Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ouwehand over het beschermen van dieren bij de verwachte hittegolven
Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het uitblijven van maatregelen om dieren te beschermen bij de verwachte hittegolven (ingezonden 18 mei 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 1 juli
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3068.
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat vorige zomer in de Nederlandse veestallen minstens 155.000 dieren
zijn omgekomen door oververhitting en dat daarnaast tijdens transporten nog meer dieren
zijn bezweken dan er gewoonlijk sterven tijdens transport?
Antwoord 1
Er zijn tijdens de hitteperiode verleden jaar inderdaad meer dieren gestorven dan
gebruikelijk is. Het exacte aantal dieren is mij niet bekend.
Vraag 2
Erkent u dat vanwege de grotere kans op hittegolven – waar deskundigen de afgelopen
jaren op wijzen – en die ook nu weer worden verwacht voor de aankomende zomer, het
risico zeer reëel is dat er opnieuw ernstig dierenleed zal ontstaan met hittestress
voor dieren en opnieuw grote aantallen dieren kunnen stikken in stallen of vrachtwagens?1
Antwoord 2
Met de grotere kans op hittegolven neemt de kans op welzijnsproblemen bij dieren ook
toe. Dat is ook de reden dat ik maatregelen tref zoals het verbieden van transporten
bij 35 graden of meer op Nederlands grondgebied en mijn inzet voor duidelijkere normen
in de EU-transportverordening voor lange afstandstransporten boven de 30 graden. Ook
sectoren investeren in extra kennis en informatievoorziening en praktische maatregelen
op dit vlak.
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat na de dramatische zomer van 2019 waarin tienduizenden dieren
door de hitte zijn omgekomen, u in antwoord op schriftelijke vragen van de Partij
voor de Dieren aankondigde dat u de hitteperiode zou evalueren en zou bekijken welke
stappen er kunnen en moeten worden gezet?2
Antwoord 3
In mijn beantwoording (Kamerstuk 3893) heb ik aangegeven dat door sectoren en door
mijn ministerie de hitteperiode zou worden geëvalueerd. Hier is uitvoering aan gegeven.
Uit de NVWA inspecties op bedrijven is gebleken dat er geen eenduidige oorzaak is
aan te wijzen voor de problemen op de betreffende bedrijven. De te nemen maatregelen
zullen dan ook per bedrijf verschillen. Dit is met sectoren besproken. Zoals ik in
mijn brief heb aangegeven ga ik onderzoeken of ik de regelgeving kan concretiseren
op het gebied van de alarmsystemen op het ventilatiesysteem en de noodvoorzieningen.
LTO heeft het initiatief genomen tot een plan over hitte op primaire bedrijven. Daarnaast
heeft de varkenssector een hitteprotocol ter beschikking gesteld voor varkenshouders.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat u met de verschillende sectoren heeft afgesproken dat er na
de zomer aangepaste sectorprotocollen zouden voorliggen?
Antwoord 4
Dat kan ik bevestigen. De geplande bijeenkomst in oktober 2019 is niet doorgegaan
vanwege het uitblijven van aangepaste sectorprotocollen. Door de Coronacrisis zijn
de overleggen over het nationaal plan tijdelijk opgeschort.
Op 13 en 20 mei heeft mijn departement bijeenkomsten georganiseerd waarbij het Nationaal
plan voor veetransport bij extreme temperaturen en de bijbehorende sectorprotocollen
aan de orde kwamen. Het nationaal plan en de bijbehorende sectorprotocollen zijn inmiddels
geactualiseerd en op 17 juni op de website van de NVWA geplaatst. De sectorprotocollen
van Vee en Logistiek Nederland en Transport en Logistiek Nederland, en die van de
Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV) zijn aangescherpt. Het protocol van
de Sectorraad Paarden is op 23 juni aangepast. Ik verwijs uw Kamer voor de inhoud
van de aanscherpingen naar het nationaal plan en de brief die ik u gelijktijdig met
de beantwoording van deze vragen toestuur.
Vraag 5
Waarom heeft u de Kamer nog altijd niet geïnformeerd over de stappen die sindsdien
zijn genomen om een herhaling van afgelopen zomer te voorkomen?
Antwoord 5
Ik verwijs uw Kamer naar de bijgevoegde brief.
Vraag 6
Betekent dit dat u niets heeft ondernomen? Zo nee, kunt u gedetailleerd uiteenzetten
welke actie u sindsdien heeft ondernomen, op welke momenten precies en wat de resultaten
daarvan zijn?
Antwoord 6
Ik verwijs uw Kamer voor het antwoord op deze vraag naar mijn bijgesloten brief.
Vraag 7
Kunt u zich herinneren dat u na afgelopen zomer constateerde dat de vrijwillige afspraak
uit het Nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen om bij 35 graden
of meer geen dieren meer te vervoeren lang niet door iedereen wordt nagekomen en dat
nog steeds niet alle sectoren bij dit Nationaal plan zijn aangesloten, waardoor bijvoorbeeld
de pluimveesector, die verreweg het grootste aantal dieren per jaar fokt en afvoert
naar de slacht, zelfs gewoon door is blijven rijden bij temperaturen boven de 35 graden?3
Antwoord 7
Dat kan ik mij herinneren. Daarom heb ik een verbod voor transport bij 35 graden of
meer ingevoerd.
Vraag 8
Kunt u uitleggen waarom u het toen door u aangekondigde wetsvoorstel om diertransporten
boven de 35 graden te verbieden nog altijd niet naar de Kamer heeft gestuurd en waarom
dit wetsvoorstel ook ontbrak in de lijst die de regering naar de Kamer heeft gestuurd
met wetsvoorstellen die wat het kabinet betreft nog voor de zomer hadden moeten worden
behandeld?
Antwoord 8
Het verbod wordt niet via een wetsvoorstel vastgelegd maar door middel van een beleidsregel.
Zoals aangegeven in mijn bijgevoegde brief treedt de Beleidsregel diertransport bij
hoge temperaturen op 2 juli in werking.
Vraag 9
Betekent dit dat u dat hiermee de kans heeft gemist om deze zomer effectief te kunnen
ingrijpen wanneer dieren worden getransporteerd bij meer dan 35 graden? Zo nee, komt
u met een spoedwet om het verbod op diertransporten bij een temperatuur van 35 graden
of hoger alsnog voor de zomer in te laten gaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
De Beleidsregel diertransport bij hoge temperaturen treedt op 2 juli in werking. Daarnaast
wil ik benadrukken dat de NVWA altijd, ongeacht de temperatuur, handhavend kan optreden
indien er sprake is van hittestress en lijden door vervoer onder warme omstandigheden.
Vraag 10
Kunt u bevestigen dat de NVWA onderzoek zou doen naar uitval van ventilatiesystemen
in stallen door extreme warmte?
Antwoord 10
Ik heb aangegeven (Kamerstuk 3893) dat bij een aantal stallen uitval van de systemen
in combinatie met de extreme warmte heeft geleid tot grote problemen en dat de NVWA
deze bedrijven onderzoekt. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen eenduidige oorzaak
is aan te wijzen van deze incidenten.
Vraag 11
Is of wordt dit onderzoek uitgevoerd? Zo ja, wanneer is de NVWA daarmee gestart en
wat is of wordt er gedaan met de uitkomsten hiervan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Zie het antwoord op vraag 10.
Vraag 12
Hoeveel capaciteit was er vorig jaar beschikbaar bij de NVWA om controles uit te voeren
op warme dagen en hoeveel inspecties zijn er toen uitgevoerd?
Antwoord 12
In 2019 was er 2.000 uur beschikbaar voor controles op het vervoer van dieren op dagen
dat het nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen in werking is getreden.
Er zijn in 2019 126 inspecties uitgevoerd op dagen dat het nationale plan in werking
is getreden.
De NVWA voert op warme dagen daarnaast ook controles uit naar aanleiding van meldingen
over gevolgen van warmte op dieren. Dit is voornamelijk van toepassing op primaire
bedrijven. Deze meldingen worden risicogebaseerd opgevolgd. Er is niet vooraf te bepalen
welke capaciteit hiervoor beschikbaar dient te zijn, aangezien niet is in te schatten
hoeveel meldingen er hierover jaarlijks binnen zullen komen.
Vraag 13
Hoeveel capaciteit is er op dit moment beschikbaar bij de NVWA om (extra) controles
uit te voeren op warme dagen en te handhaven als het weer eens mis gaat?
Antwoord 13
Voor controles op het vervoer van dieren op dagen waarop het nationaal plan voor veetransport
bij extreme temperaturen in werking is getreden, zijn voor dit jaar 1.500 uur gereserveerd.
Binnen diverse afdelingen van de NVWA (o.a. klantcontactcentrum, inspectie en slachthuizen)
wordt er uit voorzorg rekening gehouden met weersvoorspellingen om zo nodig het aantal
medewerkers op te schalen.
Vraag 14
Hoeveel uren zijn er op dit moment binnen de NVWA beschikbaar voor controles op diertransporten
op warme dagen?
Antwoord 14
Zie het antwoord op vraag 13.
Vraag 15
Hoeveel uren zijn er op dit moment binnen de NVWA beschikbaar voor controles in stallen
op warme dagen?
Antwoord 15
Zie het antwoord op vraag 12 en 13.
Vraag 16
Is de NVWA van plan deze controles op hitte in stallen de komende maanden vooraf telefonisch
aan te kondigen zoals nu het beleid is tijdens de coronacrisis? Zo ja, hoe wordt er
voorkomen dat inspecteurs om oneigenlijke redenen afzien van een bezoek, bijvoorbeeld
doordat er telefonisch wordt gemeld dat er op de betreffende locatie iemand in quarantaine
zit, terwijl dit niet zo is?4
Antwoord 16
De NVWA houdt zich bij het uitvoeren van inspecties aan de richtlijnen van het RIVM.
Daarbij wordt veiligheid van zowel inspecteurs als ook dierhouders in acht genomen.
Er wordt vooralsnog inderdaad kort voor de inspectie telefonisch contact opgenomen
met de locatie om navraag te doen of er op de locatie COVID-19-patiënten in isolatie
of quarantaine zijn, tenzij er motiverende redenen zijn om dit niet te doen.
De NVWA is niet bevoegd na te gaan of er daadwerkelijk sprake is van aanwezigheid
van COVID-19-patiënten op de locatie.
Vraag 17
Is het waar dat de sector in het voorjaar standaard meer vleeskuikens fokt omdat ze
er op rekenen dat mensen bij barbecues, in de horeca en tijdens uitjes meer kippenvlees
gaan eten? Zo nee, hoe zit het dan?
Antwoord 17
De sector zal ongetwijfeld inspelen op de vraag vanuit de markt tijdens bepaalde perioden.
Vraag 18
Betekent dit dat er ieder jaar in deze tijd standaard sprake is van een hogere stalbezetting,
wat betekent dat de kippen in de stallen nog meer op elkaar gepakt zitten dan anders,
terwijl er in deze periode ook een grote kans is op warme dagen en dus hittestress?
Zo nee, kunt u uitleggen hoe de stalbezetting niet hoger zou worden bij een verhoging
van het aantal dieren dat wordt gefokt en vetgemest?
Antwoord 18
Er is een wettelijke grens aan de bezetting in de stal. De veehouder moet bekijken
of de gehanteerde bezetting in de betreffende stallen valt binnen de wettelijke eisen
en tevens of het verantwoord is en of bijvoorbeeld de ventilatie voor deze bezetting
ook tijdens warme perioden afdoende is.
Vraag 19
Kunt u bevestigen dat deze productieverhoging dit voorjaar is ingezet ondanks de coronacrisis?
Zo nee, hoe zit het dan?5
Antwoord 19
Zoals ik heb aangegeven in het schriftelijk overleg over COVID-19 en de mogelijke
relatie met dieren (Kamerstuk 28 286, nr. 1102) hebben sectoren vrijwillig productiebeperkende maatregelen genomen. Zo zijn vleeskuikenhouders
door de slachthuizen opgeroepen om niet de hoogste bezetting te hanteren aangezien
er minder vraag is naar vleeskuikens van een lager gewicht die doorgaans eerder worden
uitgeladen. In het I&R systeem zijn vooralsnog geen verschillen te zien ten opzichte
van voorgaande jaren, maar het is mogelijk dat dit pas later uit de cijfers blijkt.
Vraag 20
Betekent dit dat er op dit moment sprake is van een hogere stalbezetting, en dus meer
kippen op elkaar dan anders, omdat de verwachte stijgende verkoop van kippenvlees
uitblijft vanwege de coronacrisis, het annuleren van evenementen en het sluiten van
de horeca? Zo nee, hoe zit het dan?
Antwoord 20
Zie het antwoord op vraag 19.
Vraag 21
Hoeveel pluimveehouders hebben gehoor gegeven aan de oproep van pluimveeslachthuizen
om minder dieren in de stallen te storten om het overschot aan kippenvlees niet nog
verder op te laten lopen? Hoeveel vleeskuikens worden er op deze bedrijven nu minder
gehouden dan vorig jaar in deze tijd?6
Antwoord 21
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 19 zijn uit het I&R-systeem vooralsnog geen
verschillen te zien van voorgaande jaren. Het kan dat de effecten van deze oproep
pas later in de cijfers zijn terug te zien.
Vraag 22
Hoeveel pluimveehouders hebben juist meer dieren in hun stallen gestort omdat ze hopen
op extra afzet door barbecues, uitjes en evenementen?
Antwoord 22
Zie het antwoord op vraag 21
Vraag 23
Kunt u bevestigen dat een aantal vleeskuikenhouders standaard een deel van de kuikens
vervroegd naar de slacht stuurt om zo meer kippen te kunnen houden in de maximale
bezetting van 42 kilo per m2 en dat deze zogenaamde «uitladers» vervolgens als grillkippen worden verkocht?
Antwoord 23
Dat kan ik bevestigen.
Vraag 24
Heeft u gezien dat pluimveeslachterijen door de coronacrisis en de verminderde vraag
naar grillkippen veel minder tot geen «uitladers» willen slachten?
Antwoord 24
Een aantal persberichten hebben deze indruk gegeven. Navraag bij de sector leerde
dat slachterijen juist tijdig bij vleeskuikenhouders hebben aangegeven dat er wellicht
geen afzet voor de grillkippen zou zijn en dat zij dus aanraadden minder dieren op
te zetten.
Vraag 25
Erkent u dat de kans groot is dat kippen hierdoor de komende tijd nu nog meer op elkaar
gepakt zitten in de stallen, dat de maximale bezetting wordt overschreden en dat er
een verhoogd risico is op hittestress?
Antwoord 25
Hierover heb ik gesproken met de sector en deze heeft mij aangegeven dat dit niet
het geval is. Op het overschrijden van de maximale bezetting wordt toezicht gehouden
en gehandhaafd. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat hier sprake van is.
Vraag 26
Hoeveel uren zijn er op dit moment binnen de NVWA beschikbaar voor controles in vleeskuikenstallen?
Antwoord 26
In 2020 is 500 uur gereserveerd voor fysieke inspecties in vleeskuikenstallen. Daarnaast
is er nog 300 uur gereserveerd voor controles op afstand.
Vraag 27
Hoeveel vleeskuikenstallen (geen bedrijven) zijn er op dit moment in Nederland?
Antwoord 27
Op 20 mei jl. stonden er 2.449 stallen geregistreerd op 807 locaties waar vleeskuikens
worden gehouden.
Vraag 28
Onderschrijft u de wetenschappelijke vaststelling van de European Food Safety Authority
(EFSA) dat vleeskuikens door hun extreme gewicht waarop ze zijn doorgefokt hun warmte
niet goed kwijt kunnen en door hun snelle stofwisseling zelf meer warmte produceren,
waardoor ze al bij 25 graden last kunnen hebben van hittestress? Zo nee, kunt u met
wetenschappelijke rapporten onderbouwen dat het anders zou zitten?7
Antwoord 28
Het betreffende EFSA- rapport geeft als aanbeveling dat binnen containers waarin vleeskuikens
worden vervoerd, de bovenste temperatuurgrens 24–25 graden zou moeten zijn, uitgaande
van een relatieve luchtvochtigheid van 70% of hoger. Het is algemeen bekend dat vleeskuikens
sneller last hebben van hittestress dan ander pluimvee, of andere diersoorten. Ik
heb bij de Europese Commissie aangedrongen op duidelijkere regels en grenzen in de
transportverordening. Deze moeten gebaseerd zijn op wetenschappelijke inzichten, zoals
die van de EFSA.
Vraag 29
Erkent u dat vrije uitloop voor kippen, met beschutting en gelegenheid voor stofbaden,
de meest effectieve manier is om aan hun behoefte aan het vertonen van hun natuurlijke
gedrag tegemoet te komen, om hittestress te voorkomen en (daarmee) hun welzijn te
dienen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 29
Een vrije uitloop met beschutting en gelegenheid voor stofbaden kan de natuurlijke
omgeving het dichtst benaderen, afhankelijk van de inrichting. Dat wil niet per definitie
zeggen dat deze stalsystemen bij hoge temperaturen het beste zijn om hittestress te
voorkomen. Technische ventilatiesystemen zijn juist bedoeld om een goede kwaliteit
van de omgeving van de dieren te bewerkstelligen en het klimaat zo constant mogelijk
te houden.
Vraag 30
Bent u bereid deze vorm van vrije uitloop-huisvesting tot doel te stellen en een transitieplan
op te stellen waarin de pluimveehouderij binnen een bepaalde termijn moet voldoen
aan deze huisvestingsnormen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 30
Ik ben van mening dat de huisvesting moet zijn aangepast aan de dieren en niet andersom
en wil deze voorwaarden verder uitwerken in het kader van de verduurzaming van de
veehouderij. Dat wil niet per definitie zeggen dat alleen vrije uitloop-huisvesting
aan de behoeften van het dier tegemoet kan komen.
Vraag 31
Kunt u bevestigen dat varkens een relatief kleine hart- en longcapaciteit hebben in
verhouding tot hun spiermassa, wat warmteverlies via de ademhaling bemoeilijkt?
Antwoord 31
Varkens hebben inderdaad een relatief kleine hart- en longcapaciteit in verhouding
tot hun spiermassa. In hoeverre dat het warmteverlies via de ademhaling bemoeilijkt
is mij niet bekend.
Vraag 32
Onderschrijft u de wetenschappelijke vaststelling van EFSA dat bij vleesvarkens al
bij 27 graden Celsius hittestress optreedt8, met een versnelde hartslag, stijgende bloeddruk en versnelde oppervlakkige ademhaling
als gevolg? Zo nee, kunt u met wetenschappelijke rapporten onderbouwen dat het anders
zou zitten?
Antwoord 32
Bij 27 graden Celsius kan bij vleesvarkens hittestress ontstaan. Hoe varkens de warmte
ervaren is naast de temperatuur mede afhankelijk van andere factoren, waaronder de
relatieve luchtvochtigheid en de luchtsnelheid, die bepalen hoe het varken de warmte
ervaart.
Vraag 33
Kunt u bevestigen dat varkens niet kunnen zweten en van nature afkoeling zoeken door
in de modder te rollen zodat ze via verdamping warmte kwijt kunnen raken?
Antwoord 33
Varkens kunnen nauwelijks zweten. Van nature zoeken varkens afkoeling door de schaduw
op te zoeken, of een water- en of modderbad te nemen.
Vraag 34
Erkent u dat vrije uitloop, met beschutting en gelegenheid voor modderbaden, de meest
effectieve manier is om hittestress bij varkens te voorkomen, aan hun behoefte aan
het vertonen van hun natuurlijke gedrag tegemoet te komen en (daarmee) hun welzijn
te dienen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 34
Een vrije uitloop met beschutting en gelegenheid voor modderbaden kan de natuurlijke
omgeving het dichtst benaderen, afhankelijk van de inrichting. Dat wil niet per definitie
zeggen dat deze stalsystemen bij hoge temperaturen het beste zijn om hittestress te
voorkomen. Technische ventilatiesystemen zijn juist bedoeld om een goede kwaliteit
van de omgeving van de dieren te bewerkstelligen en het klimaat zo constant mogelijk
te houden.
Vraag 35
Bent u bereid deze vorm van vrije uitloop-huisvesting tot doel te stellen en een transitieplan
op te stellen waarin de varkenshouderij binnen een bepaalde termijn moet voldoen aan
deze huisvestingsnormen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 35
Ik ben van mening dat de huisvesting moet zijn aangepast aan de dieren en niet andersom
en wil deze voorwaarden verder uitwerken in het kader van de verduurzaming van de
veehouderij. Dat wil niet per definitie zeggen dat alleen vrije uitloop-huisvesting
aan de behoeften van het dier tegemoet kan komen.
Vraag 36
Bent u bereid om preventief te zorgen voor een lagere stalbezetting om hittestress
te voorkomen door af te kondigen dat in de zomer minder dieren in de Nederlandse stallen
mogen staan en dat daartoe vóór de zomer beperkingen worden gesteld aan de fok van
het aantal dieren? Zo nee, waarom niet en erkent u dat u door het achterwege laten
van preventieve regels de dieren in de Nederlandse veehouderij welbewust extra risico
laat lopen op hittestress, zeker nu vanwege de coronamaatregelen de kans groter is
dat dieren langer in de stallen blijven omdat slachthuizen minder dieren kunnen slachten?
Antwoord 36
Ik heb niet de wettelijke mogelijkheid om dierlijke sectoren productiebeperkende maatregelen
zoals een fokbeperking ter voorkoming van hittestress op te leggen.
Vraag 37
Bent u bereid de snelheid van de slachtlijn te verlagen, zodat er minder dieren hoeven
te worden aangevoerd en er minder fouten worden gemaakt die leiden tot vertraging
in het slachtproces en wachtende vrachtwagens vol dieren in de hitte? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 37
Uw Kamer heeft de gewijzigde motie van het lid Ouwehand aangenomen dat mij verzoekt
per direct de slachthuizen op te dragen de slachtsnelheid te verlagen. Ik zal uw Kamer
op korte termijn over de uitvoering informeren.
Vraag 38
Bent u bereid om een maximum te stellen aan de tijd die dieren moeten wachten bij
en in het slachthuis? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 38
Volgens de geldende EU-wetgeving moeten de slachthuizen zelf in hun standaardwerkwijzen
aangeven hoe ze invulling geven aan de dierenwelzijnseisen. De wachttijd bij slachthuizen varieert en het hangt onder andere af van
de omstandigheden bij het slachthuis waar ze moeten wachten en de betreffende dieren
wanneer dit problematisch wordt. Wat in de ene situatie acceptabel is, kan in een
andere situatie een ernstige inbreuk op het dierenwelzijn zijn. Mede hierdoor kies
ik er niet voor om een maximum aantal minuten of kwartieren voor te schrijven. In
het sectorprotocol van COV, wat nader ingevuld door de individuele slachthuizen, staat
het beperken van de wachttijd als mogelijke maatregel opgenomen.
Vraag 39
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de gebruikelijke termijn beantwoorden?
Antwoord 39
Dit is helaas niet gelukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.