Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Amhaouch en Palland over het bericht ‘Ondernemingsraad in Enschede zegt vertrouwen op in Vredestein-directie’ en het bericht ‘Bedenkelijke praktijken rond Hongaarse subsidie aan eigenaar Vredestein’
Vragen van de leden Amhaouch en Palland (beiden CDA) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Ondernemingsraad in Enschede zegt vertrouwen op in Vredestein-directie» en het bericht «Bedenkelijke praktijken rond Hongaarse subsidie aan eigenaar Vredestein» (ingezonden 5 juni 2020).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 2 juli 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Ondernemingsraad in Enschede zegt vertrouwen op in
Vredestein-directie»1 en het bericht «Bedenkelijke praktijken rond Hongaarse subsidie aan eigenaar Vredestein»2?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het feit dat de ondernemingsraad het vertrouwen in de directie
heeft opgezegd, omdat deze onvoldoende heeft gekeken naar een alternatief plan waarbij
een massaontslag in Enschede beperkt blijft (dat wil zeggen het wordt verminderd van
ongeveer 750 tot minder dan 200 werknemers)?
Antwoord 2
Ik heb verschillende gesprekken gevoerd over de situatie in het bedrijf. Zowel met
de eigenaar en de directie, als met een delegatie van de ondernemingsraad. Uit die
gesprekken begrijp ik dat de OR geen vertrouwen meer heeft in de directie onder meer
omdat de OR van mening is dat de directie onvoldoende heeft gekeken naar het alternatieve
plan van de OR. De directie is van mening dat het plan gebaseerd is op verkeerde cijfers
en aannames en houdt grotendeels vast aan het oorspronkelijke reorganisatieplan.
De Wet op de Ondernemingsraden (WOR) geeft de OR de bevoegdheid om advies uit te brengen
over een belangrijke wijziging in de organisatie van de onderneming, zoals bij een
voorgenomen reorganisatie. Het is dus juist dat de OR hier is geraadpleegd. De OR
kan vervolgens een positief of negatief advies afgeven en kan eveneens voorwaarden
stellen aan het voorgenomen besluit van een ondernemer. Indien de ondernemer het advies
van de OR niet of niet geheel opvolgt, dient dit door de ondernemer te worden gemotiveerd.
Het staat de OR vervolgens vrij beroep in te stellen bij de Ondernemingskamer wanneer
het besluit van de ondernemer niet overeenkomt met het advies van de OR. Het is niet
aan mij om een inhoudelijk oordeel te geven over deze casus, dat is aan partijen onderling.
Dit laat onverlet dat het voor alle betrokken partijen een zeer vervelende situatie
is.
Vraag 3
Hoe schat u de kansen in, en welke rol kunt u zelf vervullen, bij de wens en inzet
van de ondernemingsraad om een nieuwe eigenaar te vinden voor de bandenfabriek in
Enschede?
Antwoord 3
We hebben achter de schermen intensief contact met het bedrijf. Gezien de huidige
marktcondities is enig verlies van arbeidsplaatsen niet uit te sluiten. Een overname
door een derde partij staat niet in de planning van de eigenaar. Ik blijf de ontwikkelingen
in Enschede op de voet volgen en mij, in lijn met de aangekondigde motie Omtzigt (Kamerstuk
21 501-20, nr. 1553), binnen de bestaande juridische kaders maximaal inspannen om zoveel mogelijk werkgelegenheid
voor Enschede te behouden.
Vraag 4
Vindt u het net als professor Pieter Kuypers opvallend dat de Hongaarse overheid haar
subsidieplannen voor steun aan de bouw van een bandenfabriek door Apollo Vredestein
in juni 2014 aan Europa heeft gemeld, precies vier dagen voor er een nieuwe Europese
verordening in werking zou treden en drie dagen voor die subsidietermijn ook formeel
zou ingaan?
Antwoord 4
Nee. De Hongaarse overheid heeft inderdaad op 27 juni 2014 de steunmaatregel bij de
Europese Commissie genotificeerd en meegedeeld dat zij op 30 juni 2014 regionale steun
aan Apollo Tyres zouden verlenen onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie.
Omdat de regionale steun voor 1 juli 2014 werd verleend zijn de steunmaatregelen door
de Europese Commissie beoordeeld aan de hand van de richtsnoeren inzake regionale
steunmaatregelen 2007–2013.
Vraag 5
Wat vindt u ervan dat er hoge prijzen zijn gehanteerd voor de matrijzen die via een
bedrijf dat doorgaans niets met de autobranche van doen heeft worden geleverd, en
dat die constructie via dat bedrijf weer eindigt zodra de subsidieperiode voorbij
is?
Antwoord 5
Ik heb begrepen dat er een vermoeden bestaat dat de matrijzen niet effectief zijn
ingekocht. Het is echter aan de Hongaarse overheid, als subsidieverstrekker, om zich
hier verder over te buigen en eventueel een klacht in te dienen bij de Europese Commissie.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het voor het borgen van een gelijk speelveld relevant en noodzakelijk
is dat de Europese Commissie kennis neemt van deze constructie en de gehanteerde prijzen
terzake de matrijzen door Apollo Vredestein?
Antwoord 6
De Hongaarse autoriteiten hebben op 27 juni 2014 de steunmaatregel bij de Europese
Commissie genotificeerd en meegedeeld dat zij op 30 juni 2014 regionale steun aan
Apollo Tyres zouden verlenen onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie.
In de Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014–2020 is bepaald dat de Europese
Commissie regionale steun die ná 31 december 2013 en vóór 1 juli 2014 wordt verleend,
zal beoordelen overeenkomstig de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007–2013.
De Europese Commissie heeft de notificatie dan ook beoordeeld overeenkomstig de richtsnoeren
inzake regionale steunmaatregelen 2007–2013. De Europese Commissie heeft de steunmaatregel
vervolgens getoetst en geoordeeld dat hiermee niet het subsidiebesluit of de interne
markt wordt verstoord en op 5 september 2014 goedgekeurd. Het besluit voor mogelijk
nader onderzoek ligt in eerste instantie bij de EC of de Hongaarse overheid.
Vraag 7
Bent u bereid om naar aanleiding van het onderzoek van Follow the Money in Europa
te pleiten voor nader onderzoek terzake deze subsidieverlening?
Antwoord 7
Het is aan de Hongaarse overheid om te beoordelen of onderzoek nodig is. Het artikel
wijst er overigens op dat er mogelijk niet effectief is ingekocht waardoor enkele
tonnen te veel zouden zijn betaald. Dit zal in de praktijk geen impact hebben op de
subsidieverstrekking gelet op de totale omvang daarvan (€ 95,7 miljoen).
Vraag 8
Welke contacten zijn er tot nu toe geweest tussen het kabinet en Apollo Tyres? Wanneer
hebben deze plaatsgevonden en waartoe hebben die geleid?
Antwoord 8
De afgelopen jaren is er op verschillende niveaus contact geweest met Apollo Vredestein.
Zo heeft de directie van Apollo Tyres op 16 april een brief gestuurd aan de Minister-President.
Mede naar aanleiding van deze brief heb ik als Minister van Economische Zaken en Klimaat
op 11 mei jl. met de directie van Apollo Tyres gesproken over het voorgenomen reorganisatieplan
van de directie. In verband met de vertrouwelijkheid van het gesprek kan ik over de
inhoud van het gesprek geen mededelingen doen.
Vraag 9
Hoe duidt u de uitspraak van de directie Apollo Vredestein dat «als we een gezonde
organisatie willen zijn, kunnen we het ons simpelweg niet langer veroorloven om 70 procent
van onze banden voor personenwagens met verlies in Enschede te produceren in de huidige
marktomstandigheden»3? Is uw indruk dat het percentage van 70 procent juist is? Kunt u dit laten nagaan?
Antwoord 9
Het is niet aan het kabinet om te beoordelen of het percentage van 70 procent juist
is. Wij hebben niet alle gegevens om dit te beoordelen. Bovendien is het de verantwoordelijkheid
van het bedrijf om de juiste afweging te maken over de te voeren strategie en beleid.
Vraag 10
Wat maakt dat – afgaande op de bij vraag 9 aangehaalde berichtgeving in Tubantia –
een nieuwe Apollo-fabriek in Hongarije wel winstgevend kan zijn en in Nederland niet,
ondanks het feit dat in ons land jarenlange kennis van en ervaring met het maken van
banden aanwezig is? Waar verschilt in dat licht het Hongaarse industriebeleid/vestigingsklimaat
van dat in Nederland, toch beide gelegen in hetzelfde economische Europa?
Antwoord 10
Volgens de directie is het doel van de reorganisatie om de fabriek in Enschede weer
winstgevend te maken door de focus te leggen op specialistische banden. De Hongaarse
fabriek zou dan de productie van de overige segmenten banden op zich nemen. Door deze
verschuiving en specialisatie zou het totaal beeld voor de onderneming volgens de
directie positief worden. Er zijn in Europa inderdaad verschillen in het vestigingsklimaat.
De lagere lonen in Hongarije spelen zeker een rol bij het verlagen van de productiekosten
van banden.
Vraag 11
Kunt u een korte appreciatie geven van het huidige vestigingsklimaat voor maakbedrijven
in Nederland en West-Europa in vergelijking met dat in Midden- en Oost-Europa?
Antwoord 11
Nederland heeft in de breedte een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Zo is Nederland
volgens onderzoek van het World Economic Forum in 2019 de vierde meest concurrerende
economie wereldwijd en meest concurrerende economie van Europa. Dit beeld komt ook
terug in verschillende andere ranglijsten die iets zeggen over het vestigingsklimaat.
De kracht van Nederland is dat we sterk zijn in de breedte. Onder meer door een goed
opgeleide beroepsbevolking, gunstige ligging, goede fysieke en digitale infrastructuur
en een aantrekkelijk leefklimaat. Nadelen ten opzichte van Oost-Europa zijn de loonkosten.
Deze liggen, met name voor (niet hoog innovatieve) massaproductie, een stuk lager
in Oost-Europa dan in Nederland.
Vraag 12
Op welke wijze(n) spant u zich in om de regionale effecten van het massaontslag bij
Apollo Vredestein zo beperkt mogelijk te maken? Wat zijn hiervan tot dusver de resultaten?
Welke mogelijkheden ziet u om de positie van de regio Twente te versterken, bijvoorbeeld
via het vorig jaar aangekondigde investeringsfonds of het uitzetten van (naar voren
gehaalde) overheidsopdrachten in de regio? Hoe bent u hierover met lokale en regionale
overheden in gesprek?
Antwoord 12
Het kabinet spant zich met de provincie Overijssel en de gemeente Enschede in om de
effecten van de ontslagen te beperken. Daarbij spelen de NFIA en de regionale ontwikkelingsmaatschappij
OostNL een belangrijke rol. Gebleken is dat het bedrijf nog in gesprek is met de bonden
en de ondernemingsraad over mogelijke alternatieve oplossingen en een sociaal plan.
Vraag 13
Hoe gaat u uitvoering geven aan de motie-Amhaouch c.s. over steun voor de maakindustrie
in de herstelfase na de coronacrisis (Kamerstuk 35 438, nr. 9)? Bent u bereid de regionale situatie rondom Apollo Vredestein daarin mee te nemen?
Antwoord 13
Het kabinet heeft recentelijk aangegeven dat deze fase gebruikt wordt om in samenspraak
met maatschappelijke partijen te kijken waar de focus moet liggen in de herstelfase.
De regionale situatie rondom Apollo Vredestein wordt hierbij ook meegewogen.
Vraag 14
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie-Amhaouch/Wiersma
over een onderzoek naar de Nederlandse maakindustrie (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 42)? Deelt u de mening dat er haast gemaakt moet worden met het maken van een vernieuwd
Nederlands industriebeleid om de maakindustrie, en de daarbij horende werkgelegenheid
en innovatie in de verschillende regio’s, goed te positioneren en te borgen?
Antwoord 14
Aan de uitvoering van deze motie wordt gewerkt. Recent stuurde ik mijn industriebrief
met mijn visie op de energie-intensieve industrie als een eerste deel van een tweedelige
industrievisie voor 2050 naar de Tweede Kamer. Het tweede deel, meer specifiek gericht
op de maakindustrie, ontvangt u na de zomer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.