Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Ojik, Karabulut en Van den Hul over de doorvoer van ruim 10 miljoen kogelpatronen naar Turkije
Vragen van de leden Van Ojik (GroenLinks), Karabulut (SP) en Van den Hul (PvdA) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de doorvoer van ruim 10 miljoen kogelpatronen naar Turkije (ingezonden 5 juni 2020).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen
            2 juli 2020).
         
Vraag 1
            
Kunt u bevestigen dat op 6 april 2020 ruim 10 miljoen kogelpatronen afkomstig uit
               Tsjechië via de haven van Rotterdam naar Turkije zijn vervoerd?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Betreft het hier doorvoer met of zonder overlading?
Antwoord 2
            
Deze casus betreft doorvoer zonder overlading.
Vraag 3
            
Hoe past deze doorvoer binnen uw beleid om sinds de Turkse inval van Noord-Syrië tot
               nader kennisgeving geen nieuwe vergunningen af te geven voor militaire goederen of
               «dual-use»-goederen met militair eindgebruik met eindbestemming Turkije?
            
Antwoord 3
            
Het aangescherpte beleid ten aanzien van Turkije geldt voor vergunningaanvragen ten
               aanzien van uitvoer, doorvoer en tussenhandel van militaire goederen. Dat zijn transacties
               waarvoor een vergunningplicht geldt. Op doorvoerzendingen zonder overlading, afkomstig
               uit een EU-lidstaat, NAVO-bondgenoot, Australië, Japan, Nieuw-Zeeland of Zwitserland
               rust geen vergunningplicht. Voor de genoemde doorvoertransactie is dan ook geen vergunning
               verstrekt.
            
Vraag 4
            
Heeft u informatie over het doel waarvoor Turkije de munitie wil gebruiken? Zo nee,
               bent u bereid dit bij Tsjechië en/of Turkije op te vragen?
            
Antwoord 4
            
Het kabinet heeft naar aanleiding van deze casus contact opgenomen met de Tsjechische
               exportcontroleautoriteiten en het strikte Nederlandse exportcontrolebeleid t.a.v.
               Turkije opnieuw onder de aandacht gebracht. Daarover is ook de Tsjechische ambassadeur
               in Den Haag geïnformeerd. Uit navraag is gebleken is dat de goederen bestemd zijn
               voor de civiele markt.
            
De Tsjechische autoriteiten gaven verder aan dat het vergunningaanvragen voor de export
               van militaire goederen naar Turkije aan een case-by-case toetsing aan de acht criteria
               van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport onderwerpt. Ook de huidige
               zending is op deze wijze getoetst. De toetsingsprocedure gaf volgens Tsjechië geen
               aanleiding tot het afwijzen van de vergunningaanvraag.
            
Aangezien de goederen niet in Nederland maar in Tsjechië vergunningplichtig zijn,
               en gelet op de vertrouwelijke aard van de informatie kan het kabinet geen aanvullende
               informatie verstrekken aangaande het eindgebruik van de goederen.
            
Vraag 5
            
Klopt het dat de.300 WIN MAG-munitie kan worden gebruikt in sluipschuttergeweren en
               dat.45 ACP-munitie wordt gebruikt door Turkse Special Forces? Zo ja, weet u of de
               via Rotterdam vervoerde munitie van deze kalibers ook naar special operation forces-eenheden
               gaat? Zo nee, welke Turkse troepen of diensten (zowel civiel als militair) zullen
               deze munitie gebruiken?
            
Antwoord 5
            
Het kabinet kan geen aanvullende informatie verstrekken aangaande de eindgebruiker
               van de goederen omdat die informatie van vertrouwelijke aard is en de goederen niet
               in Nederland maar in Tsjechië vergunningplichtig zijn.
            
Vraag 6
            
Herinnert u zich dat u tijdens het VAO Wapenexportbeleid van 12 december 2019 over
               de eerdere doorvoer van ruim 50 kogelpatronen vanuit Tsjechië naar de Verenigde Arabische
               Emiraten het volgende zei: «Na de invoering van de presumption of denial was er in
               december 2018 de zaak van de kogelpatronen die vanuit Tsjechië via Nederland naar
               de VAE zijn gegaan. Ik vond dat ook een erg treurige casus. We hebben dit ook aangekaart
               bij Tsjechië. Het is sindsdien niet meer voorgekomen. We moeten vertrouwen op elkaars
               toetsing»?
            
Antwoord 6
            
Ja.
Vraag 7
            
Wanneer heeft u Tsjechië op de export van kogels naar de Verenigde Arabische Emiraten
               aangesproken? Wat was de reactie van de Tsjechische regering hierop?
            
Antwoord 7
            
Het verantwoordelijke departement in Tsjechië is op 20 maart 2019 over deze casus
               benaderd. Nederland heeft vragen gesteld over het eindgebruik van de goederen en heeft
               daarbij nogmaals gewezen op het aangescherpte Nederlandse exportcontrolebeleid t.a.v.
               de VAE, Egypte en Saoedi-Arabië. Tsjechië verklaarde daarop de genoemde transactie
               te hebben getoetst aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake
               wapenexport en op basis daarvan tot een positief advies te zijn gekomen.
            
Daarnaast bepleit Nederland in de EU-raadswerkgroep COARM voortdurend bij alle EU
               lidstaten de wenselijkheid van een strikt wapenexportcontrolebeleid ten aanzien van
               de Verenigde Arabische Emiraten en Saoedi-Arabië vanwege hun betrokkenheid bij het
               conflict in Jemen. Ook op politiek niveau wordt deze boodschap regelmatig herhaald.
               De Minister-President deed dat tijdens de Europese Raad van 18 oktober 2018 (conform
               motie-Van Ojik c.s. van 17 oktober 2018, Kamerstuk 21 501-20, nr. 1368). De Minister van Buitenlandse Zaken deed dit in november 2018 tijdens een zitting
               van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (conform motie-Sjoerdsma van 14 november
               2018, Kamerstuk 21 501-02, nr. 1924) alsmede tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 18 maart 2019. En ook nog onlangs
               tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 15 mei 2020 (kamerstuk  21 501-02 nr 2159).
            
Vraag 8
            
Hoe rijmt u uw uitspraak dat men binnen de EU moet vertrouwen op elkaars toetsing
               met de doorvoer van 10 miljoen kogelpatronen naar een land waarvoor Nederland geen
               wapenexportvergunningen wil afgeven? Bent u naïef geweest over de intenties van Tsjechië
               op dit punt?
            
Antwoord 8
            
Alle landen binnen de Europese Unie zijn verplicht om vergunningaanvragen voor de
               uitvoer van militaire goederen of dual-use goederen met militair eindgebruik inhoudelijk
               te toetsen aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport.
               EU-lidstaten hebben zich in oktober 2019 bovendien gecommitteerd aan een zeer strikte
               toepassing van deze criteria ten aanzien van Turkije. Dat Nederland vervolgens een
               aanvullend nationaal exportcontrolebeleid ten aanzien van Turkije heeft aangekondigd
               is een nationale beslissing geweest die uitsluitend gevolgen heeft voor transacties
               die in Nederland vergunningplichtig zijn. Alhoewel het kabinet graag zou zien dat
               alle landen binnen de Europese Unie een vergelijkbaar strikt beleid hanteren – en
               daar regelmatig voor pleit – bestaat daarvoor binnen de nationale regeringen en/of
               parlementen van de desbetreffende landen helaas geen draagvlak. Dit gegeven laat onverlet
               dat een vergelijkbare zending een Nederlandse exportcontroletoets niet zou hebben
               doorstaan. En die boodschap is ook gegeven aan de Tsjechische ambassadeur in Den Haag.
            
Vraag 9
            
Bent u bereid om, gelet op de zich nu herhalende ondermijning van uw wapenexportbeleid
               door Tsjechië, de douane de doorvoer van militaire goederen uit Tsjechië mét en zónder
               overlading standaard te laten controleren? Zo nee, wat bent u dan van plan om te ondernemen
               om te voorkomen dat Tsjechië uw wapenexportbeleid blijft ondermijnen?
            
Antwoord 9
            
De grondslag van het Europese wapenexportbeleid is het vertrouwen van de lidstaten
               op de integriteit van elkaars toetsing aan de acht criteria die de lidstaten gezamenlijk
               hebben afgesproken. Het kabinet acht een standaardcontrole op uit Tsjechië afkomstige
               zendingen niet wenselijk omdat het indruist tegen die grondslag van het gezamenlijke
               EU-wapenexportbeleid. Dat laat onverlet dat het kabinet de andere EU lidstaten voortdurend
               probeert te overtuigen van de noodzaak op een zeer strikt wapenexportcontrolebeleid
               t.a.v. Turkije. Die inspanningen vinden op alle niveaus plaats. Helaas zijn niet alle
               lidstaten ertoe bereid om net als Nederland aanvullende exportcontrolemaatregelen
               t.a.v. Turkije in werking te stellen. Dat betekent overigens niet automatisch dat
               zij geen zorgvuldige toetsing aan de acht Europese criteria verrichten. Het kabinet
               verwacht dat de lidstaten zich aan de afspraken daaromtrent houden. Als het kabinet
               constateert dat deze afspraken worden geschonden – of vermoedens daartoe heeft – spreekt
               het de lidstaten daarop aan.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.