Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie over reiskostenvergoeding voor basisschoolleerlingen ten behoeve van dansopleiding
31 293 Primair onderwijs
Nr. 542 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 2 juli 2020
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
                  opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
                  over de brief van 3 maart 2020 over de reactie op verzoek commissie over reiskostenvergoeding
                  voor basisschoolleerlingen t.b.v. dansopleiding (2020D08580).
               
De vragen en opmerkingen zijn op 27 maart 2020 aan de Minister voor Basis- en Voortgezet
                  Onderwijs en Media voorgelegd. Bij brief van 30 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.
               
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Verouden
Inhoud
blz.
                         
                         
                         
                         
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
3
                         
                         
                         
                         
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
3
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
               
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over reiskostenvergoeding
                     voor basisschoolleerlingen ten behoeve van een dansopleiding en hebben hierover nog
                     enkele vragen.
                  
Deze leden lezen dat de DaMu1-regeling alleen in een tegemoetkoming in de reiskosten voorziet voor leerlingen in
                     het voortgezet onderwijs. De vooropleiding balletacademie begint al rond het tiende
                     levensjaar. Deze kinderen, met door de balletacademie geïndiceerd talent, zitten dan
                     nog op de basisschool. Waarom is er in de opzet van de DaMu-regeling voor gekozen
                     dat er enkel een tegemoetkoming voor de reiskosten bestaat voor leerlingen die ingeschreven
                     staan op een DaMu-school of bij een hbo-vooropleiding dans of muziek? Welke bezwaren
                     zijn er om die regeling open te stellen voor basisscholen? Wat zijn de financiële
                     consequenties? Op welke manier kunnen we het mogelijk maken dat de DaMu-regeling ook
                     voor basisschoolleerlingen die de vooropleiding balletacademie volgen geldt?
                  
Deze leden kennen de beleidsregel LOOT2 waardoor jonge geïndiceerde topsporters in staat worden gesteld om de combinatie
                     onderwijs en topsport te maken. Het mooie aan deze beleidsregel is, dat er geen willekeur
                     kan ontstaan, omdat de indicatie van talent door de sportsector zelf gebeurt, namelijk
                     door de sportbonden op basis van eisen van NOC*NSF. Klopt het dat de LOOT-regel ruimer
                     is dan de huidige DaMu-regeling? Zo ja, hoe zorgen we ervoor dat leerlingen uit de
                     DaMu-regeling ook gebruik kunnen maken van de ruimere LOOT-regeling? Zo nee, waarom
                     niet? Daarnaast willen de leden weten welke operationele aspecten nodig zijn om de
                     kennis en expertise van de stichting LOOT in het begeleiden van geïndiceerde toptalenten
                     ook in te zetten voor de begeleiding van DaMu-leerlingen? Voornoemde leden onderschrijven
                     dat de stichting LOOT, door zijn jarenlange ervaring, veel expertise heeft opgebouwd
                     om geïndiceerde talenten te begeleiden. Op welke manier kunnen we deze expertise gebruiken
                     om een grotere doelgroep, naast sporttalenten, te begeleiden, bijvoorbeeld op het
                     gebied van dans en muziek? Kan de Minister een overzicht geven welke ondersteuning
                     topsporttalenten en talenten in dans en muziek momenteel kunnen krijgen vanuit scholen
                     en gemeenten op het gebied van bijvoorbeeld reiskostenvergoeding? Deze leden vragen
                     eveneens hoe de regionale spreiding is geborgd met de DaMu-regeling en de LOOT-beleidsregel,
                     zodat talent niet afhankelijk is van woonplaats om te kunnen ontwikkelen. Daarnaast
                     vragen deze leden welke mogelijkheden kinderen in het primair onderwijs momenteel
                     hebben om zich te ontwikkelen in muziek en dans, bijvoorbeeld om ervaring om te doen
                     in voorstellingen van professionele musicalproducties. Welke ondersteuning is er voor
                     hen beschikbaar, zodat zij ook de kans krijgen om hun volledige talenten te kunnen
                     benutten, zo vragen deze leden.
                  
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben de brief van de Minister gelezen en hebben daar
                     nog een enkele vraag over.
                  
Deze leden vinden het van belang dat kinderen vanaf jonge leeftijd, ongeacht hun achtergrond
                     of de financiële situatie van hun ouders, zoveel mogelijk ondersteund en gestimuleerd
                     worden door de overheid om hun talenten en kansen te benutten. Voornoemde leden constateren
                     dat door het gelimiteerde aanbod aan Nederlandse culturele (voor)opleidingen, sommige
                     kinderen ver moeten reizen om hun (voor)opleiding te kunnen doen. Wanneer deze kinderen
                     nog naar het primair onderwijs gaan, zijn zij niet in staat om op kamers te gaan of
                     aanspraak te maken op een studentenreisproduct, met als gevolg dat de reiskosten flink
                     kunnen oplopen. Deze leden maken zich zorgen of deze kinderen niet buiten de boot
                     dreigen te vallen. Deelt de Minister deze zorgen? Kan de Minister voorts toelichten
                     welke (financiële) regelingen, zoals Stichting Leergeld, bestaan voor kinderen die
                     naast dat zij het primair onderwijs volgen, ook nog een dans- of muziekschool (of
                     een vooropleiding hiervan) volgen? In hoeverre is er voor deze doelgroep de mogelijkheid
                     om aanspraak te maken op een reisvergoeding? Indien dit niet het geval is, waarom
                     niet?
                  
Voorts vragen bovengenoemde leden of de Minister kan aangeven welke lessen er geleerd
                     kunnen worden voor de ondersteuning van jonge talentvolle kinderen in culturele disciplines,
                     uit andere sectoren, zoals bijvoorbeeld de sport?
                  
Welke ondersteunende (financiële) regelingen, zoals Stichting Leergeld, bestaan er
                     voor kinderen tussen de 12 en 18 jaar die naast dat zij het voortgezet onderwijs volgen,
                     ook nog naar een dans- of muziekschool (of een vooropleiding hiervan) gaan?
                  
Is de Minister bereid te onderzoeken of de huidige regelingen voldoende toereikend
                     zijn voor deze doelgroep, en dan met name of er geen kinderen buiten de boot vallen
                     omdat zij een vooropleiding doen, en de Kamer te informeren over de uitkomsten, zo
                     vragen deze leden.
                  
II Reactie van de Minister van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
               
Ik dank de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor
                  hun inbreng en de gestelde vragen. Hieronder ga ik in op de vragen in de volgorde
                  van het verslag.
               
De leden van de VVD-fractie vragen waarom er in de opzet van de DaMu-regeling voor
                        gekozen is dat er enkel een tegemoetkoming voor de reiskosten bestaat voor leerlingen
                        die ingeschreven staan op een DaMu-school of bij een hbo-vooropleiding dans of muziek.
De Beleidsregel verstrekking DAMU-licentie VO en de Subsidieregeling reiskosten DAMU-leerlingen
                     gaat alleen over leerlingen die staan ingeschreven bij een hbo-vooropleiding dans
                     en muziek en op een DAMU-school. Het gaat dus alleen om toptalenten dans en muziek
                     die les krijgen in het vo en daarmee een reëel perspectief hebben om door te stromen
                     naar een dans- of muziekopleiding op hbo-niveau.
                  
Voornoemde leden vragen ook welke bezwaren er zijn om die regeling open te stellen
                        voor basisscholen en wat de financiële consequenties zijn.
Deze leden vragen ook op welke manier het mogelijk gemaakt kan worden dat de DaMu-regeling
                        ook voor basisschoolleerlingen geldt die de vooropleiding balletacademie volgen.
Ik ben voornemens een regeling op te zetten om ook een tegemoetkoming in reiskosten
                     voor dans- en muziekleerlingen in het primair onderwijs te kunnen realiseren. Om in
                     aanmerking te komen voor deze regeling zullen vergelijkbare voorwaarden gesteld worden
                     als bij de reiskostenregeling voor het voortgezet onderwijs. De regeling voor dans-
                     en muziekleerlingen in het primair onderwijs zal voorlopig twee jaar gelden. Daarna
                     wordt deze geëvalueerd.
                  
Met deze regeling geef ik uitvoering aan de motie van het lid Rudmer Heerema c.s.
                     die op 23 juni 2020 is aangenomen.3
Leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat de LOOT-regel ruimer is dan de huidige
                        DaMu-regeling. Indien dat het geval is, vragen deze leden hoe ervoor gezorgd kan worden
                        dat leerlingen uit de DaMu-regeling ook gebruik kunnen maken van de ruimere LOOT-regeling.
                        Indien dat niet het geval is, vragen deze leden waarom dat niet zo is.
De regeling Topsporttalentschool VO (voorheen de LOOT-regeling) is een regeling die
                     bedoeld is voor topsporttalentleerlingen met een officiële NOC*NSF status. Door de
                     aangenomen gewijzigde motie van het lid Rudmer Heerema4 kunnen ook niet-Topsporttalentscholen begin volgend jaar (uitgaande van de huidige
                     planning) een aanvraag indienen voor hun individuele topsporttalenten, zodat deze
                     topsporttalenten gebruik kunnen maken van de faciliteiten van de regeling Topsporttalentschool
                     VO. De verruiming van de mogelijkheden geldt alleen voor de individuele topsporttalentleerlingen
                     en niet voor de individuele dans,- en muziekleerlingen. De DAMU-regeling is van toepassing
                     op dans- en muziektalenten die een hbo-vooropleiding dans en muziek volgen. Deze regeling
                     is dus gekoppeld aan de inschrijving bij een vooropleiding. Hierin verschilt de DAMU-regeling
                     van de regeling Topsporttalentschool VO en de nieuwe mogelijkheid voor niet-Topsporttalentscholen.
                     Bij de DAMU-regeling zijn er overeenkomsten en afspraken over lesinhoud van de dans-
                     en muziekleerlingen tussen de DAMU-scholen en de hbo-instellingen dans en muziek.
                     Een voorwaarde in de huidige DAMU-regeling is namelijk de samenwerking tussen een
                     vo-school en een hbo-instelling dans en muziek. Deze hogescholen kunnen hierdoor hun
                     verantwoordelijkheid voor de inhoud van het vooropleidingstraject waarmaken. Zij hebben
                     de expertise op het gebied van dans- en muziekonderwijs. Bijkomend voordeel van de
                     samenwerking tussen vo-scholen en hbo-instellingen dans en muziek is dat docenten
                     van de hogescholen hierdoor ook zicht hebben op de schoolprestaties van leerlingen.
                     Volgens de hogescholen, zo blijkt uit de evaluatie, is dit een voordeel ten opzichte
                     van leerlingen van niet-DAMU-scholen die een vooropleiding volgen. Er zijn daarom
                     maximaal 12 DAMU-scholen, om zo de kwaliteit van het dans- en muziekonderwijs voor
                     toptalenten te bewaren. Het is dus niet wenselijk om de DAMU-regeling ruimer te maken.
                  
Daarnaast willen deze leden weten welke operationele aspecten nodig zijn om de kennis
                        en expertise van de stichting LOOT in het begeleiden van geïndiceerde toptalenten
                        ook in te zetten voor de begeleiding van DaMu-leerlingen.
Stichting LOOT is een stichting bestaande uit 29 Topsporttalentscholen. De stichting
                     en de Topsporttalentscholen zijn gericht op de optimale afstemming tussen topsport
                     en onderwijs. Stichting DAMU is gericht op de 12 dans- en muziekscholen met toptalenten
                     dans en muziek. De stichting DAMU heeft specifieke expertise opgebouwd op het gebied
                     van onderwijs aan toptalenten dans en muziek. Stichting DAMU is net zo goed als Stichting
                     LOOT in staat om haar expertise in te zetten voor haar leerlingen.
                  
De leden van de VVD-fractie vragen om een overzicht welke ondersteuning topsporttalenten
                        en talenten in dans en muziek momenteel kunnen krijgen vanuit scholen en gemeenten
                        op het gebied van bijvoorbeeld reiskostenvergoeding. Ook de leden van de D66-fractie vragen mij toe te lichten welke (financiële) regelingen,
                        zoals Stichting Leergeld, bestaan voor kinderen die naast dat zij het primair onderwijs
                        volgen, ook nog een dans- of muziekschool (of een vooropleiding hiervan) volgen. Tevens
                        vragen de leden van de D66-fractie welke ondersteunende (financiële) regelingen, zoals
                        Stichting Leergeld, er bestaan voor kinderen tussen de 12 en 18 jaar die naast dat
                        zij het voortgezet onderwijs volgen, ook nog naar een dans- of muziekschool (of een
                        vooropleiding hiervan) gaan.
Zoals ik hierboven heb aangegeven wordt er een regeling opgezet voor twee jaar om
                     ook een tegemoetkoming in reiskosten voor dans- en muziekleerlingen in het primair
                     onderwijs te kunnen realiseren. Voor het voortgezet onderwijs zijn er twee regelingen
                     beschikbaar, namelijk de DAMU-regeling en de regeling Topsporttalentschool VO. Voor
                     de DAMU-scholieren is er ook de regeling Reiskosten DAMU.5 Het NOC*NSF heeft een Talentvoorziening voor minder draagkrachtige topsporttalentleerlingen.
                     Daarnaast biedt het Jeugdfonds Sport en Cultuur ondersteuning door een bijdrage te
                     bieden aan sport- en cultuuractiviteiten. Dit fonds ondersteunt ouders met een kind
                     onder de 18 jaar. Hier kan een aanvraag gedaan worden voor een bijdrage voor sport-
                     en cultuuractiviteiten wanneer je als ouder een inkomen op minimumniveau hebt. Stichting
                     Leergeld werkt samen met plaatselijke stichtingen om sport, cultuur, welzijn en onderwijs
                     te vergoeden. Dit fonds is bedoeld voor kinderen van 4 tot 18 jaar. De Stichting Leergeld
                     ontvangt onder andere middelen van de gemeente. Het beleid wordt op lokaal niveau
                     bepaald en de middelen worden voor een groot deel door gemeenten ter beschikking gesteld.
                     Het Nationaal fonds Kinderhulp biedt financiële ondersteuning aan kinderen en jongeren
                     in armoede onder de 21 jaar op de gebieden ontwikkeling, ontspanning, basale zaken
                     en bijzondere zaken. Ook gemeenten hebben vaak mogelijkheden om minder draagkrachtige
                     ouders van talentvolle kinderen bij te staan.
                  
Deze leden vragen eveneens hoe de regionale spreiding is geborgd met de DaMu-regeling
                        en de LOOT-beleidsregel, zodat talent niet afhankelijk is van woonplaats om te kunnen
                        ontwikkelen.
Met het toewijzen van de DAMU-licentie voor de scholen is rekening gehouden met regionale
                     spreiding. Er zijn DAMU-scholen in Arnhem, Maastricht, Amsterdam (twee scholen), Rotterdam
                     (twee scholen), Enschede, Den Haag, Tilburg, Bergen op Zoom, Venlo, Groningen en Haren.
                     Deze DAMU-scholen hebben op dit moment zo’n 850 DAMU-leerlingen. Er is gekozen voor een beperkt aantal scholen om de expertise en kennis te
                     bundelen. Er zijn op dit moment 29 topsporttalentscholen in Nederland. Het aantal
                     topsporttalentleerlingen met een status op Topsporttalentscholen was in het schooljaar
                     2017/2018 3.493. Van alle topsporttalentleerlingen met een status in het voortgezet
                     onderwijs (5.099) zit bijna 70 procent op Topsporttalentscholen en de andere leerlingen
                     zitten op reguliere scholen.
                  
Voornoemde leden vragen welke mogelijkheden kinderen in het primair onderwijs momenteel
                        hebben om zich te ontwikkelen in muziek en dans en welke ondersteuning er voor hen
                        beschikbaar is. De leden van de D66-fractie geven ook aan dat zij het van belang vinden
                        dat kinderen vanaf jonge leeftijd, ongeacht hun achtergrond of de financiële situatie
                        van hun ouders, zoveel mogelijk ondersteund en gestimuleerd worden door de overheid
                        om hun talenten en kansen te benutten. Voornoemde leden stellen dat door het gelimiteerde
                        aanbod aan Nederlandse culturele (voor)opleidingen, sommige kinderen ver moeten reizen
                        om hun (voor) opleiding te kunnen doen. Zij geven aan dat wanneer deze kinderen nog
                        naar het primair onderwijs gaan, zij niet in staat zijn om op kamers te gaan of aanspraak
                        te maken op een studentenreisproduct, met als gevolg dat de reiskosten flink kunnen
                        oplopen. Deze leden geven aan zich zorgen te maken of kinderen in de basisschoolleeftijd
                        niet buiten de boot dreigen te vallen en vragen om een reactie.
De leden van de D66-fractie vragen mij in hoeverre er voor deze doelgroep de mogelijkheid
                        is om aanspraak te maken op een reisvergoeding. Indien dit niet het geval is, waarom
                        niet?
Voorts vragen de leden van de D66-fractie of de Minister kan aangeven welke lessen
                        er geleerd kunnen worden voor de ondersteuning van jonge talentvolle kinderen in culturele
                        disciplines, uit andere sectoren, zoals bijvoorbeeld de sport.
Zoals ik hierboven heb aangegeven, zal er een regeling worden opgezet voor twee jaar
                     om ook een tegemoetkoming in reiskosten voor dans- en muziekleerlingen in het primair
                     onderwijs te kunnen realiseren. Om in aanmerking te komen voor deze regeling zullen
                     vergelijkbare voorwaarden gesteld worden als bij de reiskostenregeling voor het voortgezet onderwijs.
                     De regeling voor dans- en muziekleerlingen in het primair onderwijs zal voorlopig
                     twee jaar gelden. Daarna wordt deze geëvalueerd. Daarnaast kunnen kinderen buiten
                     schooltijd, dicht bij huis muziek- of dansles volgen. Als de financiële situatie van
                     de ouders het niet toelaat om de kosten daarvoor te dragen, zijn er diverse stichtingen
                     die daar een oplossing voor bieden, zoals in de beantwoording hiervoor is aangegeven.
                  
Tot slot vragen leden van de D66-fractie of ik bereid ben te onderzoeken of de huidige
                        regelingen toereikend zijn voor deze doelgroep, en dan met name of er geen kinderen
                        buiten de boot vallen omdat zij een vooropleiding doen, en de Kamer te informeren
                        over de uitkomsten.
De DAMU-regeling en de regeling Topsporttalentschool VO zijn onlangs geëvalueerd.
                     Beide evaluaties gaven aan dat men over het algemeen tevreden is met de regelingen.
                     De Tweede Kamer is over deze uitkomsten eind vorig jaar geïnformeerd.6 Beide regelingen zullen binnenkort op kleine inhoudelijke en juridische punten worden
                     aangepast. Na vier jaar worden de regelingen dan weer geëvalueerd.
                  
Ondertekenaars
- 
              
                  
, - 
              
                  Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap - 
              
                  Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier