Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Mededeling identiteit beheerder Gemeenschappelijk voorzieningsfonds
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2892 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 3 juli 2020
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over de brief van 1 mei 2020 over het Fiche: Mededeling
identiteit beheerder Gemeenschappelijk voorzieningsfonds (Kamerstuk 22 112, nr. 2870).
De vragen en opmerkingen zijn op 26 mei 2020 aan de Minister van Financiën voorgelegd.
Bij brief van 2 juli 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Werking Gemeenschappelijk Voorzieningsfonds
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie heeft voorgesteld om in
het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) meer gebruik te maken van garanties
en dat het GVF dient als «liquiditeitsbuffer» die de rest van de EU-begroting beschermt
tegen mogelijke verliezen die door begrotingsgaranties zijn gedekt. Wat voor soort
garanties worden er hier bedoeld? De leden van de VVD-fractie zijn er namelijk geen
voorstander van om meer in te zetten op het aantrekken van geld op de kapitaalmarkt
met garanties van de lidstaten.
De leden van de CDA-fractie vragen aan de Minister door wie de garanties in het huidige
MFK worden afgegeven en in hoeverre beoordeelt de Minister het afgeven van garanties
als politieke keuzes.
Onder het huidige MFK houdt de Europese Commissie enkele garantiefondsen aan voor
het verstrekken van financiële producten. Het betreft bijvoorbeeld de garantie die
is verleend aan de Europese Investeringsbank (EIB) voor de uitvoering van het Europees
Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI; onder het volgende MFK InvestEU1) en het Europees Fonds voor Duurzame Ontwikkeling (EFDO; onder het volgende MFK EFDO+2), wat onderdeel is van het instrument voor Nabuurschapsbeleid, Ontwikkeling en Internationale
Samenwerking (NDICI)3. Onder het volgende MFK worden alle voorzieningen om de financiële verplichtingen
te dekken die voortvloeien uit financiële instrumenten, samengevoegd in het Gemeenschappelijk
Voorzieningsfonds (GVF) conform het Financieel Reglement (FR) artikel 212 (1). Het
gaat met name om de voorzieningen voor de volgende EU-programma’s: EFSI, InvestEU
en de garantie voor Extern optreden (EFDO+ en het Mandaat voor Externe Leningen).
Verder kunnen relevante nieuwe begrotingsgaranties in het GVF worden ondergebracht.
Het GVF bevat het geld dat uit de EU-begroting (van de betreffende EU-programma’s)
apart is gezet als voorziening om te voldoen aan de garantieverplichtingen, mocht
er getrokken worden op de verstrekte garanties. De middelen in het GVF zijn dus reeds
verwerkt in de reguliere EU-afdrachten van de EU-lidstaten aan de EU-begroting. De
Commissie leent hiervoor geen geld op de kapitaalmarkten waarvoor de lidstaten garant
staan.
De prioriteiten en regels voor het verstrekken van de garanties zijn vastgelegd in
de verordeningen van de betreffende EU-programma’s. De vaststelling van deze verordeningen
zijn daarmee een politiek besluit.
De leden van de CDA-fractie vragen welke middelen de beheerder heeft om eventuele
wanbetaling op gefinancierde investeringsprojecten aan te pakken. Of betreft het dan
bevoegdheden die reeds onder verantwoordelijkheid van de Commissie vallen?
De instelling van het GVF staat los van de wijze waarop de Commissie zich in het algemeen
beschermt tegen wanbetaling of vormen van financiële fraude. Artikel 208 lid 4 van
het Financieel Regelement (Verordening 2018/1046) regelt de verantwoordelijkheid van
de Commissie bij de uitvoering van financieringsinstrumenten. De Commissie draag er
zorg voor dat het uitvoeringskader voor financieringsinstrumenten voldoet aan het
beginsel van goed financieel beheer en bijdraagt aan de verwezenlijking van gedefinieerde
en aan een termijn gebonden beleidsdoelstellingen, welke meetbaar zijn voor wat betreft
output en/of resultaten.
Daarnaast kunnen lidstaten zelf ook mede verantwoordelijk zijn voor de uitvoering
van financieringsinstrumenten indien dit valt onder de middelen in gedeeld beheer.
Artikel 63 lid 2 van het Financieel Regelement (Verordening 2018/1046) bepaalt dat
de lidstaten, wanneer zij taken met betrekking tot de uitvoering van de begroting
uitoefenen, alle nodige maatregelen nemen ter bescherming van de financiële belangen
van de Unie.
Proces voor aanwijzing beheer van het GVF
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet vraagtekens zet bij de verwijzing
van de Commissie naar artikel 317 VWEU in het vraagstuk of er een wetgevingshandeling
nodig is om het beheer van middelen van het GVF aan de Commissie toe te vertrouwen.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen echter niks over wat het kabinet op dit punt
beweegt het standpunt van de Commissie in twijfel te trekken. Zij vragen de Minister
of dit onderbouwd kan worden.
De Commissie moest op grond van artikel 212, lid 2 van het Financieel reglement op
uiterlijk 30 juni 2019 een onafhankelijke externe evaluatie bij de Raad en het Europees
Parlement (EP) indienen over de voor- en nadelen van het toevertrouwen van het financieel
beheer van de activa van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds (GVF) aan de Commissie,
aan de Europese Investeringsbank (EIB) of een combinatie van beiden. Op grond van
dat artikel moest deze evaluatie, waar nodig, vergezeld gaan van een wetgevend voorstel.
De tekst van dit artikel werd overeengekomen na moeizame onderhandelingen tussen de
Commissie, de Raad en het EP over de vraag wie de beheerder van het CPF moest zijn.
In dat verband werd als uiteindelijk compromis in de onderhandelingen overeengekomen
dat er een onafhankelijke externe evaluatie moest worden uitgevoerd om een neutraal
besluit te kunnen nemen over de financiële beheerder van het CPF en dat deze evaluatie
«zo nodig» vergezeld moest gaan van een wetgevend voorstel. De woorden «zo nodig»
dienden om het initiatiefrecht van de Commissie te eerbiedigen, maar de gedeelde opvatting
was dat het besluit over het uiteindelijke financieel beheer (alsnog) bij het EP en
de Raad (de Uniewetgever) zou komen te liggen. In het licht hiervan is het bevreemdend
dat de CIE, gelijktijdig aan de indiening van de evaluatie, in haar mededeling concludeert
dat zij het financieel beheer van het GVF zal beheren «in overeenstemming met artikel 317
VWEU», niet alleen zonder daartoe een wetgevend voorstel in te dienen, maar ook zonder
de ruimte te laten voor een gedachtewisseling met het EP en de Raad op basis van de
onafhankelijke externe evaluatie alvorens deze af te sluiten. De stelling van de Commissie
dat zij op grond van artikel 317 VWEU reeds verantwoordelijk zou zijn, lijkt bovendien
kwetsbaar omdat het juridisch voor de hand ligt dat over het financiële beheer van
het GVF op grond van artikel 322 VWEU (de rechtsgrondslag van het Financieel Reglement)
door het EP en de Raad via de gewone wetgevingsprocedure wordt besloten. Het kabinet
had het zodoende juist geacht om de identiteit van de financieel beheerder vast te
leggen volgens een wetgevingsprocedure, namelijk op voorstel van de Commissie en aanname
door het EP en de Raad. Daarom zet Nederland zich ervoor in dat het EP en de Raad
alsnog op redelijke wijze betrokken worden bij het aanwijzen van de beheerder van
het GVF.
Het kabinet schrijft dat verwacht wordt dat een grote groep lidstaten en het EP kritisch
zal zijn t.a.v. het proces van het aanwijzen van de beheerder van het GVF. De leden
van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister verwacht dat deze kritische houding
implicaties zal hebben voor de identiteit van de beheerder van het GVF. Het kabinet
schrijft dat Nederland de Commissie zal vragen om met een vervolgplan te komen waarin
de Raad en het EP alsnog op redelijke wijze betrokken zullen worden bij het aanwijzen
van de beheerder van het GVF. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister
hoe deze inzet zich verhoudt met het gegeven dat de Commissie reeds medegedeeld heeft
dat zij de beheerder van het GVF zal zijn. Pleit de Minister ervoor alsnog een wetgevingshandeling
uit te voeren? En hoe verhoudt dit zich met de wens van het kabinet dat de Commissie,
zoals reeds via de mededeling geëxpliciteerd is, de beheerder van het GVF wordt?
De leden van de VVD-fractie zijn het eens met het kabinet dat het besluit om zelf
het beheer van het GVF uit te voeren voorgelegd had moeten worden aan de begrotingsautoriteit.
Het is daarom goed dat Nederland zich aansluit bij een groep lidstaten die een kritische
houding aannemen. Maar wat is er nog aan te doen aan de procedure?
De Raad en het EP kunnen de Commissie niet dwingen om alsnog een wetgevend voorstel
te publiceren, gelet op het initiatiefrecht van de Commissie op basis van artikel 17
VWEU. Momenteel zijn er geen aanwijzingen dat de Commissie dit van plan is. Wel wordt
er momenteel in de raadswerkgroep voor budgettaire zaken besproken op welke manier
de Raad en het EP alsnog op redelijke wijze betrokken kunnen worden. Een mogelijkheid
is dat zowel de EIB als de Commissie gevraagd worden om hun standpunt toe te lichten
en dat de lidstaten en het EP de ruimte krijgen om vragen te stellen over de resultaten
van de evaluatie en hun mening hierover te uiten.
Het is daarbij belangrijk om te vermelden dat de Mededeling van de Commissie niet
bindend is voor de Uniewetgever (Raad en EP). Dit betekent dat voor wetsvoorstellen
die nog in onderhandeling zijn, waaronder InvestEU en NDICI, het nog niet bepaald
is dat de Commissie de beheerder zal zijn van deze specifieke bijbehorende voorzieningen
binnen het GVF, aangezien er juridische grondslag voor het beheer ontbreekt. Voor
deze programma’s zouden de voorzieningen nog aan de EIB of aan de EIB en Commissie
(gedeeld beheer) kunnen worden toegewezen. Hiertoe zou een bepaling in het wetsvoorstel
voor InvestEU en/of NDICI kunnen worden opgenomen.
Het kabinet stelt immers een voorstander van een flexibelere EU-begroting te zijn,
maar hierbij mag de centrale rol van de begrotingsautoriteit (Raad en EP) niet ondermijnd
worden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of hij vindt dat dat wel het
geval is wanneer de Raad en het EP niet inhoudelijk over het voorstel van de commissie
spreken.
Het kabinet had het juist geacht om de identiteit van de financieel beheerder vast
te leggen volgens de gewone wetgevingsprocedure, namelijk op voorstel van de Commissie
en aanname door het EP en de Raad tezamen. Zoals hierboven toegelicht kan de Commissie
niet gedwongen worden om met een wetgevend voorstel te komen. Om de centrale rol van
de Begrotingsautoriteit alsnog recht te doen, pleit het kabinet ervoor dat de Raad
en het EP alsnog op redelijke wijze betrokken worden bij het aanwijzen van de beheerder
van het GVF.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister waarom de Commissie de resultaten van
haar onderzoek niet in juni 2019 heeft kunnen publiceren.
Overeenkomstig het Financieel Reglement had de Commissie op 30 juni 2019 de Raad en
het EP moeten informeren over de bevindingen uit de onafhankelijke evaluatie. Dit
gebeurde uiteindelijk op 25 maart 2020 middels een Mededeling. Navraag bij de Commissie
leert dat de evaluatie aanzienlijke vertraging opliep doordat er informatie van veel
verschillende bronnen nodig was, conclusies veelal getrokken moesten worden uit kwalitatieve
informatie en dat deze vervolgens weer getoetst moesten worden bij de Commissie en
de EIB. Deze zaken leidden ertoe dat de evaluatie op 5 november werd voltooid. Dit
was echter in de periode dat de nieuwe Commissie aantrad en zich eerst moest focussen
op de nieuwe EU-agenda voor de lange termijn, waardoor het informeren van de Raad
en het EP nog meer vertraging opliep. Zodra dit achter de rug was, leek het de Commissie
het meest efficiënt en transparant om de Raad zo snel mogelijk te informeren over
de evaluatie en haar oordeel in de vorm van een mededeling om zo snel mogelijk te
kunnen starten met de voorbereidingen voor de inwerkingtreding van het GVF in 2021.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat, nadat er onafhankelijk onderzoek
door derden is uitgevoerd, de Commissie met aanvullende argumenten komt om zichzelf
als meest geschikte partij voor het beheer van het GVF aan te wijzen. Vindt de Minister,
zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie, dat aan de bredere context van bevoegdheidsverdeling
op het gebied van openbare financiën van de EU reeds in de analyse van derden aandacht
besteed had moeten worden? Is de Minister met andere woorden van mening dat het aan
de onafhankelijke experts was geweest om met argumenten te komen die de Commissie
nu voor haar eigen geschiktheid aandraagt?
Conform artikel 212 van het Financieel Reglement moet in de evaluatie rekening worden
gehouden met de relevante technisch en institutionele criteria die worden gehanteerd
bij het vergelijken van vermogensbeheerdersdiensten, waaronder de technische infrastructuur,
een kostenvergelijking, de institutionele structuur, verslaglegging, prestaties, verantwoordingsplicht
en de deskundigheid van de Commissie en de EIB t.a.v. het beheer van voorzieningen.
De criteria gebruikt door het onderzoeksteam voor de evaluatie reflecteren de bovenstaande
juridisch vastgelegde criteria en zijn verder uitgewerkt in de study terms of reference.
De volgende beoordelingscriteria zijn door het onderzoeksteam gebruikt bij de evaluatie:
institutionele inrichting en governance, kosten, verantwoording en transparantie,
verslaglegging, capaciteit, expertise, technische infrastructuur, risicobeheer en
synergiën en performance. De bredere context van bevoegdheidsverdeling op het gebied
van openbare financiën in de EU maakt hier geen onderdeel van uit. Het kabinet steunt
de gebruikte criteria voor de evaluatie en kan tegelijkertijd de argumentatie van
de Commissie volgen. Het was achteraf gezien juister geweest als dit criterium ook
betrokken was bij de evaluatie. Het kabinet is dan ook kritisch op het gehele proces.
Bevindingen evaluatie
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet de bevindingen uit de evaluatie
naar de geschiktheid van de Commissie en de EIB voor het beheer van het GVF steunt.
Wat is het verschil in resultaat concreet geweest tussen de Commissie en de EIB? En
in hoeverre zijn de resultaten vergelijkbaar?
De leden van de CDA-fractie vragen hoe hoog de kostenbesparing is bij beheer door
de Commissie.
De bevindingen uit de evaluatie zijn online beschikbaar.4 Uit de evaluatie blijkt dat zowel de EIB als de Commissie op vrijwel alle bovengenoemde
criteria even goed scoren. Verschil zit echter in twee criteria: kosten en performance.
De verwachte kosten van het beheer van de GVF door de Commissie bedragen tussen de
4,8 en 6,3 miljoen per jaar, dit is lager in zowel relatieve als absolute termen dan
de verwachte kosten door de EIB (in termen van fees) van 9,9 miljoen per jaar.
De leden van de VVD-fractie vragen wat de voor- en nadelen van garanties zijn.
Het is volgens de Commissie de afgelopen jaren gebleken dat begrotingsgaranties een
effectief middel zijn om de beleidsimpact van beperkte overheidsmiddelen aanzienlijk
te vergroten. Zo zou elke euro uit de EU-begroting besteed aan het Investment Plan
for Europe hebben geleid tot 15,3 euro in private investeringen in groene, sociale
en economische projecten. Het kabinet onderschrijft de bevinding dat begrotingsgaranties
d.m.v. een hefboomeffect5 ervoor zorgen dat er extra publieke en private investeringen worden aangetrokken
en dat dit voordelig is gegeven beperkte budgettaire mogelijkheden. Het kabinet onderschrijft
de notie van de Commissie dat garanties wel voldoende weerbaar moeten zijn om eventuele
verliezen in investeringen op te kunnen vangen. Dit vereist een goed ontwerp van garantieprogramma’s
zodat eventuele verliezen niet de beschikbare voorzieningen overschrijden. Het kabinet
onderschrijft tevens de tweede waarborg die de Commissie schetst; namelijk een goed
beheer van de voorzieningen die in de EU-begroting zijn gereserveerd om tegemoet te
komen aan eventuele verzoeken om uitvoering van de begrotingsgarantie door uitvoerende
partners, zoals de EIB en de Nederlandse Ontwikkelingsbank FMO. Deze voorzieningen
voor de begrotingsgaranties, financiële bijstand en financiële instrumenten worden
aangehouden in het GVF.
De leden van de VVD-fractie vragen wat de voor- en nadelen zijn dat de Commissie zelf
het GVF beheert in plaats van het te delegeren aan de Europese Investeringsbank (EIB)?
En wat zijn daarvan de gevolgen? Ook voor (de rol van) de lidstaten?
Zoals hierboven reeds beschreven blijkt uit de evaluatie dat de Commissie betere resultaten
heeft geleverd tegen lagere kosten voor de EU-begroting dan de EIB. Het kabinet hecht
veel waarde aan kostenefficiëntie bij de besteding van EU-middelen. Daarnaast wordt
een groot deel van de garanties verstrekt aan de EIB; bij beheer door de Commissie
hoeven er geen acties te worden ondernomen om belangenverstrengeling bij de EIB te
voorkomen.
Er zijn geen gevolgen voor (de rol van) de lidstaten.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom er niet gekozen is voor gedeeld beheer (EIB
en Commissie)?
Uit de evaluatie blijkt dat er zowel voor- als nadelen kleven aan gedeeld beheer.
Mogelijke voordelen zijn risicodiversificatie en het handhaven van interinstitutionele
concurrentie om bureaucratie tegen te gaan. Mogelijke nadelen zijn de technische en
operationele moeilijkheden. Bij gedeeld beheer zouden er complexe afstemmingsprocessen
nodig zijn voor boekhoudkundige en prestatierapporteringsdoeleinden. Gedeeld beheer
kan vanuit operationele oogpunt omslachtig en kostbaar zijn. De Commissie bindt hier
vervolgens de conclusie aan dat de nadelen zwaarder wegen dan de voordelen en daarom
gedeeld beheer niet wenselijk is.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of de Europese Rekenkamer een oordeel
heeft over wie de beste beheerder zou zijn van het GVF en wanneer dat niet het geval
is het nuttig kan zijn om een advies aan de rekenkamer te vragen.
De Europese Rekenkamer (ERK) heeft geen oordeel gegeven over wie de beste beheerder
zou zijn van het GVF. De evaluatie is conform het financieel reglement (FR) reeds
uitgevoerd door een onafhankelijke partij. Dit is wat het kabinet betreft voldoende.
De ERK heeft wel een opinie6 uitgebracht ten tijde van de herziening van de financial regulation in 2018. Ten
aanzien van het GVF heeft de ERK destijds het belang van een effective provisioning rate onderstreept. In zijn algemeenheid zijn zowel de EIB als de Commissie onderwerpen
aan extern toezicht door de ERK wat betreft het vermogensbeheer van EU-middelen en
door particuliere auditors. Verder beoordeelt de ERK in haar jaarlijkse rapport de
gedegenheid van het financieel management in de EU, waaronder over het GVF (artikel 258
FR).
Ten slotte vragen de leden van de CDA-fractie of in de mededeling van de commissie
een evaluatiemoment na vijf jaar bevat ten behoeve van een eventuele herziening bij
het volgende MFK en wanneer dat niet het geval is de Minister dat in de Raad zal inbrengen.
Er is geen evaluatie voorzien t.a.v. de beheerder van het GVF. Zoals hierboven eerder
vermeld is de Mededeling niet bindend en is dus de beheerder van alle voorzieningen
onder het GVF nog niet vastgesteld, dit vereist namelijk een juridische grondslag
in de vorm van aanpassing van het FR of via een bepaling in de nog lopende wetsvoorstellen
voor Invest-EU en NDICI.
De adequaatheid van de richtlijnen7 voor het beheer van het GVF wordt conform artikel 213 FR elke drie jaar geëvalueerd
door een onafhankelijke partij en de resultaten worden aan het EP en de Raad gestuurd.
Het kabinet steunt deze evaluatie. In de MFK-onderhandelingen pleit Nederland voor
een evaluatie van de onderliggende garantie-instrumenten, waaronder het EFDO+.
Relatie volgende MFK en herstelpakket
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie heeft voorgesteld om in
het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) meer gebruik te maken van garanties
en dat het GVF dient als «liquiditeitsbuffer» die de rest van de EU-begroting beschermt
tegen mogelijke verliezen die door begrotingsgaranties zijn gedekt. Waarom wordt met
deze mededeling vooruitgelopen op het eerstvolgende MFK?
Het GVF treedt in werking zodra het volgende MFK inwerking treedt (artikel 282 (3G)
FR). Het Financieel Reglement (FR) van de EU-begroting is de «Comptabiliteitswet»
van de EU-begroting.
Het bevat de begrotingsregels die relevant zijn voor de totstandkoming, uitvoering,
besteding en controle op de EU-begroting. Daarnaast regelt het de bevoegdheidsverdeling
tussen de lidstaten, de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer ten aanzien van
de EU-begroting. Er is geen einddatum verbonden aan de FR. Er wordt niet per nieuw
MFK een nieuw FR onderhandeld. Het FR en de bijbehorende oprichting van het GVF maken
geen onderdeel uit van de MFK-onderhandelingen. Hiermee wordt er dus niet vooruitgelopen
op de MFK-onderhandelingen.
De Minister stelt dat, gegeven de huidige crisis, hij de gevolgen zal meewegen van
het voorstel in de verdere uitwerking. De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat
hiermee wordt bedoeld. Op welke manier zou de coronacrisis invloed kunnen hebben op
wie het voorzieningenfonds moet beheren, nu zowel door de Commissie als door Nederland
reeds is aangegeven dat de Commissie hiervoor de aangewezen partij is?
Zoals eerder vermeld zullen de voorzieningen van de EU-programma’s onder InvestEU
en NDICI onder het volgende MFK worden samengevoegd in het GVF. Op basis van het MFK-voorstel
van de Commissie van mei 2018 zou er 35 miljard euro aan vastleggingen in het GVF
stromen (15 miljard euro voor Invest EU en 20 miljard euro voor de External Action
Guarantee (EFDO+, het Garantiefonds voor Extern Optreden en het Instrument for Macro-financial
Assistance). Op basis van het aangepaste MFK-voorstel inclusief herstelstrategie (27 mei
jl.) worden InvestEU en NDICI uitgebreid en wordt een Solvabiliteitsfonds (SSI) opgericht.
Hiermee zou de omvang van het GVF naar verwachting toenemen tot een bedrag van circa
80 miljard euro. Volgens de Commissie zal de grotere omvang van de instrumenten naar
verwachting weinig betekenen voor de uitvoering van het asset management. Een van
de evaluatiecriteria was de capaciteit van de EIB en de Commissie om te kunnen opschalen
bij een vergroting van het GVF. Beide partijen waren hier volgens de evaluatie geschikt
voor.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven hoe het voorstel van de
commissie bijdraagt aan een meer transparant MFK.
Uit de evaluatie blijkt dat de Commissie (net als de EIB) goed scoort op het gebied
van transparantie van zowel naar de cliënt als naar publiek toe. In het geval van
portefeuilles die verband houden met begrotingsgaranties, zoals vereist door de relevante
verordeningen, brengt de Commissie verslag uit aan het EU-Parlement en de Raad. Voor
andere soorten portefeuilles levert DG ECFIN rapporten in overeenstemming met de vereisten
die zijn vastgelegd door de opdrachtgevers. Daarnaast bevatten de bijlagen bij de
jaarlijkse activiteitenverslagen8 en de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie9 openbaar beschikbare informatie. Dit leidt tot een transparanter MFK vergeleken met
de huidige situatie waarin over de veelvoud aan voorzieningen gerapporteerd wordt.
Het kabinet is groot voorstander van een transparant MFK.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier