Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Özütok over de schommelingen in het gemeentefonds
Vragen van het lid Özütok (GroenLinks) aan de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Gemeenten willen minstens twee miljard van het rijk» (ingezonden 22 juni 2020).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
            2 juli 2020).
         
Vraag 1
            
Kent u het bericht «Gemeenten willen minstens twee miljard van het rijk»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Wat is uw reactie op deze oproep dat er minimaal € 2 mrd. extra nodig is voor gemeenten?
Antwoord 2
            
Ik ontvang de signalen van de gemeenten. Ik spreek hier periodiek over met de VNG
               in het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen (BOFv). De financiële positie van
               gemeenten en provincies was onderwerp van gesprek tijdens het BOFv op 8 april jl.
               Ook bij de bestuurlijke gesprekken die daarna volgden in het kader van de coronacrisis
               heeft de financiële positie meegespeeld bij het bepalen van de maatregelen.
            
Gemeenten melden dat de lasten vooral sterk groeien in het sociaal domein. Het kabinet
               heeft daarom aanvullende financiële afspraken met gemeenten gemaakt over het sociaal
               domein. Het kabinet heeft in 2018 extra middelen beschikbaar gesteld voor onder andere
               de knelpuntenvoorziening in het sociaal domein.
            
Na de decentralisatie van de jeugdzorg in 2015 is in 2018 in totaal € 200 miljoen
               euro extra beschikbaar gesteld om gemeenten tegemoet te komen in de toename van de
               kosten. Het kabinet heeft in 2019 nog eens één miljard euro extra beschikbaar gesteld
               voor de uitvoering van de Jeugdwet voor de periode 2019–2021: € 420 miljoen euro in
               2019, € 300 miljoen in 2020 en € 300 miljoen in 2021.
            
Daarnaast wordt er, zoals met uw Kamer afgesproken, nu onderzoek gedaan naar de vraag
               of, en zo ja in welke mate, gemeenten structureel extra middelen nodig hebben voor
               de jeugdzorg vanaf 2022 bij een doelmatige en doeltreffende uitvoering van de Jeugdwet.
               Ik begrijp dat gemeenten hier graag spoedig helderheid over willen hebben. Echter,
               ik wil op dit moment niet vooruitlopen op de uitkomsten van dit onderzoek. Zoals besproken
               zullen de uitkomsten van het onderzoek dienen als inbreng voor de komende kabinetsformatie.
            
Ook heeft het kabinet dit voorjaar voor een aantal dossiers in het sociaal domein
               extra middelen beschikbaar gesteld.2 Er is € 39 miljoen euro structureel bijgekomen voor de uitbreiding van diverse taken
               voor Veilig Thuis. Ten tweede is er € 16 miljoen euro structureel beschikbaar om 35 centrumgemeenten
               te ondersteunen in hun verantwoordelijkheid voor vrouwenopvang. Verder zijn incidentele
               middelen voor dak- en thuislozen (€ 75 miljoen euro in 2020 en € 125 miljoen euro
               in 2021) beschikbaar. Als laatste zijn voor inburgering middelen ter beschikking gesteld
               die in 2023 oplopen naar € 65,9 miljoen euro per jaar.
            
Verder is afgesproken dat het kabinet de effecten van het Wmo-abonnementstarief monitort.
               In het najaar komen de resultaten hiervan beschikbaar over het jaar 2019. Op basis
               van de uitkomsten uit het monitoronderzoek zal VWS met de VNG in gesprek gaan. In
               dit gesprek wordt – conform de motie Hijink – besproken of het wenselijk is maatregelen
               te treffen als blijkt dat er sprake is van ongewenste effecten die niet of onvoldoende
               door gemeenten kunnen worden beïnvloed binnen de hen toekomende beleidsruimte.
            
Ik ben me ervan bewust dat voor gemeenten de opschalingskorting in deze financieel
               moeilijke tijden extra zwaar valt. Ik begrijp de roep tot herbezinning van deze korting.
               Het al dan niet doortrekken van de opschalingskorting is een besluit dat in een volgend
               budgettair kader door een volgend kabinet opnieuw moet worden genomen.
            
Vraag 3
            
Deelt u de mening van de gemeenten dat de opschalingskorting van tafel moet nu de
               plannen om gemeenten op te schalen naar 100.000-plus gemeenten niet meer worden doorgevoerd?
               Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 3
            
Zoals bij vraag 2 aangegeven, ben ik me ervan bewust dat voor gemeenten de opschalingskorting
               in deze financieel moeilijke tijden extra zwaar valt. Ik begrijp de roep tot herbezinning
               van deze korting. Echter, besluitvorming hierover is aan een nieuw kabinet.
            
Vraag 4
            
Wat is uw inschatting van het tekort dat gemeenten hebben voor het wegwerken van de
               tekorten in het sociaal domein? Wat gaat u, tot de uitkomsten van het AEF-onderzoek
               gereed zijn, concreet doen om de gemeenten die grote tekorten hebben, te ondersteunen?
            
Antwoord 4
            
Zoals bij het antwoord op vraag 2 aangegeven, bereiken ook mij de signalen van gemeenten
               over de druk op hun begroting. Daarom laat het kabinet onderzoek doen naar de jeugdzorg
               en monitort het kabinet het Wmo-abonnementstarief.
            
Voor de tussentijd heeft het kabinet, zoals bij vraag 2 toegelicht, aanvullende financiële
               afspraken met gemeenten gemaakt over het sociaal domein. Zo heeft het kabinet recentelijk
               in 2019 nog eens één miljard euro extra beschikbaar gesteld voor de uitvoering van
               de Jeugdwet voor de periode 2019–2021. Daarnaast is er dit voorjaar ruim € 300 miljoen
               euro beschikbaar gesteld voor een aantal dossiers in het sociaal domein.
            
Vraag 5
            
Heeft u in beeld hoeveel gemeenten geen sluitende begroting hebben gepresenteerd voor
               2020 en wat is uw verwachting voor de begrotingen van 2021?
            
Antwoord 5
            
Ik zie de zorg bij gemeenten, over de druk op hun begroting.
De financiële positie van gemeenten heeft ook mijn constante aandacht.
In 2020 staan acht gemeenten onder preventief toezicht van de provincie vanwege hun
               financiële positie. Dit wijkt niet af van de aantallen van de afgelopen tien jaar.
            
In totaal hebben 267 van de 355 gemeenten in hun begroting over 2020 een tekort geraamd.
               Dit zijn de begrotingen zoals gemeenten ze eind 2019 hebben opgesteld, dus nog zonder
               de effecten van corona erin verwerkt. Het aantal gemeenten dat een tekort begroot,
               is lager dan in 2019 (283 gemeenten). Het aantal gemeenten dat een tekort realiseert,
               is in de regel lager dan het aantal gemeenten dat een tekort begroot. In 2018 begrootten
               255 gemeenten een tekort, en realiseerden 205 gemeenten daadwerkelijk een tekort.
               Van de gemeentebegrotingen over 2021 bestaat nog geen beeld.
            
De komende periode blijf ik de financiële positie van gemeenten nauwgezet volgen en
               laat ik ook aanvullend onderzoek doen om betrouwbare actuelere informatie over de
               financiële positie van gemeenten te krijgen.
            
Vraag 6
            
Heeft u in beeld hoeveel extra kosten gemeenten door de coronacrisis moeten maken
               en kunt u per categorie extra kosten aangeven hoe gemeenten deze extra kosten moeten
               dekken en hoe gemeenten (gedeeltelijk) voor deze extra kosten worden gecompenseerd?
            
Antwoord 6
            
Gemeenten hebben zeer veel werk verzet en ik ben hen daar erkentelijk voor. Het is
               dan ook reëel dat medeoverheden duidelijkheid verwachten over de compensatie voor
               de gevolgen van de coronacrisis. Zij maken extra kosten en lopen geraamde inkomsten
               mis, zowel op korte als op langere termijn. Daarom hebben kabinet en medeoverheden
               in april in het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen besloten om de omvang
               van de problematiek goed in kaart te brengen. Daarbij kijken we vooral naar de financiële
               effecten van de coronacrisis en een aantal oplossingsrichtingen daarvoor. Zo pogen
               we gezamenlijk een reëel beeld te krijgen van de kosten en de inkomstenderving.
            
In overleg met de medeoverheden hebben de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit
               en Belastingdienst (Vijlbrief) – en ik al maatregelen genomen om gemeenten te compenseren.
               Daarover bent u geïnformeerd in mijn brief van 28 mei jl. (Kamerstuk 35 420, nr. 43). Voor het openbaar vervoer zijn op 5 juni jl. afspraken gemaakt over een beschikbaarheidsvergoeding
               (Kamerstuk 23 645, nr. 723). Over andere onderwerpen lopen nog gesprekken met gemeenten. Denk aan de veiligheidsregio’s,
               de GGD’en, afvalinzameling en de buurthuizen. Daarover gaan we de komende tijd afspraken
               maken. In de zomer wil ik een compleet beeld hebben van de financiële effecten van
               de corona-uitbraak tot 1 juni. Daarbij is de insteek dat overheden een reële compensatie
               ontvangen voor hun inspanningen en gederfde inkomsten.
            
Het is onzeker hoe de coronacrisis zich zal ontwikkelen in de toekomst. Daarom is
               het van belang conform de gemaakte afspraken dit te volgen en met elkaar als overheden
               in gesprek te blijven en waar het nodig is maatregelen te nemen, zoals ook de afgelopen
               periode is gebeurd.
            
Vraag 7
            
Wat is uw reactie op het manifest van de 15 burgemeesters dat zij 16 juni jl. hebben
               aangeboden? Kunt u hierbij ingaan op de zorgen van de burgemeesters en concreet aangeven
               hoe u aankijkt tegen het bedrag van € 1,5 mrd. dat de burgemeesters noemen?
            
Antwoord 7
            
Op 16 juni heb ik samen met een aantal collega’s het manifest in ontvangst genomen.
               De sociale effecten van de coronacrisis manifesteren zich in volle hevigheid ook juist
               in 16 stedelijke vernieuwingsgebieden, in lijn met wat de burgemeesters van de 15
               gemeenten hebben aangegeven in hun Manifest «Kom op voor de kwetsbare gebieden». De
               oproep van de burgemeesters is om tot een intensivering en versnelling van maatregelen
               te komen, waarvoor zij voor het komend jaar om een rijksbijdrage van 1,25 miljard
               euro hebben verzocht. Ik heb de burgmeesters laten weten nu geen toezegging voor extra
               middelen ter grootte van dit bedrag te doen.
            
Bij de maatregelen die het kabinet voorbereidt wordt naar aanleiding van het «Verslag
               Werkgroep Sociale Impact van de Coronacrisis» (werkgroep onder leiding van burgemeester
               Halsema) in het bijzonder aandacht gegeven aan deze 16 gebieden. Ik breng samen met
               de collega’s van J&V, OCW, SZW en VWS de mogelijkheden in kaart om op de in het Manifest
               genoemde thema’s tot een versnelling en intensivering te komen.
            
Daarnaast verken ik in het kader van het Interbestuurlijk programma Leefbaarheid en
               Veiligheid, waarover uw Kamer is geïnformeerd in mijn brieven van 28 oktober 2019
               en 31 maart jl.3, in samenwerking met de gemeenten en de collega’s van J&V, OCW, SZW en VWS de integrale
               ontwikkelingsmogelijkheden in de 16 gebieden, waarbij het Nationaal Programma Rotterdam-zuid
               als inspiratie dient. Het Interbestuurlijk programma Leefbaarheid en Veiligheid is
               toegespitst op een verkenning van nut, noodzaak en (financiële) mogelijkheden van
               een meerjarige rijksinzet ten behoeve van een integrale maatwerkaanpak van deze stedelijke
               vernieuwingsgebieden.
            
Vraag 8
            
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het Algemeen overleg financiële verhoudingen
               op 2 juli aanstaande?
            
Antwoord 8
            
Ja.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.