Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Wiersma en Aukje de Vries over het bericht “Onderzoeksinstituut Wetsus in Leeuwarden gehackt, hacker betaald in bitcoins”
Vragen van de leden Wiersma en Aukje de Vries (beiden VVD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Onderzoeksinstituut Wetsus in Leeuwarden gehackt, hacker betaald in bitcoins» (ingezonden 17 februari 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat), mede namens
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 30 juni 2020). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2296.
Vraag 1
Ben u bekend met het bericht «Onderzoeksinstituut Wetsus in Leeuwarden gehackt, hacker
betaald in bitcoins»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat heeft er precies plaatsgevonden bij het onderzoeksinstituut Wetsus met betrekking
tot de ransomeware-aanval?
Antwoord 2
Op maandag 3 februari heeft een niet geïdentificeerde hacker een ransomeware-aanval
uitgevoerd op Wetsus. Door de cyberaanval was tot en met 11 februari het netwerk en
de e-mailserver van Wetsus niet toegankelijk. Wetsus heeft op 3 februari direct actie
ondernomen en het incident gemeld bij de aangewezen instanties: de politie, de Autoriteit
Persoonsgegevens en het Nationaal Cyber Security Center. Na overleg met cybersecurity
experts heeft Wetsus de afweging gemaakt om losgeld te betalen.
Vraag 3
Worden er minimale veiligheidseisen gesteld op het gebied van cyberveiligheid bij
onderzoeksinstituten die een financiering vanuit de overheid ontvangen? Zo ja, wat
zijn die eisen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Het borgen van de (cyber)veiligheid is primair een verantwoordelijkheid van onderzoeksinstituten
zelf, uiteraard met inachtneming van de relevante wet- en regelgeving. Afhankelijk
van het onderzoeksinstituut kunnen er specifieke aanvullende eisen aan de (cyber)veiligheid
gesteld worden. Zo zijn de onderzoeksinstituten die onderzoek doen voor het Ministerie
van Defensie onderworpen aan de Algemene Beveiligingseisen Defensieopdrachten 2019
(ABDO 2019), waarin een heel hoofdstuk is gewijd aan cyberveiligheid. Deze eisen gelden
bijvoorbeeld voor de TO2-instellingen TNO, Marin en NLR.
Vraag 4
Ziet u aanleiding om voortaan minimale cyberveiligheidseisen te stellen aan onderzoeksinstituten
die financiering ontvangen vanuit nationale of Europese instellingen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 4
Nee. Cyberveiligheid is een verantwoordelijkheid van de onderzoeksinstituten zelf
en dient binnen de eigen bedrijfsvoering geregeld te worden. Defensie-gerelateerd
onderzoek vormt hierop een uitzondering. Via de Algemene Beveiligingseisen Defensieopdrachten
(ABDO) bestaat er een minimale set van eisen voor kennisinstellingen die onderzoek
doen voor het Ministerie van Defensie. Mijn ministerie is naar aanleiding van de incidenten
bij de Universiteit Maastricht en Wetsus in gesprek gegaan met de TO2-federatie en
andere onderzoeksinstituten om het veiligheidsbewustzijn te vergroten en de samenwerking
op het gebied van cyberveiligheid te verbeteren. Daarnaast zijn de gesprekken bedoeld
om verder te bezien hoe de rijksoverheid kan faciliteren dat onderzoeksinstellingen
ook in de toekomst beschermd blijven tegen cyberaanvallen en cybercriminaliteit.
Vraag 5
Heeft de ransomeware-aanval gevolgen voor de gelden die ontvangen worden uit Europese
programma’s, zoals Horizon 2020? Kennen deze programma’s minimale eisen van cyberveiligheid
die gevraagd worden aan ontvangers?
Antwoord 5
Horizon 2020 kent geen specifieke eisen met betrekking tot cyberveiligheid. Wel kent
het Kaderprogramma bepalingen rondom data-management (zoals de bescherming van persoonsgegevens)
en ethiek. Subsidieontvangers zijn verplicht persoonlijke data te verwerken onder
de geldende EU- en nationale databeschermingswetgeving. Een cyberaanval zelf heeft
geen directe gevolgen voor de bijdragen verkregen uit Horizon 2020-projecten. In de
projectrapportage zal de begunstigde moeten aangeven hoe is voldaan aan de geldende
voorwaarden en bepalingen. Er wordt van begunstigden verwacht dat zij in de rapportage
aan de Europese Commissie aangeven hoe zij met de gevolgen van een dergelijk incident
zijn omgegaan, met name in de context van bescherming van persoonlijke data. Wanneer
een beneficiant gebleken nalatigheid is te verwijten, heeft de Europese Commissie
de mogelijkheid over te gaan tot vermindering van de subsidie en/of beëindiging van
de Grant Agreement van de betrokken deelnemer.
Vraag 6
Wanneer en op welke manier bent u op de hoogte gesteld van de ransomeware-aanval van
onderzoeksinstituut Wetsus?
Antwoord 6
Op woensdag 5 februari heeft de directie van Wetsus telefonisch contact gelegd met
het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Gedurende de cyberaanval is er regelmatig
contact geweest.
Vraag 7
Op welke manier heeft u het onderzoeksinstituut Wetsus ondersteuning geboden bij het
verhelpen van de ransomeware-aanval?
Antwoord 7
Mijn ministerie heeft de directie van Wetsus direct geïnformeerd over de instanties
die kunnen adviseren in het geval van een cyberaanval. Wetsus heeft in dit gesprek
aangegeven de verantwoordelijke instanties benaderd te hebben en met politie en cybersecurity
experts reeds te werken aan een oplossing.
Vraag 8
Op welke manier heeft de ransomware-aanval van het onderzoeksinstituut Wetsus overeenkomsten
met die van de Universiteit Maastricht eind vorig jaar?
Antwoord 8
In beide gevallen is het netwerk ontoegankelijk gemaakt door een onbekende hacker
die het netwerk pas vrij gaf na betaling van losgeld.
Vraag 9
Hoeveel losgeld is er uiteindelijk aan de criminelen betaald? Hoe beoordeelt u de
keuze dat dit heeft plaatsgevonden? Van welke geld wordt dit betaald? Komt dit geld
direct uit de verstrekte subsidies?
Antwoord 9
Het kabinet is van mening dat er geen geld naar (cyber)criminelen toe moet vloeien.
Het is echter een eigen afweging van Wetsus geweest om losgeld te betalen. In overleg
met de politie heeft Wetsus verder geen details gegeven over de hoogte van het betaalde
bedrag. Wetsus heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat geïnformeerd
dat het losgeld is gefinancierd uit het eigen vermogen en niet uit ontvangen subsidies.
Vraag 10
Deelt u de mening dat het betalen van criminelen alleen maar hun businessmodel van
ransomeware steunt en dat overheidsgeld niet gebruikt moet worden om criminelen te
financieren? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om herhaling te voorkomen? Hoe
wordt hierbij rekening gehouden bij een eventuele aanvraag voor financiering van onderzoeksinstituut
Wetsus voor het jaar 2021? Zo nee, welke maatregelen gaat u desondanks nemen om herhaling
te voorkomen?
Antwoord 10
Het kabinet is van mening dat er geen losgeld aan (cyber)criminelen zou moeten vloeien.
Het borgen van de cyberveiligheid is echter een verantwoordelijkheid van kennisinstellingen
zelf. Desondanks zien we dat kennisinstellingen in toenemende mate worden geconfronteerd
met geavanceerde cyberdreigingen. Na het incident bij de Universiteit Maastricht heeft
het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aangegeven te verwachten dat
hoger onderwijsinstellingen zich bewust zijn van kwetsbaarheden en zo veel mogelijk
kennis delen, periodiek hun eigen systemen door experts laten controleren en bij een
effectieve aanpak van de digitale veiligheid rekenschap geven van de risico’s van
hun aanpak, zoals de risico’s bij een vergaande decentralisatie van de ICT-systemen.
Hogeronderwijsinstellingen zijn momenteel concreet bezig met maatregelen om dit te
realiseren. Naar aanleiding van de incidenten bij de Universiteit Maastricht en Wetsus
is mijn ministerie in gesprek gegaan met de TO2-federatie en andere kennisinstellingen
om te bezien hoe de samenwerking tussen kennisinstellingen kan worden verbeterd en
of er een rol ligt voor het ministerie om te faciliteren dat kennisinstellingen in
de toekomst beter beschermd zijn tegen cyberaanvallen en cybercriminaliteit.
Vraag 11
In hoeverre kan de hack van het onderzoeksinstituut Wetsus worden gelieerd aan de
waarschuwing van de AIVD dat het veiligheidsbewustzijn en de weerbaarheid van Nederlandse
kennisinstellingen onvoldoende zijn tegen risico’s van diefstal van onderzoeksbevindingen
vanuit landen zoals China?
Antwoord 11
Nederlandse kennisinstellingen zijn zich er van bewust dat naast de voordelen van
internationale samenwerking er ook risico’s bestaan op ongewilde kennisoverdracht
en de negatieve gevolgen hiervan. Het veiligheidsbewustzijn en de weerbaarheid van
Nederlandse universiteiten en hogescholen wordt gestimuleerd in het platform Integraal
Veilig Hoger Onderwijs. Dit platform is met steun van het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschappen ingericht door de Vereniging van Nederlandse Universiteiten
en de Vereniging Hogescholen. Hierin werken bestuurders en veiligheidsexperts van
hoger onderwijsinstellingen samen aan het stimuleren van veiligheidsbewustzijn door
het uitwisselen van kennis en kunde en het ontwikkelen van tools en handreikingen.
Op verzoek van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Buitenlandse
Zaken ontwikkelde het The Hague Centre for Strategic Studies de «Checklist voor Samenwerking met Chinese Academische en Kennisinstellingen». Daarnaast
is het Ministerie van Buitenlandse Zaken een traject gestart om te onderzoeken in
hoeverre aanvullende maatregelen gewenst zijn om ongewenste kennis- en technologieoverdracht
in brede zin via academisch onderwijs en onderzoek te voorkomen. In dit traject wordt
onder andere onderzocht of en zo ja op welke manier een brede kennisregeling kan worden
opgezet. Verder is mijn ministerie in gesprek gegaan met de TO2-federatie en andere
kennisinstellingen om te kijken hoe het veiligheidsbewustzijn en de samenwerking tussen
kennisinstellingen kan worden verbeterd en of er een rol ligt voor het ministerie
om te faciliteren dat kennisinstellingen in de toekomst beter beschermd zijn tegen
cyberaanvallen en cybercriminaliteit.
Vraag 12
Is er volgens u binnen kennisinstituten voldoende bewustzijn over het plaatsvinden
van spionage door China? Zo nee, wat gaat u doen om dit bewustzijn te vergroten? Zo
ja, welke maatregelen worden binnen deze instituten genomen?
Antwoord 12
De TO2- en NWO-instituten zijn zich er van bewust dat naast de voordelen van internationale
samenwerking er ook risico’s bestaan op ongewilde kennisoverdracht en de negatieve
gevolgen hiervan. Zowel de TO2-instituten als NWO (en KNAW) volgen daarom actief de
ontwikkelingen en de informatie van de rijksoverheid ten aanzien van kennisveiligheid.
NWO-I, de institutenorganisatie van NWO, neemt bijvoorbeeld deel aan het overleg van
het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen met het kennisveld over de
kennisveiligheid en mogelijke maatregelen. De door het Ministerie van Buitenlandse
Zaken en het The Hague Centre for Strategic Studies ontwikkelde Checklist voor Samenwerking met Chinese Academische en Kennisinstellingen
is hierbij zeer behulpzaam.
Vraag 13
Hoe helpt de Nederlandse regering kennisinstituten met het beschermen van hun kennis,
patenten, octrooien etc.? Wordt hier voorlichting over gegeven aan kennisinstituten?
Bestaan er, net zoals hij het MKB, subsidies voor cyberweerbaarheid voor onderzoeksinstituten?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Kennisinstituten kunnen gebruik maken van het juridisch instrumentarium om kennis
te beschermen en doen dat in de praktijk ook. Daarbij kan gedacht worden aan de octrooiwetgeving
en de wetgeving voor de bescherming van bedrijfsgeheimen. Bij gelegenheid van het
van kracht worden van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen (2018) heeft ook een voorlichtingscampagne
over het belang van een adequate bescherming van bedrijfsvertrouwelijke informatie
plaatsgevonden. Momenteel worden er geen subsidies voor cyberweerbaarheid verstrekt
aan kennisinstellingen. Uit de gesprekken met de kennisinstellingen zal moeten blijken
of deze meerwaarde zouden kunnen hebben.
Vraag 14
Op welke manier ontvangt het onderzoeksinstituut Wetsus financiering van de lokale,
nationale en Europese overheid? Hoe hoog zijn deze bedragen? Klopt het ook dat onderzoeksinstituut
Wetsus nog opzoek is naar financiering voor het jaar 2021? Wat gaat u (daarmee) doen?
Antwoord 14
In de periode 2016–2020 ontving Wetsus financiering vanuit het bedrijfsleven (3,5
miljoen per jaar), universiteiten (3 miljoen per jaar), NWO (0,5 miljoen per jaar)
en subsidies vanuit de rijkoverheid en de regio (6,5 miljoen per jaar, waarvan 4,75
uit de Zuiderzeelijnmiddelen). Daarnaast wordt jaarlijks ongeveer 1,5 miljoen aan
Europese middelen ingezet.
Het klopt dat Wetsus op zoek is naar financiering vanaf 2021, omdat de financiering
vanuit de zogenaamde Zuiderzeelijnmiddelen in 2021 ophoudt. Voor het bedrijfsleven,
de universiteiten, de regio en het Rijk is Wetsus een belangrijk kennisinstituut dat
toonaangevend onderzoek verricht op het gebied van watertechnologie en een belangrijke
bijdrage kan leveren aan het missiegedreven innovatiebeleid, met name binnen het maatschappelijke
thema Landbouw, Water Voedsel. In de in januari 2019 door NWO uitgevoerde evaluatie
van Wetsus wordt dit bevestigd. Vanwege het belang van Wetsus heb ik een groep van
experts en stakeholders ingesteld. Over hun advies heb ik uw Kamer op 4 juni jl. geïnformeerd.2 Ik heb hierin aangekondigd dat met de bij dit advies betrokken stakeholders afspraken
zijn gemaakt over een overbruggingsfinanciering voor de jaren 2021 en 2022. Voor de
jaren na 2021 wordt door de expertgroep een aantal kansrijke routes geschetst die
de komende tijd door Wetsus verder uitgewerkt zullen worden.
Vraag 15
Klopt het dat uit onderzoek, dat is uitgevoerd in opdracht van de Nederlandse Organisatie
voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), is gebleken dat het financieringsmodel van
onderzoeksinstituut Wetsus niet duurzaam is en dat een onafhankelijke commissie heeft
geadviseerd om het financieringsmodel minder afhankelijk te maken overheidsfinanciën?
Welke oplossing ziet u daarvoor, aangezien Wetsus is een belangrijk kennisinstituut
is?
Antwoord 15
Zie antwoord op vraag 14.
Vraag 16
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 16
Ja. Enkel de beantwoording van vragen 14 en 15 is samengenomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.