig en direct ten goede komt aan het tarief van de eindgebruiker voor een vaste
internetaansluiting. Op de gespecificeerde rekening van de eindgebruiker moet dan
ook komen te staan dat het om een coronatoeslag van het Ministerie van EZK gaat.
Voorzitter. Dan een aantal vragen die ik volgens mij al beantwoord heb. Het is alleen
nog wel goed om hier te zeggen dat we in de afgelopen jaren niet alleen maatregelen
genomen hebben voor energie, zoals ik net genoemd heb, maar ook voor telecom. In 2015
zijn de tarieven voor kosten die de toezichthouders berekenen aan de concessiehouders,
dus degenen die de telecomdiensten leveren, substantieel verlaagd. In 2016 is een
subsidieregeling, in totaal 1,3 miljoen euro, besteed aan de verbetering van de kwaliteit
van het internet. In 2019 zijn de vergoedingen voor frequentiegebruik nogmaals substantieel
verlaagd, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017. Dus ook daarop zijn echt maatregelen
genomen.
Voorzitter. Blijft nog over de vraag naar de kosten van de boodschappen, waar mevrouw
Van der Graaf zo plastisch over vertelde: zij ging boodschappen halen voor een ontbijt
en dat kostte 50 dollar. Ik weet niet voor hoeveel mensen dat was. Ah, vier. Voor
mijn gezin zou je misschien zeggen «een koopje, met vijf jongens in de groei», maar
als je een laag inkomen hebt, is het gewoon heel veel geld. Wat doen we daaraan vanuit
EZK? Natuurlijk zit daar absoluut ook de inkomstenkant aan, maar vanuit het Ministerie
van EZK hebben we een marktmonitor, waarin we elke maand in beeld brengen wat de verschillende
levensmiddelen op verschillende plekken op de eilanden kosten, waardoor je gewoon
de concurrentie positief beïnvloedt. We zien dat dat effect heeft. Daarnaast wordt
er nu aan gewerkt – volgens mij is dat zelfs al op het punt van aanbesteding – om
een veerdienst tot stand te laten komen tussen Saba, Statia en Sint-Maarten, zodat
mensen ook in staat zijn om elders hun boodschappen te halen. Dat heeft natuurlijk
ook weer invloed op het voorzieningenniveau, op de concurrentie en daarmee op de kosten.
Voorzitter. Dat is mijn beantwoording in eerste termijn. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is er nog een interruptie van de heer Bosman.
De heer Bosman (VVD):
Het risico bestaat dat wordt verwezen naar de Staatssecretaris van Financiën. Die
bootverbinding is natuurlijk wel interessant, maar stel dat je boodschappen hebt gedaan
op Sint-Maarten en aankomt op Saba of Sint-Eustatius. Als dan de lokale douaneambtenaar
zegt «mag ik even in uw tas kijken? O, hier komt de rekening», dan helpt het namelijk
niet. Dat zijn discussies die veel integraler bekeken moeten worden. Het oplossen
van een bootverbinding is één, maar het zijn nog steeds verschillende entiteiten die
met elkaar verbonden worden, waarbij we soms hele rare regelgeving in elkaar hebben
gezet. Dat maakt het heel bizar, namelijk dat je met je tas boodschappen zo meteen
toch nog even moet betalen en de btw moet aftikken, of dat je wordt gezien als een
crimineel die loopt te smokkelen. Fijn, die bootverbinding. Die is essentieel en daar
hebben wij ook om gevraagd. Maar al die andere zaken horen daar zeker bij.
Staatssecretaris Keijzer:
Er gaat weer een wereld voor mij open. Dit geldt overigens boven een bepaald bedrag.
Ik ben het eens met de heer Bosman. Wij proberen met elkaar dingen beter te maken.
Als een deel van onze collega's, voor wie dit misschien ook nieuw is, zich afvragen
«is dit nou wijsheid?» moeten we natuurlijk kijken of we dat anders kunnen organiseren.
Je probeert dus met elkaar het beter te maken. Als je vervolgens met de beste bedoelingen
van de wereld in de kraag wordt gevat of aan je jasje getrokken en als je moet aftikken,
terwijl je dacht «dit was nu net even lekker goedkoop en dit kwam mij goed uit deze
maand», dan zijn we iets verkeerd aan het doen. Maar u overvraagt absoluut op dit
moment mijn parate kennis over invoerdiscussies tussen Sint-Maarten, Saba en Statia.
Maar dit is wel iets waar ik eens achteraan ga, speciaal voor de heer Bosman en alle
mensen die daar wonen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er zijn nog interrupties voor de Staatssecretaris. Eerst de heer Van Dam
van het CDA en dan mevrouw Diertens, want ik weet dat u zo meteen nog een vraag aan
een andere bewindspersoon heeft.
De heer Van Dam (CDA):
Even terug naar de «vakantieman». Over de medische kant had ik al antwoord gehad van
de heer Blokhuis. U bent volgens mij ook de Staatssecretaris van toerisme. Ik ben
heel enthousiast over het plan van mijzelf, en dat gebeurt niet zo vaak. Het gaat
erom dat we met z'n allen met de bekende luchtvaartmaatschappijen naar de stranden
van Caribisch Nederland gaan. Niet naar Saba; daar gaat meneer Paternotte naartoe.
Ik heb ook al een reactie gehad van iemand die zei: waarom mogen we dan niet naar
Turkije? Van mij mag iedereen ook naar Turkije, maar dan gaan we daarna toch ook nog
naar de Antillen toe. Wat zou u nog vanuit uw portefeuille daaraan kunnen bijdragen?
De voorzitter:
Het klinkt bijna als iets met vouchers. De Staatssecretaris.
Staatssecretaris Keijzer:
Met de heer Paternotte op vakantie, voorzitter, dat moet je ook maar... O, meneer
de voorzitter.
De heer Van Dam (CDA):
Ik denk dat je dan niet zo veel voor je ticket hoeft te betalen, of juist wel.
Staatssecretaris Keijzer:
Je zit natuurlijk wel met de vraag: hoe kom je daar? De reis is toch wel wat begrotelijker
dan een reis naar Zuid-Spanje, stel ik mij zo voor. Maar de toerismebureaus zijn echt
wel heel erg hard aan het werk om ervoor te zorgen dat Nederlanders die dan toch verder
gaan, naar dit prachtige deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaan. Er wordt van
alles gedaan om het inzichtelijk en aantrekkelijk te maken voor de toerist: kom naar
ons. Hier is het veilig. Hier is het schoon. Hier kun je heerlijk vertoeven. Er wordt
ook gewerkt aan een zogenaamde Virus-Aware Seal. Wat is dat? Een stempel, zou je kunnen
zeggen, waaruit blijkt dat mensen er veilig naartoe kunnen in tijden van corona.
De voorzitter:
Dank u wel. Het is goed om nog op te merken dat een minimumprijs van € 35 niet zo
heel veel doet voor tickets naar het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Dank aan de staatssecretarissen voor hun bijdragen. Het is denk ik een recordaantal
staatssecretarissen dat wij in decennia in de Oude Zaal hebben mogen verwelkomen.
We gaan door met de tweede termijn... Nee, mevrouw Diertens heeft helemaal gelijk.
Ik had gezegd dat u nog iets aan de heer Knops kon vragen.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik zou toch aan onze grote coördinator de Staatssecretaris de vraag willen stellen
waar ik nog geen antwoord heb gehad, namelijk over het speciaal onderwijs. Dat is
door particulier initiatief geïnitieerd en liep het afgelopen jaar heel erg fout.
Daardoor was er dus op Bonaire helemaal geen passend onderwijs. Daar zou ik graag
nog antwoord op willen hebben, in het bewustzijn dat u dat waarschijnlijk gaat doorgeleiden
naar een ander.
De voorzitter:
Het woord is aan de grote coördinator, die mij nu toezegt daarop in tweede termijn
terug te komen.
We gaan meteen door met de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik begin bij
mevrouw Özütok. U heeft tweeënhalve minuut, inclusief het eventueel indienen van moties.
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de staatssecretarissen bedanken voor hun beantwoording.
Er zijn belangrijke stappen gezet, maar ik heb wel een paar moties, om toch de druk
erop te houden.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat tussen Caribisch en continentaal Nederland grote verschillen bestaan
voor wat betreft flankerend beleid voor het tegengaan van armoede;
overwegende dat de Nationale ombudsman de regering ertoe oproept om de bestrijding
van armoede in Caribisch Nederland te intensiveren;
verzoekt de regering te faciliteren dat het in Nederland toegepaste flankerend beleid
op het tegengaan van armoede ook op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba wordt toegepast,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 59 (35 300-IV).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat gedurende de COVID-19-crisis in Caribisch Nederland werkgroepen gevormd
zijn om kwetsbare gezinnen en personen in beeld te signaleren om verergering van armoede
en relationeel geweld te voorkomen;
overwegende dat emancipatie van vrouwen en de versterking van hun economische zelfstandigheid
effectieve instrumenten zijn in de strijd tegen achterstanden;
verzoekt de regering om samen met de autoriteiten van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba
te onderzoeken hoe de economische zelfstandigheid van vrouwen kan worden versterkt,
en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Özütok en Diertens. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 60 (35 300-IV).
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Mijn laatste motie gaat over kinderopvang. Ik heb de Staatssecretaris gehoord, maar
maak me toch een beetje zorgen over de huidige situatie rond de bekostiging, als het
gaat om vrijvallende oftewel niet tot besteding gekomen middelen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het volledig gratis aanbieden van kinderopvang in Caribisch Nederland
niet wenselijk wordt geacht om ouders bewust te maken van de waarde van kinderopvang;
overwegende dat voor vee! ouders in Caribisch Nederland gratis kinderopvang de enige
mogelijkheid is om de eindjes aan elkaar te knopen;
verzoekt de regering om Bonaire, Sint-Eustatius en Saba in staat te stellen de kosten
voor dag- en buitenschoolse kinderopvang in voorkomende gevallen volledig te compenseren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 61 (35 300-IV).
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Özütok. Dan gaan we verder met de heer Van Dam van het CDA.
De heer Van Dam (CDA):
Voorzitter. Ik heb een drietal punten die ik nog naar voren wil brengen. In de eerste
plaats zat ik tijdens dit overleg te bedenken: hebben die steunmaatregelen nou ook
een einde? In Nederland hebben we ook zo'n pakket, dat op een gegeven moment eindigt.
Hoe zit dat eigenlijk met de maatregelen die hier aan de orde zijn? Mij dunkt dat
het toch ook van belang is voor de bevolking in Caribisch Nederland om daarin een
soort continuïteit en horizon te zien.
Het tweede punt ligt op het terrein van de Staatssecretaris van Economische Zaken.
Dank voor uw antwoord over het vakantiegedeelte. Maar ik denk dat het voor heel veel
mensen in Nederland een geruststelling zou zijn als er inderdaad een stempel zou worden
gezet, als het weer kan, in de trant van: nou, jongens, we kunnen naar de Antillen.
Dat betekent ook, als we daar naartoe gaan en we een medisch probleem hebben of wat
dan ook, dat dit niet ten koste gaat van de bevolking op de Antillen. Het gaat erom
dat je inderdaad een stempel op zo'n reis zet en dat je op die manier mensen verleidt
om daarnaartoe te gaan.
Tot slot wil ik nog iets zeggen over ons loketdingetje. Ik merkte dat dit me wat deed.
Ik dacht: wat doet me dit nou en wat is dit nou? We kennen elkaar niet zo heel goed
en ik was heel blij met wat u aan het eind zei over het herstel, namelijk: ik zal
het maandag vragen via de Minister van Justitie en Veiligheid. Dank daarvoor. Ik denk
dat het me hierom raakte: ik ben nu twee keer op de Antillen geweest, en daar ervaart
men dit ook zo. Zeker in Caribisch Nederland heeft men te maken met de torens van
de heer Van Raak hier in Den Haag. Het idee van «mijn collega komt zo bij u» is natuurlijk
een beetje een oneliner, maar dat is wat men daar ook ervaart. Volgens mij is dat
onze grote opdracht met z'n allen, om het anders te doen. Ik wil totaal niet afdoen
aan uw intentie daarbij, helemaal niet, maar dat is, denk ik, waarom het mij raakte
en waarom we allemaal de opdracht hebben om gezamenlijk hier aan deze kant van de
videoverbinding uit te stralen dat we met elkaar voor alles en iedereen daar aanwezig
zijn.
Nogmaals heel veel dank dat u aan het eind die toezegging deed.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Dam. Dan ga ik verder met mevrouw Diertens van D66.
Mevrouw Diertens (D66):
Ja, dank u wel, voorzitter. Ik ben blij dat er informatie komt over de tolkgebarentaaluren,
want mijn informatie is dat de bovengrens 30 uur per jaar is.
De toezegging voor de kinderen op school vind ik ook heel essentieel, dank voor het
doorgeleiden daarvan.
Maandag praten we verder over jeugdbeleid en reclassering in het AO over rechtshandhaving.
Op het speciaal onderwijs komt onze Staatssecretaris nog terug.
Ik ben erg blij met een brief, de toezegging voor een brief, over hoe de extra financiering
voor de tijdelijke extra tegemoetkoming in de onderstand geregeld gaat worden. Volgens
mij is daar namelijk toch nog wat onhelderheid over, zowel bij mij als bij het openbaar
lichaam, de gedeputeerden van Bonaire. Ik ben blij dat er meer verantwoordelijkheid
gaat naar het openbaar lichaam daar waar het integrale armoedebestrijding door het
openbaar lichaam betreft.
Ik had een motie over de tolk gebarentaal, maar die motie houd ik nog even in mijn
achterzak.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Diertens. Tot slot ga ik naar mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ook ik dank alle staatssecretarissen hier aanwezig voor al hun antwoorden. Inderdaad,
zoals de heer Van Dam al zei, zit de meerwaarde erin dat we even door kunnen spreken
op een aantal onderwerpen die specifiek op hun beleidsterrein liggen.
Wat betreft het sociaal minimum ben ik heel erg benieuwd naar de volgende voortgangsrapportage,
die we dus op heel korte termijn al zullen ontvangen, en naar de uitkomsten van het
onderzoek naar het wettelijk minimumloon, welke consequenties dat met zich meebrengt
en welke acties daaraan gekoppeld kunnen worden.
Ik ben blij om te merken dat er bij alle bewindspersonen urgentie gevoeld wordt om
verbeteringen te brengen in de sociale en economische situatie op de eilanden. Dat
is van meerwaarde.
Ik ben ook heel blij met de antwoorden van de Staatssecretaris van VWS. Het is goed
te horen dat relationeel geweld bespreekbaar is geworden. Een van de redenen waarom
ik het kabinet heb gevraagd te komen met een wetsvoorstel om in het Burgerlijk Wetboek
geweld in de opvoeding strafbaar te stellen, is deze gedachte. Daar gaat een normstelling
van uit, maar het biedt ook de mogelijkheid om het bespreekbaar te maken, want met
wetgeving alleen lossen we dit soort problemen niet op, het gaat verder. Daar ben
ik dus blij mee.
Ik heb een oproep gedaan aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken om heel concreet
in kaart te brengen hoe wij graag zien dat er gerapporteerd wordt. Ik zou graag de
toezegging willen, dan hoef ik geen motie in te dienen, dat de regering in kaart zal
brengen hoe vanuit de verschillende ministeries precies gerapporteerd wordt, welke
veranderingen zijn bewerkstelligd, hoe de maatregelen worden geëvalueerd en hoe inzicht
kan worden gegeven in de impact die deze maatregelen hebben op het leven van kinderen
en andere kwetsbare groepen. Heel specifiek. We zijn dus niet op zoek naar lijstjes
van ministeries met daarop welke programma's zij allemaal hebben lopen. We zijn op
zoek naar wat de consequenties daarvan zijn.
Ik heb de Staatssecretaris van Economische Zaken opgeroepen om de regeling om de kosten
voor levensonderhoud te verlagen, genomen in het kader van de noodmaatregelen, te
bestendigen. Ik hoorde haar zeggen dat dit eigenlijk onderdeel is van de begrotingsbehandeling.
Ik ga daar nu geen motie over indienen. Ik had dat eigenlijk wel gewild. Ik zou wel
graag een toezegging willen van de Staatssecretaris dat het haar inzet is dat die
maatregelen worden bestendigd, misschien ook wel richting de begrotingsonderhandelingen
die zij intern in het kabinet zal voeren.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Graaf. De moties worden gekopieerd en verdeeld. Ik kijk
even naar de zijde van het kabinet. Wordt men daar heel nerveus als ik zeg dat we
over vijf minuten aanvangen met de beantwoording? Ik zie een duim, maar de griffie
wijst mij nu terecht dat ik er tien minuten van moet maken. Dat betekent dat wij om
vijf over vier stipt weer beginnen.
De vergadering wordt van 15.55 uur tot 16.04 uur geschorst.
De voorzitter:
Van harte welkom terug bij het notaoverleg Sociaal minimum en kinderrechten. We zijn
toe aan de beantwoording in de tweede termijn van de zijde van het kabinet. Ik geef
als eerste het woord aan de man die net «de grote coördinator» werd genoemd, aangezien
hij coördinerend bewindspersoon voor Koninkrijksrelaties is, Staatssecretaris Knops.
Staatssecretaris Knops:
Dank u wel, voorzitter. Dank voor de inbreng, ook in de tweede termijn. Ik denk dat
in dit debat de essentie van waar het op dit moment om draait, volledig aan bod is
gekomen. We hebben daar met de collega's ruim de tijd voor gehad.
Er lag nog een vraag van mevrouw Diertens over de kwetsbaarheden in het speciaal onderwijs.
Die vraag zou ik nog beantwoorden. Het is inderdaad waar: deze groepen in het passend
onderwijs zijn extra kwetsbaar. Daar geldt ook een extra zorgplicht voor. Ik zal dit
doorgeleiden naar de collega van OCW, die nog voor de zomer met een brief komt waarin
dit wordt meegenomen. Dat is bij dezen dus toegezegd namens de collega van OCW.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik wil daar iets bij aantekenen. U heeft het over passend onderwijs. Passend onderwijs
is voor deze groep kinderen, die nu op een vanuit een particulier initiatief bestaande
speciale school zitten, niet de weg om te integreren in het gewone onderwijs. Het
gaat dus echt om specifiek speciaal onderwijs.
De voorzitter:
Waarvan akte.
Staatssecretaris Knops:
Ja, dank.
De heer Van Dam vroeg hoe het zit met het steunpakket en hoelang dat doorgaat. Ik
heb in mijn inleiding al ingegeven dat ik de Kamer op zo kort mogelijke termijn zal
informeren over dat steunpakket 2.0. Daar wordt die vraag van de heer Van Dam dan
ook in beantwoord, maar in principe zijn dit soort steunpakketten natuurlijk alleen
maar bedoeld voor de situatie waarin we nu zitten. Zij hebben altijd een bepaalde
tijd en er wordt bekeken of verlenging nodig is. Dat is dus ook de methodiek waarmee
we nu werken. Die geldt dus ook voor Caribisch Nederland.
Ten aanzien van de loketten wil ik nog iets zeggen in de richting van de heer Van
Dam. Het is natuurlijk een bekend punt. Zelfs bij afwezigheid van de heer Van Raak
wordt dit gewoon naadloos overgenomen door de collega's in de Kamer. Ik vind ook dat
we dat moeten blijven adresseren. Dat was natuurlijk ook de kern van het advies van
de Raad van State en van het ibo-rapport. Dat betekent dat we hier in Den Haag maar
ook bij RCN moeten voorkomen dat mensen letterlijk van het kastje naar de muur worden
gestuurd. Alle signalen die u daar wel over krijgt, gebruiken wij dus ook weer om
onze processen te verbeteren. Dit vergt inderdaad afstemming tussen diverse departementen,
maar daar mogen de burgers of cliënten geen last van hebben. Dat is eigenlijk de boodschap.
Dan nog een vraag van mevrouw Van der Graaf. Ik heb eigenlijk al toegezegd dat ik
met een brief zou komen over die datarapportage: hoe ga je meten, hoe ga je evalueren,
hoe ga je de impact monitoren? Ofwel: bereik je wat je wil bereiken? Dat is op zichzelf
een volstrekt logische methodiek. Ik heb dus al een brief toegezegd. In die brief
ga ik in op hoe wij denken dat je dit inderdaad effectief kunt meten, zodat we, als
we hierin gaan investeren omdat we dit als een probleem zien, op de goede manier meten
en zodat dat dan ook door de Kamer beoordeeld kan worden. Volgens mij is dat de essentie
van uw vraag. Als ik dat zo mag zien, kan ik dat dus toezeggen.
De voorzitter:
Dank aan Staatssecretaris Knops. Dan ga ik naar Staatssecretaris Van Ark, volgens
mij primair om de moties te appreciëren.
Staatssecretaris Van Ark:
Ja, dat klopt, voorzitter. Misschien kan ik ook nog even aangeven dat ik, zoals ik
ook in de eerste termijn aangaf, wanneer de resultaten gereed zijn van het onderzoek
dat we nu doen naar het wml, de Kamer daarover zal informeren.
Ik heb drie moties ontvangen. De eerste motie, de motie op stuk nr. 59 van mevrouw
Özütok, gaat over het flankerend beleid om armoede tegen te gaan. Even kijken, hoor.
Ik geef die motie sowieso oordeel Kamer, maar ik wil dat wel met de juiste duiding
doen. Het is echt ons beleid dat we wat we voor Europees Nederland organiseren, ook
willen vertalen naar Caribisch Nederland, uiteraard rekening houdend met de lokale
omstandigheden. Deze motie geef ik oordeel Kamer.
Dan de tweede motie, de motie op stuk nr. 60 over de economische zelfstandigheid van
vrouwen. Dat onderwerp ligt ook mij na aan het hart. Als ik de motie zo mag interpreteren
dat ik met een werkgroep ga verkennen hoe ik de economische zelfstandigheid kan verkennen
en ook overleg kan voeren met de collega van OCW in verband met diens verantwoordelijkheid
voor vrouwenemancipatie, dan geef ik de motie oordeel Kamer.
Voorzitter. Dan de derde motie van mevrouw Özütok. Die gaat over de kinderopvang.
Mag ik de motie zo interpreteren dat ik er zorg voor draag dat de toegankelijkheid
gegarandeerd is, ook voor arme gezinnen? Dan heb ik het over structurele situaties,
waarbij ik zou willen aantekenen dat op dit moment het openbaar lichaam middelen uit
de vrije uitkering inzet voor kinderopvang. Dat nemen wij straks voor een groot deel
over. Dat valt dus vrij. Dat kan het openbaar lichaam inzetten in die gevallen waarin
zij zien dat door armoedeproblematiek de kinderopvang niet toegankelijk zou zijn.
Als ik de motie zo mag opvatten, dan geef ik de motie ook oordeel Kamer.
De voorzitter:
Driemaal oordeel Kamer!
Mevrouw Özütok (GroenLinks):
Ik kan mij uitstekend vinden in de wijze waarop de Staatssecretaris de moties interpreteert.
Dank daarvoor.
Staatssecretaris Van Ark:
Voorzitter. Dan zou ik eigenlijk nog maar één ding willen zeggen: veel dank, many
thanks en masha danki!
De voorzitter:
Dank u wel. Goed gesproken, Staatssecretaris. Wij wensen u buitengewoon veel succes
met het voorbereiden van de heer Van 't Wout op deze rol.
Ik zie dat er nog een interruptie is van mevrouw Diertens.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik heb gevraagd om de toezegging om in een brief uitleg te krijgen over de financiering
van de tijdelijke extra tegemoetkoming voor de onderstand. Hoe is dat nu precies financieel
geregeld? Ik had gevraagd of dat in een brief kan worden uitgelegd, omdat het niet
helder is uit welk potje het geld moet komen voor de tijdelijke extra financiering
voor de onderstand als dat beneden dat minimum blijft.
Staatssecretaris Van Ark:
Dan zou ik toch graag wat verduidelijking krijgen. Als het gaat om het extra beroep
op onderstand vanwege corona: dat monitoren we natuurlijk. Daarvan zien we dat het
om enkele tientallen extra aanvragen gaat. Dat kan men behappen. Als het gaat om de
langetermijnontwikkeling van de onderstand, dan is dat onderzoek naar de eventuele
verhoging van het wettelijk minimumloon relevant. De uitkeringen zijn natuurlijk gekoppeld
aan het niveau van het wml. Dat komt in het najaar. Dat zijn de twee zaken die ik
heb aangegeven. Als ik op dat gebied nog iets extra's moet doen, dan verneem ik dat
graag.
Mevrouw Diertens (D66):
Ik zit daar ook niet echt heel technisch in, ondanks het feit dat ik het goed gelezen
heb. Ik merk dat in de praktijk niet duidelijk is waar dat extra geld dan tijdelijk
vandaan moet komen.
De voorzitter:
Mevrouw Diertens, kunt u misschien dan los van de technische termen aangeven over
welk extra geld u het heeft?
Mevrouw Diertens (D66):
Ik bedoel het geld voor de AOV, de extra financiering die tijdelijk mogelijk is omdat
het nu beneden de onderstand is en die mensen nu eigenlijk geld nodig hebben. Dus
die onderstandsuitkering is nu laag en zou aangepast moeten worden aan de reële situatie
als men kijkt naar wat nodig is. Er is vanuit de regio een normbedrag genoemd. Er
is gevraagd of dat tijdelijk opgetrokken kan worden. Ik heb daarop het antwoord gekregen:
dat kan het openbaar lichaam zelf bepalen; het kan zelf bepalen of het daar geld voor
gebruikt dat is overgebleven. Maar het openbaar lichaam zegt: dat zijn potjes waarmee
wij geen inkomenspolitiek mogen bedrijven, dus het is voor ons heel moeilijk om dat
voor elkaar te krijgen.
De voorzitter:
Ik kijk even wat de Staatssecretaris hierover kan zeggen. Is het eventueel ook een
mogelijkheid dat u zich bilateraal verstaat met het ministerie?
Staatssecretaris Van Ark:
Dat laatste kan natuurlijk altijd, ook als dit niet toereikend is. In de grote discussie
over het regioplan en het bij elkaar brengen van de inkomens en de kosten zitten ook
stappen ten aanzien van de onderstand. We hebben natuurlijk al een aantal gedachten
gewisseld dat wij dat stapsgewijs doen. Daarnaast is het in het kader van corona,
omdat je de stelsels van de sociale zekerheid niet een-op-een kunt doorvertalen van
Europees Nederland naar Caribisch Nederland, aan het openbaar lichaam een extra budget
voor armoedebestrijding gegeven. Er kan door het openbaar lichaam bekeken worden wat
er nodig is, maar dat gaat inderdaad niet over het verstrekken van extra onderstand.
Dat klopt, want dat is voorbehouden aan de unit, want die doet de inkomensondersteuning.
Daarnaast is er wel vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken een budget van € 500.000
beschikbaar gesteld voor bijvoorbeeld voedselpakketten en meer stoffelijke goederen.
Die middelen kunnen gebruikt worden. Ik hoop dat dit iets van een antwoord is. Anders
is het wellicht ook mogelijk om daar bilateraal nog even op terug te komen.
De voorzitter:
Dank u wel, heel goed. Dan ga ik naar Staatssecretaris Blokhuis.
Staatssecretaris Blokhuis:
Voorzitter. Ik heb nog één vraag genoteerd, althans een opmerking nog van de heer
Van Dam over de loketgedachte en «mijn collega komt u zo helpen». Volgens mij zijn
wij het helemaal eens met elkaar. Uw woorden zijn mij eigenlijk uit het hart gegrepen.
Wij moeten de mensen in het Caribisch deel van Nederland niet de indruk geven dat
we in schotten werken, niet samenwerken en naar elkaar blijven verwijzen zonder dat
we een stap naar voren zetten. Waarom verwees ik naar de collega van JenV? Die vrijmoedigheid
ontleende ik aan de gedachte dat er maandag al een debat is over rechtshandhaving
in het Caribisch deel van Nederland. Dat is over een paar dagen. Ik heb inderdaad
later in mijn beantwoording ook gezegd dat we de vragen vast gaan doorgeleiden, zodat
we tempo maken.
Ik wil daar nog wel wat aan toevoegen. Wij gaan ook als bewindspersonen die een verantwoordelijkheid
hebben voor dit deel van het Koninkrijk met enige regelmaat die kant op. Dan komt
het voor dat er vragen op ons bordje komen die eigenlijk voor de verantwoordelijkheid
van een collega komen. Dan kan de reflex weleens zijn: weet je, dan moet je bij die
ander zijn. Ik wil graag beloven dat we een cultuur gaan proberen te organiseren waarin
we dan gelijk gaan schakelen met Europees Nederland om het antwoord te krijgen, zodat
we mensen daar niet in onzekerheid laten, maar zo snel mogelijk laten zien dat we
integraal werken als kabinet, ook in het belang van de bewoners daar.
De voorzitter:
Dank u wel, Staatssecretaris Blokhuis. Dan kom ik bij Staatssecretaris Keijzer.
Staatssecretaris Keijzer:
Ik had nog twee vragen, één van de heer Van Dam over een stempel «hier bent u veilig»,
daar waar het aankomt op het virus. Er wordt gewerkt aan een Virus-Aware Seal als
onderdeel van Good Travel. De organisatie Green Destinations is daarmee bezig. Er
draait nu een pilot op de eilanden om te kijken of daarvoor interesse is bij hotels
en vrijetijdsbedrijven ter plaatse. Als dat werkt, dan is de bedoeling daarvan uiteindelijk
dat mensen weten dat alles eraan gedaan wordt om besmetting te voorkomen.
Tot slot vroeg mevrouw Van der Graaf nog aan mij om een toezegging dat ik mij in ging
zetten voor het structureel maken van de financiële ondersteuning die er nu is op
het gebied van energie en telecom. Ik kan beloven dat ik mij inzet om het daar beter
te maken, maar de manier waarop, dat voert nu te ver. Er wordt nu namelijk in een
werkgroep gekeken naar hoe we aan de ene kant het economisch fundament op de eilanden
kunnen versterken en we aan de andere kant iets kunnen doen aan het kostenniveau van
nutsvoorzieningen en telecom. Ik kan niet op de uitkomst daarvan vooruitlopen.
De voorzitter:
Er is een interruptie daarop van mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik hoor wat de Staatssecretaris zegt. Kan zij de Kamer toezeggen met een brief te
komen waarin ze heel concreet, ook in de tijd, aan ons meedeelt wanneer we hier meer
concrete stappen in kunnen verwachten? Want dit is gewoon het grote ding, hè? Hier
ligt een enorme uitdaging.
De voorzitter:
Dit was ook de vraag waarbij mevrouw Van der Graaf zei: dan hoef ik geen motie in
te dienen.
Staatssecretaris Keijzer:
En dan bedoelt zij de werkgroep die werkt aan de toekomst van Caribisch Nederland,
uit de crisis vandaan, in relatie tot het versterken van het economisch fundament
aan de ene kant en het verlagen van kosten van nutsvoorzieningen en telecom aan de
andere kant? Als zij dat bedoelt, wil ik als daar op een gegeven moment een ei gelegd
wordt, de Kamer uiteraard daarover informeren. Wat er uiteindelijk gaat gebeuren in
de begroting voor volgend jaar, staat in de stukken voor Prinsjesdag.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik zoek gewoon naar welk perspectief we de bewoners kunnen bieden op de eilanden.
De voorzitter:
Mevrouw Van Ark vraagt het woord.
Staatssecretaris Van Ark:
Misschien ter ondersteuning van de collega, want in de voortgangsrapportage over het
sociaal minimum, die dus heel snel komt, staat per kostensoort een tijdpad. Natuurlijk
doen we niet alles vanuit SZW, maar worden de andere departementen die daarover gaan,
aangehaakt. Het bruggetje tussen de Staatssecretaris en mevrouw Van der Graaf is misschien
dat dit aspect, het tijdpad, terug kan komen in de voortgangsrapportage over het sociaal
minimum.
De voorzitter:
Ik ziet dat dit inderdaad is waar mevrouw Van der Graaf naar zocht. Dat afbouwpad,
zoals ik het dan maar eventjes noem, zit er dan ook in. Dank.
Staatssecretaris Keijzer:
Dan stel ik hier toch maar even vast dat de schoenen die gevuld moeten gaan worden,
die Tamara van Ark hier achterlaat, grote schoenen zijn. Dank je wel voor de aanvulling
en dank je wel voor al het werk dat je gedaan hebt en dat je ons scherp hebt gehouden
op dit mooie onderwerp. Dank je wel!
De voorzitter:
En met die woorden gaan we met een lach en een traan mevrouw Van Ark nogmaals veel
succes wensen, maar dat geldt natuurlijk voor het hele kabinet. Veel dank voor het
feit dat wij hier een bal van staatssecretarissen in deze mooie Oude Zaal hebben gehad.
Ik wens u natuurlijk veel succes bij uw belangrijke werk voor Caribisch Nederland.
Het feit dat wij daar met elkaar deze middag aandacht aan besteden, is natuurlijk
ook terecht in de richting van alle mensen op de eilanden die te maken hebben met
die tien torens in Den Haag. Dank.
Ik zie de leden van de commissie Koninkrijksrelaties graag over 55 minuten weer in
deze zaal terug voor de procedurevergadering. Meneer Van Dam niet, want die moet ongetwijfeld
op vakantie om het goede voorbeeld te geven, waarvoor wij ook alle begrip hebben!
Sluiting 16.20 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Paternotte, voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
T.N.J. de Lange, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.